Thomas Campbell - My Big TOE (Theory of Everything)

Theoretisch natuurkundige
Lezing gehouden aan de University of Calgary, Alberta, Canada, op 23 sept. 2011
(te vinden op YouTube).

Dit is een gedeelte daaruit over de tweespletenproef en in verband daarmee zijn opvatting over subjectief en objectief.

Door de toestand van onbewustheid van zichzelf en de daarmee samenhangende vereenzelviging met dit bestaan, de 'onbewuste vereenzelviging' (zie Geestkunde, Hoofdstuk 7), verkeert de menselijke geest op aarde in een toestand, dat waarnemingen alleen kunnen worden gedaan door middel van de zintuigen. De buitenzintuiglijke waarneming beperkt zich hier tot de eigen innerlijke wereld en het geheugen. Door deze omstandigheid kunnen sommigen tot de slotsom komen, dat de stoffelijke wereld het enige is, wat er is. Dat is vooral duidelijk zichtbaar bij natuurwetenschappers; slechts 10% van hen neemt aan dat datgene, wat door hen 'het bewustzijn' wordt genoemd, een zelfstandigheid is die buiten het lichaam kan bestaan.
Onder dit aantal bevinden zich weinig biologen en fysiologen, begrijpelijk doordat zij zich voornamelijk met het lichaam bezighouden en daarin allerlei organen vinden, waarmee zij geestelijke verschijnselen menen te kunnen verklaren. Zij hebben daardoor bij hun redeneringen als uitgangspunt dat allerlei subjectieve zaken - de persoon, persoonlijkheid, gedachten, gedrag - een bijverschijnsel is van objectieve dingen - het lichaam en de hersenen, en in het bijzonder de 'neuronale activiteit' daarin.
Heel anders is het gesteld met natuurkundigen en in het bijzonder theoretisch natuurkundigen die werkzaam zijn op het gebied van de kwantummechanica: de leer van de eigenschappen en bewegingen van elementaire en subatomaire deeltjes. Zij houden zich bezig met de bouwstenen van de natuur en naderen daardoor de grens tussen de stoffelijke en geestelijke wereld, waarachter zich de Schepper van die natuur bevindt. Het is daardoor dat zij op zaken stuiten, die vanuit de klassieke natuurkunde - waar men nog niet gehinderd door diepere inzichten en gesteund door het gezag van Newton nog onbekommerd naar 'objectiviteit' kan streven - volstrekt onverklaarbaar zijn. Deze verschijnselen zijn zo vreemd en geheimzinnig, dat je er in hun geschriften meestal niet veel over leest. Men heeft er nu eenmaal voor gekozen alles in de natuur volstrekt objectief te willen beschouwen, zonder er bij stil te staan dat er een subject nodig is om de waarneming van een object mogelijk te maken, en negeert daardoor eenvoudig alles, wat niet met hun eenzijdige opvatting strookt.

Er zijn er echter die door hun bevindingen tot bezinning zijn gekomen en nu een volkomen tegengesteld geluid laten horen: volgens hen is er een objectieve én een subjectieve wereld, een 'fysieke' en een 'psychische', een buiten- en een binnenwereld - wat Jung reeds opmerkte en hij zei er ook bij, dat deze werelden gelijkwaardig zijn. Een theoretisch natuurkundige die dit door eigen paranormale ervaringen ook zo is gaan zien, is Thomas Campbell; hij geeft er lezingen over en heeft er een boek over geschreven: My big TOE (My big Theory Of Everything). Hij behandelt daarin o.a. de natuurkundige 'tweespletenproef'. Deze lichtproef werd het eerst uitgevoerd door Thomas Young in 1805 om te weten te komen of licht nu een golfverschijnsel is (volgens Huygens) of dat het deeltjes zijn (volgens Newton). De uitkomst van deze proef is de aanleiding geweest tot de ontwikkeling van de kwantummechanica.

Nu volgt een gedeelte uit de lezing van Thomas Campbell

[Algemene inleiding ...]
"We gaan ons met wetenschap bezighouden, met de Theorie van Alles waar Einstein aan werkte met zijn Unified Field Theorie. Er zijn echter twee theorieën van Alles, de kleine en de grote. De kleine beperkt zich tot de natuur en tot de objectieve natuurwetenschappen; de grote theorie is de kleine, maar aangevuld met het subject. Het subjectieve betreft ons bewustzijn, spiritualiteit, de betekenis van ons leven. De kleine theorie gaat over stoffelijke dingen, de grote ook over wie wij zijn, onze waarden, onze menselijke betrekkingen, de betekenis van ons bestaan. De grote theorie gaat over onszelf, de kleine over wat we niet zijn en daar zit minder onzekerheid in, en is daardoor gemakkelijke te bestuderen. De kleine gaat alleen over de fysica, de grote over fysica én metafysica. De wetenschap is er echter nog niet in geslaagd zo'n Theorie van Alles op te stellen. [...]
Nu gaan we ons weer met wetenschap bezighouden en in het bijzonder met de tweespletenproef. Deze proef is de meest uitgevoerde proef in de natuurkunde, zij wordt al 100 jaar over de hele wereld uitgevoerd door duidenden onderzoekers. Zij krijgen altijd dezelfde uitkomst, maar iedereen doet het steeds weer opnieuw, want niemand gelooft het en ze willen het daarom met eigen ogen zien."


"Wat we hier zien (afbeelding) is een scherm met twee spleten erin, de dubbele spleet. Als je op dat scherm licht laat vallen, liefst monochromatisch licht, dan gaat er licht door de ene en door de andere spleet, waardoor er aan de andere kant van het scherm twee lichtbronnen ontstaan. Het licht uit die twee bronnen interfereert met elkaar. Dat wordt veroorzaakt doordat het licht uit bron a een kortere weg naar punt c aflegt dan het licht uit bron b.
Wanneer de de beide afstanden ac en bc een aantal hele golflengtes groot zijn, dan komen er ook hele golflengtes in punt c aan. Doordat ze met elkaar overeenstemmen, ze zijn zogezegd 'in fase' en dan versterken ze elkaar. De golven en dalen komen overeen en je krijgt licht met een dubbele lichtsterkte doordat ze kunnen worden opgeteld. Als het verschil tussen de afstanden ac en bc een halve golflente bedraagt, dan zijn ze 'uit fase', de golf van de ene komt tegelijkertijd met het dal van de andere trilling aan. In dat geval doven de beide lichtstralen elkaar uit.
Op het tweede scherm, het detectiescherm in de vorm van een fotografische plaat, ontstaan daardoor lichtvlekken op de plaatsen waar de lichtstralen elkaar versterken, terwijl er op de plaatsen waar ze elkaar uitdoven, geen licht is te zien, daar blijft het donker. Zo ontstaat het zogenaamde interferentiepatroon van lichte en donkere vlekken. Het golfpatroon dat aan de andere kant van het detectiescherm is getekend, is een weergave van de hoeveelheid licht dat op die plaatsen is gevallen, of van het ontbreken van licht. In het midden valt het meeste licht doordat die plaats de kortste afstand is tussen de beide spleten en het tweede scherm.
Het feit dat dit interferentiepatroon ontstaat, kan alleen worden verklaard doordat lichtgolven elkaar versterken en uitdoven, wat betekent dat licht zich hier als een golfverschijnsel gedraagt."

"Einstein verklaarde een andere natuurkundige proef, het foto-elektrische effect, door aan te tonen dat licht gekwantificeerd (opgedeeld) moet zijn in 'pakketjes' elektromagnetische straling, kwanta genoemd. Een kwantum is een 'hoeveelheidje' straling en dat betekent, dat het licht zich nu als een dééltje gedraagt; zo'n deeltje wordt een 'foton' genoemd. Het deeltjeskarakter van licht is echter niet te rijmen met het interferentiepatroon van de tweespletenproef, want een deeltje vliegt rechtdoor en er zouden dan maar twee lichtvlekken moeten ontstaan op het detectiescherm.
Er ontstond een geheimzinnig probleem. Om dat te onderzoeken werd de tweespletenproef nu uitgevoerd met steeds maar één foton tegelijk, dus niet biljoenen fotonen in één keer zoals het tot dan toe werd gedaan, maar al die biljoenen fotonen één voor één. Toen de onderzoekers dat deden, veronderstelden ze dat ze twee rechte lichtstralen zouden krijgen, want ze stuurden nu immers steeds maar één foton, dus één deeltje op de spleten af. Wat ze echter kregen, was opnieuw het interferentiepatroon!"

"Deze proef werkt niet alleen met fotonen, maar ook met elektronen en waterstofatomen. Het werkte zelfs met een molecuul, het fullereen (buckybal) dat 60 koolstofatomen groot is en de vorm van een bolletje heeft. Alles gedraagt zich in de tweespletenproef als een golfverschijnsel. Het is dus een algemeen verschijnsel, altijd verschijnt het interferentiepatroon doordat er interferentie van golven ontstaat tussen de beide schermen.
Vreemd, niet waar?! Het was een groot probleem!
Men dacht, er moet iets aan de hand zijn met die spleten. Om te weten te komen wat er in de spleten gebeurde, plaatste men fotondetectoren in de spleten. Zo kon men nagaan wanneer een foton of een elektron door de spleet zou gaan. Toen ze de proef op deze wijze uitvoerden, ontstond er geen interferentiepatroon meer... maar twee rechte lichtstralen die twee lichtvlekken op het scherm vormden, dus: dééltjes! Als de detectoren uit werden gezet, ontstond een interferentiepatroon, maar kreeg men geen gegevens meer over wat er in de spleet gebeurde; werden ze aangezet, dan wist men wel wat er in de spleten gebeurde, maar kreeg men geen interferentiepatroon meer!
Iedereen was en is stomverbaasd. Het blijft iets onbegrijpelijks. Dat is er de oorzaak van dat alle onderzoekers de tweespletenproef herhalen en blijven onderzoeken, want deze proef laat zien dat onze werkelijkheid niet alleen objectief is. Wij leven niet in een uitsluitend objectieve werkelijkheid en ook de causaliteit is niet objectief. Een ingreep van de onderzoeker beïnvloedt de uitkomst van de proef op een onbegrijpelijke wijze!"

"De volgende afbeelding laat zien hoe men het probleem oploste. Men zei, een deeltje is geen deeltje, maar een 'golfdeeltje' (volgens de wiskundige de Broglie) met een bepaalde 'waarschijnlijkheidsverdeling'. Volgens deze opvatting bestaan er geen deeltjes, maar vormt het foton een 'waarschijnlijkheidswolk', het is a.h.w. over een bepaalde ruimte uitgesmeerd als een bolvormige wolk. Als zo'n wolk de beide spleten nadert, dan gaat die tegelijkertijd door beide heen en aan de andere kant van het scherm 'interfereert die wolk met zichzelf' en vormt zo het interferentiepatroon. Dat werd nu genoemd de 'waarschijnlijkheidsverdeling van het resultaat'. Het patroon gaf de waarschijnlijkheid weer dat op een bepaald punt op het scherm licht zou worden gevormd. Zo werd geprobeerd het probleem op te lossen, maar men schiep een nieuw probleem, want nu moet men verklaren dat er geen deeltjes zijn, maar 'waarschijnlijkheidsverdelingen'.


(Schrödinger ontwikkelde, naar aanleiding van de golf-deeltjestheorie van de Broglie een wiskundige vergelijking, de golfvergelijking, waarmee de 'golffunctie' kan worden berekend; dat is de statistische waarschijnlijkheid of de 'kansdichtheid' dat het elektron zich op een bepaald tijdstip ergens in de ruimte bevindt en in welke vorm het zich daar bevindt, deeltje of golf: de verwachtingswaarde. Deze vergelijking heeft zijn waarde in de praktijk bewezen en staat aan de basis van de kwantummechanica.)
Het taalgebruik werd nu dat je door het doen van een meting aan de 'waarschijnlijkheidsverdeling' van het foton, de golffunctie ervan verstoort en er een deeltje tevoorschijn komt. Als er eenmaal een deeltje is, moet het zich ook als zodanig gedragen."

"Maar niet alle wetenschappers konden geloven dat alleen maar het doen van zoiets als een meting aan het foton (dat de vorm van een 'waarschijnlijkheidsverdeling' had), dat dan die waarschijnlijkheidsverdeling zomaar verdween en er het foton als een deeltje zou ontstaan. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn bij de spleet en dat werd het 'meetprobleem' genoemd. Het meetprobleem omvat het vreemde verschijnsel dat als je een meting verricht aan het foton, dat dan de waarschijnlijkheidsverdeling verdwijnt en het deeltje verschijnt. Maar het is altijd een persóón, een subject, dat besluit om de meting uit te voeren, weliswaar door middel van een detector, maar daardoor ingrijpt in wat er bij de spleet gebeurt.
Het gaat om informatie. Als er informatie wordt ingewonnen door een meting, is er geen waarschijnlijkheidsverdeling meer maar een deeltje en als er geen informatie wordt gezocht is er een waarschijnlijkheidsverdeling. Het verschijnsel informatie is dus de sleutel om dit te begrijpen." [...]
"Het 'meetprobleem' is echter nog steeds niet opgelost, men is er nog steeds niet in geslaagd om te verklaren hoe het kan dat een meting aan een proces het zodanig verandert, dat er een totaal andere uitkomst wordt verkregen. Een meting kan een proces wat vertragen, maar hoe kan zij het proces zodanig verstoren dat er iets volkomen onverwachts gebeurt: het volledige verdwijnen van de waarschijnlijkheidsverdeling, een wezenlijk andere toestand dan het 'deeltje' dat daarvoor in de plaats verschijnt. Er zijn nu wel dertig verschillende verklaring die de ronde doen, maar niet één is afdoende. Nu doen ze de proef, stellen vast dat dat de uitkomst onbegrijpelijk is en laten het er verder bij."
Einstein (Duits natuurkundige) deed er de volgende uitspraken over in een brief aan de natuurkundige David Bohm op 28 okt. 1954:
"Als we eraan moeten denken dat een 'veld' kan worden verwijderd, dan blijft er geen ruimte over, doordat ruimte dan niet een onafhankelijk bestaan heeft."
"Het is nu duidelijk dat ruimte in de fysica, zoals het er nu voorstaat, niet iets is dat in de natuur bestaat of onafhankelijk is van het menselijke denken. Het is een functie van ons gedachtenpatroon (mind)."
"We moeten een mogelijkheid vinden om het ruimte en tijd continuum niet te hoeven gebruiken. Maar ik heb geen enkel idee van het soort van elementair concept dat we dan moeten gebruiken om een verenigd veld theorie op te stellen."
"De werkelijkheid is louter een illusie, zij het een illusie die blijvend is."

"Geleerden die werkten aan de kwantummechanica schreven:
Eugene Wigner, natuurkundige en Nobelprijswinnaar: "Het blijft opmerkelijk dat, hoe onze inzichten zich in de toekomst ook mogen ontwikkelen, de bestudering van de buitenwereld leidt tot de wetenschappelijke slotsom, dat de inhoud van ons bewustzijn de uiteindelijke universele werkelijkheid uitmaakt."
En Max Planck (Duits natuurkundige): "De wetenschap kan het uiteindelijke raadsel van de natuur niet oplossen, want waar we tot nu toe gekomen zijn, blijken wij zelf een deel te zijn van het geheim dat we trachten te ontdekken."
Zij zeiden dus dat de buitenwereld volkomen is verstrengeld met onze binnenwereld.

Niels Bohr (Deens natuurkundige) schreef: De gebruikelijke kijk op de wereld in termen van objecten die werkelijk in de buitenwereld bestaan, onafhankelijk van onze waarnemingen (de objectieve werkelijkheid), wordt volledig verstoord door het bestaan van kwantumverschijnselen."
En: " Als de uitkomsten van de kwantummechanica je nog niet diep hebben geschokt, dan heb je het nog niet goed begrepen."
Dit waren allemaal Nobelprijswinnaars, mensen die gewend waren ongebaande wegen te betreden. Volgens Brian Whitworth, schrijver van het boek The Physical World as a Virtual Reality, is het universum een virtuele werkelijkheid die wordt gevormd door het verwerken van informatie, een opvatting die wordt bevestigd door de uitkomsten van de moderne natuurkunde (kwantummechanica).
Hij wees erop dat de aanname van de werkelijkheid als een virtuele werkelijkheid de verkregen natuurkundige gevens beter verklaarde dan door te blijven vasthouden aan de newtonse aanname van het bestaan van een 'objectieve werkelijkheid'.
Doorbraken komen altijd vanuit de periferie, zij komen nooit uit het midden van de gevestigde orde, doorbraken komen van mensen die daarbuiten durven te gaan staan."
Andere uitspraken over kwantummechanica:
Richard Feynman (Amerikaans natuurkundige): "Ik denk dat we kunnen stellen dat niemand kwantummechanica begrijpt." En: "In de moderne natuurkunde weten we niet wat energie ís."
Roger Penrose (Brits wis- en natuurkundige): "Kwantummechanica is absoluut niet logisch."
Albert Einstein (Duits natuurkundige): "Als kwantummechanica klopt, betekent dat het einde van de natuurkunde als wetenschap."
Erwin Schrödinger (Oostenrijks natuurkundige): "Ik houd er niet van en het spijt me dat ik er ooit iets mee te maken heb gehad."
Vlatko Vedral (Brits natuurkundige): "Ik denk dat er niet zo iets is als klassieke natuurkunde of een klassieke wereld. Dingen gedragen zich min of meer klassiek onder sommige omstandigheden waarbij kwantumeffecten verdwijnen."
Werner Heisenberg (Duits natuurkundige): "Mijns inziens heeft de moderne fysica definitief in het voordeel van Plato beslist. Want de kleinste deeltjes van de materie zijn inderdaad geen fysische objecten in de gewone zin van het woord, het zijn vormen, structuren, of - in de geest van Plato - ideeën, waar men slechts in de wiskundige taal ondubbelzinnig over spreken kan."

"Het gaat om de werkelijkheid van het bewustzijn, dat is de grondslag van onze werkelijkheid. Dat bewustzijn is een digitaal informatie verwerkend systeem. Informatie is onstoffelijk en subjectief, wat betekent dat het bewustzijn onstoffelijk en subjectief is.
Informatie is betekenisvol, de inhoud, de boodschap, niet de media of de coderingen ervan. Om desymbolen van de codering betekenis te geven, de informatie te verkrijgen, is bewustzijn nodig. Voor het begrijpen van die informatie is en subjectieve interpretatie noodzakelijk en dat hangt altijd samen met een inieke, persoonlijke ervaring.
Ieder mens leeft in zijn eigen stroom van gegevens, dat is je persoonlijke werkelijkheid. Die werkelijkheid is subjectief, het is onze interpretatie van die gegevensstroom.
Het bewustzijn is een informatiesysteem en dat heeft een bepaalde orde en wanorde, de entropie. Hoe groter de mate van organisatie van dat informatiesysteem, hoe groter de orde en hoe lager de entropie. Wij ontmoeten overal entropie om ons heen. De meest effectieve manier om entropie te verlagen is de liefde. Het gaat om het uitwisselen van gegevens in persoonlijke betrekkingen en het gaat uiteindelijk om de ontwikkeling van liefde.
Het bewustzijn is een zichzelf veranderend systeem met het doel zich te ontwikkelen om zich aan de omgeving aan te kunnen passen. Het bewustzijn is een informatieverwerkend systeem dat zich ontwikkelt door de entropie in zichzelf en in de omgeving, te verlagen. Het is een toestand van zelfbesef en zelfomvorming dat zich ontwikkelt naar een toestand van verminderde wanorde, toegenomen orde.
Steeds moeten er keuzes worden gemaakt en de mens heeft daarin een zekere ruimte, de beslissingsruimte, een vrije keuze, de vrije wil. De keuzevrijheid is subjectief, persoonlijk."

"De eigenschappen van het bewustzijn zijn dat het een werkelijk, begrensd, groot en zichzelf omvormend complex is, waarin informatie wordt verwerkt. Het individuele bewustzijn ontwikkelt zich naar een toestand van verminderde entropie en naar een ontwikkeling van de eigenschappen en het bereiken van een hogere spiritualiteit.
De eigenschappen van het bewustzijn zijn: het is begrijpend, zelfbewust, in staat om te leren; het is met andere woorden het leven. Er bestaat opname van gevens, geheugen, verwerking door te vergelijken en te beoordelen, het stelt zichzelf doelen, het moet zich ontwikkelen om te voorkomen dat het ten onder gaat; het is zichzelf omvormend en zichzelf verbeterend. Dat waren al de eigenschappen van de allereerste eencelligen.
In feite zijn wij in de mensheid allemaal bezig, door wisselwerking met elkaar, ons bewustzijn te ontwikkelen. Met dat doel zijn wij aanwezig in deze stoffelijke wereld, wij zijn hier om ervaringen op te doen en zo ons bewustzijn te ontwikkelen. De wereld is een leerschool, een werkplaats om ons bewustzijn te laten opbloeien, een spel met vele spelers die met elkaar kunnen samenwerken en daardoor ervaring opdoen. We leren door keuzes te maken tussen al die ervaringen en zo maken we een ontwikkeling door.
Het bewustzijn is in feite een (subjectieve) machinerie die entropie (die ons vanuit de objectieve wereld tegemoetkomt) vermindert (we are an 'entropy reduction machine'), het bewustzijn groeit door wanorde in orde om te zetten." [...]


terug naar het literatuuroverzicht






^