Piet de Rooy - Ons stipje op de waereldkaart - Nederland als proeftuin voor beschaving


"De Nederlandse zelfstandigheid was vaak de speelbal van grotere landen."
Uitgeverij Nieuw Amsterdam - Wereldbibliotheek

Kennislink - vraaggesprek door Sander Clevers

Historicus Piet de Rooy betwist in zijn boek 'Ons stipje op de waereldkaart' de algemeen aanvaarde stelling dat ons land zich op een rustige, vredelievende en tolerante manier heeft ontwikkeld. Hij stelt dat de Nederlandse politieke cultuur is gevormd door middel van conflicten en toevalligheden, en dat de enige reden dat ons landje nog bestaat, is omdat de Europese grootmachten ons dat hebben gegund.
"Nederland dacht vaak te bewegen, maar werd bewogen," meent de Rooy. Zijn boek is genomineerd voor de Libris Geschiedenisprijs 2014.

Allereerst, waarom heeft u een boek geschreven over de politieke cultuur van Nederland, hier is toch al veel literatuur over verschenen?
"Men zegt wel eens 'history is an old man's profession'. Als je wat ouder wordt, heb je al zoveel gezien en gelezen dat je een zeker overzicht hebt verkregen. Dit geldt ook voor mij als historicus. Ik wilde samenvatten wat ik in de loop der jaren gelezen en bedacht had, en daarmee mijn stempel op bepaalde discussies drukken."

Wat is de belangrijkste conclusie uit het onderzoeksproject?
"De term 'politieke cultuur' wordt in veel verschillende disciplines op veel verschillende wijzen toegepast. Maar het is belangrijk om in ieder geval binnen de geschiedschrijving een vaste definitie van dit begrip te hebben. Dit vereenvoudigt het debat. De belangrijkste vernieuwing die in het boek naar voren komt is dat ik zo duidelijk mogelijk het begrip 'politieke cultuur' heb omschreven. De politieke cultuur beschouw ik als een geheel, waarin analytisch echter drie domeinen te onderscheiden zijn."
"Het eerste domein wordt gevormd door het politieke systeem met als kern de grondwet, het tweede wordt gevormd op het grensvlak van het particuliere leven, de staat en de markt en het derde kan worden aangeduid als de algemene houding van de bevolking."
"Ten tweede denk ik duidelijk te hebben gemaakt dat de eigenheid van de Nederlandse geschiedenis niet besloten ligt in begrippen als aardigheid, intelligentie en emotionele stabiliteit, maar dat het veel meer ligt in de omstandigheden waarin Nederland heeft moeten opereren in de loop der geschiedenis. Deze omstandigheden zijn namelijk grotendeels bepaald door
- de geringe omvang van ons land en
- de bijzondere plaats waar het ligt.
Hierdoor zijn we namelijk veel afhankelijker geweest van internationale bewegingen dan veel mensen denken."

U plaatst de politieke ontwikkelingen van Nederland in een internationaal kader en stelt dat Nederland niet bewoog, maar werd bewogen. Welke buitenlandse inmenging heeft u in uw boek beschreven?
"Dat begint al met de onafhankelijkheid van Nederland in 1813. We hebben destijds wel gedaan alsof we onszelf bevrijd hebben van de overheersing door Napoleon, maar we waren volstrekt afhankelijk van de Britse en de Russische strijdkrachten. Je kan eigenlijk zeggen dat de zelfstandigheid van Nederland bewaard is gebleven omdat geen van de ons omringende landen elkaar Nederland gunden."
"Zo wilde Engeland niet dat Frankrijk de beschikking kreeg over de gunstig gelegen havens van Nederland aan de Noordzee, of dat Pruisen in haar eenwordingsstreven Nederland zou annexeren. Omgekeerd wilden Frankrijk en Pruisen niet dat Engeland voet aan de grond zou krijgen aan het vaste land. We zijn dus eigenlijk gedoogd.
Dit gedogen werd voorgesteld als het resultaat van neutraliteit en daarmee van eigen inspanningen. De Eerste Wereldoorlog leek dat te bevestigen, de Tweede Wereldoorlog maakte aan die illusie een einde."

Hoe vindt u dat onze verhouding tot de Europese grootmachten er nu voor staat?
"Ik wijs in mijn boek op de tragiek van de omgang van Nederland met Europa. De vrede en welvaart die we na 1945 hebben gekend is moeilijk denkbaar zonder Europa, en het is tragisch dat in het voorjaar bij de Europese verkiezingen bleek dat de waardering daarvoor sterk is afgenomen. Veel mensen, waaronder een groot aantal politici, durfden niet aan te komen met een pleidooi voor Europese integratie.
Juist op dit moment, en dat is met de recente crises in Gaza en Oekraïne weer duidelijk geworden, wordt onze veiligheid niet meer beschermd door de afzonderlijke landen, maar door de Europese samenwerking. Het tragische hieraan is dat op het moment dat duidelijk werd dat we daarvan afhankelijk zijn, we als het ware vervreemd zijn geraakt van Europa."

In uw boek komt meerdere malen het thema van ongelijkheid naar voren. Bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen, elite en arbeiders en heersers en slaven. Heeft dit gevoel van ongelijkheid een grote rol gespeeld in de vorming van de politieke cultuur die nu in Nederland heerst?
"Het interessante daaraan is dat er een verschil is tussen woorden en daden. Op het moment dat aan het eind van de 18de eeuw de Franse revolutie en de Bataafse revolutie doorzetten, zie je dat de gelijkheid wordt verheven tot een van de belangrijkste idealen in de samenleving. Het is zelfs terug te vinden in de spreuk van de Franse Revolutie: Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap."
"Men sprak over gelijkheid en schiep met de andere hand ongelijkheid door bijvoorbeeld politieke gelijkheid te beperken tot de mensen die het 'verdienden'. Dit begrip werd wel steeds weer uitgebreid, zo zie je in de loop van de 19de eeuw dat vrouwen ook beschouwd worden als mensen die bijvoorbeeld het kiesrecht verdienen, maar aan de andere kant is er zelfs in de huidige maatschappij de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen niet geheel te verwaarlozen."
"Een ander belangrijk punt is de sociale ongelijkheid. Als deze snel groter wordt, zie je dat een aantal maatschappelijke problemen toeneemt. Een voorbeeld hiervan is de bankencrisis die ontstond omdat de beloningen van de bankiers enorm uit de hand liepen. De spanningen liepen op en daarmee nam ook de agressie toe, met alle gevolgen van dien. In dat opzicht is de 'exhibitionistische zelfverrijking' in de bankensector (en niet alleen daar) een ongelukkig maatschappelijk verschijnsel. Het is goed voor een samenleving om dit te beseffen."

U stelt in uw boek dat kleine landen als Nederland in feite een proeftuin der beschaving waren, en dat ze daarom mochten hopen dat ze bewaard zouden blijven voor de internationale machtspolitiek. Wat bedoelt u precies met deze proeftuin der beschaving?
"Hoe bewaart een onafhankelijk land zijn soevereiniteit? Dat is in principe alleen mogelijk als een land beschikt over militaire kracht. Omdat Nederland zo'n klein land is en was, hebben wij nooit zelfstandig een groot leger op de been kunnen brengen. Dat is een tijd lang gemaskeerd doordat Nederland betrekkelijk rijk was, en dus een beroep op huurlegers kon doen. In de loop van de achttiende eeuw gaat de financieel sterke positie van Nederland echter verloren. Vanaf dat moment kan Nederland alleen zijn onafhankelijkheid bewaren door middel van allianties. Dat vereist een besef van wat er in de omringende landen op politiek vlak gaande is, en schept een besef van afhankelijkheid."

"Dit besef van afhankelijkheid dringt pas goed door in het begin van de 19de eeuw. Als reactie op het feit dat wij als land geen internationale machtspolitiek willen en kunnen bedrijven, wilden wij in onze eigen samenleving laten zien dat je ook heel gelukkig kunt worden zonder machtspolitiek. In feite zag men Nederland als een proeftuin voor de beschaving. In 1864 schreef de historicus W.J. Hofdijk hierover: "Het is schooner het zedelijkste dan het machtigste volk der aarde te zijn".
Hier liggen de wortels van het idee dat Nederland een 'gidsland' is. Het is een klassieke manier om van zwakte een kracht te maken."

Piet de Rooy is een van de prominentste Nederlandse historici. De Rooy is een specialist op het gebied van de eigentijdse Nederlandse geschiedenis. Rond de eeuwwisseling was hij tevens voorzitter van de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming (beter bekend als commissie-De Rooy). Deze was ingesteld om het geschiedenisonderwijs in Nederland te verbeteren en stond aan de basis van het huidige onderwijssysteem.
Hij studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en van Amsterdam. Hij was van 1985 tot 2009 als hoogleraar Nederlandse geschiedenis verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.


terug naar het literatuuroverzicht






^