David Grumett - Teilhard de Chardins religieuze ervaring en visie

Christus in de op de materie gerichte wereld: Teilhard de Chardins religieuze ervaring en visie.
Door David Grumett (zie zijn persoonsbeschrijving onderaan)
Verschenen in Gammadelta, jrg. 1 nr. 1 - maart 2014; tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin
Vertaling door Henk Hogeboom van Buggenum (HvB)

Pierre Teilhard de Chardin
paleontoloog, filosoof, theoloog,
jezuïet en mysticus (1881-1955)
De tekst van de drie mystieke ervaringen zijn te vinden in L'Hymne de l'Univers onder het hoofdstuk Le christ dans la matière - Trois histoires comme Benson.

Inhoud

Inleiding
De religieuze ervaringen van Teilhard
Van gevoel tot betekenis
Herinnering en duur
De religieuze visie van Teilhard
De verlichting van de wereld
Conclusie


Inleiding
Door de brede verspreiding en vertaling van de postuum verschenen werken heeft Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) waarschijnlijk een grotere invloed gehad op het religieuze bewustzijn van na de oorlog dan enig andere theoloog. Dat neemt niet weg, dat hij zowel als theoloog, wetenschapper, mysticus en filosoof omstreden is. Hoewel men hem soms naar voren schuift als de profeet van een nieuw spiritueel tijdperk, bleef Teilhard gedurende zijn hele leven loyaal en gehoorzaam aan de Rooms-Katholieke Kerk. Ofschoon zijn werk vol rationele concepten en neologismen staat, blijft erin een diep gevoelde overtuiging meeklinken, dat er in de wereld meer is dan we kunnen kennen.
Vermeld dient te worden, dat Teilhard niet alleen religieuze ervaringen had, maar tevens de theologische vorming en verbeelding bezat om deze te interpreteren. In deze bijdrage breng ik het belang naar voren van de specifiek christelijke context van Teilhards religieuze ervaring bij de vorming en afronding tot een eenheid van zijn visie op de wereld. Allereerst besteed ik aandacht aan drie korte vermeldingen van specifiek religieuze ervaringen die hij in de loop van de maand oktober 1916 had, toen hij als hospitaal-soldaat dienst deed in het Franse leger in de streek rond Verdun in het noordoosten van Frankrijk, vermeldingen die zijn opgenomen in een bundel vroege geschriften onder de naam Hymne de L'univers. Voorts zal ik dan ingaan op de implicaties van deze ervaringen voor de bredere christelijke visie van Teilhard.

terug naar de Inhoud

De religieuze ervaringen van Teilhard
1. Zijn eerste vermelding daarvan genaamd Le tableau (Het schilderij) beschrijft een ervaring die plaatsvond in een kerk tegenover een afbeelding van Christus die zijn hart aan de mensheid aanbiedt. De omtrekken van de figuur van Christus, hoewel oorspronkelijk duidelijk omlijnd, waren ten dele vervaagd, en "het geheel scheen als het ware op te gaan (zonder evenwel te verdwijnen) in de rest van het schilderij. Het was alsof de vlakken die de figuur van Christus afgrensden van de wereld eromheen in één enkel vibrerend oppervlak samensmolten, waarna alle scheidingen wegvielen."
Deze transformatie begon op "één speciaal punt aan de buitenrand van het portret", maar "vandaaruit breidde ze zich uit over de hele omtrek." Vervolgens werd het hele portret in deze metamorfose betrokken, daarbij stralend "naar buiten toe tot in het oneindige." Door deze vibrerende atmosfeer heen "trokken van tijd tot tijd flitsen als fosforescerende slierten voorbij, hetgeen de indruk wekte van een voortdurende uitbarsting van licht uit de buitenste kringen van de materie en van een soort bloedstroom of zenuwstrengen dwars door het leven als geheel." Elk object in het universum behield niettemin zijn individuele karakter zodra de aandacht speciaal daarop werd gericht. Deze vibrerende beweging ging van Christus uit, maar bovenal van zijn hart.
De climax van het visioen was evenwel niet het hart van Christus, maar zijn veranderde gelaat, waarop "in een onbeschrijflijk iriserend schijnsel stervormig alle tinten van wat wij als schoonheid ervaren uitstraalden". Het centrum van deze straling lag verborgen in de ogen van Christus. Het vuur, dat erin opvlamde, veranderde dan in een "onuitputtelijke bron van complexiteit, waarin alle blikken die ooit een mensenhart wisten te verwarmen en weerspiegelen, samenkwamen." Deze verscheidenheid aan uitdrukkingen sloot zich geleidelijk in een wolk om één enkele blik te laten ontstaan, die - hoe ondoorgrondelijk ook - de creatieve vorm of idee van de ware schoonheid uitstraalde.

2. De tweede ervaring, in het hoofdstuk 'De monstrans' beschreven, vond eveneens plaats in een kerk, ditmaal tijdens een liturgische viering, voordat de hostie werd uitgestald in het vaatwerk, waaraan dit verhaal zijn naam ontleent. Om te beginnen was zo te zien alles normaal met de hostie. Echter, het oppervlak "begon zich geleidelijkaan als een olievlek te verbreden," al was het "vlugger en met meer lichtreflexie." De verbreding ervan ging gepaard met een suizend geluid of gezucht, waarbij haar witte gloed alle dingen omsloot, die nooit haar eigen vorm en uitwerking hadden omvat. Het "was niet zo, dat de karakteristieke omgeving erdoor werd uitgevaagd of dat van alles de natuur ging veranderen, maar de gloed drong door tot in de kern van alle voorwerpen, tot een niveau dat dieper lag dan het bestaan ervan zelf", als een "melkachtige glans, die het universum vanbinnenuit verlichtte" en alles deed ontstaan uit "dezelfde soort doorschijnend vlees". De hele wereld werd witgloeiend, gelijk een gigantische hostie doordrongen van een innerlijk licht.
Het gevolg van deze expansie van de hostie was een naar binnen toe gerichte beweging van aantrekking en samenballing, waarin "de witte bol alle dingen vanuit hun kern opslokte... en alle golven die ervan waren uitgegaan naar zijn eigen centrum toe trok." Echter, niet alle elementen werden in de hostie opnieuw verenigd: "Enkele weerspannige elementen in het universum bleven achter, buitengesloten, in de duisternis eromheen. Er was uiteraard nog iets dat hen verlichtte, maar dat was een herinnering aan verbruikt licht, bijtend, als gif; deze opstandige elementen brandden als toortsen of gloeiden als sintels."

3. De derde ervaring met als titel 'De pixus' was eerder een algemene en voortdurende impressie dan een "visioen in de strikte zin van het woord". Ze overkwam hem bovendien ook niet in een godshuis maar ergens in de loopgraven tijdens een korte gevechtspauze. Tijdens een meditatie over de kleine pixus (een meestal zilveren doosje waarin hosties worden bewaard), die hij onder zijn kleding aan een ketting om zijn hals droeg en die de hostie bevatte, werd "een ondefinieerbare en onoverkoombare barrière" ervaren tussen het lichaam van de drager en het lichaam van Christus in de pixus. Uiteindelijk heeft hij de pixus geopend en de hostie gegeten.
Ondanks het feit echter, dat de hostie nu was opgenomen in het lichaam, bleef deze erbuiten. De hostie leek ook daarna steeds te verschijnen als hij zich wat meer concentreerde en zich overgaf aan zijn wensen, zijn lichaam meer openstond voor goddelijke invloed, als hij zich meer dan daarvoor volkomen bewust was van de aantrekkende kracht van liefde, daarvoor terugweek, maar terzelfdertijd ook pogend deze te beantwoorden. De hostie kon in deze zin met het oog daarop niet worden gegeten. Evenmin kon zij fysiek worden aangeraakt. Het veroorzaakte daarvoor in de plaats een nieuwe differentiatie en complexiteit in vergelijking met de ontelbare andere levenservaringen.
Deze openbaring van de hostie als levende betrokkene bij het universum en ongrijpbaar geplaatst tussen Christus en het subject, bracht een gevoel van extase teweeg, die de voorheen zo ongrijpbare natuur onthulde van de onzichtbare kloof tussen de pixus en de dragende persoon. Deze kloof werd herkend als de hele tijdspanne, die de drager als subject in zijn volle duur en dichtheid nog te leven had, de periode die leidt naar zijn dood en opneming in het eeuwige lichaam van Christus. In La messe sur le monde (De mis op de wereld) reflecteert Teilhard langer over dit inzicht, dat een volmaakte vereniging met Christus pas in de dood bereikbaar is.

Genre en context
De hierboven samengevatte verklaringen worden voorgesteld als beschrijving van de ervaringen van een naamloze en op dat tijdstip overleden vriend, "wiens ziel intuïtief verbonden was met het leven als zodanig, het leven als eenheid van alle werkelijkheid, en wiens lichaam thans volgens zijn wens ergens in "de onontgonnen landstreek rond Thiaumont" verblijft. Zij zijn in weerwil hiervan duidelijk bedoeld om fundamentele aspecten van Teilhards eigen religieuze ervaring en visie naar voren te brengen, zoals deze bevestigd worden in veel van zijn andere geschriften. Om deze reden zal ik ze vanaf hier als de religieuze ervaringen van Teilhard zelf presenteren.
In vertrouwen deelt hij terloops aan zijn nicht Marguerite Teillard-Chambon mee: "Wat ik heb geschreven zijn eenvoudigweg beelden uit mijn fantasie, - waarin ik echter een groot deel van mezelf heb neergelegd." Door hier de 'indirecte onthulling' toe te passen heeft Teilhard bewust gekozen voor het genre van de short story, waarin Robert Hugh Benson schreef, de anglicaan die zich bekeerde tot het rooms-katholicisme en de zoon was van Edward Benson, de aartsbisschop van Canterbury. Vooral diens bundel The Light Invisible was zijn voorbeeld. De scheiding die Teilhard aanbrengt tussen de persoon en diens verhaal door de stem van een derde is echter meer dan stilistisch. De manier om indirect religieuze ervaringen te onthullen door de stem van een ander, veronderstelt dat een zekere privacy en onverwoordbaarheid behoren bij zijn religieuze ervaringen. Teilhard was kennelijk niet van plan om de drie essays te publiceren, toen hij vond dat hij ze moest delen met zijn zuster Marguerite-Marie en zijn nicht Marguerite Teillard-Chambon.

terug naar de Inhoud

Van gevoel tot betekenis
De eerste van de drie ervaringen kondigt een breuk aan in de filosofische en esthetische perceptie. Voordat de ervaring plaatsvindt, denkt Teilhard na over hetgeen de verschijning van Christus zou zijn in een visioen, hoe Christus daarin zou zijn gekleed en wat de aard van het verschil zou zijn, dat tussen hem en de gewone materiële objecten rondom hem bestaat. De ervaring begint onverwacht, als de ogen van Teilhard blijven rusten op het schilderij van Christus, die zijn hart aanbiedt aan de mensheid. De contemplatie over de persoon van Christus vindt bij hem zijn neerslag in een verandering van het rationele in het mystieke, een verheffing van het hypothetische naar de reële werkelijkheid.
Teilhard staat kritisch tegenover de empirische klassificatie, die door William James over de religieuze ervaring is ontwikkeld, met als argument dat de wijze van gewaarwording die James beschrijft niet bij uitstek spiritueel is. Wat Teilhard bedoelt te zeggen is, dat James strikt genomen het christelijk facet van de christelijke religieuze ervaring niet goed inschat als hij ervoor kiest om een algemene visie van de goddelijke aanwezigheid in de wereld tot uitdrukking te brengen.
Teilhard beschrijft deze religieuze epistemologie als "pantheïstische (kosmische) mystiek" omdat, aldus zijn bezwaar, ze erin tekortschiet het crucuale verschil aan te brengen tussen besef van betekenis en louter gevoel. In 'Het goddelijk milieu' geeft Teilhard in tegenstelling daarmee een helder onderscheid aan tussen 'le sens' (het besef van de betekenis) van de alomtegenwoordigheid van God en 'le sentiment' (het gevoel) van de alomaanwezigheid van God.

Het principiële verschil tussen deze twee belevingswijzen is dat 'le sens' een kwalitatief diepere gevoelslaag aanboort dan 'le sentiment'. Het laatste begrip zou weinig meer kunnen omvatten dan een slecht gedefinieerde stroom van hetgeen men empirisch of bij intuïtie ervaart van le sens. Teilhard drukt ons op het hart dat het de taak voor de katholieke traditie van religieus ervaren zou moeten zijn om "de onweerstaanbare drang te christianiseren die ertoe leidt de wereld te vergoddelijken". Le sentiment, zo bedoelt hij te zeggen, is voor die taak onvoldoende toegerust en daarmee niet in staat om veel waars te onthullen over de religieuze natuur, die zo heel anders is. Le sens daarentegen is het zintuig of het geestelijk vermogen dat "verlengt, nogmaals schept en de natuur overstijgt", "de natuurlijke smaak voor zijn", of in een equivalente zinsnede: "het besef van de betekenis een deel te zijn van het universum".

Teilhard beschrijft de verwerving van dit vermogen en de resultaten ervan, als volgt: "De perceptie van de goddelijke alomtegenwoordigheid berust in essentie op het zien, de smaak, dat wil zeggen, een soort van intuïtie met betrekking tot een zekere meerwaarde in dingen. Vandaar, dat deze niet rechtstreeks door een bepaald denkproces kan worden verkregen, netzomin als door een of andere menselijke kunstgreep. Ze is een gave zoals het leven zelf, waarvan zij ongetwijfeld de hoogste trap van volmaakte beleving vormt."

Hoe inspirerend le sens is, blijkt uit een reeks kenmerkende omschrijvingen: de vereniging van de ziel met de Godheid, de ontdekking van een persoonlijke en liefhebbende Oneindigheid, de verhoogde bewustzijnstoestand en het gevoel als van een openbaring. Allemaal manieren voor spiritueel voelenden om de vereniging van de ziel met God te beschrijven.

Voor Teilhard kan men door een religieuze afstemming begrip krijgen voor de samenhang in de complexe realiteit van het moment. Verhelderend is in dit opzicht de tegenstelling met de epistemologie van William Alston, die lid was van de Hervormde Kerk. Voor Alston ligt de mystieke beleving even direct en onproblematisch in de overeenkomsten tussen de ervaring door de mens van empirisch waarneembare objecten en die van God. Hij beschrijft deze als een "theorie van wat zich aan ons voordoet" (theory of appearing) en als "onbemiddeld", ja zelfs "naïef realisme". Voor Teilhard daarentegen ligt ze in de even complexe natuur van zowel de empirische als de spirituele ervaring: God verleent aan gewone stoffelijke zaken een fysieke samenhang en voorziet daarnaast eveneens in de mogelijkheid deze te onderkennen.

Een punt dat daarmee verband houdt en waarin de opvattingen van Teilhard en Alston eveneens uiteenlopen is de betrouwbaarheid van de zintuiglijke waarneming als basis voor aanspraken op waarheid. Wat - naar mag worden aangenomen - logisch volgt uit het "onbemiddelde realisme" van Alston zou zijn, dat God, als object van rechtstreekse spirituele perceptie, ook bestaat. In werkelijkheid wil Alston eenvoudig claims over de ervaring van God analyseren, waarbij hij in het midden laat of men van zijn bestaan kan spreken en of er al dan niet sprake is van een echte godservaring bij welke gelegenheid ook. In zijn hele studie heeft Alston het dan ook over de "vermoedelijke" beleving van God.
In het denken van Teilhard daarentegen wordt de spirituele ervaring mogelijk door goddelijke openbaring waarmee duidelijk wordt niet alleen dat God bestaat, maar ook dat hij in de wereld werkzaam is. Een religieuze bekering is in feite een omschakeling van de zinnen, waarbij door de genade "de ogen speciale gevoeligheid ontwikkelen". Teilhard beschrijft de "spirituele" zintuigen die daarbij ontstaan als een "mystieke gave", een "aanvullend" of "zesde" zintuig en een "goed oog voor".
Een spirituele beleving moet echter niet worden gezien als een geheimzinnig fysiek of psychisch vermogen. Wat Teilhard in gedachten heeft is een gedisciplineerde training van de zinnen door middel van traditionele christelijke deugden als zuiverheid, geloof en trouw - op zichzelf al een uiting van goddelijke inspiratie - om bij alles wat men doet Christus zichtbaar te maken in de wereld.

Het is inderdaad belangrijk om daarbij op te merken, dat de drie religieuze ervaringen van Teilhard die hier worden besproken specifiek christelijk zijn. De eerste ervaring bijvoorbeeld rond het portret van Christus die zijn hart aanbiedt aan de mensheid, vindt zijn oorsprong in de devotie van het Heilig Hart, die alom in de Rooms-Katholieke spiritualiteit van de negentiende eeuw werd gepraktizeerd, met name in Frankrijk en in de orde der jezuïeten. Dit vertegenwoordigde een meer organische en intieme plaats voor meditatie over het lijden van Christus dan het kruishout: sterker nog, in heel wat kunstzinnige afbeeldingen komt het Hart van Christus duidelijk in beeld als men er wat dichter op gaat staan. Toch geeft Teilhard met zijn visie van Christus als zijnde tegenwoordig in de wereld een radicaal andere wending aan de klassieke opvatting waarin het Heilig Hart de zonde van de wereld op zich neemt en boete doet.
Gevoel voor het spirituele verenigt mensen van verschillende geloofsovertuigingen ondanks de persoonlijke wijze waarop men dit beleeft. Teilhard gelooft, dat men religieuze mensen in twee categorieën kan indelen al naar gelang zij wel of geen gevoel hebben voor het numineuze. Deze indeling breekt dwars door de bestaande grenzen van de religies heen. Het kan zijn, dat een christen met een verhoogd mystiek bewustzijn zich meer vereenzelvigt met dit aspect in het soefisme en het tantrische hindoeïsme dan met traditionele christelijke vormen. Overeenkomsten kunnen worden vastgesteld tussen dit verschil en dat, wat Henri Bergson maakt tussen een 'statische' en een 'dynamische' godsdienst. Bergson kent deze categorieën per slot van rekening niet alleen aan het christendom toe als hij een gedetailleerde analyse geeft van het regeneratievermogen van de mystieke ervaring, dat inherent is aan "een dynamische godsdienst", waar ter wereld deze ook wordt aangetroffen.

terug naar de Inhoud

Herinnering en duur
Wat de drie verklaringen met elkaar verbindt, is de herinnering die in elk van de gevallen op een andere manier functioneert. In het tweede geval vindt de herinnering plaats door associatie met beelden: het aanzetten van de glazen bureaulamp, die zo ontworpen is dat het lijkt alsof hij vanbinnenuit verlicht wordt, voert tot het ophalen van de herinnering aan een dergelijk beeld waarbij de hostie in de monstrans wordt verlicht. De lamp wekt echter eveneens een autobiografische associatie op met die welke in het bezit was van Marguerite Teillard-Chambon in het internaat waarvan zij de directrice was. In dit geval vond de overpeinzing zijn neerslag in de religieuze ervaring door een combinatie van gevoel en herinnering.
De rol van de herinnering in de eerste ervaring verschilt daarvan. Daarbij - toen Teilhard stond voor de afbeelding van Christus - riep de uitdrukking op het gelaat van Christus zelf in zijn uiteindelijke ondefinieerbaarheid de herinnering op, die later weer opkwam bij de oogopslag van een stervende soldaat.

De oogopslag vervult met andere woorden een functie die lijkt op die van de bureaulamp, maar terwijl de bureaulamp louter een verbindende rol speelt doordat ze een analogie tot stand brengt met de hostie en zo de verbeelding prikkelt, wordt de blik in die ogen gezien als een directe ervaring, waarvan de betekenis overeenkomt met die van de uitdrukking op het gelaat van Christus. Deze verbinding van zien en herinneren is duidelijk geïnspireerd door de notie van Bergson dat gewaarwording en herinnering elkaar wederzijds beïnvloeden. Het is namelijk zo dat als we naar iets kijken, ons besef van wat de ruwe gegevens ons feitelijk over de wereld vertellen, wordt gevormd door een opeenvolging van gewaarwordingen van vergelijkbare zaken, die in verband daarmee volgens Bergson in een enkel moment zijn samengebald. Teilhard is zich bewust van het belang van dit beginsel voor de verbinding van specifieke religieuze ervaringen met een bredere religieuze wereldbeschouwing en met name voor het begrijpen van de rol van het onbewuste bij het in stand houden van deze verbinding.

In zijn verslag van de derde ervaring blijkt de herinnering te ontbreken, in weerwil van de diepe stilte die hart en geest in liefde verheft, ondanks zijn persoonlijke ootmoed, volgzaamheid, kinderlijke meegaandheid, spirituele overgave aan God en de zuivering van het hart. Dit komt niet door een gemis aan ontvankelijkheid bij hem, maar ligt veeleer in de aard van het object van zijn bespiegelingen.
Teilhard verklaart over de hostie: "Door me op mezelf terug te trekken en mijn wezen voortdurend te zuiveren, drong ik steeds meer en dieper erin door: maar ik was als een steen die vanaf een steile rotswand omlaagrolt zonder ooit de begane grond te bereiken. Zo klein als de hostie was, ik verloor mezelf erin zonder ook maar in staat te zijn er vat op te krijgen of ermee samen te vallen: het centrum ervan week achteruit, weg van mij, hoezeer het mij ook aantrok."

Teilhard vestigt hier de aandacht op nog een dimensie van de ongrijpbaarheid van de religieuze ervaring: niet de moeilijkheid om deze in de ik-vorm, de eerste persoon, te beschrijven, maar de intrinsieke onbereikbaarheid van de essentie ervan. Wat Teilhard met de pixus ervaart, vormt een eschatologisch 'nu maar niet opnieuw', dat hem voortdurend als werkelijkheid bijblijft, gescheiden van de voltrekking ervan in de toekomst door de kloof van de tijd als duur.
Deze scheiding is evenwel niet absoluut. Voor Bergson werd de tijd als duur gevormd door directe, heterogene bewustzijnsmomenten, waarin het verleden werd geprolongeerd naar het heden. Bij Teilhard echter is de wijze waarop we de wereld in ons opnemen een actief proces, dat als zodanig een verenigende functie heeft. Het ware zien onthult aan de mensen de nieuwe diepten van zin en doel, waarbij zij buiten de tijd als duur stappen, waarin zij volgens Bergson zitten opgesloten.

terug naar de Inhoud

De religieuze visie van Teilhard
De religieuze ervaringen van Teilhard waren in hoofdzaak visueel. Sterker, hij geloofde dat zien de belangrijkste zintuiglijke handeling was. In het begin van zijn werk 'Het verschijnsel mens' brengt hij met nadruk naar voren hoe belangrijk de plaats is die het zien inneemt voor de kennis van de mens:
"Zien. Daarin ligt - mag men wel zeggen - geheel het leven, zo niet als doel, dan toch als wezen. Méér zijn wil zeggen: meer één worden; dat is de samenvatting en slotsom van dit boek. Maar, zoals wij ook zullen vaststellen, de eenheid groeit slechts wanneer zij steunt op een toenemen van het bewustzijn, dat wil zeggen van het vermogen tot zien. Daarom juist valt de gehele geschiedenis van de wereld van het levende terug te brengen tot de ontwikkeling van steeds scherper ziende ogen te midden van een kosmos waarin steeds meer te onderscheiden is. Laat de volmaaktheid van een dier of de voorrang van het denkende wezen, zich niet afmeten aan het vermogen tot dóórdringen en samenvatten van hun blik?"

Teilhard schrijft, dat "God even diep en grijpbaar is als de atmosfeer waarin wij zijn ondergedompeld," en "erop uit, geheel volgens de logica van zijn scheppende intentie, zichzelf te laten zoeken en door ons te doen opnemen." Visuele beelden zijn de voornaamste middelen waardoor God zijn aanwezigheid in de wereld onthult, toegankelijker voor ieder dan de werking van andere zintuigen zoals die van tast, smaak en reuk.
De beschrijving van zijn ervaringen die Teilhard aan zijn nicht stuurt, als een "denkbeeldige fantasie", veronderstelt dat hij niet bepaald instaat voor de echte waarheid ervan. Het zijn in ieder geval geen gebeurtenissen, waarvan kan worden vastgesteld of ze al dan niet feitelijk hebben plaatsgevonden. De functie ervan is veeleer om fundamentele aspecten van Teilhards bredere religieuze visie naar voren te brengen. Teilhard laat doorschemeren dat deze en andere ervaringen hem erbij hielpen om zijn natuurlijke pantheïstische sympathieën te verzoenen met het christelijke geloof. Hij stelt: Als de christenen in laatste instantie "één worden met God", is deze eenheid niet bereikt door vereenzelviging: God, Die alles wordt, maar door de differentiërende en communicerende werking van de Liefde: God alles in allen - wat strikt genomen geheel in overeenstemming is met de traditioneel christelijke leer.
Teilhard roept de woorden van de schrijver van de brief aan de christenen van Efeze in herinnering, waarin over Christus wordt gezegd: "Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf - verheven boven alles - heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk." Dit thema van de eenheid in verscheidenheid staat centraal in de kosmologie van Teilhard. De materiële en spirituele eenwording van de wereld in Christus wordt alleen bereikt door de goddelijke kracht, die vanuit de transcendentie werkzaam is in de fysieke en psychische werkelijkheid.
God woont in het universum omdat God groter is dan het universum en niet omdat God daartoe kan worden gereduceerd. Teilhard zegt nadrukkelijk: "Waar de stofwolk van het geschapene, die gevitaliseerd is voor haar hoge vlucht door een bundel energiestralen en gelukzaligheid, de substantiële werkelijkheid intact zou laten, die elke mogelijkheid tot vervolmaking duurzaam in zich heeft, zouden de stralen teruggeleid worden naar de bron waaruit zij ontsproten."

Teilhard gelooft dat God verschilt van alles wat bestaat in de wereld en alles wat aan de wereld wordt meegedeeld. Hij maakt dit verder duidelijk aan de hand van de feiten, waarin Christus in alle drie de gevallen het brandpunt van de ervaringen is, die hij stuk voor stuk in een kerkelijke context heeft. De eerste twee vinden plaats in een kerk, en wel de eerste rond het portret van Christus en de tweede in de eucharistie, waarin Christus aanwezig is in het brood. De achtergronden ervan doen denken aan R.H. Bensons The Convent Chapel, waar het gebouw te klein is om de toestroom van mensen te bevatten, die op die ervaring afkomen.
Ook in de derde ervaring staat de hostie bij de eucharistie in het middelpunt. Waarom Teilhard de pixus draagt is bovendien gelegen in het feit, dat hij priester is en gevraagd kan worden om de communie uit te reiken aan soldaten in de gevechtslinie of aan anderen in het laatste uur. Dit lijkt daarom op een kerkelijke context, alhoewel deze niet wordt bepaald door de fysieke ruimte van een kerkgebouw. In feite drukt het derde verhaal in haar vorm het best de visie uit van de aanwezigheid van Christus in de hele wereld en niet alleen in religieuze gebouwen of in sacramenten. Er is sprake van een duidelijke groei naar die derde ervaring toe in vergelijking met de tweede, die werd ingeluid door een "speciale indruk van 'buitenaf'". Teilhard schrijft: "Mijn geest opende zich voor een nieuwe en hogere visie op de dingen... op een kosmos, waarin de dimensies van de goddelijke werkelijkheid, van de geest en van de materie, innig met elkaar waren vermengd."
Teilhards hele spiritualiteit is inderdaad doortrokken van het bewustzijn van de werkzame invloed van Christus op en in de wereld.

Niet alle gebieden in de wereld zijn echter op dezelfde wijze ontvankelijk voor de geweldige invloed van Christus. Dit wordt op een bijzondere wijze geïllustreerd in het hoofdstuk 'De monstrans', waarin bepaalde "opstandige elementen" er niet in slagen in het lichaam van Christus te worden opgenomen.
Teilhard zet dit deel van zijn ervaring naast dat van Benson, die een dergelijk beeld gebruikt om een meer tegenovergesteld standpunt van de relatie tussen Christus en de wereld te beschrijven, waarbij de "geest van de wereld" vereenzelvigd wordt met de Antichrist in de slotalinea's van de Lord of the World. Teilhard wil in tegenstelling daarmee het wezenlijk goede omarmen dat in de wereld krachtens haar aard aanwezig is en dat wordt gevormd en ondersteund door het werk van God. Alleen elementen die actief de verenigende liefde van God afwijzen, zullen naar zijn overtuiging uiteindelijk van God worden vervreemd.

terug naar de Inhoud

De verlichting van de wereld
In 'Le milieu divin' (Het goddelijk milieu) beschrijft Teilhard in metaforen van invallend licht hoe de transfiguratie van de materiële wereld zichtbaar wordt. Deze visie en de taal waarin zij wordt verwoord, vinden hun oorsprong in zijn vroege religieuze ervaringen. Hij schrijft over de luister (glans) van de wereld, de schittering (het schijnsel) en de gloed ervan. Ze is duizelingwekkend, lumineus, kristalhelder en als een krans van lichtstralen. In een vroeger werk ziet hij het universum "badend in het licht". Een voorstelling ook van vuur en brand blijft Teilhards verbeelding vasthouden: het mensdom leeft, zo stelt hij, "ondergedompeld" in de "brandende lagen" van het goddelijke en in "het levende licht" ervan. Ergens anders verwijst hij eenvoudigweg naar het universum dat in "lichterlaaie" staat.
Hij gebruikt deze beelden om de transformatie te beschrijven van het zichtbare oppervlak van het universum, en wel in bewoordingen die herinneren aan de eerste twee van zijn religieuze ervaringen, waarbij de oppervlakken van het schilderij van Christus en van de hostie in de monstrans getransformeerd werden.
Dat Teilhard metaforen uit het bereik van het zien, het visuele, gebruikt om de werkzaamheid en de aanwezigheid van het goddelijke in de wereld te beschrijven, is duidelijk geïnspireerd door Ignatius van Loyola. Elk jaar woonde hij gedurende acht dagen een retraite over diens gedachtegoed bij. In de Geestelijke oefeningen van Ignatius zijn meditaties opgenomen over het bereiken van de liefde, die Teilhard speciaal bewonderde.
Ignatius spoort de retraitant ertoe aan: "Zie God als levend in zijn schepselen: in de materie, door het bestaan eraan te geven; in de planten, door daaraan het leven te geven; in de dieren door hun bewustzijn te geven; in de mensen door ze uit te rusten met intelligentie."
Teilhard beschreef een dergelijke visie met het beeld van het vuur, zoals bijvoorbeeld in 'De mis op de wereld', waarin hij zegt: "De gloed heeft alles van binnenuit verlicht. Vanaf het hart van het minste atoom tot de energie van de meest universele wetten heeft hij zo natuurlijk ieder element, ieder onderdeel, iedere verbinding van onze kosmos, zowel individueel als in hun gezamenlijkheid overmeesterd, dat men zou kunnen geloven dat de kosmos spontaan is ontvlamd."

In deze visie is God actief werkzaam in de wereld, terwijl Hij deze beschermt en bezielt. Teilhards visie staat in scherp contrast met de innerlijk spirituele verlichting van de individuele ziel zoals die door Augustinus wordt omschreven in zijn De trinitate, waarin beelden van de Drieëenheid, zoals men die kan aantreffen in de zintuiglijke wereld, op zijn best worden voorgesteld als povere analogieën van de innerlijke verlichting van de ziel door God.
Dit introverte concept van de verlichting van de ziel heeft bij veel traditionele en eigentijdse spirituele schrijvers de boventoon gevoerd. Augustinus stelt een onverholen introspectief pad naar verlichting voor: "Laten we alle overwegingen erbuiten houden over zaken die we alleen kennen vanuit onze lichamelijke zintuigen en onze aandacht concentreren op hetgeen we hebben vastgesteld, dat iedereen met zijn geest en verstand zeker weet over zichzelf", met andere woorden, op eigen geheugen, intelligentie en wil.

Teilhard neemt zelf ook afstand van een bepaalde extreme opvatting van innerlijke verlichting. Bij het formuleren van zijn religieuze visie levert hij kritiek op de "verboden verdraaiingen van de leer" van de illuminati of Alumbrados, volgens wie de goddelijke wil rechtstreeks, volmaakt en vertrouwelijk zou kunnen worden meegedeeld aan de ziel, die zich houdt aan spirituele afzondering.
Ignatius van Loyola werd zelf valselijk beschuldigd van deze opvatting, die veroordeeld werd door de Spaanse Inquisitie. Teilhard tracht met zijn theologie van het zien precies dit soort excessen te voorkomen door spirituele verlichting deels te plaatsen in een publieke context. Door de spirituele zintuigen te richten op de wereld, wordt de persoon geroepen om deze te toetsen, in de woorden van Hugo Rahner: "... aan het concreet tastbare, het zichtbare en zelfs... het verstandelijk beredeneerbare."
Teilhard vindt dus een letterlijke zin terug in het zien als datgene, wat door God aan de menselijke ziel is gegeven middels objecten in de wereld die erbuiten liggen. Hij stelt vast: "Het vuur van de hemel dat ons verteert, bereikt ons in (en na) de omarming van de wereld."

De visuele beeldspraak daagt de excessief naar binnen gekeerde concepten van spirituele verlichting uit, die zowel door de historische spirituele traditie als door de hedendaagse belangstelling ervoor werden begunstigd. In het bijzonder kunnen daarmee beschrijvingen van religieuze ervaringen worden gegeven die uitstijgen boven de neoplatoonse notie van de ziel als spiegel van het goddelijke. De wereld wordt immers zelf nu de spiegel. Teilhard verklaart: "Voor zijn gevoelig geworden blik zijn wel de Schepper en in striktere zin (zoals weldra zal blijken) de Verlosser zodanig in de dingen ondergedompeld en uitgebreid dat, volgens de uitdrukking van de zalige Angela van Foligno, 'de wereld vol is van God'."
Op een andere plaats vat Teilhard de verklaring van Angela wat eenvoudiger samen: "God is alomtegenwoordig."
Niet alleen de ziel, maar de wereld zelf weerspiegelt de goddelijke gelukzaligheid: "Alles, in elk element en in elke gebeurtenis van het universum, is gedompeld in licht en warmte, alles wordt bezield en geschikt gemaakt voor liefde en aanbidding."
Teilhard bidt, dat hij de goddelijke aanwezigheid even compleet mag gewaarworden in zijn medemensen als toen, in de situatie, dat hij zich de ogen van Christus herinnerde in de blik van een stervende soldaat.

terug naar de Inhoud

Conclusie: ervaring, visie en realiteit
Teilhard beschrijft hoe een religieuze ervaring als een "vorm van scherper zien" een voorstelling van God mogelijk maakt. Het menselijke voorstellingsvermogen geeft beelden van de werkelijkheid van God door religieuze ervaringen, die de mens vervolgens gebruikt in zijn werk en handelingen om gestalte aan die werkelijkheid te geven.
Teilhard houdt vol dat het handelen niet zo maar een gewoonte is of een verandering van omstandigheden, maar een bewust nieuw begin, waarbij de goddelijke werkzaamheid actief en noodzakelijk is inbegrepen. Door middel van religieuze ervaringen brengt Christus zijn bedoelingen met de schepping over aan de mensheid. Dit stelt de mensen in staat om hun rol te spelen als verlichte medescheppers naast God. Om die reden zou de theologie van Teilhard zelf voorzichtig als 'mystiek' kunnen worden betiteld.

De religieuze ervaring en visie kondigen eerder de voltooiing aan van de stoffelijke werkelijkheid dan haar vernietiging en ze openbaren daarbij de ware spirituele betekenis van materiële wereldse zaken. De religieuze ervaring leidt niet tot een zich afwenden van de wereld, maar tot een actieve, levende betrokkenheid erbij.

Over de schrijver van dit artikel:
David Grumett is wetenschappelijk medewerker op het gebied van christelijke ethiek en praktische theologie aan de universiteit van Edinburgh, Groot-Brittannië. Hij is ook secretaris van de sociëteit voor de bestudering van de theologie, die open staat voor academisch geschoolde particuliere theologen.
Hij is de auteur van Teilhard de Chardin: Theology, Humanity and Cosmos (Peeters, 2005) en van vele andere publicaties over Teilhard.
Daarbij zijn inbegrepen artikelen in tijdschriften als Ecclesiology, the International Journal of Systematic Theology, New Blackfriars, Theology, en Zygon, hoofdstukken in From Teilhard to Оmеgа. Co-creating an Unfinished Universe, red. Ilia Delio (Orbis Books, 2014); Transhumanism and Transcendence: Christian Hope In an Age of Technological Enhancement, red. Ronald Cole-Turner (Georgetown University Press, 2011); en Philosophie, théologie, littérature. Hommage à Xavier Tilliette, SJ pour ses quatre-vingt-dix ans, red. Miklos Vetö (Peeters, 2011).
De bovenstaande tekst werd voor het eerst gepubliceerd in 2006 door het Religious Experience Research Centre in Lampeter, Wales.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^