Carl R. Rogers, Mens worden, deel 2

Oorspronkelijke titel: On becomming a person (1961)
Uitgeverij Bijleveld Utrecht, 1969, ISBN 90 61 31 230 2
De visie van een psychotherapeut op persoonlijke groei

Tweede deel Hoe kan ik helpen?
Ik heb een manier van werken gevonden die in de omgang met mensen veel constructieve mogelijkheden kan bieden.

Inhoud


Hoofdstuk II

Enkele hypothesen over het bevorderen van persoonlijke groei
In het nu volgende artikel probeer ik in een zo kort mogelijk tijdsbestek de beginselen van de psychotherapie samen te vatten, die uitvoeriger behandeld werden in mijn boeken 'Counseling and psychotherapy' en 'Cliënt-centered therapy'. Ik geef hier mijn visie op groei bevorderende relaties en de resultaten daarvan, zonder het veranderingsproces dat zich daarbij voortdoet, te beschrijven of te verklaren.

Geconfronteerd te worden met een mens die in moeilijkheden verkeert en die hulp zoekt en verwacht, is voor mij altijd een geweldige uitdaging geweest. Heb ik deze kennis, de middelen, de psychische kracht, de vaardigheid, kortom, beschik ik over datgene, wat dat ook moge zijn, dat nodig is om zo iemand te helpen?

Meer dan vijfentwintig jaar lang heb ik getracht dit soort uitdagingen het hoofd te bieden. Het heeft mij genoodzaakt uit elk element van mijn professionele achtergrond te putten: de rigoreuze psychometrische technieken die ik leerde aan de Colombia Universiteit. De orthodox freudiaanse opvattingen die gangbaar waren in het Instituut voor kinderbegeleiding; de voortdurende ontwikkeling op het gebied van klinisch psychologie waarbij ik nauw betrokken was; de korte perioden waarin ik beïnvloed werd door het werk van Otto Rank, door inzichten uit het sociaal psychiatrisch werk en door tal van andere groeperingen.
Maar voornamelijk betekende dat toch een telkens opnieuw lering trekken uit mijn eigen ervaring en uit die van mijn collega's van het Counseling Center in ons zoeken naar wat volgens ons doelmatige methoden zijn voor het werken met mensen in nood. Geleidelijk aan heb ik een werkwijze ontwikkeld die uit die ervaring gegroeid is en die onderzocht, verfijnd en veranderd kan worden door verdere ervaringen en door onderzoek.

terug naar de Inhoud

Een algemene hypothese
De verandering die zich in mij voltrok, kan ik in het kort samenvatten door te zeggen dat ik toen ik in mijn beroep werkzaam was, ik mijzelf de vraag stelde: "Hoe kan ik deze persoon behandelen of genezen of veranderen?", terwijl ik die vraag nu als volgt zou formuleren: "Hoe kan ik deze mens een relatie aanbieden, die hij kan gebruiken voor zijn eigen persoonlijke groei?"

Pas door de vraag op deze laatste manier te formuleren, realiseerde ik me dat al wat ik geleerd heb van toepassing is op al mijn intermenselijke relaties, en niet alleen in het werken met cliënten in moeilijkheden. Om die reden meen ik dan ook dat het mogelijk is dat de inzichten die ik verwierf en die ik als belangrijk ervoer, ook voor u van betekenis kunnen zijn, omdat we allemaal in intermenselijke verhoudingen verwikkeld zijn.
Misschien moet ik wel met een negatieve ervaring beginnen. Geleidelijk aan is het tot me doorgedrongen dat ik iemand die moeilijkheden heeft, niet kan helpen door middel van een intellectuele procedure of via een trainingsmethode.

Geen enkele benadering die zich verlaat op rationele kennis, techniek of op de aanvaarding van iets dat aangeleerd kan worden, is van enig nut.

Maar die methoden zijn zo verleidelijk en lijken zo direct, dat ik ze, in het verleden, veelvuldig beproefd heb. Het is mogelijk om aan iemand uit te leggen hoe hij is, om hem stappen voor te schrijven die hem vooruit moeten brengen, om hem stappen voor te schrijven die hem vooruit moeten brengen, om hem een bevredigender levenswijze aan te leren. Maar dergelijke handelwijzen zijn, naar mijn ervaring nutteloos en blijven zonder resultaat. Zij kunnen hooguit een tijdelijke verandering bewerkstelligen, die vrij spoedig weer verdwijnt, waarna de betrokkene meer dan ooit overtuigd is van zijn eigen tekortkomingen.

Het falen van een dergelijke benadering via het intellect heeft mij tot de erkenning gedwongen, dat verandering op basis van relationele ervaring tot stand komt.

Daarom zal ik nu heel kort en informeel enige essentiële hypotheses trachten te formuleren die betrekking hebben op een helpende relatie en die zowel door ervaring als door onderzoek in toenemende mate bevestigend schijnen te worden.

De algemene hypothese is als volgt in één zin samen te voegen: als ik een bepaalde soort relatie weet te scheppen, zal de ander in zichzelf de capaciteiten ontdekken om die relatie te gebruiken voor zijn eigen groei en dan zal er verandering en persoonlijke ontwikkeling plaatsvinden.

terug naar de Inhoud

De relatie
Maar wat is de betekenis van deze woorden?
Laat ik de drie hoofdbestanddelen van deze zin eens afzonderlijk beschouwen en proberen aan te geven welke betekenis die voor mij hebben. Wat kan er gezegd worden over die bepaalde soort relatie die ik graag tot stand zou willen brengen?

De eerste voorwaarde.
Ik heb ontdekt dat er van een relatie meer hulp uitgaat naarmate ik meer 'echt', meer mezelf kan zijn. Dat betekent dat ik me bewust moet zijn van mijn eigen gevoelens, voorzover dat mogelijk is, in plaats van een fa&cced;ade te tonen die heel anders is dan ik me op een dieper of onbewuster niveau in werkelijkheid voel.

Echtheid houdt tevens de bereidheid in om me in woord en daad naar de verschillende gevoelens en houdingen die er in mij leven, te gedragen en die ook te verwoorden. Alleen op die manier kan die relatie authenticiteit hebben en authenticiteit is als eerste voorwaarde voor een dergelijke relatie van het allergrootste belang. Alleen door hem mezelf aan te bieden zoals ik werkelijk ben, kan de ander met succes zoeken naar de werkelijkheid in zichzelf. Ik heb gemerkt dat dit zelfs opgaat, als ik gevoelens heb waarmee ik niet gelukkig ben of die me niet bevorderlijk lijken voor een goede relatie. Het is buitengewoon belangrijk om echt, waarachtig te zijn.

De tweede voorwaarde
Hoe meer ik de ander aanvaard en hoe meer als ik hem mag, hoe meer ik die relatie schep waarvan hij gebruik kan maken.

Met aanvaarding bedoel ik die warme aandacht voor hem als mens met een onvoorwaardelijke eigenwaarde, een waarde die hij bezit, onverschillig wat zijn conditie, zijn gedrag en zijn gevoelens zijn. Het betekent respect en genegenheid voor hem als een afzonderlijk mens en de bereidheid hem in staat te stellen zijn eigen gevoelens op zijn eigen wijze te beleven. Het betekent het aanvaarden en respecteren van zijn houding op dit ogenblik, onverschillig hoe negatief of positief die moge zijn, onverschillig ook hoe anders de houding moge zijn dan in het verleden. Dit voortdurend aanvaarden van elk wisselend aspect van de ander maakt de relatie voor hem warm en veilig; dit volledige vertrouwen, dit veilige gevoel als mens op prijs gesteld en gewaardeerd te worden, is een uiterst belangrijk element in de helpende relatie.

De derde voorwaarde
Ik vind het feit dat ik een voortdurende behoefte voel hem te begrijpen, kenmerkend is voor de relatie: een gevoelig inleven in alle gevoelens en uitingen van een cliënt zoals die op dat ogenblik voor hem waar zijn. Aanvaarden betekent niet veel, tenzij het begrip inhoudt.

Pas als ik de gevoelens en gedachten begrijp die u afschuwelijk of slap of sentimenteel of bizar toeschijnen, pas als ik die zie zoals u die ziet en zowel die gevoelens van u als uzelf aanvaard, pas dan voelt u zich werkelijk vrij om alle ervaringen te gaan verkennen. En die vrijheid is een belangrijke voorwaarde binnen die relatie. Het impliceert de vrijheid uzelf zowel op bewust als op onbewust niveau te onderzoeken, zodra u zich aan dit gevaarlijke zelfonderzoek durft wagen. Het houdt tevens in dat we afzien van elke evaluatie op morele of diagnostische gronden, omdat dergelijke evaluaties naar mijn mening altijd bedreigend zijn.

Op deze manier kan de relatie waarvan volgens mij hulp uitgaat, gekarakteriseerd worden door een soort doorzichtigheid mijnerzijds, waarin al mijn ware gevoelens overduidelijk zijn, waarin de ander als een uitzonderlijk mens met zijn eigen waardigheid aanvaardt wordt, en waarin een warm, empathisch begrip mij in staat stelt de wereld door zijn ogen te zien. Als er aan deze voorwaarde voldaan is, word ik de metgezel van mijn cliënt, die hem begeleidt in het beangstigend zoeken naar zichzelf, waartoe hij zich nu vrij voelt.
Ik ben echt niet altijd in staat om een dergelijke relatie met een ander tot stand te brengen, en soms als ik voel dat in mijzelf de voorwaarden voor die relatie geheel bereikt zijn, is de ander te bang om waar te nemen wat hem wordt geboden. Maar zelfs dan zou ik willen stellen, dat naar mijn mening steevast persoonlijke groei en constructieve veranderingen zullen plaatsvinden, als ik van mijn kant voldoe aan de beschreven voorwaarden en als de ander dit tot op zekere hoogte kan ervaren. En dat woord 'steevast' gebruik ik hier na ampele overwegingen.

terug naar de Inhoud

De motivatie voor verandering
Het tweede deel van mijn algemene hypothese was, dat de mens in zichzelf de vermogens zal ontdekken die hem in staat stellen deze relatie voor zijn groei te gebruiken.

Ik zal proberen iets aan te geven van wat dat voor mij betekent. Geleidelijk aan dwong mijn ervaring mij tot de conclusie dat de mens in zichzelf het vermogen en de neiging heeft steeds verder te groeien en als die groeikracht dan al niet duidelijk zichtbaar is, dan is die toch latent aanwezig. In een geschikte psychologisch klimaat wordt die sluimerende potentie gewekt, vrij gemaakt en tot werking gebracht. Het ligt duidelijk binnen het vermogen van de mens om die aspecten van zijn leven en van zichzelf te begrijpen, die hem pijn doen en hem een onbevredigend gevoel geven, een begrijpen dat verder doordringt dan de bewuste kennis die hij van zichzelf heeft, omdat ze zo bedreigend waren. Het wordt zichtbaar in de pogingen om zijn persoonlijkheid en zijn levenshouding zodanig te veranderen, dat die als rijper ervaren worden. Of men dat nu groeigericht noemt, innerlijke impuls tot zelfverwerkelijking of iets anders, het is de drijfveer van het leven en in de laatste instantie ook de tendentie waardoor psychotherapie mogelijk is.

Het is een oerdrang die in alle organisch en menselijk leven duidelijk aanwezig is - de drang tot uitbreiden, uitdijen, tot autonoom worden, tot ontwikkelen, tot rijpen - de tendentie om alle vermogens van het organisme tot uitdrukking te brengen en te activeren in die mate, dat deze dynamiek het organisme of het zelf in zijn geheel versterkt. Die tendentie mag begraven liggen onder dikke lagen psychische afweer, ze mag verborgen zijn achter zorgvuldig opgebouwde fa?ades die het bestaan ervan ontkennen, maar ik ben ervan overtuigd dat die kracht in iedereen aanwezig is en alleen maar wacht op de vereiste voorwaarden om zich vrij te maken en zich te uiten.

terug naar de Inhoud

De resultaten
Ik heb getracht de relatie te beschrijven die de basis is voor een constructieve verandering van de persoonlijkheid. Ik heb getracht de vermogens onder woorden te brengen die de mens inbrengt om die relatie vruchtbaar te maken.
Het derde deel van mijn bewering hield in, dat er dan verandering en persoonlijke groei zullen plaatsvinden.
Het is een veronderstelling mijnerzijds, dat in een dergelijke relatie de mens zowel op bewust als onbewust niveau zijn persoonlijkheid zodanig zal wijzigen, dat hij het leven beter aankan, er constructiever, intelligenter en prettiger mee omgaat en er ook meer bevrediging in vindt.
Hier kan ik verder de speculatie laten varen en een steeds aangroeiende hoeveelheid kennis, gebaseerd op degelijk onderzoek, aanvoeren.

Wij weten nu dat mensen die een dergelijke relatie beleven, ook al is dat dan maar gedurende een relatief beperkt aantal uren, blijk geven van een diepgaande en significante verandering in hun persoonlijkheid, houding en gedrag; veranderingen die in controlegroepen niet voorkomen. In een dergelijke relatie wordt de mens meer geïntegreerd en doelmatiger. Hij vertoont minder karakteristieken die gewoonlijk aangeduid worden met termen als 'neurotisch' of 'psychotisch' en hij vertoont meer de kenmerken van een gezond, goed functionerend mens.
Hij krijgt een ander zelfbeeld, omdat hij zich een werkelijkheidsgetrouwer beeld van zichzelf krijgt. Hij wordt veel meer degene die hij zou willen zijn. Hij slaat zichzelf hoger aan. Hij heeft meer zelfvertrouwen en weet beter wat hij wil. Hij heeft een beter inzicht in zichzelf, staat meer open voor zijn ervaringen en ontkent of onderdrukt die ervaringen minder. Hij is veel meer bereid anderen te aanvaarden en hij beschouwt de anderen als zijn gelijken.
Ook in zijn gedrag vertoont hij soortgelijke veranderingen. Hij wordt minder gefrustreerd door tegenslagen en spanningen en hij herstelt zich er vlugger van. Hij wordt rijper in zijn dagelijkse optreden zoals dat door zijn vrienden waargenomen wordt. Hij is minder afwerend, hij past zich beter aan en hij is beter in staat de situatie creatief tegemoet te treden.

Dit zijn enige veranderingen, die zich, zoals wij nu weten, voordoen bij mensen met een reeks counselingsgesprekken achter de rug hebben waarin het psychologisch klimaat de relatie die ik beschreef, benadert. Al deze beweringen zijn gebaseerd op objectieve bewijzen. Er moet nog veel onderzoek verricht worden, maar er bestaat geen twijfel meer aan het effect van een dergelijke relatie ten aanzien van persoonlijkheidsverandering.

terug naar de Inhoud

Verruiming van de hypothese
Voor mij is het opwindende van deze onderzoeksresultaten niet alleen het feit dat ze de doelmatigheid van een bepaalde vorm van psychotherapie bewijzen, ook al is dat dan geenszins onbelangrijk. Het opwindende schuilt hierin, dat deze bevindingen een ruimere hypothese met betrekking tot intermenselijke verhoudingen rechtvaardigen. Er is alle reden om te veronderstellen dat de therapeutische relatie slechts één vorm van intermenselijke verhoudingen is en dat dezelfde wetmatigheid alle sociale verhoudingen beheerst.

Men mag dus redelijkerwijs aannemen, dat als de ouder met zijn kind een psychologisch klimaat schept zoals wij dat beschreven, het kind dan veel meer zijn leven in eigen hand neemt, zich gemakkelijker zal aanpassen en rijper wordt.
In de mate waarin de docent een dergelijke relatie met zijn klas weet op te bouwen, wordt de student ook een leerling met eigen initiatief; hij wordt oorspronkelijker en toont meer zelfdiscipline, hij is minder angstig en minder afhankelijk van anderen.
Als de bestuurder, de militaire of industriële leider een dergelijk klimaat schept binnen zijn organisatie, dan zullen zijn stafleden veel meer eigen verantwoordelijkheid gaan dragen, dan zullen zij creatiever worden, beter in staat zijn nieuwe problemen aan te pakken en veel meer tot samenwerking bereid te zijn. Ik heb de indruk dat we een heel nieuw gebied van tussenmenselijke relaties zien opduiken waarin we kunnen aangeven dat bepaalde veranderingen zullen optreden, als we in onze innerlijke houding aan bepaalde voorwaarden kunnen voldoen.

terug naar de Inhoud

Conclusie
Tot slot kom ik nog even terug op een persoonlijke opmerking. Ik heb getracht u te laten delen in iets wat ik ondervonden heb, terwijl ik probeerde mensen in moeilijkheden, ongelukkige of slecht aangepaste mensen, te helpen. Ik heb de hypotheses geformuleerd die langzamerhand voor mij betekenis kregen, niet alleen in mijn relaties met cliënten in nood, maar in al mijn tussenmenselijke relaties. Ik heb erop gewezen, dat de kennis die we uit onderzoek verworven hebben, deze hypotheses steunt, maar dat er nog meer onderzoek nodig is. Ik zou nu de voorwaarden voor deze algemene hypotheses en de vermelde resultaten daarvan willen samenvatten.

Als ik een relatie kan scheppen die aan mijn kant gekenmerkt wordt door:
- echtheid en doorzichtigheid waarin ik mijn ware gevoelens blootgeef;
- de ander warmte te geven, te aanvaarden en te waarderen als een zelfstandig individu;
- een invoelend vermogen om zijn wereld en de persoon zelf te zien zoals hij die wereld en zichzelf ziet,

dan zal die ander in die relatie:
- die aspecten van zichzelf die hij voordien onderdrukt had, ervaren en begrijpen;
- merken dat hij meer geïntegreerd raakt en beter in staat is tot doelmatig functioneren;
- meer gelijkenis gaan vertonen met degene die hij graag zou willen zijn;
- meer zijn eigen weg gaan en meer zelfvertrouwen ontwikkelen;
- meer een eigen, unieke persoonlijkheid worden, meer in staat dit eigene tot uitdrukking te brengen;
- een ander beter begrijpen en aanvaarden;
- de problemen waarvoor het leven hem stelt, beter en gemakkelijker het hoofd bieden.

Ik ben van mening dat deze stelling opgaat, of ik het nu heb over mijn relatie met cliënten, met groepen studenten of leden van mijn staf, of over relaties met mijn gezin of andere familieleden. Volgens mij hebben we hier een algemene hypothese gevonden, die opwindende mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van creatieve, flexibele, autonome mensen.

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk III

De kenmerken van een helpende relatie
Ik heb lange tijd de vaste overtuiging gehad - je zou kunnen zeggen dat het een obsessie was - dat de therapeutische relatie slechts een verbijzondering is van tussenmenselijke relaties in het algemeen en dat dezelfde wetmatigheden ál dergelijke relaties beheersen. Dit was dan ook het thema dat ik voor mezelf trachtte uit te werken toen mij in 1958 gevraagd werd om in St. Louis een voordracht te houden voor een algemene vergadering.
In deze lezing komt de dichotomie (tweedeling) van objectief en subjectief duidelijk naar voren, de dichotomie die zo'n belangrijk ervaringsgegeven is van de laatste jaren. Ik vind het erg moeilijk om een lezing te houden die hetzij louter objectief, hetzij louter subjectief is. Ik vind het prettiger om deze beide werelden dicht naast elkaar te plaatsen, zelfs al kan ik ze niet volledig met elkaar in overeenstemming brengen.

Mijn belangstelling voor psychotherapie heeft bij mij belangstelling gewekt voor iedere helpende relatie.

Met deze term bedoel ik een relatie waarin tenminste een van de partijen de bedoeling heeft de groei, de ontwikkeling, de rijping van de ander te stimuleren, zijn functioneren te bevorderen, hem te helpen het leven beter aan te kunnen. De ander kan in dit verband staan voor individu of een groep.

Om het anders te zeggen: een helpende relatie kan gedefinieerd worden als een relatie waarin een van de partijen ernaar streeft dat in een of beide partijen latente, innerlijke mogelijkheden een grotere waardering en meer ontplooiingskansen krijgen, dat deze mogelijkheden beter tot uitdrukking worden gebracht, en dat er een beter, functioneler, gebruik van wordt gemaakt.

Nu is het duidelijk dat een dergelijke definitie een zeer groot aantal relaties omvat, die alle gericht zijn op het bevorderen van groei.
De relatie tussen moeder en kind of vader en kind hoort hier zeker bij. De relatie tussen de arts en zijn patiënt idem. De relatie tussen de docent en zijn pupil valt dikwijls onder deze definitie, hoewel sommige docenten niet speciaal de persoonlijke groei van hun student beogen.
Vrijwel alle relaties tussen counseler en cliënt zijn inbegrepen, of we nu spreken over counseling bij onderwijsproblemen, arbeidsproblemen of persoonlijke problemen.
In dit laatstgenoemde geval omvat deze omschrijving het wijde veld van relaties tussen psychotherapeut en de gehospitaliseerde psychoticus, tussen therapeut en neuroticus, alsmede de relaties tussen therapeut en het steeds toenemende aantal zogenaamd 'normale' mensen, die in therapie zijn teneinde hun eigen functioneren te verbeteren of hun persoonlijke groei te versnellen. Het gaat hier grotendeels om individuele relaties. Maar we moeten ook denken aan het grote aantal interacties tussen enkeling en groep, die bedoeld zijn als helpende relaties. Sommige bestuurders willen dat hun relaties met stafleden groeibevorderend zullen zijn, hoewel dit niet voor alle bestuurders opgaat. De interacties tussen een groepstherapeut en zin groep vallen onder dezelfde noemer. Zo ook de relatie van een opbouwwerker met zijn gemeenschap. Ook de relatie van de organisatie-adviseur met de leidinggevende figuren in een bedrijf wordt steeds meer als een helpende relatie beschouwd. Wellicht maakt deze opsomming duidelijk dat een zeer groot aantal relaties, waarbij wij en anderen betrokken zijn, binnen de categorie van interacties valt waarin men zich ten doel stelt ontwikkeling, rijping en adequaat functioneren te bevorderen.

terug naar de Inhoud

De vraag
Maar wat zijn nu in deze relatie de helpende factoren, welke eigenschappen bevorderen die groei?
En van de andere kant gezien: is het mogelijk om die aspecten van een relatie te onderscheiden die hulp tegengaan, zelfs als er sprake was van de oprechte wens om groei en ontwikkeling te stimuleren?
In verband met deze vragen, en dan wel in het bijzonder in verband met de eerste, zou ik u langs enkele wegen die ik verkend heb willen voeren en ik zou u duidelijk willen maken waar ik nu sta, hoe ik nu over deze zaken denk.

terug naar de Inhoud

Antwoorden verkregen uit het onderzoek
Het is logisch om je allereerst af te vragen of er enig empirisch onderzoek is geweest waardoor een objectief antwoord op de gestelde vragen gegeven kan worden. Er is tot nu toe weliswaar geen overdadige hoeveelheid onderzoek verricht op dit terrein, maar wat er is gedaan, is stimulerend en veelzeggend. Ik kan hier niet alles aanhalen, maar ik zal proberen om een zo goed mogelijk overzicht te geven van de verrichte onderzoeken en de daaruit verkregen resultaten. Ik zal hierbij gedwongen zijn een aantal dingen zeer vereenvoudigd weer te geven en ik ben me er heel goed van bewust dat ik daardoor de onderzoeken die ik zal noemen, niet helemaal tot hun recht kan laten komen, maar ik hoop aan u over te brengen dat er vooruitgang is en dat uw nieuwsgierigheid voldoende geprikkeld wordt om de geciteerde studies zelf te lezen, als u tenminste al niet gedaan hebt.

terug naar de Inhoud

De houding van de hulpverlener
De meeste onderzoeken belichten die houdingen van de hulpverlener, die een relatie groeibevorderend of groeibelemmerend maken. Laten we er een paar bekijken.
Een zorgvuldig onderzoek naar de ouder-kind-relatie van enkele jaren terug, uitgevoerd door Baldwin, verschaft ons interessante punten. Van de verschillende soorten houdingen die ouders ten aanzien van hun kinderen vertonen, bleek de 'aanvaardend democratische' het meest bevorderlijk voor groei. Kinderen van deze ouders met hun warme en op voet van gelijkheid verkerende houdingen vertoonden een versnelde intellectuele ontwikkeling (een toename van I.Q.); zij waren oorspronkelijker, gevoelsmatig zekerder en beheerster, en ze waren minder prikkelbaar dan kinderen uit andersoortige gezinnen. Ook al waren ze aanvankelijk wat traag in hun sociale ontwikkeling, tegen de tijd dat ze naar school gingen, waren ze vriendelijke, geliefde, niet agressieve leiders.
Als echter de houding van de ouders geclassificeerd werd als 'actief verwerpend', vertoonden de kinderen een enigszins vertraagde intellectuele ontwikkeling, een relatief gering gebruik van hun eigen mogelijkheden en een gebrek aan oorspronkelijkheid. Ze waren emotioneel onstabiel, rebels, agressief en tegen de draad in. De kinderen waarvan de ouders andere houdingssyndromen hadden, bleken in meerdere opzichten tussen deze uitersten te vallen.
Ik ben ervan overtuigd dat deze gegevens ons niet verbazen, als we spreken over de ontwikkeling van het kind. Ik zou echter het idee aan de hand willen doen dat ze waarschijnlijk ook van toepassing zijn op andere relaties en dat de counselor of de arts of de leider doe gevoelig en open is, die warmte geeft, die de eigenheid van zichzelf en de ander respecteert en die zich bekommert om de ander zonder hem te willen bezitten, waarschijnlijk evenzeer de zelfverwerkelijking van de ander bevordert als in het geval van de ouder die deze eigenschappen heeft.

Laten we nu eens ander onderzoek onder de loep nemen op een geheel ander terrein. Wetenschappers onderzochten de mate van succes, bereikt door jonge artsen die in een psychiatrische inrichting werkten met schizofrene patiënten. Ze onderzochten zeven artsen waar van de patiënten duidelijk vooruitgang geboekt hadden en een zevental waarvan de patiënten de geringste mate van verbetering vertoonden. Elke groep had ongeveer vijftig patiënten behandeld. De onderzoekers gingen alle beschikbare aanwijzingen na, om vast te stellen waarin groep A (de succesvolle) verschilde van groep B.

terug naar de Inhoud

Er werden verscheidene opmerkelijke verschillen vastgesteld.
De artsen uit groep A neigden ertoe de schizofrenen meer te zien vanuit de persoonlijke betekenis die bepaalde gedragingen voor de patiënten hadden dan hen te beschouwen als een ziektegeval of als een geval waarvan de diagnose beschreven diende te worden. Ze trachten op doelen aan te werken die op de specifieke persoonlijkheden van de patiënt geënt waren in plaats van aan te werken op doelen als vermindering van de symptomen of het genezen van de aandoeningen.
Het bleek dat de artsen uit groep A door hun dagelijkse interacties primair gebruik maakten van actieve, persoonlijke participatie - een relatie van mens tot mens. Ze maakten minder gebruik van procedures die omschreven kunnen worden als 'passief toestaan'. Evenmin was er sprake van 'duiding', instructie of advies, of legden ze de nadruk op de praktische zorg voor de patiënt. Tenslotte ontwikkelden zij, veel meer dan de artsen van groep B, een relatie met de patiënt waarin deze zijn hoop en vertrouwen op de arts kon stellen.
Hoewel de auteurs er heel voorzichtig de nadruk op leggen dat deze bevindingen alleen maar betrekking hebben op de behandeling van schizofrenen, ben ik geneigd het daarmee oneens te zijn. Ik vermoed dat soortelijke feiten gevonden zouden worden bij de bestudering van vrijwel alle categorieën helpende relaties.

Een ander belangwekkend onderzoek richt zich op de wijze waarop de 'geholpene' de relatie waarneemt. Onderzoekers bestudeerde mensen die naar psychoanalytische hulp ontvangen. Ongeacht de aard van de therapie vertelden de cliënten van veranderingen die zich in hen voltrekken. Het beeld dat zij van de relatie hebben is hier voor ons van belang. Opvragen naar de oorzaak van de veranderingen die hadden plaatsgevonden, werden verschillende antwoorden gegeven, afhankelijk van de theoretische achtergrond van de therapeut. Maar er bestond overeenstemming ten aanzien van de belangrijkste elementen die als helpend ervaren werden; en dat was nog veel interessanter. De cliënten gaven aan dat houdingselementen in de relatie de oorzaak waren van veranderingen die zich in hen voltrokken hadden. Het vertrouwen dat ze in de therapie hadden; het begrepen worden door de therapeut; het gevoel van onafhankelijkheid dat ze hadden bij het maken van een keuze of het nemen van een besluit. De door de therapeut gebruikte werkwijze die hen het meest had geholpen, was die waarbij de therapeut de gevoelens die de cliënt slechts aarzelend en omzichtig had durven benaderen, verduidelijkte en openlijk uitte.
Er bestond ook een hoge mate van overeenstemming onder deze cliënten ten aanzien van die elementen die in de relatie zonder effect gebleven waren, ook hier ongeacht de theoretische achtergrond van hun therapeut. Houdingen van de therapeut als gebrek aan belangstelling, gereserveerdheid of het op een afstand blijven, en een overmaat aan sympathie werden als nutteloos ervaren.

En wat de werkwijze betreft, ze waren van mening dat het niet hielp als de therapeut rechtstreeks duidelijk omschreven adviezen gaf aangaand een beslissing of wanneer hij meer nadruk had gelegd op ervaringen uit het verleden dan op die uit het heden.
Richtinggevende suggesties op milde wijze naar voren gebracht, lagen tussen deze uitersten in - noch uitgesproken gunstig, noch ongunstig.

Ook kwam men tot de conclusie dat uitstekende therapeuten van verschillende theoretische achtergrond met hun cliënten tot gelijksoortige relaties kwamen. Veel minder bekend zijn de typische kenmerken van deze relaties die hen onderscheiden van de relaties die minder bekwame therapeuten met hun cliënten aangaan. Deze karakteristieke elementen zijn:
- het vermogen de bedoeling en de gevoelens van de cliënt te begrijpen;
- gevoeligheid ten aanzien van de houding van de cliënt;
- warme belangstelling zonder overmatige emotionele betrokkenheid.

Een andere studie belicht wat het inhoudt de bedoelingen en de gevoelens van een cliënt te begrijpen. Het verrassende van dit onderzoek is, dat het laat zien dat het 'begrijpen' van de bedoelingen van een cliënt in wezen de houding is van het willen begrijpen. De onderzoeker staaft zijn oordeel uitsluitend aan de hand van op de band vastgelegde opmerkingen van de therapeut tijdens gesprekken. Degenen die het materiaal beoordeelden, wisten niet waarop de therapeut reageerde of hoe de cliënt op de reactie van die therapeut reageerde. Desondanks bleek dat de mate van begrip evengoed gemeten kon worden aan de hand van deze losse fragmenten als wanneer men de interacties van de therapeut beluisterde in de gehele context van het gesprek. Het lijkt een tamelijk sterke bewijsvoering voor het feit, dat over de wens om te begrijpen gecommuniceerd wordt.

Wat betreft de emotionele lading van de relatie, stelde men vast, dat succes in de psychotherapie nauw verbonden is met een sterke en groeiende genegenheid en waardering tussen cliënt en therapeut.

Een ander interessant onderzoek geeft aan hoe delicaat deze relatie is. Gebruik makend van een fysiologische meet methode, de psychogalvanische reflex, om de reacties van angst, bedreiging of waakzaamheid van de cliënt te meten, heeft men de deviaties van deze maat gecorreleerd met de onpartijdige beoordelingen aangaande de mate van het warm aanvaardende en de inschikkelijkheid aan de zijde van de therapeut. Men ontdekte dat telkens als de houding van de therapeut ook maar iets afweek naar een mindere mate van aanvaarden, het aantal plotselinge GSR-deviaties aanmerkelijk toenam.
Het is duidelijk dat als de relatie als minder aanvaardend ervaren wordt, het organisme zich, zelfs op fysiologisch niveau, tegen bedreiging beschermt.

Zonder nu te trachten om de resultaten van deze verschillende onderzoeken volledig te integreren, kan tenminste opgemerkt worden dat er een paar dingen opvallen:
- het feit dat de houdingen en gevoelens van de therapeut veel belangrijker zijn dan zijn theoretische achtergrond
- procedures en technieken zijn van minder belang dan zijn gedragingen
- de wijze waarop zijn houding en zijn techniek door de cliënten waargenomen wordt, het verschil voor die cliënt uitmaakt.
Deze perceptie is dus beslissend.

terug naar de Inhoud

'Kunstmatige' relaties
Laten we nu eens een totaal ander soort onderzoek onder de loep nemen, iets dat u misschien verfoeilijk vindt, naar dat desondanks verband houdt met de aard van een groeibevorderende relatie. Deze onderzoekingen hebben betrekking op wat we 'kunstmatige' relaties zouden kunnen noemen.

Onderzoekingen hebben aangetoond dat de operante conditionering (proces van conditionering waarbij gedrag niet wordt geconditioneerd als een stimulus verschijnt, maar waarbij bepaalde reacties worden versterkt.) van verbaal gedrag in een relatie mogelijk is. Kort gezegd, komt het neer op het volgende: als een onderzoeker 'Mmm' of 'Goed' zegt, of met zijn hoofd knikt na bepaalde opmerkingen, dan zal dit soort opmerkingen steeds meer gebruikt worden vanwege de bekrachtiging. Er is aangetoond dat men door het gebruik van dergelijke werkwijzen een toename teweeg kan brengen van verbale categorieën als meervoudsvormen, vijandige woorden en meningsuitingen. De cliënt is er zich absoluut niet van bewust dat hij hoe dan ook door dergelijke bekrachtigingen beïnvloed wordt. De implicatie is dat we door een dergelijke 'selectieve bekrachtiging' zouden kunnen bewerkstelligen, dat de ander slechts die woorden zal gebruiken en enkel die opmerkingen zal maken, waarvan wij besloten hadden ze te bekrachtigen.

Dit beginsel van de operante conditionering volgend zoals dat door Skinner en zijn groep werd ontwikkeld, heeft Lindsley aangetoond dat een chronisch schizofrene patiënt een 'helpende relatie' met een machine kan krijgen. Deze machine, zoiets als een automaat, kan zo ingesteld worden, dat ze verschillende soorten gedrag beloont. Aanvankelijk beloont ze - met snoep, een sigaret of het vertonen van een plaat - eenvoudigweg het gedrag van de patiënt die op de knop drukt. Het is ook mogelijk om de machine zodanig in te stellen dat door meerdere keren op de knop te drukken een hongerig poesje - dat in een afzonderlijke ruimte zichtbaar is - een beetje melk krijgt. In dit geval is de bevrediging van altruïstische aard. Er zijn plannen ontwikkeld om een dergelijk sociaal of altruïstisch gedrag ten aanzien van een mede-patiënt in een kamer, te belonen. De enige grens aan dit soort experimenten wordt gevormd door de mate van technisch vernuft aan de kant van de onderzoeker. Lindsley vermeldt dat er bij sommige patiënten een klinische vooruitgang te constateren viel. Persoonlijk ben ik zeer onder de indruk van het verslag over een patiënt die van een gedeterioreerde, chronische toestand zo ver kwam dat hij vrij mocht rondlopen, terwijl deze verandering heel duidelijk verbonden was met zijn interacties met de machine.

De onderzoeker besloot toen 'experimentele vernietiging' te bestuderen, wat er, anders gezegd, op neerkwam dat de patiënt, ongeacht hoe vaak hij op de knop drukte, op geen enkele wijze meer werd beloond. De patiënt viel geleidelijk aan terug in zijn oude gedrag, werd slordig, onmededeelzaam, en de toestemming om vrij rond te lopen moest worden ingetrokken. Dit voor mij aandoenlijke voorbeeld wijst erop hoe belangrijk betrouwbaarheid, zelfs in een relatie tot een machine is, wil die relatie kunnen helpen.

terug naar de Inhoud

Hoe kan ik een helpende relatie scheppen
Ik geloof dat wij allen, werkzaam op het terrein van de tussenmenselijke relaties, met hetzelfde probleem worstelen, namelijk hoe we deze uit onderzoek verkregen kennis moeten gebruiken. We kunnen niet op een mechanische wijze de resultaten van een dergelijk onderzoek slaafs volgen zonder de persoonlijke kwaliteiten te vernietigen, waarvan deze zelfde onderzoeken nu juist het waardevolle aantonen. Ik denk dat we deze onderzoeken moeten gebruiken door ze steeds opnieuw te toetsen aan onze eigen ervaring en door nieuwe en verdergaande persoonlijke uitgangspunten te formuleren, die we dan vervolgens kunnen gebruiken en toetsen in nieuwe, persoonlijke relaties.
Veel liever dan u te vertellen hoe u deze bevindingen zou moeten gebruiken, zou ik u deelgenoot willen maken van het soort vragen dat deze onderzoeken, tezamen met mijn klinische ervaring, moet hebben doen stellen. Ik zou u iets willen vertellen over de voorlopige, zich wijzigende uitgangspunten, die mijn gedrag leiden als ik, naar ik hoop, helpende relaties aanga, hetzij met studenten, stafleden, gezinsleden, hetzij met cliënten. Laat ik eens een aantal van deze vragen en overwegingen achter elkaar zetten.

1. Kan ik op de een of andere manier zo echt en waarachtig zijn, dat ik door de ander als betrouwbaar ervaren wordt, iemand op wie de ander kan rekenen, iemand die wezenlijk consequent is?

Zowel onderzoek als mijn ervaring tonen aan dat dit een uiterst belangrijk gegeven is en in de loop der jaren heb ik naar mijn mening diepgaander en betere manieren gevonden om deze vragen te beantwoorden. Ik placht aan te nemen dat, als ik voldeed aan alle uiterlijke kenmerken van betrouwbaarheid - me houden aan afspraken, het vertrouwelijke karakter van de gesprekken respecteren, enzovoorts - en als ik in de loop van de gesprekken consequent bleef, aan deze voorwaarde voldaan zou zijn. Maar de ervaring maakte me duidelijk dat als ik me bijvoorbeeld consequent aanvaardend opstelde, terwijl ik me in werkelijkheid geërgerd of sceptisch voelde of op een andere manier niet aanvaardend was, ik er zeker van kon zijn dat dit op de lange duur als inconsequent of onbetrouwbaar overkwam. Ik ben tot het inzicht gekomen dat betrouwbaar zijn niet een door en door consequent-zijn vereist, maar wel moet men erop kunnen rekenen dat ik echt en eerlijk ben. Ik heb met de term 'congruent' proberen uit te drukken hoe ik zou willen zijn. Ik bedoel hiermee dat ik me bewust wil zijn van alles wat ik voel en ervaar eb dat mijn houding daarmee samenvalt. Pas als dat zo is, ben ik iemand uit een stuk, een totaliteit, en dan kan ik dus zijn wat ik in mijn diepste wezen ben. En dat is een werkelijkheid die anderen, naar ik ontdekt heb als betrouwbaar ervaren.

2. Kan ik mezelf als mens duidelijk genoeg uiten, zodanig dat ondubbelzinnig bij de ander overkomt wat ik ben?

Ik geloof dat, waar ik faalde een helpende relatie aan te gaan, dit kwam doordat ik op bovengenoemde vragen geen bevredigend antwoord wist te vinden. Als ik me erger aan de ander, maar me daarvan niet bewust ben, zullen mijn uitingen tegenstrijdige boodschappen inhouden. Inhoudelijk bevatten mijn woorden de ene boodschap, maar tegelijkertijd breng ik ook mijn ergernis aan hem over en dit verwart de ander, geeft hem een gevoel van wantrouwen, hoewel hij zich de bron van deze moeilijkheden niet bewust hoeft te zijn. Als ik er als therapeut, docent of bestuurder, op grond van mijn eigen afweer tegen mijn gevoelens, niet in slaag te luisteren naar wat er in mij omgaat, dan is dit soort mislukkingen het gevolg.

Dat heeft me ertoe gebracht te erkennen dat het meest fundamentele voor iedereen die een helpende relatie met een ander wil aangaan, is om open en eerlijk en echte te zijn.
Als ik in een gegeven relatie voldoende congruent ben, en als er geen gevoelens die betrekking hebben op de relatie voor mij of voor de ander verborgen blijven, dan kan ik er vrijwel zeker van zijn dat er van de relatie hulp zal uitgaan.

Een manier van formuleren die u misschien vreemd in de oren zal klinken, is dat als ik met mijzelf een helpende relatie kan aangaan - als ik mezelf heel indringend bewust ben van mijn gevoelens en als ik die gevoelens aanvaard - de kans groot is dat ik een helpende relatie met een ander zal kunnen scheppen.
Nu is het op deze manier jezelf aanvaarden, en het jezelf toestaan dat ook aan anderen te laten zien, de moeilijkste opgave die ik ken en die ik nooit volledig kan vervullen. Maar te beseffen dat het een opgave voor me is, bleek al zeer de moeite waard, omdat juist dat bijdroeg tot de ontdekking van wat er in tussenmenselijke relaties die in de knoop geraakt waren, misgelopen was, en omdat het ook bijdroeg tot de mogelijkheid ze weer in het goede spoor te brengen. Het hield ook in dat, als ik de persoonlijke groei van anderen in relatie tot mezelf wil bevorderen, ik dan zelf ook moet groeien. En hoewel dat vaak pijnlijk is, is het tegelijkertijd verrijkend.

3. Kan ik mezelf toestaan een positieve houding ten aanzien van de ander aan te nemen. Een houding waaraan warmte, genegenheid, zorg, belangstelling, respect voor de ander ten grondslag ligt?

Ik bemerk bij mezelf - wat ik ook bij anderen constateer - een zekere mate van angst voor deze gevoelens. We zijn bang dat we, als we deze positieve gevoelens voor de ander de vrije loop laten, erin verstrikt raken. Op basis van die gevoelens zouden er eisen aan ons gesteld kunnen worden, of ons vertrouwen zou beschaamd kunnen worden; en dit soort resultaten vrezen we. Dus hebben we als reactie daarop de neiging afstand tussen onszelf en anderen te scheppen - gereserveerdheid, een 'beroepshouding', een onpersoonlijke relatie.
Ik ben er vast van overtuigd dat een van de voornaamste redenen voor professionalisering op allerlei terrein daarin is gelegen, dat het deze afstand in stand helpt houden. In klinische situaties ontwikkelen we uitgebreide, diagnostische formuleringen, waarbij we de patiënt als object zien. In onderwijs en bestuurssituaties ontwikkelen we alle mogelijke beoordelingsapparatuur, zodat ook hier weer de mens als object beschouwt wordt. Op deze manier kunnen we, denk ik, onszelf vrijwaren voor de liefdevolle zorg die we zouden voelen als we de relatie inderdaad zouden zien als een relatie tussen twee mensen.
Het is werkelijk een hele prestatie voor ons te ervaren - ook al is dit maar in bepaalde relaties het geval of zelfs alleen maar op bepaalde momenten in die relaties - dat het goed is als je echt om iemand geeft en dat je gerust met die ander kunt omgaan als met iemand voor wie je warme gevoelens koestert.

4. Ben ik sterk genoeg om van de ander gescheiden te zijn? Kan ik mijn eigen gevoelens hebben en die, als nodig, uiten als iets wat bij mij hoort en wat los staat van zijn gevoelens? Ben ik als op mezelf staand individu sterk genoeg om niet door zijn depressie terneergeslagen te worden? Ben ik niet bevreesd te worden voor zijn vrees, niet overspoeld te worden door zijn afhankelijkheid? Is mijn innerlijke zelf voldoende stevig om te beseffen dat ik aan zijn woede niet kapot zal gaan? Ben ik niet bang, dat ik meegesleurd zal worden door zijn behoefte aan afhankelijkheid en dat ik de slaaf word van zijn liefde, maar dat ik los van hem besta met mijn eigengevoelens en mijn eigen rechten?

Als ik onbelemmerd de kracht kan ervaren die de basis is van mijn zelfstandig bestaan, kan ik mezelf veel meer laten gaan in mijn begrip voor en mijn aanvaarding van de ander, omdat ik niet meer bang behoef te zijn mezelf te verliezen.

5. Ben ik innerlijk zeker genoeg om mezelf om de ander ook zijn eigen gescheidenheid toe te staan? Kan ik hem toestaan zichzelf te zijn - eerlijk of misleidend, kinderlijk of volwassen, wanhopig of overmoedig? Kan ik hem de vrijheid geven zichzelf te zijn? Of vind ik dat hij mijn adviezen moet opvolgen, of van mij afhankelijk zou moeten blijven of zichzelf zou moeten vormen naar mijn voorbeeld?

In verband hiermee denk ik aan het interessante onderzoek dat vaststelde dat de minder ervaren, niet zo bekwame counselers de neiging vertonen gelijkvormigheid na te streven, dat wil zeggen zij verlangen eigenlijk dat de cliënt zich naar hun voorbeeld vormt. Daar staan de beter toegeruste, bekwame counselers tegenover, die het vermogen hebben om in een lange reeks gesprekkenintensief met een cliënt om te gaan, waarbij zij de cliënt geenszins in zijn vrijheid en eigenheid aantasten, maar hem juist helpen zich tot een volstrekt afzonderlijke persoonlijkheid te ontwikkelen. Ik zou het liefst tot de laatste categorie willen behoren, of ik nu spreek als vader, als staflid of als counseler.

6. Kan ik mezelf zo volledig verplaatsen in de gevoelswereld en de persoonlijke opvattingen van de cliënt, dat ik die zie zoals hij ze zelf ziet? Kan ik me zo volkomen in zijn privé wereld inleven, dat ik absoluut geen behoefte meer zal voelen die kritisch te beoordelen? Kan ik deze privé wereld zo gevoelig binnengaan, dat ik er vrij kan rondkijken, zonder hem dierbare dingen te vertrappen? Kan ik die zo nauwkeurig aanvoelen, dat ik kan vatten wat zijn ervaringen voor hem betekenen, niet alleen als ze hem zelf al duidelijk zijn, maar ook als ze alleen maar impliciet zijn en hij ze zelf nog maar vaag en verward waarneemt? Kan ik dit begrip onbeperkt uitbreiden?

Ik denk aan de cliënt die zei: "Als ik iemand ontmoet die op een bepaald moment een stukje van mij begrijpt, dan weet ik al bij voorbaat dat er ook gauw een punt komt waarop hij me niet meer zal begrijpen... Waar ik nu al zo lang naar gezocht heb is naar iemand die me helemaal begrijpt."
Ik voor mij vind het gemakkelijker om dit soort invoelend begrip te hebben voor en mede te delen aan individuele cliënten dan aan een groep studenten of aan een groep stafleden waarmee ik te maken heb. Er is nu eenmaal een sterke neiging om studenten 'op hun plaats' te zetten of om stafleden op hun denkfouten te wijzen. Als ik mezelf in deze situaties tot begrip kan dwingen, blijkt dat voor beide kanten de moeite waard. En ten aanzien van mensen in therapie raak ik dikwijls onder de indruk van het feit dat zelfs een geringe dosis empathisch begrip - een aarzelende en gebrekkige poging om de verwarde en ingewikkelde bedoelingen van de cliënt te vatten - al helpt. Hoewel er natuurlijk geen twijfel over kan bestaan dat de meeste hulp geboden wordt als ik een duidelijk zicht heb op de betekenis van zijn ervaringen die voor hem nog vaag of verward zijn, en als ik die visie helder kan formuleren.

7. Ben ik wel in staat om alle facetten die de ander me van zichzelf laat zien, te aanvaarden? Kan ik hem onbevooroordeeld tegemoet treden, hem nemen zoals hij is? Kan ik deze houding aan hem overbrengen? Of treed ik hem voorwaardelijk tegemoet en aanvaard ik alleen bepaalde gevoelsaspecten van hem, terwijl ik andere aspecten stilzwijgend of openlijk afkeur?

Mijn ervaring is dat, wanneer in mijn houding ergens reserves besloten liggen, hij op de punten waarop ik hem niet volledig aanvaard, niet kan veranderen of groeien. En als ik dan later - en soms te laat - probeer te ontdekken waarom ik hem niet over de hele linie kon aanvaarden, bemerk ik gewoonlijk dat ik zelf bang was voor die gevoelsaspecten en dat ik ze afweerde. Als ik meer hulp wil kunnen geven, zal ik zelf moeten groeien en mezelf in die aspecten leren doorgronden.

8. Kan ik me in de relatie met zoveel subtiliteit en sensitiviteit bewegen, dat mijn gedrag geen vrees bij de ander oproept?

Wij zijn begonnen met een onderzoek naar de fysiologische bijverschijnselen van psychotherapie, en de voorlopige resultaten daarvan bevestigen het onderzoek dat aangaf hoe gemakkelijk mensen zich op fysiologisch niveau bedreigd voelen.
De psycho-galvanische reflex vertoont een scherpe daling als de therapeut reageert met een woord dat net een tikje sterker is dan het gevoel van de cliënt. En op een zin als: 'Goeie hemel, wat ziet u er overstuur uit', slaat de naald zo uit, dat hij bijna van het papier afraakt. Dat ik zelfs dergelijke geringe bedreigingen wil vermijden, is niet te wijten aan hypersensitiviteit ten aanzien van mijn cliënt. Het is alleen te danken aan mijn op ervaring gebaseerde overtuiging dat, wanneer ik hem zo volledig mogelijk kan vrijwaren voor bedreigingen van buitenaf, hij des te beter de innerlijke gevoelens en conflicten die voor hem een bedreiging van binnenuit vormen, kan gaan ervaren en eraan kan gaan werken.

9. Kan ik de cliënt vrijwaren voor de dreiging van waarde-oordelen van buitenaf?

In vrijwel iedere levensfase - thuis, op school, op ons werk - worden we beloond of gestraft door externe oordelen: 'dat is aardig' of 'dat is ondeugend'; 'dat is een tien waard' of 'dat is een mislukking', 'dat is een goede counseling' of 'dat is geen beste counseling'. Dergelijke oordelen vormen een onderdeel van ons leven, van de wieg tot het graf. Ik neem aan dat ze een zeker maatschappelijk nut hebben voor instituties en organisaties, zoals in de onderwijs - en beroeps - wereld. Net als ieder ander betrap ik mezelf erop maar al te vaak dergelijke oordelen te vellen. Maar ze dragen naar mijn ervaring niet bij tot persoonlijke groei en zijn daarom geen onderdeel van een helpende relatie. Vreemd genoeg is op de lange duur een positief oordeel even bedreigend als een negatief, omdat het feit dat iemand je kan zeggen dat je goed bent, impliceert dat hij het recht heeft je ook te vertellen dat je slecht bent. Zo ben ik tot de overtuiging gekomen dat, hoe meer ik een relatie vrij kan houden van waarde - oordelen, des te beter zal de ander het punt kunnen bereiken waarop hij zich realiseert dat de beoordelingsinstantie, het centrum van verantwoordelijkheid, in hemzelf ligt. De betekenis en de waarde van zijn ervaring zijn in uiterste instantie zaken die hij zelf moet bepalen, en geen enkel oordeel van buitenaf kan hierin verandering brengen.
Ik zou dan ook naar een relatie toe willen werken waarin ik nimmer, zelfs niet in de sfeer van mijn gevoelens, over hem oordeel. Ik geloof dat dit hem vrij maakt om zijn eigen verantwoordelijkheden te dragen.

10. Kan ik de ander tegemoet treden als iemand die in een wordingsproces gewikkeld is of zal ik me gebonden voelen door zijn verleden en dat van mij?

Als ik gedurende onze ontmoetingen met mijn cliënt omga als met een onmondig kind, een onwetende student, een neurotische persoonlijkheid of een psychopaat, dan zal mijn uitgangspunt, welke dat ook moge zijn, grenzen stellen aan zijn functioneren binnen die relatie. Martin Buber, de filosoof van het existentialisme aan de universiteit van Jeruzalem, gebruikt een uitdrukking die mij veel zei: 'de ander bevestigen'. Hij zegt: "Bevestigen betekent... de totale potentialiteit van de ander te aanvaarden... in de ander de mens te herkennen en te kennen, het wezen dat wordende is, waartoe hij geschapen werd... hem in mezelf en dan in zichzelf te bevestigen... trouw aan zijn potenties, die nu ontwikkeld kunnen worden, nu gestalte kunnen krijgen.'
Als ik de ander aanvaard als een voldongen feit, als reeds gediagnostiseerd en geclassificeerd, als gefixeerd door zijn verleden, dan draag ik er het mijne toe bij om deze hypothese als status quo te bevestigen. Als ik hem aanvaard als iemand in wording, in groeiproces, dan doe ik wat ik kan om zijn potenties te bevestigen en te verwerkelijken.
In dit opzicht zie ik Lindsley en Skinner, aan het werk met operante conditionering, samenkomen met Buber de filosoof, de mysticus. In elk geval vinden ze elkaar wat beginselen betreft, op een eigenaardige manier.

Als ik een relatie slechts zie als een mogelijkheid om bepaalde soorten woorden of opvattingen in een ander te bekrachtigen, dan neig ik ertoe hem als object te bevestigen - als een louter mechanisch object waarmee te manipuleren valt. En als ik dat nu zie als zijn enige potentiële mogelijkheid, dan neigt hij tot een gedragswijze die deze hypothese staaft. Beschouw ik daarentegen een relatie als een middel om al wat hij is te bekrachtigen, de mens die hij is met al zijn existentiële mogelijkheden, dan neigt hij tot een gedrag dat deze hypothese staaft. Dan heb ik hem, in Bubers terminologie, bevestigd als een levend mens, in staat tot een creatieve, innerlijke ontwikkeling.
Persoonlijk geef ik aan de tweede hypothese de voorkeur.

terug naar de Inhoud

Conclusie
In het eerste deel van deze lezing gaf ik een overzicht van enkele bijdragen die het onderzoek ons biedt aangaande relaties. Terwijl ik probeerde deze kennis in gedachten te houden, ging ik over naar vragen die rijzen vanuit innerlijke, subjectieve gezichtspunten op het moment dat ik als mens relaties met anderen aanga.
Als ik voor mezelf alle vragen die ik gesteld heb, bevestigend zou kunnen beantwoorden, dan vermoed ik dat alle relaties waaraan ik deelhad, zouden helpen; dat ze allemaal groei zouden inhouden. Maar ik kan de meeste vragen niet positief beantwoorden. Ik kan alleen werken in de richting van een positief antwoord.

Dit heeft in mij het sterke vermoeden gewekt dat de optimale helpende relatie alleen geschapen kan worden door een psychisch rijpe persoonlijkheid. Of, om het eens met andere woorden te zeggen, de mate van mijn vermogen tot het scheppen van relaties waarin de ander als afzonderlijk mens kan groeien, is evenredig aan de mate van mijn eigen volgroeidheid. In sommige opzichten is dat een verontrustende gedachte, maar tegelijkertijd is het veelbelovend en uitdagend.
Het zou betekenen dat, als ik werkelijk geïnteresseerd ben in het creëren van helpende relaties, er een fascinerende levenstaak voor mij ligt die mijn eigen potenties vergroot en ontwikkelt in de richting van groei.

Ik blijf nu zitten met de onplezierige gedachte, dat al wat ik in deze voordracht voor mezelf heb getracht uit te werken, misschien maar weinig verband houdt met uw belangstelling en uw werk. Als dat zo is, spijt het mij. Maar ik troost me althans gedeeltelijk met de gedachte dat wij allen, werkzaam op het terrein van tussenmenselijke relaties, proberen om de daaraan ten grondslag liggende structuren op dat gebied te begrijpen. Wij houden ons bezig met het meest beslissende initiatief van de wereld van vandaag. Als we zorgvuldig proberen onze taak - als bestuurders, docenten, counselers in onderwijs - of beroepsproblemen, therapeuten - te begrijpen, dan werken we aan het probleem dat de toekomst van deze planeet zal bepalen. Want de toekomst zal niet van de natuurwetenschap afhangen. Die toekomst hangt van ons af, die interacties tussen menselijke wezens trachten begrijpen en die daarmee werken - die proberen helpende relaties te scheppen. Ik hoop dan ook dat de vragen die ik mezelf stel voor u van enig nut zullen zijn bij het verwerven van een beter inzicht en een perspectief, als u in uw relaties groei probeert te bevorderen.

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk IV

Wat weten we over psychotherapie in opbjectieve en subjectieve zin?
Het verheugde mij dat de lezing goed ontvangen werd, maar het verheugde me nog meer dat sindsdien verschillende mensen die in therapie geweest zijn, het manuscript gelezen hebben en erg enthousiast bleken over de beschrijving van wat de cliënt innerlijk aan de therapie beleeft (zie deel twee van deze voordracht). Dat schenkt me voldoening, omdat ik het van essentieel belang vind te weten hoe de cliënt het therapeutische proces ervaart; ik heb er hier dan ook naar gestreefd die beleving van binnenuit weer te geven.

Op het terrein van de psychotherapie is in de loop van de laatste tien jaar aanzienlijke vooruitgang geboekt waar het erom gaat de resultaten van de therapie te meten: we zijn in staat na te gaan in hoeverre de cliënt wat zijn persoonlijkheid en zijn gedrag betreft bij de therapie baat heeft gevonden. Bovendien werden gedurende de laatste twee of drie jaren vorderingen gemaakt in het vaststellen van de fundamentele voorwaarden die in een therapeutische relatie die krachten mobiliseren, waardoor de persoonlijke ontwikkeling naar psychische rijpheid bevorderd wordt: we zijn dus in staat na te gaan welke ingrediënten in een relatie de persoonlijke groei beïnvloeden.

Psychotherapie levert ons niet de motivatie voor een dergelijke ontwikkeling of groei. Deze schijnt inherent te zijn aan het menselijke organisme, zoals we in elk levend wezen een soortgelijke tendentie aantreffen om zich tot lichamelijke rijpheid te ontwikkelen, vooropgesteld dat aan bepaalde basis voorwaarden voldaan wordt. Maar therapie speelt een uiterst belangrijke rol bij het vrijmaken en stimuleren van deze tendentie tot psychische ontplooiing en rijping, in die gevallen waarin zij door een of andere oorzaak geblokkeerd wordt.

terug naar de Inhoud

Objectieve kennis
Ik zou in het eerste deel van deze voordracht een kort overzicht willen geven van onze kennis omtrent de voorwaarden die psychische groei bevorderen en iets willen vertellen over onze kennis aangaande het groeiproces en de eigenschappen daarvan.
Laat ik eerst uitleggen wat ik bedoel als ik zeg dat ik een overzicht wil geven van onze 'kennis'. Ik bedoel dat ik mijn opmerkingen zal beperken tot die zaken waarvoor we objectieve, empirische bewijzen hebben. Zo zal ik het bijvoorbeeld hebben over de voorwaarden voor psychische groei. Ten aanzien van alle opmerkingen zouden een of meer onderzoeken aangehaald kunnen worden waarin vastgesteld is dat veranderingen in de mens plaatsvonden, als aan deze voorwaarden voldaan was, en dat deze veranderingen niet optraden in situaties waarin deze voorwarden niet vervuld werden, of slechts in mindere mate.
Of zoals een andere onderzoeker het formuleert, we hebben vooruitgang geboekt ten aan zien van het onderkennen van de primaire factoren die verandering teweegbrengen en waardoor persoonlijkheidsverandering en gedragsverandering in de richting van persoonlijke ontwikkeling bevorderd worden.
Daar moet natuurlijk aan toegevoegd worden dat deze kennis, zoals trouwens alle wetenschappelijke kennis, nog maar voorlopig is en zeer onvolledig, dat ze zeker gewijzigd, deels weerlegd en deels aangevuld zal moeten worden door baanbrekend werk in de toekomst. Niettemin is er geen reden ons te verontschuldigen voor de geringe, met veel moeite verworven kennis die we tot op heden bezitten.

Ik wil de tot nu toe verworven kennis graag zo kort mogelijk in de meest gewone bewoordingen aan u voorleggen.

Men heeft ontdekt dat persoonlijke verandering bevorderd wordt als de therapeut diegene is, die hij is, als hij in de relatie tot zijn cliënt echt is, zonder uiterlijk vertoon, zonder fa?ade, en als hij naar buiten toe zijn gevoelens en zijn opvattingen openlijk presenteert zoals die binnen in hem leven. We hebben de term 'congruentie' gekozen als omschrijving voor deze voorwaarde. We bedoelen ermee dat de gevoelens die de therapeut ervaart voor hem bekend en beschikbaar moeten zijn, dat die gevoelens steeds voor zijn bewustzijn bereikbaar blijven en dat hij in staat is ernaar te leven, dat hij werkelijk die gevoelens kan zijn, en dat hij in staat is ze aan anderen over te brengen als de tijd daarvoor rijp is. Niemand kan volledig aan deze voorwaarde voldoen, maar naarmate de therapeut beter naar zichzelf kan luisteren en kan aanvaarden wat er in hem omgaat, naarmate hij er beter toe in staat is om zonder vrees het complexe geheel van zijn gevoelens te zijn, naar die mate is hij beter in staat congruent te zijn met zichzelf.
Laat ik een allerdaags voorbeeld geven, ieder van ons voelt immers deze eigenschap op velerlei manieren in anderen aan. Een van de dingen die ons in reclameboodschappen voor radio en televisie zo ergert is dat het meestal zonneklaar is, alleen al aan de toon van de omroeper, dat hij het er 'te dik oplegt', een rol speelt, iets zegt wat hij niet voelt. Dit is een voorbeeld van incongruentie. Anderzijds kennen we allemaal mensen die we vertrouwen, omdat we voelen dat ze zijn wat ze zijn, dat we met de mens zelf te maken hebben en niet met een beleefd en professioneel voorkomen.

Die eigenschap van congruentie die wij aanvoelen, is, zo hebben de onderzoeken aangetoond, verbonden met succesvolle therapie. Hoe echter en hoe congruenter de therapeut in de relatie is, des te groter is de mogelijkheid dat er een verandering in de persoonlijkheid van de cliënt zal optreden.

Nu de tweede voorwaarde. Als de therapeut een warme, positieve en aanvaardende houding ervaart ten aanzien van datgene wat in de cliënt leeft, dan zal dat verandering bevorderen. Het gaat hierbij om de wezenlijke bereidheid van de therapeut om de cliënt toe te staan datgene te zijn wat hij op dat ogenblik aan gevoelens heeft: angst, verwarring, pijn, woede, haat, liefde, moed en ontzag. Het betekent dat hij de cliënt volledig waardeert in plaats van voorwaardelijk. Ik bedoel hiermee dat hij de cliënt niet alleen maar aanvaardt op voorwaarde dat deze zich op een bepaalde manier gedraagt en hem afwijst als hij zich anders gedraagt. Het betekent een wezenlijk positief gevoel, zonder reserves, zonder beoordeling. De term die we gewoonlijk hiervoor gebruiken, luidt: onvoorwaardelijke positieve aandacht. En opnieuw tonen de onderzoekingen aan: hoe meer de therapeut deze houding heeft, des te groter de kans dat de therapie slaagt.

De derde voorwaarde kunnen we omschrijven als empathisch begrip. Als de therapeut op elk willekeurig moment de gevoelens en de persoonlijke belevingen van de cliënt kan aanvoelen, als hij zich van binnenuit kan inleven in wat ze voor de cliënt betekenen, en als hij erin slaagt iets van dat inlevingsvermogen aan de cliënt over te brengen, dan is aan de derde voorwaarde voldaan.
Ik vermoed dat ieder van ons wel ontdekt zal hebben, hoe zeldzaam deze vorm van begrip is. We krijgen het niet vaak en we hebben het niet vaak. In plaats daarvan hebben we meestal op een heel andere manier voor iemand begrip. 'Ik begrijp wat er bij u aan schort'; 'Ik begrijp waarom u zo doet'; of 'Ik heb dezelfde moeilijkheden gehad als u, maar ik reageerde er heel anders op'. Dat zijn de vormen van begrip die we gewoonlijk voor een ander hebben en van een ander krijgen, een waarde bepalend begrip, waar we zelf buiten blijven. Maar als iemand begrijpt hoe het is en aanvoelt mij te zijn zonder me te willen ontleden of beoordelen, dan kan ik in dat klimaat bloeien en groeien. En de onderzoekingen bevestigen onze alledaagse observaties. Als de therapeut van moment tot moment de innerlijke ervaring van de cliënt kan grijpen op de manier waarop de cliënt die zelf ziet en voelt, zonder in dit empathisch proces zijn eigen, gescheiden identiteit te verliezen, dan zal er waarschijnlijk verandering optreden.

Onderzoekingen waaraan een grote verscheidenheid van cliënten meewerkte, tonen aan dat als in de therapeut deze drie voorwaarden zijn vervult en als de cliënt dit tot op zekere hoogte kan waarnemen, daaruit verandering voortvloeit. De cliënt wordt zich ervan bewust hoe hij heel duidelijk leert en groeit, ook al kost hem dat de nodige pijn, en zowel hij als zijn therapeut beschouwen het resultaat als een succes. Uit de onderzoekingen blijkt dat het veel meer gaat om houdingen zoals boven omschreven dan om de technische kennis en vaardigheid van de therapeut. Bij het op gang brengen van therapeutische veranderingen blijkt dus de innerlijke houding van de therapeut de doorslag te geven.

terug naar de Inhoud

De dynamiek van veranderingen
U zult zich nu wel afvragen: "Hoe komt het dat iemand die hulp zoekt, ten goede verandert als hij gedurende langere tijd een relatie heeft met een therapeut, waarin deze elementen besloten liggen? Hoe komt die verandering dan tot stand?" Laat ik, heel kort, deze vraag beantwoorden.

Er bestaat een wederkerigheid tussen de reacties van de cliënt die een tijdlang een therapeutische relatie heeft, en de houding van zijn therapeut. In de eerste plaats zal de cliënt geleidelijk aan naar zichzelf leren luisteren, als hij iemand gevonden heeft die naar zijn gevoelens luistert en deze aanvaardt. Hij begint de boodschappen van zijn eigen innerlijk te ontvangen - te beseffen dat hij kwaad is, te erkennen dat hij bang is, en hij begint zelfs te beseffen dat hij zich soms moedig voelt.
Als hij meer openstaat voor wat zich binnen in hem afspeelt, zal hij leren luisteren naar de gevoelens die hij tot dan toe altijd had ontkend en onderdrukt. Hij kan nu luisteren naar gevoelens die hij altijd zo afschuwelijk, zo ontwrichtend, zo abnormaal of zon beschamend heeft gevonden, dat hij nooit in staat geweest is te erkennen dat deze gevoelens ook in hem bestonden.

Nu hij naar zichzelf leert luisteren, gaat hij zichzelf ook meer aanvaarden. Naarmate hij hoe langer hoe meer verborgen en ellendige kanten van zichzelf kan uiten, ziet hij hoe de therapeut consequent en onvoorwaardelijk hem en zijn gevoelens positief blijft waarderen. Langzamerhand neigt hij ertoe eenzelfde houding ten opzichte van zichzelf aan te nemen, zichzelf te aanvaarden zoals hij is en daarom instaat om in het wordingsproces te groeien.

En als hij dan tenslotte nauwkeuriger luistert naar zijn innerlijke gevoelens, zichzelf minder beoordeelt en meer aanvaardt, zal hij ook congruenter worden met zichzelf. Hij merkt dat het mogelijk is om achter zijn fa?ades vandaan te komen, om zijn afwerend gedrag te laten varen, openlijker uit te komen voor wat hij is. Als al deze veranderingen optreden, als hij zelf bewuster wordt en zichzelf meer aanvaardt, als hij opener wordt en minder afwerend, dan ontdekt hij dat hij eindelijk vrij is om te veranderen en te groeien overeenkomstig de lijnen die voor het menselijk organisme natuurlijk zijn.

terug naar de Inhoud

Het proces
Laat ik dan nu een algemeen profiel schetsen van het therapeutische proces zoals dat uit empirisch onderzoek naar voren komt. We weten dat de cliënt een beweging vertoont die in een grafiek uitgezet kan worden door middel van een aantal opgaande lijnen. Waar hij zich aanvankelijk ook op elke nog nader te omschrijven lijn moge bevinden, hij beweegt zich in de richting van het hoogste punt.
Ten aanzien van gevoelens en persoonlijke opvattingen vertrekt hij vanuit een stadium waarin gevoelens niet herkend worden, waarin hij niet durft toegeven dat hij ze heeft, waarin ze niet geuit worden. Hij beweegt zich in de richting van een stroom waarin voortdurend veranderende gevoelens ogenblikkelijk ervaren worden, bewust doorleefd en aanvaard, en mogelijkerwijze ook nauwkeurig uitgedrukt kunnen worden.
Het proces omvat een verandering in de wijze van ervaren. Aanvankelijk staat hij ver van zijn ervaringen af. Een voorbeeld daarvan is de intellectualist die over zichzelf en zijn gevoelens in abstracties spreekt, terwijl jij je verbaasd afvraagt wat er nu werkelijk in hem omgaat. Vanuit een dergelijke afstandelijkheid ontwikkelt hij zich binnen in de richting van een directe wijze van ervaren, waarbij hij zich binnen zijn eigen belevingswereld durft te begeven, wetend dat hij zich er maar voor open hoeft te stellen om rechtstreeks de betekenis van zijn ervaringen te ontdekken.
Het proces behelst het zich losmaken van het cognitieve ervaringskader. De cliënt zal steeds minder zijn ervaringen gaan zien als externe feiten en zal niet meer pogen ze te verklaren in vastgelegde rigide patronen; hij ontwikkelt een flexibele benadering van de belevingsinhouden, welke te modificeren is voor elke nieuwe ervaring.
Als algemeen beeld zien we dus dat het proces zich beweegt uit het stadium van gefixeerdheid en krampachtigheid, van het op afstand houden van de gevoelens en ervaringen, van starre zelfbeelden, het zich afsluiten voor de omgeving en onpersoonlijk functioneren. En het gaat in de richting van beweeglijkheid, veranderlijkheid, onmiddellijkheid van gevoelens en ervaringen en de bereidheid ze te aanvaarden, in de richting van voorlopigheid in verklaring van de eigen gevoelens, van de ontdekking van een veranderd zelf in een veranderende ervaring, in de richting van echtheid en nabijheid in relaties en eenheid en integratie van functioneren.
We leren voortdurend meer over dit proces dat verandering op gang brengt en ik ben er helemaal niet zo zeker van dat deze uiterst korte opsomming wel voldoende rijkdom aan bevindingen overbrengt.

terug naar de Inhoud

De therapeutische resultaten
Maar laat ik nu terugkeren tot de therapeutische resultaten, tot de relatief duurzame veranderingen die optreden. Evenals bij wat ik zojuist gezegd heb, zal ik me ook hier tot opmerkingen die door onderzoek bewezen worden.
De cliënt verandert en herziet zijn zelfbeeld. Hij verlaat het punt waar hij zichzelf onaanvaardbaar vindt, waar hij vindt dat hij geen respect waardig is en waar hij vindt dat hij overeenkomstig andermans normen moet leven. Hij gaat een zelfbeeld ontwikkelen waarin hij zichzelf ziet als een persoon van waarde, als iemand die zelf zijn leven richting geeft, in staat tot het vaststellen van zijn eigen normen en waarden op basis van zijn eigen ervaringen. Hij krijgt een veel positievere houding ten aanzien van zichzelf.
Een onderzoek toonde aan, dat het in het begin van een therapie gebruikelijk was dat vier tegen één de verhouding ten opzichte van het eigen zelf negatief waren. In de laatste fase van de therapie daarentegen waren de houdingen ten opzichte van het eigen zelf tweemaal zo vaak positief als negatief. De cliënt wordt minder afwerend en staat derhalve meer open voor zijn eigen ervaringen en die van anderen. Hij kan de wereld reëler en gedifferentieerder waarnemen. Zijn doelstellingen en idealen ten aanzien van zichzelf veranderen, zodat ze gemakkelijker bereikt kunnen worden. De aanvankelijke discrepantie tussen het zelf dat hij is en het zelf dat hij zou willen zijn, verdwijnt grotendeels.
Allerlei spanningen - fysieke stress, psychische onlustgevoelens, angst - nemen af. Zijn beeld van anderen wordt reëler en hij aanvaardt hen gemakkelijker. Hij vindt zelf dat hij zich volwassener gedraagt en, wat nog belangrijker is, de mensen die hem goed kennen, vinden dat ook.
Niet alleen blijkt uit de onderzoekingen dat deze veranderingen ten tijde van de therapie plaatsvinden, zorgvuldige follow - up onderzoekingen, die zes tot achttien maanden na het afsluiten van de therapie uitgevoerd werden, geven aan dat de veranderingen voortduren.
Misschien wordt het uit de hier genoemde feiten duidelijk waarom we naar mijn gevoel nu vrijwel zover zijn dat we een werkelijk overzicht kunnen geven van het subtiele gebied van de intermenselijke relaties. Als we alle research - resultaten in ogenschouw nemen en deze in grote lijnen samenvatten komen we tot de volgende voorlopige formulering die aan alle tot dusver bekende feiten recht doet.
Hoe meer de cliënt de therapeut als echt en empathisch ervaart, en hoe duidelijker deins onvoorwaardelijke instelling aan de cliënt overkomt des te meer zal de cliënt zijn statische, rigide, ongevoelige, onpersoonlijke wijze van functioneren verlaten en des te meer zal hij gaan functioneren op een vloeiende, veranderende manier, waarbij hij de ervaring van uiteenlopende persoonlijke gevoelens aanvaardt. Het gevolg van deze beweging is een verandering in persoonlijkheid en gedrag in de richting van psychische gezondheid en rijpheid, zodat een reëlere relatie ontstaat met het eigen zelf, met anderen en met de omgeving.

terug naar de Inhoud

Het subjectieve beeld
Tot nu toe heb ik objectief over het proces van counseling en therapie gesproken, waarbij ik de nadruk legde op de feiten die we te weten zijn gekomen; daarbij gaf ik een ruwe schets waarin we tenminste voorlopig de specifieke begrippen die we gebruiken een plaats konden geven. Maar laat ik het nu eens van binnenuit proberen te benaderen, zonder overigens de feitelijke kennis over het hoofd te zien, en laat ik trachten de subjectieve ervaringen zowel van de therapeut als van de cliënt te verwoorden. Ik wil dat doen omdat het therapeutisch gebeuren een hoogst persoonlijke, subjectieve eigenschappen die het proces heeft als we het van buitenaf bekijken.

terug naar de Inhoud

Ervaringen van de therapeut
Voor de therapeut is het steeds weer een nieuw relatie-avontuur. Hij heeft het gevoel: Hier is de ander, hier is mijn cliënt. Ik ben een beetje bang van hem, een beetje bang van de verborgenheden die hij heeft, net zoals ik een beetje bang ben van de verborgenheden in mezelf. Toch krijg ik, als hij gaat praten, respect voor hem, ga ik me met hem verwant voelen. Ik voel hoe beangstigend zijn wereld voor hem is, hoe gespannen hij die wereld op zijn plaats probeert te houden. Ik zou zijn gevoelens willen meevoelen en ik zou willen dat hij wist dat ik zijn gevoelens begrijp. Ik zou willen dat hij wist dat ik naast hem sta en in zijn benauwde, beklemde wereldje en dat ik dat nogal onbevreesd kan bekijken. Misschien kan ik er een voor hem veilige wereld van maken. Ik zou willen dat mijn gevoelens in deze relatie met hem zo helder, zo doorzichtig mogelijk zijn, opdat ze een waarneembare relatie voor hem zijn, waarnaar hij telkens opnieuw kan terugkeren. Ik zou hem willen vergezellen op zijn beangstigende ontdekkingstocht in zichzelf, willen doordingen in de weggestopte gevoelens van angst haat en liefde die hij nooit in zichzelf heeft kunnen laten opkomen. Ik ben me ervan bewust dat dit, zowel voor mij als voor hem, een heel menselijke reis is, waarvan de uitkomsten zowel voor hem als voor mij onvoorspelbaar zijn, en dat ik me, zonder zelfs maar weet te hebben van mijn angst, in mezelf kan terugtrekken als gevolg van de gevoelens die hij ontdekt. Ik weet dat ik soort gelijke beperkingen heb in mijn vermogen hem te helpen. Ik besef dat zijn angsten hem er van tijd tot tijd toe kunnen brengen mij te ervaren als iemand die niet om hem geeft, die hem afwijst, als een indringer, als iemand die niets begrijpt. Ik wil deze gevoelens van hem volledig aanvaarden en tegelijkertijd hoop ik dat mijn eigen gevoelens zo duidelijk naar buiten komen, dat hij ze op den duur wel móet waarnemen. Maar mijn diepste wens is dat hij in mij een echt wezenlijk mens zal ontmoeten. Ik hoef mij er niet bezorgd om te maken of mijn gevoelens wel therapeutisch zijn. Wat ik ben en wat ik voel is goed genoeg als basis voor een therapie, op voorwaarde dat ik duidelijk kan zijn wat ik ben, wat ik in relatie met hem voel. Dan kan hij misschien ook, openlijk en zonder angst, zijn wat hij is.

terug naar de Inhoud

Ervaringen van de cliënt
En de cliënt doorleeft van zijn kant een nog veel complexere reeks gevoelens, waarvan we slechts bij benadering een idee hebben. Vermoedelijk veranderen zijn gevoelens, schematisch uitgedrukt, als volgt: "Ik ben bang voor hem. Ik wil dat hij me helpt, maar ik weet niet of ik hem wel kan vertrouwen. Hij zou wel eens dingen in me kunnen zien die ik zelf helemaal niet ken - beangstigende en slechte dingen. Het ziet ernaar uit dat hij geen oordeel over me velt, maar ik ben ervan overtuigd dat hij dat wel doet. Ik kan hem niet vertellen wat me werkelijk dwars zit, maar ik kan hem wat vertellen over ervaringen uit het verleden die verband houden met mijn problemen. Het lijkt erop dat hij deze ervaringen begrijpt en nu kan ik hem dus wel wat meer van mezelf laten zien.
Toch vrees ik, nu ook mijn slechte kanten bekend worden, dat hij mij veracht. Ik ben er zeker van, maar het gekke is, dat ik daar nauwelijks aanwijzingen voor kan vinden. Zou het niet zo erg slecht zijn wat ik hem heb verteld? Is het mogelijk dat ik me over die kant van mezelf niet hoef te schamen? Ik heb niet meer het gevoel dat hij me veracht. Ik krijg het gevoel dat ik noch verder wil gaan, mezelf nader wil onderzoeken, mezelf misschien meer wil uiten. En als ik dat probeer te doen dan merk ik dat hij een soort kameraad is - hij schijnt me werkelijk te begrijpen.
Maar nu wordt ik weer bang, en deze keer werkelijk heel erg bang. Ik realiseerde me niet dat het verkennen van de verborgen hoeken in mezelf me gevoelens zou geven die ik nog nooit eerder ervaren heb. Het is heel gek, omdat het toch op de een of andere manier geen nieuwe gevoelens zijn. Ik voel dat ze er altijd al geweest zijn. Maar ze leken me zo slecht en zo verwarrend dat ik ze nooit in me heb durven laten opwellen. En nu, nu ik deze gevoelens in de uren met hem doorleef, voel ik me verschrikkelijk onzeker, alsof mijn hele wereld aan diggelen valt. Het leek allemaal zo zeker en zo hecht. Nu is het allemaal vaag, ongrijpbaar, diffuus en kwetsbaar. Het is niet prettig om allemaal dingen te voelen waar ik vroeger altijd bang voor was. Het is zijn schuld. Maar vreemd genoeg verlang ik ernaar hem te zien en ik voel me veiliger als ik bij hem ben.
Ik weet niet meer wie ik nu eigenlijk ben, maar soms, als ik op mijn gevoelens vertrouw, lijk ik even heel stevig en heel werkelijk. Ik ben ongerust over de tegenstrijdigheden die ik in mezelf ontdek - ik denk het ene en doe het andere. Het is allemaal heel verwarend. Het is ook wel avontuurlijk en opwindend om te proberen uit maken wie ik ben. Soms betrap ik me erop dat ik het gevoel heb, dat degene die ik ben, toch wel het bestaan waard is, wat dat dan ook betekent.
Ik ga het erg prettig vinden, hoewel het ook vaak pijnlijk is, deel te hebben aan wat ik op dit ogenblik voel. Het helpt werkelijk als ik probeer naar mezelf te luisteren, te horen wat er in me omgaat. Ik ben niet meer zo bang voor wat er in me omgaat. Het lijkt niet zo voos en onbetrouwbaar te zijn als ik dacht. Sommige uren met hem gebruik ik om diep in mezelf te graven en daardoor te weten te komen at ik werkelijk voel. Het is schrikaanjagend, maar ik wil het weten.
En meestal vertrouw ik hem en dat helpt. Ik voel me erg kwetsbaar en onervaren, maar ik weet dat hij me geen pijn wil doen en ik geloof zelfs dat hij om me geeft. Ik krijg het idee dat, als ik maar probeer me te laten gaan, heel diep in mezelf, als ik misschien zou kunnen voelen wat er in me omgaat. Als ik dan de betekenis ervan zou kunnen begrijpen, zou ik misschien weten wie ik ben en dan zou ik weten wat ik moet doen. Ik denk soms al dat ik dat weet, tenminste als ik bij hem ben.
Ik kan hem zelfs vertellen wat ik op een willekeurig moment ten aanzien van hem voel en dat schijnt de relatie te verdiepen in plaats van kapot te maken, waar ik bang voor was. Zou ik voor andere mensen ook mijn gevoelens zo kunnen openleggen? Misschien is dat ook wel niet zo gevaarlijk.
Ik heb het gevoel dat ik me laat meedrijven op de stroom van het leven en dat het heel avontuurlijk is om mezelf te zijn. Soms word ik verslagen, soms doe ik me pijn, maar ik merk dat deze ervaringen niet fataal zijn. Ik weet niet precies wie ik ben, maar ik kan op elk willekeurig moment mijn reacties voelen en ze blijken een heel goede basis te zijn voor mijn gedrag van moment tot moment. Maar dat kan ik natuurlijk alleen maar, omdat ik me veilig voel in de relatie met mijn therapeut. Of zou ik ook zo mezelf kunnen zijn buiten die relatie? Dat vraag ik me af. Dat vraag ik me echt af. Misschien wel."

Wat ik hier zo even verteld heb, gaat niet zo snel. Het kan jaren duren. Het komt ook voor, om redenen die we niet goed begrijpen, dat het helemaal niet plaatsvindt. Maar hopelijk geeft dit althans een indruk van wat zich afspeelt onder de oppervlakte van het feitelijke beeld dat ik u hebt trachten te geven met betrekking tot het psychotherapeutische proces zoals het in de therapeut en in de cliënt plaatsvindt.


terug naar het literatuuroverzicht






^