Teilhard de Chardin - Liefde



Pierre Teilhard de Chardin
paleontoloog, filosoof, theoloog,
jezuïet en mysticus (1881-1955)
Oorspronkelijke titel: Sur l'amour; uitgegeven door, Editions du Seuil, Paris 1967
Geautoriseerde vertaling: R.L. Witteveen de Vries-Feyens, 1979
Servire BV, Katwijk aan Zee; ISBN 90 6077 956 8

Dit werk bevat gedeelten van de volgende boeken van Pierre Teilhard de Chardin:

I uit: l'Esprit de la terre, Oeuvres, t. 6, p. 40 à 42. Editions du Seuil
II uit: Esquisses d'un Univers Personnel, Oeuvres, t. 6, p. 91 à 95, Editions du Seuil
III uit: l'Evolution de la Chasteté, inédit
IV uit: Le Prêtre, Ecrits du temps de la guerre 1916-1919 p. 297, Editions Grasset
V uit: Le Milieu Divin, Oeuvres, t. 4, p. 157-158, Editions du Seuil
VI uit: l'Energie humaine, Oeuvres, t. 6, p. 161 à 162 et 179 à 193, Editions du Seuil
VII uit: Le Phénomène humain, Oeuvres, t. 1, p. 293 à 298, Editions du Seuil

Meer gegevens over de werken van Pierre Teilhard de Chardin kunt u vinden op www.teilharddechardin.nl
de website van Stichting Teilhard de Chardin.


Liefde

I  uit l'Esprit de la terre, Oeuvres, t. 6, p. 40 à 42. Editions du Seuil

... Liefde is de meest universele, de meest geweldige en de meest mysterieuze der kosmische energieën. Na eeuwen van tastend zoeken, hebben maatschappelijke instellingen haar van buitenaf ingedijkt en gekanaliseerd. Gebruikmakend van deze situatie hebben moralisten getracht haar aan regels te onderwerpen, zonder overigens in hun theorieën uit te stijgen boven het niveau van een elementair empirisme, waarin verouderde opvattingen over de Materie en overblijfselen van oude taboes zijn blijven hangen. In de maatschappij wendt men voor haar niet te kennen in wetenschap, in zaken of in openbare vergaderingen, terwijl ze heimelijk overal aanwezig is. Het schijnt alsof men tenslotte de hoop heeft opgegeven om deze onmetelijke, alomtegenwoordige en steeds onbedwongen wilde kracht ooit te kunnen begrijpen en beheersen. Men laat haar dus (en men voelt haar ook) overal stromen onder de bovenlaag van onze beschaving en men vraagt haar slechts ons te vermaken of niet te schaden... Is het voor de Mensheid werkelijk mogelijk om te blijven leven en groeien, zonder zich eerlijk af te vragen hoeveel waarheid en kracht zij in haar ongelofelijke vermogen tot liefhebben verloren laat gaan?

Vanuit het hier ingenomen standpunt van geestelijke Evolutie lijkt het dat wij een naam en een waarde kunnen toekennen aan deze vreemde energie der Liefde. Kunnen wij niet eenvoudig zeggen, dat zij in essentie de aantrekkingskracht zelf is, die het Centrum in wording van het Universum uitoefent op elke eenheid van bewustzijn? De roep tot de grote Eenwording waarvan de realisatie het enige proces is dat zich in werkelijkheid in de natuur afspeelt? ... Wordt in deze veronderstelling, volgens welke (overeenkomstig de vondsten der psychologische analyse) Liefde de primitieve en universele psychische energie zou zijn, niet alles helder om ons heen, zowel voor ons denken als voor ons handelen? Men kan trachten de geschiedenis der wereld van buitenaf te reconstrueren door het spel van de atoom-, molecuul- en celcombinaties in hun verschillende processen te bestuderen. Men kan ook proberen deze opdracht doeltreffender van binnenuit te vervullen door de geleidelijke vooruitgang te volgen, die door het spontane bewustzijn werd gemaakt en daarbij de achtereenvolgens overschreden drempels vast te stellen. De meest expressieve en diep-waarachtige wijze om de universele Evolutie te beschrijven zou ongetwijfeld bestaan in het naspeuren van de Evolutie van de Liefde.

In haar meest primitieve vormen, in een nauwelijks geïndividualiseerd Leven, kan Liefde moeilijk onderscheiden worden van moleculaire krachten. Men zou kunnen denken aan chemismen, tropismen. Langzamerhand maakt zij zich los, maar zij blijft nog lange tijd ononderscheiden van de eenvoudige functie der voortplanting. Het is pas met de 'Hominisatie' dat zij ten laatste het geheim en de veelvuldige deugden van haar geweld onthult. Gehominiseerde Liefde onderscheidt zich van alle andere Liefde, omdat het 'spectrum' van haar warme en doordringende licht zich wonderbaarlijk heeft verrijkt. Niet langer alleen de unieke en periodieke aantrekkingskracht gericht op materiële vruchtbaarheid; maar een mogelijkheid tot contact, zonder grens of rust, door de geest veel meer dan door het lichaam: oneindig talrijke en subtiele antennes, die elkaar zoeken in de tere nuances van de ziel; aantrekkelijkheid van wederzijds gevoeligmaken en vervullen waarin de zorg voor het behoud van de soort zich langzamerhand oplost in de veel grootsere dronkenschap van twee mensen die een Wereld volvoeren.

Het is het Universum dat in werkelijkheid vooruitschrijdt naar de Man door de Vrouw. Waar het om gaat (het vitale punt voor de Aarde) is dat zij elkaar herkennen. Als de Mens de ware aard, het ware doel van zijn liefde niet herkent, is de verwarring diep en onherstelbaar. In zijn verbetenheid om een hartstocht, bedoeld voor het Al, te verzadigen door iets te gerings, zal hij, door de stoffelijkheid of de toenemende veelvuldigheid van zijn experimenten, trachten een fundamentele evenwichtsverstoring te herstellen. Vergeefse pogingen en in de ogen van wie de onschatbare waarde doorziet van het menselijke 'geestelijke kwantum', een verschrikkelijke verspilling. Laat ons, als u wilt, alle sentimentaliteit en schijnheilige schandalen terzijde laten, maar laat ons koel als biologen of ingenieurs de rossig gloeiende atmosfeer van onze grote steden in de avond waarnemen. Daar, en overal trouwens, verkwist de Aarde haar meest wonderbaarlijke kracht, voortdurend, in puur verlies. De Aarde brandt in de open lucht. Hoeveel energie, denkt u, gaat in een enkele nacht verloren voor de Geest van de Aarde?...

Laat de Man daarentegen de universele Realiteit gewaarworden die geestelijk door het vlees straalt. Hij zal dan de reden ontdekken voor wat tot nog toe zijn liefdeskracht teleurstelde en deed ontaarden. De Vrouw staat voor hem als de aantrekkingskracht en het Symbool van de Wereld. Hij kan haar slechts omhelzen door zelf op zijn beurt te groeien in de maat van de Wereld. En omdat de Wereld altijd groter en altijd onvoltooid en altijd op ons vóór is, zal de mens, om zijn liefde te winnen, zich moeten inzetten voor een onbeperkte verovering van het Heelal en van zichzelf. In deze zin zou de Man de Vrouw slechts kunnen bereiken in de voltrekking van een Universele eenwording. Liefde is een heilige reserve van energie - en als het bloed van de spirituele Evolutie. Dit is wat de Zin van de Aarde ons in eerste instantie onthult.

II  uit: Esquisses d'un Univers Personnel, Oeuvres, t. 6, p. 91 à 95, Editions du Seuil

... De wederzijdse aantrekking der seksen is zo fundamenteel, dat iedere verklaring van de Wereld (biologisch, filosofisch of religieus), die er niet toe zou leiden om er een structureel essentiële plaats in haar systeem aan te geven, in de grond veroordeeld is. Om een dergelijke plaats aan de seksualiteit te geven in een kosmisch systeem dat gebaseerd is op eenwording, is bijzonder gemakkelijk. Maar deze plaats moet duidelijk worden gedefinieerd, zowel in de toekomst als in het verleden. Welke zijn dan precies de zin en de essentie van de liefdeshartstocht in een Wereld van persoonlijke makelij?

In haar oorspronkelijke vormen en tot ver in het Leven, lijkt seksualiteit geïdentificeerd te zijn met voortplanting. Wezens komen tot elkaar niet terwille van het voortduren van henzelf, maar van wat zij hebben verworven. Het verband tussen paar en voortplanting is zo nauw, dat filosofen als Bergson er een indicatie in zagen dat het Leven méér bestaat dan de levenden en dat geacheveerde Godsdiensten als het Christendom tot nog toe bijna hun gehele morele code hebben gebaseerd op het kind.
Maar geheel anders zien de dingen eruit vanuit het standpunt, waartoe de analyse van een structureel convergerende Kosmos ons heeft gebracht. Dat de overheersende functie van de seksualiteit allereerst de instandhouding van de soort betrof, dat is niet twijfelachtig, zolang de staat van persoonlijkheid nog niet in de Mens was gevestigd. Maar vanaf het beslissende moment van Hominisatie bleek een andere, meer essentiële rol aan de liefde te zijn toegevallen, een rol waarvan het schijnt dat we het belang beginnen te beseffen: ik bedoel de noodzakelijke synthese van de twee principes, het mannelijke en vrouwelijke, in de ontwikkeling der menselijke persoonlijkheid. Geen moralist of psycholoog heeft er ooit aan getwijfeld dat het paar een wederzijdse vervulling vindt in het spel van hun reproducerende functie. Maar tot nog toe is deze voltooiing slechts gezien als een secundair gevolg, bijkomstig verbonden met het hoofdverschijnsel van de voortplanting.
Om ons heen zien wij, als ik mij niet vergis, de neiging om, in overeenstemming met de wetten van de persoonlijke Wereld, de belangrijkheid van deze factoren om te keren. De man en de vrouw voor het kind, nog steeds en zolang het aardse leven nog niet tot rijpheid is gekomen. Maar: de man en de vrouw voor elkaar, meer en meer en voor altijd.

Teneinde de waarheid van dit perspectief te bevestigen, kan ik niet anders en niet beter doen dan het enige criterium te hanteren dat ons in deze studie leidt: namelijk, een zo volmaakt mogelijk verband tussen de theorie en een ruimer gebied van realiteit. Als de man en de vrouw, zou ik zeggen, er voornamelijk waren voor het kind, dan zou de rol en de macht der liefde moeten verminderen naarmate de menselijke individualiteit zich voltooit en aan de andere kant de bevolkingsdichtheid op Aarde het punt van verzadiging bereikt. Maar als de man en de vrouw hoofdzakelijk voor elkaar zijn, dan komt de gedachte tot ons, dat hoe meer zij 'mens worden', hoe meer zij de behoefte zullen voelen om nader tot elkaar te komen. Welnu, onze ervaring leert dat deze en niet de eerdergenoemde de werkelijke stand van zaken is en dat die om verklaring vraagt.
In de hier aangenomen veronderstelling van een Wereld die bezig is te verpersoonlijken, vindt het feit dat liefde in het proces van 'hominisatie' groeit in plaats van te verminderen, een heel natuurlijke verklaring en extrapolatie. In het menselijke individu, zeiden wij eerder, houdt de Evolutie niet op, maar zij gaat voort naar een volmaaktere concentratie en tegelijk verdere differentiatie, die verkregen wordt door vereniging. Laten wij het zó zeggen: de vrouw is voor de man juist de relatie die in staat is deze voorwaartse beweging te ontketenen. Door de vrouw en door de vrouw alléén kan de man ontsnappen aan het isolement, waarin juist zijn perfectie hem zou dreigen op te sluiten. Bijgevolg is het niet meer volstrekt exact om te zeggen dat de schakel van het Universum, volgens onze ervaring, de denkende monade is. De volledige menselijke molecuul is al een meer synthetisch en bijgevolg meer vergeestelijkt element dan de persoon-individu, zij is een dualiteit die zowel het mannelijke als het vrouwelijke inhoudt.

Hier verschijnt in volle omvang de kosmische rol der seksualiteit. En hier ontdekken wij tegelijkertijd de regels die ons zullen leiden bij het veroveren van deze vreselijke energie, waarin de macht die het Universum tot zichzelf doet convergeren, linea recta door ons heen gaat.
De eerste van deze regels is dat liefde, in overeenstemming met de algemene wetten der scheppende vereniging, bijdraagt tot de geestelijke differentiatie in de twee wezens die zij tot elkaar brengt. De een moet de ander niet in beslag nemen en nog minder moeten de twee zich verliezen in de genietingen van een lichamelijk bezitten, dat een val in het meervoudige zou betekenen en een terugkeer tot het niet. Dit is een algemene ervaring. Maar dit kan alleen goed worden begrepen vanuit het perspectief van Geest-Materie.
Liefde is een avontuurlijke verovering. Zij houdt stand en ontwikkelt zich, zoals het Universum zelf, slechts door een voortdurend ontdekken. Alleen diegenen hebben elkaar echt gewettigd lief, wie de hartstocht leidt, allebei, de een door de ander, tot een hoger bezitten van hun wezen. Zo is de ernst der vergrijpen tegen de liefde niet het beledigen van ik weet niet welk schaamtegevoel of welke deugd; hij bestaat uit het verspillen, door onachtzaamheid of wellust, van 's werelds reserves aan verpersoonlijking. Het is deze verspilling die de uitspattingen der 'onzuiverheid' verklaart. Het is ook deze verspilling die in een verder stadium in de ontwikkelingen der eenwording verantwoordelijk is voor een meer subtiele verandering van de liefde: ik zou willen zeggen, dat zij verandert in gezamenlijk egoïsme.

( ... ) Wanneer het gebeurt dat twee wezens, tussen wie een grote liefde mogelijk is, elkaar ontmoeten temidden van het gekrioel van andere wezens, dan hebben zij onmiddellijk de neiging om zich in te bouwen in het jaloerse bezit van hun gezamenlijke bereiking. Onder invloed van de volheid die hen overweldigt, zoeken zij instinctief zich in elkaar in te sluiten, met uitsluiting van de anderen. En zelfs wanneer zij de wellustige verleiding van de absorptie en de rust weten te weerstaan, proberen zij de beloften van de toekomst te beperken tot een onderlinge ontdekking, alsof zij een wereld voor twee samenstelden.
Welnu, na alles wat wij gezegd hebben over de vermoedelijke structuur van de Geest, is het duidelijk dat deze droom slechts een gevaarlijke illusie is. Krachtens hetzelfde principe dat 'eenvoudige' persoonlijke elementen dwong om zich in het paar volledig te maken, moet het paar op zijn beurt, zichzelf voorbij, de vervolmakingen nastreven, die zijn groei vereist. En wel op twee manieren. Aan de ene kant moet het, buiten zichzelf, aansluiting zoeken bij groeperingen van dezelfde orde om zich verder te centreren. (...) Aan de andere kant moet het Centrum waarnaar de twee geliefden zich in hun vereniging richten, zijn persoonlijkheid manifesteren in de kern van de groepering waarin hun éénzijn zich zou willen isoleren. Zonder buiten zichzelf te treden, kan het paar zijn evenwicht alleen vinden in een derde vóór hem. Hoe moeten wij deze mysterieuze 'indringer' noemen?

Zolang de geseksualiseerde elementen in de Wereld de staat van persoonlijkheid niet hadden bereikt, was het nakomelingschap voldoende als realiteit, waarin de verwekkers van de voortplanting zich in zekere zin konden voortzetten. Maar zodra de liefde niet alleen tussen ouders begon te spelen, maar tussen twee personen, moest het Eindpunt zichtbaar worden dat, vóór de geliefden uit, nog enigszins vaag zich aftekende; het Eindpunt, waarin niet alleen hun geslacht, maar hun persoonlijkheid zowel behouden als vervuld zou worden. En dan begint opnieuw 'de val vooruit' waarvan we de verwikkelingen al hebben gevolgd. Allengs moet men tot het einde der Wereld voortgaan. En uit eindelijk is het het Totale Centrum zelf, veel meer dan het kind, dat nodig blijkt te zijn voor het versterken van de liefde. Liefde is een functie met drie termen. De man, de vrouw en God. Heel haar volmaaktheid en welslagen zijn verbonden aan de harmonieuze balans tussen deze drie elementen.

III  uit: l'Evolution de la Chasteté, inédit

... Een nobele hartstocht verleent vleugels. Daarom zou de mate waarin een liefde zich ontwikkelt in de richting van geestelijke vrijheid de beste toets zijn voor haar verhevenheid. Hoe geestelijker een genegenheid, hoe minder zij absorbeert en hoe meer zij aanzet tot actie.
... Liefde is de drempel tot een andere wereld. Voorbij de ons bekende vibraties is de regenboog van haar nuances nog in volle groei. Maar de betovering der lagere tinten ten spijt is het naar het 'Ultra' alleen, dat de schepping van licht zich beweegt. Het is in deze onzichtbare en als het ware immateriële sferen dat ons de ware inwijding tot eenheid wacht.
De diepten die wij aan de Materie toekennen, zijn niet meer dan de weerspiegeling van de hoogten van de Geest. Dit punt schijnt te worden bevestigd door de ervaring en gedachte van de mens.
... Ik ben nu op een punt gekomen vanwaar ik de twee volgende fasen in de scheppende transformatie van de menselijke liefde kan onderscheiden. In de loop van een eerste fase in de Mensheid beperken Man en Vrouw zich tot het lichamelijke vermogen en de zorg voor het nakomelingschap. Rondom dit fundament ontwikkelen zij langzamerhand een groeiend aureool van geestelijke uitwisseling. Deze nimbus was eerst niet meer dan een onmerkbare 'franje'. Maar geleidelijk en steeds duidelijker vindt een verschuiving plaats en komen de vruchtbaarheid en het mysterie van eenwording in dit gebied tot uitdrukking; juist op dat moment blijkt het centrum van fysieke eenheid waar het licht vandaan kwam, onmachtig om nieuwe groei te ondergaan. Het brandpunt van attractie verschuift plotseling naar voren, als naar het oneindige. Om in staat te zijn om elkaar steeds verder in de geest te begrijpen, zullen de geliefden zich af moeten wenden van het lichaam en elkaar zoeken in God. De maagdelijkheid rust op de kuisheid zoals de gedachte op het leven: door een ommekeer in richting of door het passeren van een specifiek punt.

Natuurlijk kan zulk een transformatie op het oppervlak van de aarde niet ineens worden gerealiseerd. Daar is vooral Tijd voor nodig. Water dat men verwarmt, verdampt niet ineens in zijn geheel. Vloeibare en gasachtige fase bestaan voor een lange tijd naast elkaar. Dit is noodzakelijk. Onder deze dualiteit evenwel, ontwikkelt zich slechts één gebeuren, waarvan de richting en 'waardigheid' zich over het geheel uitstrekken. Zo behoudt vereniging der lichamen op dit moment haar noodzaak en waarde voor het menselijk ras. Maar haar gééstelijke hoedanigheid wordt van nu af aan bepaald door het karakter van hogere vereniging die zij voedt en heeft voorbereid. Liefde is bezig in een andere fase over te gaan in de schoot van de Noösfeer. En het is in deze nieuwe richting dat de collectieve overgang van de mensheid tot God wordt voorbereid. Zo stel ik mij de evolutie der Kuisheid voor.
Theoretisch is deze transformatie van de liefde mogelijk. Voor haar verwerkelijking is het slechts nodig dat de roepstem van het persoonlijk goddelijk centrum krachtig genoeg wordt gehoord om de natuurlijke aantrekking te beheersen die de paren van menselijke monaden er toe zou brengen om zich voortijdig op elkaar te storten.

Vanuit praktisch oogpunt gezien verheel ik mij niet dat de moeilijkheid van deze poging zó groot schijnt, dat negen van de tien mensen alles wat ik in deze bladzijden neerschreef als naïef of waanzinnig zullen beschouwen. Is niet algemeen en afdoend de ervaring opgedaan dat geestelijke liefdes altijd in de modder zijn geëindigd? De mens is gemaakt om met beide benen op de grond te staan. Heeft men ooit het idee gehad om te willen vliegen?...
Ja, wil ik antwoorden, dwazen hebben deze droom gehad. En daarom beheersen wij nu de lucht. Niet geloven en niet durven is wat het leven verlamt. Het moeilijke is niet om problemen op te lossen, maar om ze te stellen. Welnu, we zien hier dat zich meester maken van en het aanwenden der hartstocht om deze in dienst te stellen van de geest, naar de biologie uitwijst, een voorwaarde is voor vooruitgang. Vroeger of later en onze ongelovigheid ten spijt, zal de Wereld derhalve deze stap zetten. Want alles wat meer waar is, wordt eens gevonden en alles wat beter is, zal ten slotte gebeuren.
De dag zal komen dat wij, na de ether, de winden, de getijden en de zwaartekracht, ook de krachten der liefde zullen meester worden voor God. En dan zal voor een tweede keer in de geschiedenis der wereld, de Mens het Vuur hebben gevonden.

IV  uit: Le Prêtre, Ecrits du temps de la guerre 1916-1919. p. 297, Editions Grasset

Wat te zeggen, Heer, dan dit alleen, dat door heel de wijdte en breedte van het Werkelijk Bestaande, door heel zijn Verleden en heel zijn Worden, door al wat ik onderga en al wat ik doe, door mijn gebondenheden, initiatieven en het werk zelf van mijn leven, ik u bereiken kan, mij met u verenigen kan en oneindig groeien in deze eenwording!
De drievoudige droom van liefde is het, die u in Uw Incarnatie met een ongehoorde volheid realiseert: - zich omhullen met het geliefde Object totdat men erin verdrinkt, - de tegenwoordigheid ervan steeds intensiveren, - en zich er in verliezen zonder ooit verzadiging te bereiken... Moge de substantiële en kastijdende invloed van Christus zich meer en meer onder alle mensen verspreiden en vandaar op mij uitstorten om mij leven te geven!...
Moge het tijdelijke en beperkte contact met de gewijde hostiën mij binnenleiden in een universele en eeuwigdurende communie met Christus, zijn alomhandelende wil en zijn onbeperkte mystieke Lichaam!...

V  uit: Le Milieu Divin, Oeuvres, t. 4, p. 157-158, Editions du Seuil

Waar ik om roep, zoals ieder die leeft, met de kreet van heel mijn leven en zelfs van heel mijn aardse hartstocht, is wel iets anders dan een gelijke om lief te hebben: het is een God om te aanbidden.
O, aanbidden, dat wil zeggen, zich verliezen in het ondoorgrondelijke, zich storten in het onuitputtelijke, vrede vinden in het onaantastbare, opgaan in omschreven onmetelijkheid, zich overgeven aan het Vuur en de Transparantie, zichzelf vernietigen, bewust en vrijwillig, naarmate men meer van zichzelf bewust wordt, zich tot de bodem geven aan wat bodemloos is! Wie dan kunnen wij aanbidden? Hoe meer de Mens tot mens zal worden, hoe meer hij ten prooi zal vallen aan de behoefte, een steeds duidelijker, verfijnder en overvloediger behoefte om te aanbidden.
O, Jesus, doorscheur de wolken met Uw bliksem! Openbaar u aan ons als de Sterke, de Schitterende, de Wederopgestane! Wees ons de Pantokrator die de eenzaamheid der koepels vulde in eeuwenoude basilieken! Wij hebben niet minder dan deze Parousie van node, om de glorie van de opstijging der Wereld in onze harten in evenwicht te brengen en te beheersen. Verschijn ons, opdat wij met u de Wereld zullen overwinnen, gehuld in de Glorie der Wereld.

VI  uit: l'Energie humaine, Oeuvres, t. 6, p. 161 à 162 et 179 à 193, Editions du Seuil

... Sinds een eeuw, zonder er ons goed bewust van te zijn, hebben wij een opmerkelijke verandering ondergaan op intellectueel gebied.
Ontdekken en weten was altijd een diepgewortelde neiging in onze natuur. Herkennen wij die neiging niet al in de grotbewoners? Maar het is pas sinds kort, dat deze essentiële behoefte om te kennen nadrukkelijker werd en veranderde in een autonome levensfunctie, die voorrang kreeg in ons bestaan boven de zorg voor eten en drinken. Welnu, als ik mij niet vergis, heeft dit verschijnsel van individualisatie van onze hoogste psychologische functies, niet alleen nog lang niet zijn grenzen bereikt op het gebied van zuiver denken, maar het heeft ook de neiging om zich uit te breiden tot een aangrenzend gebied dat nog ongevormd en onontgonnen is: de 'terra ignota' van de krachten van genegenheid en liefde.
Een paradoxaal feit is, dat liefde (ik bedoel hier liefde in de strikte betekenis van hartstocht), niettegenstaande (of misschien juist vanwege) haar alomtegenwoordigheid en heftigheid, tot nog toe door iedere rationele systematisatie van de Menselijke Energie buiten beschouwing is gelaten. Empirisch is de moraal er min of meer in geslaagd de beoefening van liefde te codificeren niet betrekking tot de instandhouding en de materiële voortplanting van het menselijke ras. Maar wie heeft serieus gedacht dat onder dit troebele vermogen (dat toch de bezielende kracht is van genieën, kunsten en alle poëzie) een geweldige creatieve drang in reserve bleef, zodat de Mens pas werkelijk Mens zou zijn vanaf de dag dat hij haar niet alleen bedwongen, maar getransformeerd, gebruikt en bevrijd zou hebben? ... Het lijkt dat nu in onze eeuw, die geen enkele kracht verloren wil laten gaan en de hand wil leggen op de meeste geheime gebieden van de psychologie, het licht begint te schijnen. De Liefde zowel als het denken is steeds in volle groei in de Noösfeer. Het overwicht van haar groeiende krachten over de dagelijks verminderende behoeften van de menselijke voortplanting, wordt met de dag evidenter. Daarom heeft de volledig gehominiseerde liefde een veel belangrijkere functie te vervullen dan de eenvoudige drang tot voortplanting. Een specifiek en wederzijds vermogen tot geestelijke gevoeligmaking en bevruchting sluimert vermoedelijk nog tussen man en vrouw. Het verlangt zich los te maken in een onbedwingbaar reiken naar al wat schoonheid en waarheid is. Zijn ontwaking zal zeker komen. Het ontluiken van een oude kracht, heb ik het genoemd. Deze uitdrukking is ongetwijfeld te zwak. Voorbij een zekere graad van sublimatie, door haar grenzeloze mogelijkheden van intuïtie en onderlinge verbindingen, doordringt de vergeestelijkte liefde het onbekende; zij zal, voor onze ogen, in de mysterieuze toekomst, haar plaats innemen in de verwachte groep van nieuwe vermogens en vormen van bewustzijn. (...)

Eenwording, de ware eenwording naar omhoog in de geest, voltooit het samenstellen van de elementen die zij beheerst in hun eigen volmaaktheid. Eenwording differentieert. Krachtens dit fundamentele principe kunnen de elementaire persoonlijkheden zich slechts doen gelden, naarmate zij stijgen tot een hogere psychische eenheid of hogere Ziel. Dit kan alleen op één voorwaarde: dat het hogere Centrum, waar zij zich bij aansluiten, maar niet mee vermengen, zijn eigen autonome realiteit heeft. Omdat er geen vermenging of oplossing van de elementaire persoonlijkheden plaatsvindt, moet het Centrum noodzakelijk onderscheiden van hen zijn, dat wil zeggen zijn eigen persoonlijkheid hebben.
Zo vinden wij de volgende figuur voor het hoogste Doel waarnaar de Menselijke Energie reikt: 'Een georganiseerde meervoudigheid waarvan de elementen de vervulling van hun eigen persoonlijkheid vinden in een paroxysme van vereniging en wederzijdse doorschijnendheid; het gehele Lichaam bijeen gehouden door de eenheidbrengende invloed van een onderscheiden Centrum van bovenverpersoonlijking.'

Deze laatste gesteldheid of beperking is van groot belang. Zij betekent inderdaad dat de Noösfeer voor haar onderhoud en functionering fysiek vereist, dat er in het Universum een reële Pool van psychische convergentie bestaat. Een Centrum, verschillend van alle centra die het 'overcentreert' door ze te assimileren; een Persoon, onderscheiden van alle personen die hij vervolmaakt door ze met zich te verenigen.
De Wereld zou niet functioneren als er niet ergens, vooruit in de tijd en de ruimte, 'een kosmisch punt Omega' bestond van volledige synthese.
De beschouwing van deze Omega zal ons in staat stellen om vollediger de geheime aard te bepalen, in een laatste hoofdstuk, van wat we tot nu toe wat vaag de 'Menselijke Energie' hebben genoemd.

Liefde, hogere vorm van Menselijke Energie

... In ons en om ons heen, zo hebben wij kunnen concluderen, verpersoonlijken de elementen van de Wereld zich voortdurend verder door toe te treden tot een persoonlijk doel van eenwording: op zulk een wijze dat, uitstralend vanuit dit Doel van uiteindelijke samenvloeiing en er tenslotte weer in terugvloeiend, de essentiële Energie der Wereld, na de kosmische massa onduidelijk in beweging te hebben gebracht, eraan ontstijgt om de Noösfeer te vormen.
Welke naam moeten wij geven aan een dergelijke invloed? Eén enkele: Liefde.

Per definitie is Liefde het woord dat wij gebruiken om aantrekkingen van persoonlijke aard aan te duiden. Daar in het Universum, dat denkend is geworden, alles zich tenslotte beweegt naar en in het Persoonlijke, is het noodzakelijk Liefde, een soort liefde, die hoe langer hoe meer de materie van de menselijke energie in haar zuivere staat, vormt en zal vormen.
Is het mogelijk om achteraf deze conclusie te verifiëren, die ons vooraf wordt opgelegd door de voorwaarden voor het functioneren en het onderhouden van de denkactiviteit op het oppervak der Aarde?
Ja, veronderstel ik. En wel op twee verschillende manieren:
- Psychologisch eerst, door op te merken dat liefde, gebracht tot een zekere graad van universaliteit door de perceptie van het Centrum Omega, de enige kracht is, die de mogelijkheden van het menselijke handelen vermag te totaliseren zonder interne tegenstrijdigheden.
- Historisch vervolgens, door op te merken dat zo'n universele liefde zich werkelijk aan onze ervaring voordoet als de hoogste fase van een al eerder begonnen transformatie in de massa van de Noösfeer.
Laat ons proberen dit aan te tonen.

1. Liefde, totaliserend beginsel van Menselijke Energie

Zij, die met het grootste scepticisme tegenover elke suggestie staan die de tendens heeft om een algemene coördinatie van het Denken op Aarde te bevorderen, zijn de eersten om de staat van verdeling waarin de menselijke krachten vegeteren, te erkennen en te betreuren: stof van handelingen in het individu, stof van individuen in de maatschappij... Het is zonneklaar, zeggen zij, dat een ontzaglijke kracht in deze ordeloze onrust geneutraliseerd en verloren raakt. Maar hoe wilt u dat dergelijke as zich ooit zou samenbinden? Reeds van nature onderling verdeeld, verstoten de menselijke deeltjes elkaar nog onherstelbaar. U kunt ze misschien mechanisch op elkaar drukken, maar hen een gemeenschappelijke ziel in te blazen, is fysiek onuitvoerbaar.
De kracht en de zwakte van alle bedenkingen tegen de mogelijkheid van enige uiteindelijke eenwording van de wereld lijken mij hierin te liggen, dat zij een al te reëel lijkende schijn verraderlijk overdrijven, zonder rekening te willen houden met sommige in de Mensheid al waarneembare nieuwe factoren. De pluralisten redeneren altijd alsof er in de Natuur geen enkel bindend principe bestond, of neiging had te bestaan, behalve de vage of oppervlakkige betrekkingen die gewoonlijk door het 'gezonde verstand' en de sociologie in overweging worden genomen. In de grond van de zaak zijn het 'juridicisten' en 'fixisten' die zich niets anders om zich heen kunnen voorstellen, behalve datgene wat er altijd schijnt te zijn geweest.
Maar laat ons zien wat er in onze zielen gaat gebeuren zodra daar, op het moment dat door de loop der Evolutie wordt bepaald, de perceptie van een levend Centrum van universele convergentie tevoorschijn komt. Laten wij ons een mens voorstellen (dit is geen fictie, dat zullen wij spoedig zien), die bewust is geworden van zijn persoonlijke relaties met een hoogste Persoonlijkheid tot wie hij zal toetreden, geleid door het gehele spel van kosmische activiteiten. In en beginnend bij zulk een mens wordt een onvermijdelijk proces van eenwording aan de gang gezet, dat gekenmerkt wordt door de volgende stadia:
- totalisatie van iedere handeling ten opzichte van het individu;
- totalisatie van het individu ten opzichte van hemzelf,
- totalisatie ten slotte van de individuen in de collectieve mensheid.
Al deze 'onmogelijkheden' verwerkelijken zich op natuurlijke wijze onder invloed van liefde.

a) Totalisatie door Liefde van individuele handelingen

In de staat van verdeeldheid waarin de pluralisten ons zien (dus buiten de bewuste invloed van Omega), handelen we meestal maar vanuit een zeer klein deel van onszelf. Of hij eet of werkt, wiskunde doet of kruiswoordpuzzels oplost, in zijn werk zet de Mens zich maar gedeeltelijk in met alleen enkele van zijn vermogens. Zijn zintuigen functioneren, of zijn ledematen, of zijn rede, maar niet zijn hart zelf. Menselijke handeling, maar niet handeling van de gehele Mens, zou de Scholasticus zeggen.
Daarom kan een geleerde of een denker, na een leven van voortreffelijke inspanningen, verarmd of uitgedroogd zijn, teleurgesteld: want zijn intelligentie, maar niet zijn persoon heeft zich gebogen over levenloze voorwerpen. Hij heeft zichzelf wel gegeven, maar hij heeft niet kunnen liefhebben. Laat ons nu dezelfde vormen van activiteit beschouwen in het licht van Omega. Omega, in wie alles convergeert, is omgekeerd degene van wie alles uitstraalt. Onmogelijk om haar als een brandpunt aan de top van het Universum te plaatsen, zonder tegelijkertijd haar tegenwoordigheid te zien uitstralen tot in het kleinste schakeltje van de Evolutie. Wat wil dit zeggen dan dat voor degene die deze visie heeft gehad, elk ding, hoe nederig ook, als het zijn plaats maar vindt in de lijn van de vooruitgang, zich verwarmt, zich verlicht, zich verlevendigt en daardoor voorwerp wordt van totale adhesie. Wat koud was, dood en onpersoonlijk voor degene die geen visie heeft, laadt zich voor degenen die wel zien niet alleen met leven, maar met een leven krachtiger dan het hunne, zodat zij in hun handelen zich eerder gegrepen en geassimileerd voelen dan dat zij zelf grijpen en assimileren. Daar, waar de niet-ziende slechts een beperkt reagerend voorwerp vindt, kunnen de wel-zienden zich uitleven met de totaliteit van hun mogelijkheden, hun meest onbelangrijke plicht hartstochtelijk liefhebben als een contact of een streling. In het uiterlijke mechanisme is er geen verandering, maar in de kwaliteit van de handeling, in de intensiteit van de overgave, wel. Wat een verschil! De hele afstand tussen een consumptie en een communie. En dit is de eerste stap in totalisatie. Binnen een Wereld van persoonlijke en convergerende structuur waarin de aantrekking liefde wordt, ontdekt de Mens dat hij zich onbeperkt kan geven aan alles wat hij doet. In de geringste handeling kan hij volledig met het universum in contact treden, zowel aan de oppervlakte al de diepte van zijn wezen. Alles wordt hem dan tot volwaardig voedsel.

b) Totalisatie door Liefde van het individu ten opzichte van zichzelf

Dat elke van onze afzonderlijke daden totaal kan worden onder de animerende invloed van Omega duidt al op een bewonderenswaardig gebruik van de Menselijke Energie. Nauwelijks echter is deze eerste omvorming van onze activiteiten begonnen of ze heeft de neiging om zich in een andere, diepere metamorfose, voort te zetten. Door het feit zelf dat onze handelingen, ieder voor zich, totaal worden, is het logisch dat deze zich gaan totaliseren, alle tezamen gebracht in een unieke daad. Laat ons zien hoe.
Het onmiddellijke gevolg van universele liefde, door Omega mogelijk gemaakt, is om al onze handelingen te onderbouwen met een fundamentele identiteit van hartstochtelijke betrokkenheid en overgave. Welke zal de invloed zijn van deze gemeenschappelijke basis (men zou kunnen zeggen: dit nieuwe klimaat) op ons innerlijke leven? Zal dit ons verloren doen gaan in zijn zoete warmte? De helderheid der vooruitzichten doen vervagen in een sfeer van zinsbegoocheling? Ons afleiden van het tastbare individuele om ons te absorberen in een confuus gevoel van het Universele?... Men zou dit kunnen vrezen, maar dan zou men, eens te meer, vergeten dat in geestelijke zin de vereniging differentieert. Het is ongetwijfeld juist dat als ik Omega heb ontdekt, alle dingen voor mij in zekere zin hetzelfde ding worden; zodat wat ik ook doe, ik de indruk kan hebben een en hetzelfde ding te doen. Maar deze fundamentele eenheid heeft niets gemeen met een oplossing in het homogene. In eerste instantie accentueert zij, in plaats van te verzwakken, het reliëf van de elementen die zij bijeen brengt, want Omega, het enige voorwerp van verlangen, vormt zich voor onze ogen en treedt alleen in contact met ons in de vervolmaking van die elementaire vooruitgang waardoor de Evolutie zich langs experimentele weg, als een weefsel, laat samenstellen.
Maar er is méér. Liefde doortrekt niet alleen het Universum, zoals een olie die er de kleuren van zou verlevendigen. Zij verbindt niet eenvoudig de dichte stof van onze ervaringen in een gezamenlijke doorschijnendheid. Het is een ware synthese die zij teweeg brengt, van de gebundelde krachten van onze vermogens. En dit is tenslotte het punt dat men goed moet begrijpen. In de oppervlakkige loop van ons bestaan is er verschil tussen zien en denken, begrijpen en liefhebben, geven en ontvangen, groeien en krimpen, leven en sterven. Maar wat zal er van al deze tegenstellingen worden vanaf het ogenblik dat in Omega hun verscheidenheid zich onthult als oneindig gevarieerde modaliteiten van eenzelfde universeel contact? Zonder in het minst in hun wortels te worden aangetast, zullen zij de neiging hebben om zich te verbinden in een gezamenlijke einduitkomst, waarin hun nog steeds herkenbare veelheid zal uitbarsten in een onuitsprekelijke rijkdom. Geen interferentie maar een weerklinken.
Waarom zouden we hierover verwonderd zijn? Kennen wij niet eenzelfde verschijnsel, weliswaar minder intensief, in onze ervaring? Wanneer in een nobele liefde van een man voor een vrouw de kracht van zijn hartstocht zijn wezen exalteert boven zijn beperkingen uit, dan wordt het leven van deze man, zijn vermogen tot scheppen en voelen, zijn hele Wereld, duidelijk omvat en tegelijk gesublimeerd in zijn liefde voor deze vrouw. Maar hoe nodig de vrouw voor de man ook moge zijn om hem de Wereld te weerspiegelen, te onthullen, mede te delen en te 'personaliseren', toch is zij nog niet het centrum van de Wereld! Als dus de liefde van een element voor het andere zich zo machtig toont dat ze de veelheid van onze gewaarwordingen en emoties in een unieke impressie kan samenbrengen (zonder ze te verwarren), hoe zal dan niet de vibratie zijn die van onze wezens uitgaat bij hun ontmoeting met Omega?...
Inderdaad wordt ieder van ons geroepen om de Toon van het universum te beantwoorden met een zuivere en onmededeelbare boventoon. Wanneer wij, door de groei van de Liefde voor het Al in onze harten, zullen voelen hoe boven de verscheidenheid van onze inspanningen en verlangens uit, de overweldigende eenvoud van een élan zich uitbreidt, een élan waarin de onnoemelijke schakeringen van de hartstocht en de daad zich in exaltatie vermengen zonder zich te verliezen, dan is het dat, binnen de massa gevormd door Menselijke Energie, wij ieder de volheid van onze doeltreffendheid en onze persoonlijkheid nabij zullen komen.

c) Totalisatie, door Liefde, van de individuen in de Mensheid

De overgang van het individuele naar het collectieve vormt het actuele en cruciale probleem van de Menselijke Energie. En het moet worden erkend dat de eerste stappen tot oplossing ons besef van de moeilijkheden ervan slechts vergroten. Aan de ene kant worden wij onontkoombaar tegen elkaar geperst door het steeds dichter wordende net van economische samenhangen, te zamen met een onloochenbaar biologisch determinisme. Aan de andere kant hebben wij het gevoel dat wij, in de loop van deze samenpersing, het meest waardevolle deel van onszelf verliezen: onze spontaniteit en onze vrijheid. Totalitarisme en Personalisme: zouden deze twee functies, in strijd met de vooruitzichten der Theorie, noodzakelijkerwijs in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar verschillen? En moeten wij kiezen om de toekomst te bouwen (want we moeten vooruitgaan), tussen de Charybdis van collectivisme en de Scylla van anarchisme? Tussen de symbiose die mechanisch maakt en de versnippering die ontkracht? Tussen de termietenheuvel en de Beweging van Brown?... Het lijkt alsof dit dilemma, dat voor scherpziende geesten sinds lang evident is, plotseling het veld van de publieke belangstelling is binnen getreden. Dit laatste jaar was er geen tijdschrift of congres waarin de kwestie niet aan de orde werd gesteld. Helaas zonder dat de bouwstenen voor een goed antwoord ooit duidelijk werden gegeven.
Naar mijn mening moet de oorzaak voor de verwarrende tegenslagen die de mensheid sinds een eeuw heeft ondergaan in de poging om zichzelf te organiseren, niet worden gezocht in enig natuurlijk obstakel dat inherent is aan de onderneming zelf, maar in het feit dat de pogingen tot groepering worden gedaan terwijl de natuurlijke orde van factoren in de geprojecteerde eenheid omgekeerd wordt. Ik leg uit:
Totaliseren zonder te depersonaliseren. Zowel het geheel, als de bestanddelen sparen. Iedereen is het eens over dit tweevoudige, beoogde doel. Maar hoe rangschikken de huidige sociale groeperingen (democraten, communisten, fascisten) de waarden waarover ze het in theorie eens zijn, dat zij moeten worden bewaard? Steeds terwijl zij de persoon als ondergeschikt beschouwen en als van voorbijgaande aard, en aan het hoofd van hun programma's het primaat plaatsen van de zuivere totaliteit. In alle elkaar voor onze ogen bestrijdende systemen wordt verondersteld dat de eindstaat waarnaar de Noösfeer tendeert, een lichaam is zonder een geïndividualiseerde ziel, een organisme zonder gezicht, een diffuse Mensheid, een Onpersoonlijkheid!
Welnu, als eenmaal dit uitgangspunt aanvaard is, dan wordt de gehele verdere voortgang van de operatie bedorven en onmogelijk gemaakt. In een proces van synthese moet het stempel dat uiteindelijk op de eengeworden elementen wordt gedrukt, het principe van eenwording karakteriseren. Het kristal geeft geometrische vorm, de cel geeft leven aan de materie die tot hem komt. Als het Universum uiteindelijk er naar streeft om íets te worden, hoe kan het dan ruimte in zich houden voor íemand? Als het hoogtepunt van de menselijke evolutie als onpersoonlijk van aard wordt gezien, dan zullen degenen die dit onderschrijven, onder de invloed hiervan onvermijdelijk en niettegenstaande alle pogingen in tegengestelde richting, hun persoonlijkheid geringer zien worden. En dat is precies wat er gebeurt.
De dienaren van materiële vooruitgang of van raseenheden kunnen doen wat ze willen om in vrijheid boven water te komen: zij zijn voorbeschikt om te worden opgezogen en geassimileerd door de determinismen die ze bouwen. Hun eigen mechanisme mechaniseert hen. Het ware Hindoe Karma.
Om het raderwerk van de Menselijke Energie te beheersen blijft er op dat moment niets anders over dan het gebruik van brute kracht, de kracht die men ons heden ten dage, logischerwijs, wil laten aanbidden. Welnu, dit is een verraad aan de Geest en tegelijk een ernstige fout in menselijke techniek. In een systeem gevormd uit bewuste elementen kan er alleen cohesie zijn op basis van immanentie. Niet de kracht boven ons, maar de Liefde, - en dus om te beginnen het erkende bestaan van een Omega die universele Liefde mogelijk maakt.

Zoals we eerder zeiden, is het de fout van de moderne sociale doctrines om aan de mensen, die zich ambitieus inspannen, het beeld van een onpersoonlijke Mensheid voor te houden. Wat zou er gebeuren op de dag waarop wij, inplaats van deze blinde godheid, de aanwezigheid van een bewust centrum van totale convergentie zouden erkennen? Door een tegengesteld determinisme - in vergelijking tot datgene dat wij bestrijden - zouden dan de persoonlijkheden, gegrepen door de onweerstaanbare stroom van het menselijke totaliseren, zich versterkt voelen door de beweging zelf die hen nader tot elkaar brengt. Hoe meer zij zich onder een Persoonlijkheid zouden groeperen, hoe sterker zij zelf persoonlijk zouden worden. En dit zonder moeite, op een heel natuurlijke manier, krachtens de eigenschappen van de Liefde.

Wij hebben enige malen deze kapitale waarheid beklemtoond, dat 'vereniging differentieert'. Laten wij ons een Aarde voorstellen waar de mensen vóór alles (en in zekere zin, alléén maar) geïnteresseerd zouden zijn in het realiseren van een globale stijging tot een universeel wezen, naar wie zij hartstochtelijk verlangen en wiens levende participatie zij zouden herkennen in datgene, wat het meest onmededeelbaar is in hun medemens. In zulk een Wereld zou geen dwang nodig zijn om de individuen in de voor de handeling meest gunstige orde bijeen te houden, - om hen, in een vrije concurrentie, naar betere combinaties te richten, - om hen de restricties en opofferingen die nodig zijn voor een zekere menselijke selectie te doen accepteren, om hen tenslotte te doen beslissen hun kracht tot liefhebben niet te verspillen, maar deze zorgvuldig te veredelen met het oog op de eindeenwording. Onder deze voorwaarden zou het Leven eindelijk ontsnappen (hoogste bevrijding) aan de tirannie van de materiële dwang; en een steeds vrijere persoonlijkheid zou zonder belemmering worden opgebouwd in de schoot der Totaliteit.

'Hebt elkander lief.'
Tweeduizend jaar geleden werden deze woorden gesproken, maar vandaag klinken zij opnieuw in onze oren met een heel andere toon. Gedurende eeuwen konden naastenliefde en broederschap ons slechts worden voorgehouden als een voorschrift van morele vervolmaking, of ook als een praktische methode om de wrijvingen en verdrietelijkheden van het aardse leven te verminderen. Sinds echter enerzijds het bestaan van de Noösfeer aan onze geest onthuld werd en anderzijds de vitale noodzaak ontstond om dit bestaan te behouden, wordt de stem die ons waarschuwt dringender. Zij zegt niet alleen: 'hebt elkander lief om volmaakt te zijn', maar zij voegt hieraan toe: 'hebt elkander lief of u zult te gronde gaan'. 'Realistische' geesten kunnen wel glimlachen over dromers die spreken over een mensheid die niet door brute kracht hecht gemaakt en gepantserd wordt, maar door liefde. Zij kunnen wel ontkennen dat een maximum aan lichaamskracht samen kan gaan met een maximum aan zachtheid en goedheid. Dit scepticisme en deze kritiek kunnen echter niet beletten dat de theorie en de ervaring van de geestelijke Energie overeenstemmen om ons te waarschuwen, dat wij gekomen zijn op een beslissend punt van de menselijke evolutie, waar de enige uitweg naar voren in de richting ligt van een gemeenschappelijke hartstocht, van een 'samenzwering'.

Door te gaan met onze verwachtingen te stellen in een sociale orde die verkregen wordt door uiterlijk geweld, zou voor ons gelijk staan met het opgeven van alle hoop om de Geest van de Aarde verder te brengen tot aan zijn grenzen. De Menselijke Energie echter, die een expressie is van een beweging even onweerstaanbaar en onfeilbaar als het Universum zelf, kan door geen enkel obstakel worden gehinderd om in vrijheid het natuurlijke doel van haar evolutie te bereiken.
Alle tegenslagen en alle onwaarschijnlijkheden ten spijt, naderen wij daarom noodzakelijkerwijs een nieuw tijdperk waarin de wereld zich van haar ketenen zal bevrijden om zich eindelijk te kunnen overgeven aan de macht van haar innerlijke affiniteiten. Wij moeten of de waarde betwijfelen van alles wat ons omringt, óf onbegrensd geloven in de mogelijkheid en - wil ik nu toevoegen - in de onvermijdelijke consequenties van een universele liefde. Welke zijn deze consequenties?

In de studie van de sociaal totaliserende liefde van de menselijke Energie zijn wij tot nog toe vooral tot het beschouwen gekomen van de merkwaardige eigenschap die zij bezit, om de denkende moleculen van de Noösfeer tot elkaar te brengen en te articuleren, zonder ze mechanisch te maken. Maar dit is slechts het negative aspect van het verschijnsel. Niet alleen bezit liefde de gave om te verenigen zonder onpersoonlijk te maken, maar zij verenigt en maakt ultra-persoonlijk. Welke horizonten rijzen voor ons op, in de hemel der Mensheid, vanaf de bergpas die wij nu hebben beklommen?
Hier moeten wij eerst terugblikken naar het punt, waar wij de individuele menselijke kern, aan het eindpunt van zijn transformatie door de liefde, hebben achtergelaten. Onder invloed van Omega, zeiden wij, komt iedere afzonderlijke ziel tot de mogelijkheid om zich ten volle te uiten in één enkele daad, waarin de ontelbare veelheid van zijn gewaarwordingen, handelingen, leed en verlangens, zonder verwarring samenvloeit. Welnu, het is naar eenzelfde soort metamorfose, maar van een veel hogere orde, dat de som der elementaire energieën, die de globale massa der Menselijke Energie vormen, zich schijnt te richten. Wij hebben gevolgd hoe bij het individu emoties, aspiraties en handelingen geleidelijk gevat zijn in een ondefinieerbare operatie 'sui generis', die al deze dingen tegelijk is en nog iets meer bovendien. Datzelfde verschijnsel op onvergelijkelijk veel grotere schaal wil zich voortzetten, onder dezelfde invloed van Omega, in het geheel van het aardse Denken. En inderdaad, we zien de gehele Mensheid door haar aftasten aan de oppervlakte werken aan de realisatie van het Centrum waarheen zij convergeert, terwijl zij tegelijkertijd het effect ervan ondergaat: eenzelfde hartstochtelijke stroom doorloopt en verbindt op ieder ogenblik de vrije verscheidenheid van houdingen, gezichtspunten en inspanningen, die ieder in de Wereld worden voorgesteld door een afzonderlijk element van de menselijke Myriade; de veelheid van tot hun hoogtepunt opgevoerde individuele tegenstellingen die zich harmoniseren in de diepe eenvoud van een enkel verlangen; wat is dat alles anders dan: het ontstaan van een collectieve en unieke daad waarin, in een vorm die alleen denkbaar is als liefde, de mogelijkheden voor persoonlijkheid die in de Nöosfeer besloten liggen, zich zouden verwerkelijken, bij de nadering van hun rijping, dat wil zeggen van hun uiteindelijke samenvloeiing?
- De totalisatie, in een totale liefde, van de totale Menselijke Energie.
- Het ideaal, door de technici van de Aarde, in hun droom gezien.
Ziedaar wat de liefde psychologisch kan doen, indien zij wordt uitgebreid op universele schaal.
Maar is dit wonder werkelijk bezig zich te verwezenlijken? Zo ja, dan moeten enkele sporen van deze wonderbaarlijke transformatie waarneembaar zijn in de Geschiedenis. Kunnen wij die herkennen? Ziedaar wat mij nog overblijft te onderzoeken en aan te tonen.

2. Liefde, historisch resultaat van de menselijke ontwikkeling

De hierboven gegeven analyse van de tot eenheid brengende macht van de liefde ten aanzien van het innerlijk leven, is niet gemaakt - en kon dat ook niet zijn - zonder dat wij een model voor ogen hadden.
Waar bestaat er in de huidige Natuur een eerste begin, een eerste benadering, van de totale daad waarvan wij schenen te dromen?
Nergens duidelijker, lijkt mij, dan in de daad van christelijke naastenliefde, zoals die kan worden gesteld door een moderne gelovige die de schepping heeft leren uitdrukken in termen van Evolutie. Voor de ogen van zulk een gelovige doet de Wereldgeschiedenis zich voor als een geweldige kosmogenese in de loop waarvan alle draden van het Werkelijke, zonder zich te verwarren, samenlopen in een persoonlijke en tegelijk universele Christus.
Rigoureus en zonder beeldspraak bevindt zich de Christen, die zowel de essentie van zijn Credo als de ruimte-tijdelijke verbindingen van de Natuur begrijpt, in de gelukkige situatie dat hij door alle verscheidenheid van zijn handelingen en in vereniging met de menigte van de andere mensen, kan overgaan tot een unieke daad van gemeenschap. Of hij leeft of sterft, door zijn leven en door zijn dood, neemt hij in zekere zin zijn God tot zich, terwijl hij tegelijkertijd door hem wordt beheerst. In wezen, volmaakt vergelijkbaar met het punt Omega, dat onze theorie liet voorzien, neigt de Christus (mits hij zich onthult in de volle werkelijkheid van zijn Incarnatie) om exact de geestelijke totalisatie voort te brengen die wij verwachtten.
Ook op zichzelf genomen zou het bestaan van een bewustzijnstoestand begiftigd met zulk een rijkdom, indien duidelijk vastgesteld, een solide verificatie geven van de zienswijzen die wij hebben uiteengezet met betrekking tot de uiteindelijke aard van de menselijke Energie. Maar het is mogelijk om de bewijsvoering veel verder door te voeren door op te merken dat het verschijnen in de Mens van de Goddelijke Liefde, begrepen in de volheid die wij er hier aan geven, geen eenvoudig sporadisch voorkomend toeval is, maar dat het zich voordoet als het normale resultaat van een lange evolutie.

VII  uit: Le Phénomène humain, Oeuvres, t. 1, p. 293 à 298, Editions du Seuil

Liefde - Energie
Van de liefde beschouwen wij gewoonlijk (en met welk een raffinement van analyse) alleen het gevoelsaanzicht: de vreugden en de smarten die zij veroorzaakt. Hier word ik er toe gebracht om haar te bestuderen in haar natuurlijke dynamiek en in haar betekenis voor de evolutie, ten einde de uiteindelijke fasen van het verschijnsel Mens te bepalen.
Beschouwd in haar volle biologische werkelijkheid beperkt liefde (dat wil zeggen de affiniteit van het wezen met het wezen ) zich niet tot de Mens. Zij vertegenwoordigt een algemene eigenschap van alle Leven en als zodanig past zij zich in variëteiten en graden aan alle achtereenvolgens door de georganiseerde materie aangenomen vormen aan. Bij de Zoogdieren, die zeer dicht bij ons staan, herkennen wij haar gemakkelijk in haar verschillende modaliteiten: seksuele drift, vader- of moederinstinct, sociale solidariteit enz. Verder of lager in de Levensboom zijn de analogieën minder helder. Zij verzwakken tot onmerkbaar wordens toe. Maar het is hier op zijn plaats om te herhalen wat ik zei over het 'Binnenste der Dingen'. Als in een ongetwijfeld wonderlijk rudimentaire staat, tot in de molecuul, niet enige interne, reeds opkomende neiging bestond om zich te verenigen, dan zou het fysiek onmogelijk zijn voor de liefde om hoger, bij ons, te verschijnen in de gehominiseerde staat. Om haar aanwezigheid bij ons met zekerheid vast te stellen, moeten wij dus met recht haar tegenwoordigheid veronderstellen, althans in een beginnende toestand, in alles wat bestaat. En in feite, wanneer wij om ons heen het samenvloeiende opstijgen van het bewustzijn waarnemen, dan zien wij dat zij nergens ontbreekt.
Plato had dit reeds gevoeld en op onsterfelijke wijze uitgedrukt in zijn Dialogen. Later is de filosofie van de Middeleeuwen, met denkers zoals Nicholaas van Cues, technisch op dezelfde gedachte gekomen. Gedreven door de krachten der liefde zoeken de fragmenten van de Wereld elkaar, opdat de Wereld kome. Hierin schuilt geen enkele metafoor, - en veel meer dan poëzie. Of de universele zwaartekracht der dingen, die ons altijd weer opvalt, nu kracht of kromming is, zij is slechts het omgekeerde of de schaduw van de kracht die de Natuur werkelijk beweegt. Om de kosmische energie aan de bron waar te nemen, moet men, als de Dingen een innerlijk hebben, afdalen in de binnenste of kernzone van de geestelijke aantrekkingskrachten.
Liefde in al haar nuances is niets anders en ook niets minder dan het min of meer direkte spoor dat in het hart van het element is gegrift door de op zichzelf gerichte psychische Convergentie van het Universum. En ziedaar, indien ik mij niet vergis, de lichtstraal die ons kan helpen om helderder om ons heen te zien.

Wij lijden en verontrusten ons wanneer wij constateren dat de moderne pogingen tot collectivisatie van de mensheid, in tegenstelling tot de verwachtingen van de theorie en onze eigen verwachtingen, slechts leiden tot een verlaging en verslaving van het bewustzijn. Maar welke weg hebben wij tot nu toe gekozen om naar eenheid te zoeken? Het verdedigen van een materiële situatie. Het openen van een nieuw gebied voor de industrie. Betere omstandigheden voor een sociale klasse of voor minder begunstigde naties... Dat zijn de enige en middelmatige terreinen waarop wij nog hebben gepoogd wat dichter bij elkaar te komen. Wat is er voor verwonderlijks in, dat wij, in het spoor van dierengemeenschappen, ons mechanisch gedragen, juist door het spel van onze samenwerking! Tot in de hoogst intellectuele activiteit van de Wetenschap (zolang deze tenminste zuiver speculatief en abstract blijft) hebben onze zielen slechts een indirecte en als het ware zijdelingse uitwerking. Een nog oppervlakkig Contact, en dus gevaar voor een nieuwe dienstbaarheid... Slechts de liefde, om de eenvoudige reden dat zij alleen de mensen in hun diepste wezen grijpt en tot elkaar brengt, is in staat hen in de vereniging geheel te vervullen. Dit is een dagelijkse ervaring. Op welk ogenblik bereiken in feite twee geliefden het meest volledige bezit van zichzelf? Op dat ogenblik waarop zij zeggen in elkaar verloren te zijn. Maakt de liefde niet het magische gebeuren, het gebeuren dat innerlijk tegenstrijdig geacht wordt, het 'totaliserend personaliseren' tot realiteit, op elk moment, in het paar, het team, overal om ons heen? En waarom zou zij datgene, wat zij dagelijks op beperkte schaal bewerkt niet ooit op wereldwijde schaal herhalen?

De Mensheid; de Geest van de Aarde; de Synthese van individuen en volken; de paradoxale Verzoening van het Element en het Geheel, van de Eenheid en de Menigte: opdat deze dingen die men utopisch noemt, en die toch biologisch noodzakelijk zijn, gestalte krijgen in de wereld, is het daartoe niet voldoende ons in te denken dat onze liefdeskracht zich ontwikkelt totdat zij de totaliteit van de mensen en de Aarde omarmt?
Maar, zo zal men zeggen, legt u daar niet precies de vinger op het onmogelijke? Is het niet zo dat een mens niet méér kan doen dan zijn genegenheid geven aan één of aan slechts enkele mensen? Voorbij dat gebied draagt het hart niet meer en blijft er slechts plaats voor de koude rechtvaardigheid en de koude rede. Alles en allen liefhebben: dit is een tegenstrijdig en vals gebaar dat er tenslotte toe leidt dat men niemand liefheeft.
Maar, zo wil ik weerleggen, indien, zoals ge beweert, een universele liefde onmogelijk is, wat betekent dan dat onweerstaanbare instinct in onze harten, dat ons naar de Eenheid stuwt, elke keer dat onze hartstocht zich in de een of andere richting exalteert? Zin van het Universum, zin van het Al: de nostalgie die zich van ons meester maakt in het aanzicht van de Natuur, voor de Schoonheid en in de Muziek, - de verwachting en het gevoel van een grote Tegenwoordigheid. Afgezien van de mystici en degenen die hen bestuderen, hoe is het mogelijk dat de psychologie die fundamentele vibratie zo heeft kunnen verwaarlozen, waarvan het timbre door een geoefend oor onderscheiden wordt aan de basis, of liever aan het hoogtepunt van elke grote emotie? Weerklinken met het Al: grondtoon van de zuivere Poëzie en de zuivere Religie. Nog een keer: wat onthult dit verschijnsel, dat met het Denken geboren is en met het groeit, anders dan een diepe samenklank van twee werkelijkheden die elkaar zoeken, het afgescheiden deeltje dat siddert bij de nadering van het Overige?

Wij hebben vaak gedacht dat de verschillende natuurlijke vormen van liefhebben waren uitgeput met de liefde van de man voor de vrouw, voor zijn kinderen, voor zijn vrienden en op zekere hoogte voor zijn land. Op deze lijst ontbreekt precies de meest fundamentele vorm van hartstocht: diegene die, onder de druk van een universum dat zich sluit, de elementen op elkaar werpt in het Al. Het gevoel van verbondenheid en daardoor het begrip voor de kosmos.
Een universele liefde: niet alleen is deze psychologisch mogelijk; maar zij is bovendien de enige complete en uiteindelijke manier voor ons om lief te hebben.
Maar hoe kunnen wij, nu dit punt is vastgesteld, verklaren dat wij om ons heen schijnbaar een steeds toenemende afkeer en haat waarnemen? Indien zulk een machtige mogelijkheid ons van binnen bestormt om tot vereniging te komen, waarop wacht zij dan om tot de daad over te gaan?
Ongetwijfeld heel eenvoudig hierop, dat wij het antipersonalistische complex dat ons verlamt, overwinnen, en besluiten om de mogelijkheid, de werkelijkheid te aanvaarden van Een die liefheeft en die men lief kan hebben, aan de top van de Wereld boven onze hoofden. Zolang de Collectiviteit de persoon absorbeert of schijnt te absorberen, doodt zij de liefde die geboren zou willen worden. Als zodanig is de Collectiviteit, in wezen, onbeminbaar. En daarop stranden de filantropieën.
Het gezonde verstand heeft gelijk. Het is onmogelijk om zich te geven aan de Anonieme Massa. Maar indien de Wereld voor ons een gezicht en een hart krijgt, indien zij zich om zo te zeggen personifieert, dan zullen in het klimaat dat door deze warmtebron wordt geschapen, de elementaire aantrekkingskrachten onmiddellijk kunnen opbloeien. En de formidabele, nog sluimerende aantrekkingsenergieën tussen menselijke moleculen zullen dan ongetwijfeld uitbarsten onder de onvermijdelijke druk van een Wereld die zich samentrekt.

De ontdekkingen in de laatste eeuw gedaan, hebben met hun eenheidsperspectief een nieuw en beslissend élan gegeven aan ons begrip van de Wereld, aan ons begrip van de Aarde en aan ons begrip van de Mens. Vandaar de plotselinge opkomst van de moderne pantheïsmen. Maar als dit élan ons niet naar iemand leidt, zal het ons slechts terugstorten in het uiterste materiële.
Opdat de mislukking die ons bedreigt in een succes worde omgezet, opdat het samengaan van de menselijke monaden tot stand kome, is het noodzakelijk en voldoende dat wij onze wetenschap tot haar laatste grenzen doortrekken en zo komen tot de erkenning en aanvaarding, als een noodzaak om de Tijd-Ruimte te sluiten en in evenwicht te brengen - niet alleen van een of ander vaag toekomstig bestaan, maar ook (en daarop moet ik nog de nadruk leggen) van de reeds actuele werkelijkheid en uitstraling van dat mysterieuze Centrum van onze centra, waaraan ik de naam heb gegeven van: Omega.


terug naar het literatuuroverzicht






^