Berthilde van der Zwaag - Als Christus verschijnt

Kok, Kampen 2008
ISBN 9789043515290

Uittreksel gemaakt door Anne Koole-Bart

Inhoud


Berthilde van der Zwaag
bron: berthildevanderzwaag.nl
Hoofdstuk 1- Bezinning op verschijningen van Christus.
Bijbel
Geloofstraditie
Literatuur vanaf de twintigste eeuw
Kenmerken van een mystieke ervaring
Gestalten van de verschijning
Verschillen in de verschijningen
God of Christus
Hoofdstuk 2 - Het verwerken van een verschijning van Christus.
Het moment van de verschijning
Hulp van teksten
Onze interpretaties van Christus
Hoofdstuk 3 - Zijn verschijningen van Christus redelijk?
Ervaring en rede
Nuancering van de heersende opvattingen
Criteria en onderzoeksmethoden bij verschijningen
Een andere werkelijkheid
Een levensontwerp (levensbeschouwing)
Waarom merken we er zo weinig van?
Fenomenologische beschouwingen
Slotbeschouwing


Hoofdstuk 1- Bezinning op verschijningen van Christus.

Bijbel
In het Oude Testament hebben de mensen geen beeld van God. Wel worden er ontmoetingen beschreven, zoals bij Hagar, Abraham, Mozes, Jesaja, Jeremia, Daniël.
In het Nieuwe Testament wordt de Transfiguratie van Christus op de berg Tabor beschreven; later zijn er opstandingsverschijningen, zoals bij de Emmausgangers, bij Stefanus en bij Saulus/Paulus.

terug naar de Inhoud

Geloofstraditie
Deze is beïnvloed door de ervaringen van Franciscus, Hadewych, Theresia van Avila, Swedenborg, e.a. Swedenborg heeft in zijn zoektocht naar kennis één belang dat boven al het andere uitgaat: het begrijpen van hoe het onzichtbare en goddelijke het stoffelijke bezielt.
Hij stelt zich ten doel de zetel van de ziel te ontdekken. Maar in die zoektocht komt hij van aangezicht tot aangezicht met God te staan. Hij ontvangt dromen en visioenen die diepe indruk op hem maken. De dag na Pasen 1744 heeft hij een visioen van Christus van zo'n buitengewone kracht, dat het zijn leven dramatisch verandert.

terug naar de Inhoud

Literatuur vanaf de twintigste eeuw
Rudolf Steiner (1861-1925) beschrijft hoe hij 'voor Golgotha' staat. Bij hem gaat het om ervaringskennis. Steiner heeft een andere visie op Christus dan gangbaar is in de christelijke traditie.
Bij de Doop in de Jordaan werd volgens hem Jezus vervuld met het Christuswezen. Na zijn kruisdood is Jezus uit de dood opgestaan en sindsdien is zijn opstandingskracht en opstandingsleven werkzaam gebleven in deze wereld (de aardesfeer). De wederkomst van Christus is niet een fysiek gebeuren, maar Christus zal waarneembaar zijn in de geestelijke sfeer van de aarde.

terug naar de Inhoud

Kenmerken van een mystieke ervaring
1. Mystiek is het streven naar eenheid van de mens met God en van God met de mens.
De term mystiek komt van het Griekse 'muein', dat betekent: 'gesloten zijn' - het betreft vooral ogen en mond: onuitspreekbaarheid. [of: zich afsluiten voor de wereld om tot zichzelf te kunnen komen (Freek)]

2. De ervaring is een bron van kennis en geeft een opmerkelijk inzicht in de diepten van de waarheid.
Door een mystieke ervaring wordt iemand in het hart geraakt, wat een andere kennis oplevert dan de kennis die vanuit het denken wordt ontwikkeld. Zo ook in Nieuwe Testament; de inzichten daarvan worden ervaren als gezaghebbend.
Pascal: "God is niet een God van filosofen en geleerden, maar een God van Abraham, Izak en Jacob." God van Jezus Christus.
Geloofskennis is affectieve kennis. Het verstand maakt iets samenhangends van datgene waardoor het hart is aangeraakt. Na het vinden van deze samenhang is er communicatie mogelijk.

3. Een mystieke gemoedstoestand is van voorbijgaande aard. De beleving van de goddelijke werkelijkheid verbleekt in het licht van het dagelijkse bestaan.

4. De mystieke ervaring wordt gekenmerkt door passiviteit, het overvalt de mens en vaak op momenten dat het 'ik' losgelaten wordt, b.v. bij het inslapen.

5. Medegetuigen bij de verschijning
De meeste verschijningen in het Nieuwe Testament vinden plaats in tweetallen of in kleine groepen. Op enkele uitzonderingen na: Maria M., Petrus en Paulus. Paulus vertelt over en verschijning aan een grote groep van vijfhonderd.

terug naar de Inhoud

Gestalten van de verschijning
Er zijn in de belevingen diverse gestalten. De diversiteit is van alle tijden, ook in het Nieuwe Testament zelf. In de geloofstraditie geven sommigen een nauwkeurige beschrijving, voor anderen is dat onmogelijk. Hadewych ziet een hoofd, groots en wijds met wit krullend haar, gekroond met een kroon. Swedenborg ziet een gelaat met zo'n grote uitdrukking van heiligheid dat hij het niet beschrijven kan.

Gelaat, ogen, handen
Met name worden de ogen genoemd. In de ogen zien we iemands ziel.
Zo noemen veel mensen dat Christus hen heeft laten zien wie Hij is. De liefde die van Hem uitstraalt, wordt veelal genoemd. Zij die dit zien, voelen zich gezien en aanvaard. Sommige mensen zien Zijn uitgestrekte armen en handen.

Stem
Bij de Doop in de Jordaan klinkt een stem, Paulus hoort een stem, ook Fransiscus van Assisi.
Soms in verband met een aanwezige gestalte, maar ook alleen de stem.

Aanraking
Swedenborg heeft de hand van Christus aangeraakt.

Innerlijke zintuigen
Het ervaren met een innerlijke blik en innerlijk gehoor. Opvallend is dat voor hen Christus even duidelijk zichtbaar is. Deze wijze van ervaren komt overeen met de beschrijvingen van Theresia van Avila die ook visioenen heeft buiten haar zintuigen om. Soms lijkt er een combinatie te zijn van gewone zintuigen en innerlijke zintuigen.

Andere overeenkomsten
Woorden die gebruikt worden zijn: liefde, licht, vrede, warmte, kracht.
Dikwijls wordt als gevolg van de ervaring de balans van het leven opgemaakt en is er kracht om tot levensverandering te komen of ontstaat er een andere beleving van het leven.

terug naar de Inhoud

Verschillen in de verschijningen
Diversiteit aan beelden roept vragen op - is er dan wel sprake van een werkelijke verschijning van Christus? Is er bij zoveel verschil dan wel communicatie mogelijk over dit onderwerp? De mensen die het beleefden schrijven over een onmiddellijke zekerheid: het beeld dat waargenomen werd, ís Christus. Verhalen over Jezus, Zijn opstanding uit de dood en Zijn verschijningen worden mensen aangereikt door de christelijke traditie. De westerse cultuur is doordrenkt van interpretaties van Jezus' persoon, zijn sterven en zijn opstanding.
De psychologie kan alleen zeggen dat iedere beleving van Christus een specifieke gesteldheid van het bewustzijn als voorwaarde moet hebben en een kennis van de Christus-traditie.
Samenvattend kan worden gezegd dat de beelden divers zijn omdat de in het geheugen opgeslagen beelden een rol spelen bij verschijningservaringen.
Bij het vernemen van de Stem heeft die zoveel kracht in zich dat het leidt tot herbezinning op het leven. (Paulus).

terug naar de Inhoud

God of Christus
Karl Barth stelt dat de oudtestamentische God (Jahweh) Jezus Christus is en ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de incarnatie van Christus is te verstaan als de openbaring van Gods eigenlijke wezen.
Daarmee lijkt het wel zo dat de eigenheid van het Oude Testament in het gedrang komt, want zo wordt het tot een christologisch boek gemaakt. Maar het geeft ook de doorgaande lijn weer: God is altijd God-met-ons geweest. Op dezelfde manier doorgedacht kan ook voor onze tijd een Christusverschijning een Godsverschijning zijn.
In het Oude Testament was er een Engel van de Heer, een Vuur of een Stem, maar geen persoon.
Onder invloed van de feministische theologie is er een minder duiden van God als persoon; meer als mysterie. Van hieruit kan de Stem van God in alle tijden worden gehoord, zonder vergezeld te zijn van een zichtbaar beeld.
Wellicht zijn de woorden: 'liefde, licht, vrede, warmte', die in hedendaagse brieven veelvuldig worden genoemd een weergave van het wezen van God, dat tegelijk het wezen van Christus is. Verschijningservaringen komen mogelijk allen voort uit de persoonlijke context en de eigen geloofsvoorstellingen van de mensen die een verschijning meemaakten.
Die menselijke invloed kan ook maken dat gelovigen uit de katholieke traditie veelal Maria meemaken.

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 2 - Het verwerken van een verschijning van Christus.

Het moment van de verschijning
Uit de meeste brieven met verschijningservaringen blijkt dat het moment waarin de verschijning plaatsvindt een periode is van verdriet, crisis, zich verloren voelen, waarbij het besef van toekomt de diepte van de crisis kan versterken. Het perspectief ontbreekt of is negatief. Het is de 'donkere nacht'.
Bij de verschijning kan een plotseling inzicht in dieptes van waarheid ontstaan. Ieder draagt lasten met zich mee, soms onbewust en verborgen. Die donkere lasten uit het verleden verdwijnen in dat witte licht.
Soms is het nodig/wenselijk dat er bij het duiden van de ervaring hulp van anderen komt die het begrijpen. Het is belangrijk dat er geluisterd wordt zonder vooroordeel en zonder een al bij voorbaat afwijzende houding. In de kerken bestaat vaak huiver voor wat niet past in het eigen bekende belijden en beleven.
Bij het hanteren van officiële geloofsuitspraken over Christus is het geheel van het geloof onder controle! De christologische dogma's geven, i.t.t. geloofservaringen houvast en zekerheid. Iets wat geheel anders is, zet ons bestaan op zijn kop.
Die behoefte aan zekerheid leidt tot de vaststelling: het is van God, of het is van de duivel. Daardoor wordt een gesprek verhinderd. Ook wordt zo'n ervaring gezien als onbelangrijk en sensationeel. Ook wordt er wel gepleit voor een toetsing van de ervaring aan de bijbel of de geloofstraditie.

terug naar de Inhoud

Hulp van teksten
Na een ervaring van een Christusverschijning is oriëntatie op de betekenis van Christus via teksten en verhalen van belang. Die teksten kunnen ook houvast en veiligheid geven. Want in het innerlijk vinden verschuivingen plaats.
Een andere functie van de bijbel is de corrigerende werking die de teksten en verhalen kunnen hebben, omdat ze een interpretatiekader aangeven.

Taalfilosoof Ricoeur (1913-2005) beschrijft hoe we in wisselwerking met teksten onszelf leren kennen en ons leven interpreteren. Dat de bijbel deze betekenis kan hebben, is vaak niet meer bekend. Dit geldt als iets van vroeger tijden. Door de ontwikkeling van wetenschap en techniek, door sociologische veranderingen, zijn we andere mensen geworden. Bindende krachten zoals de kerk, vallen weg. We zijn ontwikkelde, mondige individuen geworden, onafhankelijk en minder gehoorzaam aan autoriteiten.
Ricoeur stelt dat we juist door die vervreemding de betekenis van de teksten voor onze tijd weer terug kunnen vinden, want er ontstaat openheid. Hij beschrijft een proces om opnieuw vertrouwd te raken met de teksten en verhalen. Distantiëring was nodig om een nieuwe toegang te vinden, een tweede naïviteit. Belangrijk is te weten dat de teksten niet letterlijk geïnterpreteerd behoeven te worden. Ze zijn ontstaan in een andere tijd.

terug naar de Inhoud

Onze interpretaties van Christus
Er is een keten van historische beïnvloeding. Onze beelden zijn niet die van Christus, maar wat er in de loop van de tijd van Christus geworden is. Daarmee beseffen we ook onze beperktheid. Dat houdt ook in dat er een principiële bereidheid moet zijn om vaste ideeën en waarheden weer los te laten en opnieuw te beginnen.

Verschijningen komen ook voor bij mensen die niet tot de christelijke traditie behoren. Een verschijning is een genade-ervaring zonder enige voorwaarde vooraf of naderhand. Meestal leidt de ervaring naar Christus, als zoektocht naar de betekenis die Christus heeft voor nu. Soms is er ook toenadering tot een geloofstraditie.

Ruusbroeck (1293-1381) zegt dat ook mensen die niet in de christelijke zin in God geloven zover kunnen komen dat God zich in al zijn rijkdom schenkt. Iedere mens bezit van nature de aanleg om tot verlichting te komen; op de weg van het 'natuurlijke licht' zijn, volgens Ruusbroeck, echte mystiek ervaringen mogelijk. Daarbij werkt de genade mee. De hoogste ervaringen liggen niet binnen het menselijke bereik. Er wordt bij deze ervaringen hulp aangereikt van de 'andere kant', wat te kenmerken is als genade.
Bij de verschijningen van later tijden zitten elementen die we niet vanuit het Nieuwe Testament kennen. Als we dit criterium - overeenkomsten met het Nieuwe Testament - strak zouden hanteren, dan komen de verschijningen van Theresia van Avila en Hadewych niet in aanmerking.
De vraag kan gesteld worden of een verschijning die angst oproept wel authentiek is. Wel voorzichtig hiermee - denk b.v. aan Ezechiël en de Apocalypse. Er kunnen zich ook kwade entiteiten aan ons voordoen.

Levensheiliging is volgens Murphy en James ook een criterium.
Een verandering die vaak genoemd wordt als gevolg van de verschijning is het weten dat Christus in onze werkelijkheid aanwezig is en betrokken is bij ons leven. Een verschijningservaring leidt tot een duurzaam geloofsvertrouwen; men kan zich hieraan overgeven.
Door de verschijning en de verwerking daarvan, ontwikkelt men soms een andere visie op de kerkleer en op de betekenis van Christus. Wat betreft Zijn leven, sterven en opstanding, en op de verlossing. Over deze mysteries - het wortelgebeuren van de Christus-traditie - ontstaat vaak inzicht op mystieke wijze. Steiner is hiervan een voorbeeld. Geloofskennis en het zoeken naar verbinding met Bijbelteksten is echter niet onbelangrijk.

Er worden ook gevoelens van ruimte en vrijheid beschreven; en verbondenheid met anderen.

terug naar de Inhoud

Hoofdstuk 3 - Zijn verschijningen van Christus redelijk?

Onderzoek naar verschijningservaringen

Ervaring en rede
Een vraag naar de realiteit van de ervaring blijft achterwege, omdat die ervaring overweldigend was, het is een stellig weten.

Ervaring en rede gescheiden - sinds de Franse filosoof Descartes (1596-1650) worden deze ervaringen wetenschappelijk als niet relevant beschouwd, omdat ze niet toetsbaar zijn. Uitgangspunt is het 'denkend ik'. Als het om het kennen van God gaat, is Descartes niet eenduidig; hij vermijdt het conflict met de kerk i.v.m. Galileï die in 1610 ontdekte dat de zon in het middelpunt van het zonnestelsel staat. Hij houdt zijn eigen religieuze opvattingen verborgen, die inhouden dat God na het scheppen de wereld aan zichzelf overliet. Dat heeft als consequentie dat God en mensen gescheiden zijn. Deze periode van de zgn. moderniteit, waarbij het denken rationeel, theorie-centrisch werd, begon wetenschappelijk gezien in 1630. Het is een keerpunt geweest in de Europese geschiedenis.
In de 17e eeuw ontstaan er twee stromingen in de filosofie:
- empirisme: hier staat de zintuigelijke waarneming en ervaring centraal;
- rationalisme: beoordeling en toetsing vanuit het denken

Filosofie en religie zijn in de loop van de tijd steeds meer twee gescheiden terreinen geworden. De anti-metafysische ontwikkeling is versterkt door de Wiener Kreis - een Weense filosofische en maatschappelijke beweging in de jaren 1920-1938. De Rooms katholieke kerk werd ervaren als een belemmerende macht. Religie werd teruggebracht naar het privé domein. Geloof werd beschouwd als een persoonlijke, ongefundeerde mening, niet relevant voor de wetenschap.
Ook de kerk en de theologie zelf is er door beïnvloed. De kerk wilde de mensen geloofszekerheid geven vanuit een sluitend, theologisch systeem dat zich concentreerde op de zonde van de mens, de noodzaak van bekering en kerkbezoek. Vooral in reformatorische kerken ontbraken de persoonlijke belevingsmomenten en er ontstond verlegenheid en onervarenheid om het heilige te beleven, met als gevolg verschraling. Boeddhisme en New Age raakten daardoor in.
De Britse filosoof Toulmin ontdekte dat Descartes een uitweg zocht uit de onoplosbare geloofsdebatten en de leerstellige tegenstrijdigheden van zijn tijd. Praktische wijsheid werd vervangen door theoretische analyse. Waarmee het leven meer onder controle leek te houden.
In de huidige tijd ontstaat er weer openheid voor religie. En een sterker verlangen naar het ervaren van God.

terug naar de Inhoud

Nuancering van de heersende opvattingen
De Oostenrijks-Britse wetenschapsfilosoof Popper (1902-1994) is iemand die het wetenschappelijke ideaal, om waarheid en zekerheid te kunnen bezitten en veilig te stellen door logisch bewijs, relativeert. Hij heeft kritiek op zowel het empirisme als het rationalisme.
Bij beide stromingen is er een te optimistische kijk op het vermogen van mensen om kennis te verwerven en waarheid van onwaarheid te onderscheiden. Daaraan ligt de stelling ten grondslag , dat de waarheid onmiskenbaar duidelijk is. Maar Popper zegt dat alle menselijke kennis feilbaar is. Ook wetenschappelijke kennis is geen zeker weten, maar een herzienbaar weten: het zijn controleerbare vermoedens.
Popper neemt de hypothese als uitgangspunt en toetst of deze weerlegd kan worden. Hij citeert daarbij Socrates: 'Ken uzelf en geef toe hoe weinig u weet'. Voor Socrates is wijsheid dat we ons van onze grenzen bewust zijn en weten hoe weinig we weten. Door de opstelling van Popper komt er meer ruimte voor gebieden van onderzoek waarbij het nooit tot zekere uitspraken te komen is. Vanwege de onmogelijkheid tot weerlegging kan over het bestaan van God, enz. geen uitspraak worden gedaan.

Ook de Amerikaanse wetenschapfilosoof Kuhn (1922-1996) stelt dat de wetenschap niet zo objectief is als ze lijkt. Wetenschap wordt beïnvloed door de cultuur.
Hypothesen die geen aansluiting vinden bij het heersende paradigma, worden buiten de erkende wetenschap geplaatst. De wetenschap wordt beïnvloed door de tijdgeest.
De overtuiging dat er meer is dan wij kunnen bevatten in onze rationele verklaringsmodellen, krijgt steeds meer erkenning in de westerse wereld. Ook is er meer besef van de eenheid tussen lichaam, geest en ziel van de mens.

De hedendaagse Hongaarse filosoof en wetenschapper Ervin Laszo (1932) die zich met systeemtheorie bezighoudt, is ervan overtuigd dat de wetenschap op dit moment voor een grote paradigmawisseling staat. De ongerijmdheden in zowel de kosmologie als de fysica en de biologie zijn de laatste tijd in die mate toegenomen, dat er nieuwe concepten nodig zijn om de wereld te begrijpen. Kennis en inzicht uit de oudheid moet herontdekt worden: intuïtieve wijsheid, mystieke kennis, traditionele kosmologie, hindoe- en boeddhistische filosofie, christelijke metafysica. Verbindingen tussen zaken waarvan men dacht dat ze gescheiden waren. De rede staat niet meer uitsluitend tegenover de ervaring om die te beoordelen.

Ricoeur stelt dat de evangeliën een vorm van waarheidsbetuiging in zich hebben. Het Nieuwe Testament wordt beschouwd als de bron van Christustraditie.

Conclusie: onderzoek naar verschijningservaringen is mogelijk. Het gaat erom een passende onderzoeksmethode te vinden.

terug naar de Inhoud

Criteria en onderzoeksmethoden bij verschijningen
Het kennen dient passend te zijn bij het specifieke object dat gekend moet worden. Een teken van ware kennis van God is de erkenning van de eigen uitgebreide onbekendheid. Het besef van menselijke beperktheid is van belang. (Ford - Socrates).
Een absolute theorie over God waaraan onze menselijke ervaringen getoetst zouden moeten worden, bestaat niet. Voorzichtigheid in het komen tot een uitspraak met een beoordelingskarakter is een ander criterium. Vanuit onze beperkte kennis is het onmogelijk om tot een absolute uitspraak over een verschijning van Christus te komen, omdat het ons inzicht overstijgt.
Een tweede argument voor deze zorgvuldigheid is dat een verschijning een bijzonder 'tere' gebeurtenis is uit een vaak kwetsbare periode van een mensenleven en het iemands relatie tot God betreft. Een geloofservaring wordt beleefd als een existentiële en intieme aanraking, waarbij men dikwijls met het gehele bestaan betrokken is geraakt.

De redelijkheid van een verschijning
Berkhof - Jezus is overgegaan in de sfeer van Gods heerlijkheid en leeft en werkt nu als de verhoogde Christus. Dit geldt ook voor verschijnen.

Intuïtieve beschouwingen
Misschien is het zo dat er twee werkelijkheden zijn, onze werkelijkheid en die andere werkelijkheid, die normaliter als door een muur gescheiden zijn. Maar op momenten dat het 'ik' zijn betekenis verloren heeft en dat men tot in zijn beenmerg voelt: mijn kracht kan niets uitrichten, dan bestaat die muur niet meer. Dan kunnen wij contact maken met die andere werkelijkheid waar Christus leeft. Die andere werkelijkheid kunnen wij slechts bij uitzondering waarnemen.
Iemand anders schrijft niet over gescheiden werkelijkheden, maar over maximale diepte in bewustzijn, een bewustzijnsvorm, die het mogelijk maakt om Christus waar te nemen. Weer iemand anders spreekt over het verlies van eigen identiteit als voorwaarde. Soms wordt gesproken over een deur die een doorgang blijkt te zijn.

terug naar de Inhoud

Een andere werkelijkheid
Plato - Er bestaat een open bewustzijnsveld dat alle niveaus van werkelijkheid omvat. Er is een uitgestrekte geestelijke ruimte waarin hemel en aarde kunnen verschijnen en bewegen: het veld van waarheid. Het menselijke bewustzijn is een van die werkelijkheden die in relatie staat met dat 'veld van waarheid'.
De waarheid die zich daar manifesteert, verbindt alles met elkaar en overschrijdt en overkoepelt inhoudelijke verschillen. Volgens Plato transcendeert alles uit onze dagelijkse ervaringswerkelijkheid oneindig naar deze dimensioneel rijkere werkelijkheid.

Kant - Als mensen kunnen wij deze werkelijkheid niet kennen. Kant heeft zich beziggehouden met de oorsprong en de grenzen van het menselijke kenvermogen, zowel van de zintuigen als van de rede. Hij trekt de conclusie dat wij van alle dingen die onze werkelijkheid binnenkomen, alleen dat kennen, wat wij er zelf van gemaakt hebben met de ordeningscategorieën van ons verstand.
Drie groepen: 1. ruimte en tijd, 2. categorieën van het verstand, waarmee we ordenen wat we waarnemen, 3. regulatieve ideeën: ziel, wereld, God - (die we niet kunnen kennen).
Zijn conclusie is dat met de theoretische rede Gods bestaan niet kan worden bevestigd.
Maar! Die andere werkelijkheid kan evenmin afgewezen worden door het verstand. De religieuze ervaring is een zaak van praktische rede: ethisch handelen.
Kant formuleerde in zijn werk Kritik der praktischen Vernunft (1788) dit ethisch handelen aldus: "Men moet alleen handelen volgens het principe waarvan men tegelijkertijd kan willen dat dit een algemene wet wordt." Deze dwingende formulering wordt de categorische imperatief genoemd. De rede houdt daarbij de hoogste plaats.

Heidegger - De andere werkelijkheid is verborgen, maar niet onbereikbaar. De mens is gebonden aan de 'geworpenheid' in dit bestaan, het schepsel zijn, het beperkte bestaan, een 'zijn naar de dood', 'sein zum Tode'. Het bestaan moet worden aanvaard en doorleefd. Dit besef heet 'Befindlichkeit' (bevinding is doorleving). Toch ook vrijheid in de betrokkenheid op de wereld. De mens heeft een relatie met de wereld, wat een besef van ruimte en vrijheid geeft. Een levensontwerp is het 'Verstehen'. Wanneer men nog niet tot 'Verstehen' komt, tot interpretatie van het leven middels een levensbeschouwing, gaat men op in het naamloze geheel. Men leeft dan in illusies en ontkent de werkelijkheid van het aardse bestaan. Door bezinning kan het bewustzijn overstegen worden. Die bezinning komt pas tot stand in de confrontatie.
Het 'ZIJN' brengt ons bij de andere werkelijkheid. Af en toe openbaart deze werkelijkheid zich aan mensen in deze aardse werkelijkheid. Een mens is een 'zijnde'.

Het inzien van ons eindige bestaan veroorzaakt existentiële angst; de bedreigende afgrond van 'het niets'. Onder die dreiging staat ons bestaan, speelt ons bestaan zich af, in deze aardse werkelijkheid. Wellicht is dat gegeven veel reëler dan het feit dat we bestaan: 'Waarom is er iets en niet veeleer niets', dat is de samenvatting van deze existentiële menselijke vraag over het bestaan in dit leven. Wie het aandurft de realiteit van het leven te aanvaarden, ontdekt het Zijn. Dat is datgene, wat alles wat zijnde is laat verschijnen en doet bestaan. Zonder het ZIJN zouden er geen 'zijnden' zijn. Op het moment dat we ten diepst ervaren dat het leven beperkt is, dan is ons bewustzijn ontvankelijk voor de andere, ons onbekende, werkelijkheid, het ZIJN.

Niet onbereikbaar
Volgens Plato is er een rechtstreeks verband tussen dat open veld van waarheid en het menselijke bewustzijn. Die andere werkelijkheid is ons primaire bewustzijn waarmee we de wereld zijn binnengekomen. Voor onze geboorte heeft de onsterfelijke ziel ideeën aanschouwd, die iedere mens in minder of meerdere mate als kennis met zich meedraagt. Alles wat we weten berust op déze kennis.
Later in ons leven leren we naast dit primaire bewustzijn andere bewustzijnsvormen kennen. Daarmee raakt het primaire bewustzijn op de achtergrond. Maar er zijn ook mensen met een sterke herinnering en zij blijven hunkeren en zoeken.
Die andere werkelijkheid, het 'veld van de waarheid' dat alle niveaus van werkelijkheid omvat is niet bovennatuurlijk volgens Plato, het is het bezielende in alles wat leeft. Het bevindt zich dus ín onze aardse werkelijkheid. Belangrijk is de openheid ervoor te behouden.

terug naar de Inhoud

Een levensontwerp (levensbeschouwing)
Er is een verwantschap tussen Heideggers zijnsdenken en christelijke mystiek. De mystiek spreekt over de verborgenheid van God. We kunnen geen beeld hebben van God. Mystici spreken over wat God niet is. De 'donkere nacht' (overeenkomst met Heidegger).
Na de openbaring van de andere werkelijkheid wordt het leven anders vormgegeven. Vanuit het vastzitten in de beperktheid herwint men in een geleidelijk proces de vrijheid en komt men tot het opstellen van een levensontwerp. Men accepteert ook dat God geheel anders is, niet onder handbereik. Alle waarnemingen en interpretaties daarvan zijn echter niet dé waarheid en dé werkelijkheid.
Witgenstein wil niet spreken over wat we niet kunnen kennen. Augustinus zegt dat we over onze ervaringen met God kunnen spreken.

Tillich - God wordt tot 'zijnde' door te benoemen. Hij is meer dan de menselijke geest kan bevatten. We hebben beelden en denkbeelden, maar we weten niet wat de echte werkelijkheid van God en Christus is. Tillich heeft het Zijnsbegrip van Heidegger verrijkt met het relationele denken uit de joods-christelijke traditie. God loopt door onze aardse werkelijkheid heen, maar maakt er geen deel van uit. God bevindt zich temidden van onze werkelijkheid. Daarom kan er een intieme wijze van omgang met God ontstaan.

terug naar de Inhoud

Waarom merken we er zo weinig van?
We kunnen deze werkelijkheid vinden door het innerlijk stilzijn, wat niet een terugvallen is naar een beneden-menselijk niveau van bewustzijn, maar innerlijk één en al oor zijn voor de geladen stilte (Duintjer). Hij noemt het contact met die andere werkelijkheid een reis van de ziel naar een gebied buiten de ons vertrouwde waarheden. Een contact met die werkelijkheid is een onuitputtelijk gebeuren en er zijn momenten van ontvankelijke creativiteit. Persoonlijke creativiteit komt direct voort uit het primaire bewustzijn. Mensen die daarmee in contact blijven, of het opnieuw vinden, zijn creatieve en dus authentieke mensen.

Heidegger: eerst moet het aardse bestaan volledig aanvaard worden, inclusief beperkingen en lijden. Maar we vluchten vaak weg in illusies. Het heeft ook te maken met de vorming van onze ik-identiteit. Onze identiteit hebben we nodig, maar die identiteit kan ons ook afsluiten en beperken. We kennen allerlei angsten en verlangens die te maken hebben met het overleven in dit bestaan. Die mogen ons niet overheersen. We moeten die gevoelens niet verdringen, maar er vriendschap mee sluiten (hier citeert Duintjes Plato).
Daarnaast zijn we gehecht aan 'zijnden' die ons zekerheid en veiligheid geven. Dat kan ons afhouden van die andere werkelijkheid.

De vraag is: "Wat heeft in ons de leiding?"
Als we in staat zijn om los te laten en aanwezig kunnen zijn bij mensen en dingen zonder ze vast te grijpen of af te weren, kunnen we open zijn voor manifestaties uit de verborgen dimensie. Dat vindt plaats na een geleidelijk proces van opening en zuivering in ons bewustzijn, wat tevens een geleidelijk loslaten is van de ik-identiteit.
Daarnaast zijn er ook groepsidentiteiten: familie, vrienden, cultuur, geloofs, traditie - allemaal met regels en verplichtingen, afspraken en waarheden binnen een manifestatieruimte. Ook bestaan binnen kerken opgelegde waarheden, met een negatief oordeel over anderen. Dan is er geen ruimte voor andere individuen. (geldt hier ook een loslaten?)
Een kerk die mensen een doordacht en sluitend theologisch systeem aanreikt, geeft niet veel ruimte voor het mysterie en voor het gaan van een eigen geloofsweg.

Als voorwaarden voor spiritualiteit noemt Duintjer: ethische gezindheid, intellectuele integriteit en het ontbreken van een autoriteitsgeloof. Volgens hem moeten alle godsdiensten opvoeden tot broederschap (naastenliefde) tussen mensen om hen te kunnen voeren naar transcendentie, anders zijn ze destructief. Er is een werkelijkheid waar alle mensen verbonden zijn. Volgens Duintjes is het Koninkrijk van God overal om ons aanwezig en het is herkenbaar in het uiterlijk van elk bewust wezen.

Zijn, Zelf of Ander
Levensbeschouwelijk slaat Duintjer een andere weg in dan Heidegger door het neutrale Zijn van Heidegger spiritueeel in te vullen. Niet duidelijk is of Duintjer het overstijgen van het bewustzijn reduceert tot een menselijk vermogen.
Stoker: religeuze ervaring is niet alleen een transcendente ervaring, maar ook een trans-intentionele ervaring: dat er geen intentie van de mens aan de ervaring voorafgaat. De intentie overstijgt ons net als de ervaring ons overstijgt. Men is geraakt in het pre-reflectieve bewustzijn. Stoker vraagt zich af of Duintjer voldoende afstand heeft genomen van Heideggers neutrale zijnsdenken. Stoker vraag aandacht voor het gegeven dat in de theïstische religies transcendentie een relationele vorm heeft. In de relationele transcendentie van de joods-christelijke traditie is er een domein buiten de mensen, waaruit Iemand op ons toe kan komen. Hierin speelt de voorstelling van een verbond een rol. Er wordt verondersteld dat er een 'Ander' is, en geen leegte.

Tussenbalans
1. Het intuïtief weten van het bestaan van een andere werkelijkheid, door mensen die een verschijning hebben meegemaakt.
2. Wat zeggen filosofen die zich hebben bezig gehouden met de menselijke mogelijkheid om de grenzen van het eigen bewustzijn te overstijgen naar een andere werkelijkheid? Plato schrijft er voluit over. Kant erkent wel, maar meent dat we er niets over kunnen zeggen. Onze kennis is te ontoereikend. Heidegger gaat uit van het 'Zijn', op het spoor te komen middels het 'niets' van ons beperkte leven. Op deze momenten ontsluit zich de waarheid en zijn we vrij onze beperkingen te overschrijden. Tillich vult het 'Zijn' in als 'God' en zegt dat de mens in God geborgen is, Die we echter niet kunnen bevatten of bezitten. Duintjer schetst de voorwaarden voor het overstijgen. De andere werkelijkheid staat in relatie tot ons eigen bewustzijn.

De conclusie kan worden getrokken dat in de filosofie het bestaan van een andere werkelijkheid wordt bevestigd.
Stoker: In de theïstische tradities is God 'De Ander'. Het initiatief ligt bij Die Andere.
Maar het zijn de eigen opgeslagen beelden die bij een verschijning worden waargenomen.
De fenomenologie is nodig voor het antwoord of Christus werkelijk kan worden waargenomen.
Voor Toulmin, zie boven.

Er is geconcludeerd dat de eigen opgeslagen beelden worden waargenomen. Als die beelden uit het geheugen worden weggenomen, is Christus dan wel echt aanwezig of gaat het om een projectie? Hier is de fenomenologie nodig. Dat is de filosofische richting die zich bezighoudt met de manier waarop de fenomenen aan ons verschijnen en hoe mensen fenomenen waarnemen.

Model van Toulmin:
Grond 1 - het Nieuwe Testament beschrijft verschijningen van Christus
Grond 2 - die verschijningen zijn in de geloofstraditie doorgegaan.
Grond 3 - het menselijk bewustzijn kan transcenderen naar een ander bewustzijn.

terug naar de Inhoud

Fenomenologische beschouwingen
Door Descartes is de individualiteit doorgedrongen in de filosofie. Het 'ik' denkt over de wereld en zo ontstaat een scheiding tussen het subject en het object. Maar volgens Husserl (1859-1938), de grondlegger van de hedendaagse fenomenologie, is er een wisselwerking tussen subject en object. De mens staat in relatie met de omringende wereld. Het uitgangspunt van zijn fenomenologie is dat de fenomenen tot ons komen door het verschijnen aan het bewustzijn. Niet het 'ik' zoals bij Descartes, bepaalt hoe of wat een fenomeen is, bepalend is hoe het fenomeen aan ons verschijnt. Het is niet 'ik denk', maar 'ik kijk naar wat zich toont'.
De kern van de fenomenologie is dus zien of schouwen. Dat is de enige manier om tot kennis van het zijn van iets te komen. Fenomenen doen zich echter niet in hun objectiviteit aan ons voor, want we staan in een wederzijdse relatie. We zien ook nooit het geheel, we kijken altijd vanuit ons beperkte standpunt naar fenomenen. Er is dus altijd een tekort in ons kennen.
Dat is echter strijdig m.b.t. het fenomeen van een Christus-verschijning. Die verschijning wordt beleefd als een genade waarop men zelf geen invloed uitoefende. Stoker zegt dat het initiatief bij De Ander ligt. Het eigen bewustzijn is niet zuiver intentioneel. Bij een verschijning gaat het om passiviteit. Om deze reden is de relatie met God anders dan een relatie met een mens of een object.

Fenomenologie opnieuw gedefinieerd.
De Franse fenomenoloog Marion erkent dat er fenomenen zijn die bij waarneming de intenties van de mens overstijgen. Er is geen sprake van een tekort, maar van een 'meer', een 'teveel' aan waarneming bij de religieuze ervaring. Het spreekt over de fenomenologie van 'de gave'. Een 'verzadigd fenomeen'. 'God geeft zichzelf zonder overleg, zonder maatstaf, zonder analogie en zonder herhaling.
Bij verschijningen konden sommige mensen 'zien' zonder beeld, met innerlijke zintuigen. Na een openbaring onttrekt God zich weer aan onze waarneming en we kunnen de aanraking onmogelijk manipuleren. Het is van 'voorbijgaande aard'.

Een ander aspect is een verblindende zonneklaarheid. De verschijning van Christus is zo helder en zo volkomen dat andere dingen uit onze werkelijkheid er op dat moment niet meer toe doen. Er is alleen nog de werkelijkheid van Christus. Tijdsbesef is verdwenen.
Stoker zegt dat religieuze ervaringen nooit helemaal onbemiddeld zijn en staan binnen een context. God kan zich op meer wijzen openbaren, maar aan mensen die in Christus geloven, kan die openbaring plaatsvinden middels een Christusverschijning. Bij openbaringen van God zijn er altijd menselijke beelden en menselijke interpretaties betrokken. God kan op allerlei manieren tot een mens komen.
Menselijke kennis en geloof zijn geen voorwaarde voor een openbaring van God, maar de wijze waarop God zich openbaart, hangt samen met het geloof van de betrokken mens.

Tussenbalans
Bewering: In deze tijd verschijnt Christus aan mensen
Grond 1 - Nieuwe Testament beschrijft verschijningen van Christus
Grond 2 - die verschijningen zijn in de geloofstraditie doorgegaan.
Grond 3 - het menselijke bewustzijn kan transcenderen naar een ander bewustzijn.
Grond 4 - fenomenologisch is een verschijning van Christus een verzadigd fenomeen.

Na het vaststellen van gronden is er een waarborg nodig, die vervolgens om dekking vraagt.
Een kwalificatie moet in het model de graad van geldigheid aangeven die de bewering heeft.

Die waarborg moet een uitspraak zijn die algemeen van aard is en die een opvatting of een conventie verwoordt. In deze argumentatie over christusverschijningen moet het een uitspraak over het geloof in Christus zijn. Dit geloof komt door de Bijbel tot ons en laat zich door de Bijbel aan ons kennen. Wat is het specifieke van dit boek, dat haar teksten een uitwerking hebben, die teksten uit andere boeken in de dagelijkse praktijk van het leven niet hebben? Wat is het kenmerkende onderscheid tussen de Bijbel en andere klassieke literatuur?
De verhalen doen verslag van de omgang van God met de mens. Zij zijn een getuigenis van het bestaan van Transcendentie. Christus staat in het Nieuwe Testament centraal. Nieuwe Testament-schrijvers verwoorden dat er na Jezus' dood ontmoeting mogelijk is tussen Christus en de andere werkelijkheid. Volgens die teksten kan Christus, die niet tot onze werkelijkheid behoort, zelfs in onze werkelijkheid aanwezig zijn. Het geloof kan het menselijke bewustzijn openmaken voor het goddelijk deel van de tekst en kan het menselijke bewustzijn transcenderen naar de werkelijkheid van Christus.

Samenvattend: de waarborg ondersteunt de gronden omdat hij laat zien wat de bijzondere kracht is van de Bijbeltekst. De waarborg laat zien op welke manier het bewustzijn door de tekst kan transcenderen naar de werkelijkheid waar Christus waargenomen kan worden, hetgeen gedefinieerd wordt als een verzadigd fenomeen. Dat overstijgen van het bewustzijn naar de werkelijkheid van Christus kan tijdens het lezen van de tekst plaatsvinden, maar ook doordat de tekst, of beelden ervan, bewust of onbewust, in het geheugen aanwezig zijn.
De dekking is het geloof dat de Bijbel gefundeerd is in de ontmoeting met God. Bewijzen zijn er niet.

Kwalificatie
Als verschijningen hallucinaties zijn, dan hebben die een biologische basis.
De erkenning van een buitenpersoonlijke bewustzijn is van alle tijden. Als men dit achterhaald vindt dan moet er nieuwe bezinning komen op christusverschijningen. Dan moeten de gegevens vervangen worden door betere verklaringen.
Van Lommel in 'Eindeloos Bewustzijn' (2007) zegt dat de heersende, materialistische visie van artsen, filosofen en psychologen op de relatie tussen hersenen en bewustzijn niet altijd samenvalt met het functioneren van onze hersenen: bewustzijn kan ook los van het lichaam bestaan.

Getuigenissen in het Nieuwe Testament
Tegenstrijdigheden in het Nieuwe Testament - Mondelinge overlevering.
Hoewel de schrijver van het Evangelie van Johannes zich een ooggetuige noemt, blijkt uit andere elementen van zijn evangelie dat het vrijwel uitgesloten is dat hij getuige is geweest van de opstanding. De auteurs hebben slechts de verhalen verteld die er door anderen over werden verteld. Alleen Paulus geeft zijn ervaring in de derde persoon, maar pas na 20 jaar.
Er is sprake van een groot tijdsvacuüm, vooral bij de evangelies. Het Evangelie van Johannes is het laatst geschreven en staat het verst af van de historische werkelijkheid. Zijn interesse is meer gericht op de christelijke gemeente dan op de historische betrouwbaarheid van zijn materiaal. Daarom staat Johannes stil bij de betekenis van de gebeurtenissen, niet bij de feiten zelf.

Samenvattend:
De tegenstrijdigheden in de evangelieverhalen over de verschijningen van Christus zijn niet in staat om de bewering over hedendaagse verschijningen van Christus te weerleggen. Omdat de achtergronden van de tegenstrijdigheden verklaard kunnen worden, hoeft de betrouwbaarheid van de evanglieschrijvers niet betwijfeld te worden.

Christusexegeten zijn het met elkaar oneens over de gebeurtenissen, de daden en uitspraken van de historische Jezus zoals ze zijn beschreven. Vaak worden zij symbolisch verstaan. Maar ook buiten-bijbelse bronnen uit die tijd veronderstellen de historische Jezus. Een historische verankering is nooit aangetoond. Het tegendeel ook niet.

De betekenis van de opstanding
De vraag is of de opstanding werkelijk heeft plaatsgevonden. Als dat symbolisch is, dan zijn ook de verschijningsverhalen niet werkelijk. Dat heeft gevolgen voor christusverschijningen.
Opstanding vereist niet noodzakelijkerwijs een leeg graf.
Marxsen: de opstanding is een tijdgeconditioneerde interpretatie die niet mag worden gehistoriseerd.
Bultmann: het gaat om de realiteit in ons eigen bestaan en de gave van opstanding in ons eigen leven.
Barth: de wetenschap is niet competent om met de opstanding om te gaan. Openbaring is essentieel. Van buiten onze werkelijkheid maakt God zich kenbaar in Jezus Christus.
Pannenberg: de opstanding is een historisch gebeuren dat niet overeen hoeft te komen met onze ervaringswereld. Hij verbindt de opstanding met de toekomst van de gehele wereld. Hij beschouwt de evangelies als betrouwbaar.

Tussenbalans
Bewering: In deze tijd verschijnt Christus aan mensen
Grond 1 - het Nieuwe Testament beschrijft verschijningen van Christus.
Grond 2 - die verschijningen zijn in de geloofstraditie doorgegaan.
Grond 3 - het menselijke bewustzijn kan transcenderen naar een ander bewustzijn.
Grond 4 - fenomenologisch is een verschijning van Christus een verzadigd fenomeen.
Waarborg - de tekst van de Bijbel kan een doorgang zijn voor de ontmoeting met Christus.
Dekking - geloof dat de Bijbel gefundeerd is in de ontmoeting met God.
Kwalificatie - een bewering in de derde persoon kan als theologisch argument dienen.

Mogelijke weerlegging 1 - het gebeuren vindt plaats in het eigen bewustzijn.
Mogelijke weerlegging 2 - de opstandingsverhalen hebben geen historische achtergrond.

terug naar de Inhoud

Slotbeschouwing, Nawoord, Bibliografie, Brieven.

Uit het nawoord:
...In mijn geloofsbeleving zijn God en mens elkaar zeer nabij. Vanuit deze verwevenheid kan God ervaarbaar zijn. De schittering van Christus bevindt zich in woorden, die zich voor de lezer kunnen openen. Door identificatie met Jezus' lijden, kwam ik heel onverwacht in aanraking met de goddelijke werkelijkheid waar het bestaan tijdloos is en volmaakt. Wie dat meemaakt ziet de schittering met eigen ogen: Christus leeft! Mijn liefde voor God is er altijd geweest. Ik heb door de verschijning een zichtbare bevestiging gekregen dat deze liefde wederzijds is.
Na die ervaring heb ik een voortdurende geborgenheid ervaren van een onzichtbare God. Die grond is vertrouwen, losgekomen van dogma's en regels. Tijdens het schrijven van dit boek heb ik een diepe spirituele verbondenheid met Christus gevoeld.


Toevoegingen van Anne Koole-Bart
Suurmond - Kennen doe je niet alleen met je verstand.
... De spirituele weg van zuivering houdt in dat het verstand minder dominant wordt ten gunste van het gevoel, de intuïtie en de verbeelding. Dat geeft een helderder zicht op de werkelijkheid. Ook nieuwe wetenschappelijke kennis is bijna altijd het resultaat van een niet rationele 'sprong' van de verbeelding. Als een openbaring. Nieuwe kennis van de werkelijkheid valt ons soms zomaar toe. De wetenschap heeft voor dit verschijnsel een woord: 'serendipiteit' (het door toeval en scherpzinnigheid iets vinden terwijl men iets anders zoekt). De bijbelse term daarvoor is 'genade'. Kennen doe je niet alleen met je verstand. Dat is de grote vergissing die atheïsten als Dawkins maken: 'verstand als misvatting'.
De bijbel heeft één en hetzelfde woord voor kennen en liefhebben. Hij roept op om de uiteindelijke Werkelijkheid (God) niet alleen met het hoofd, maar ook met 'heel uw hart en ziel en heel uw kracht' lief te hebben. 'En uw naaste als uzelf', wordt er direct bij gezegd, want die kan dan een epifanie worden...'


1. De katholieke Canadees filosoof Charles Taylor:
"We staan een het begin van een nieuw tijdperk van religieus zoeken, waarvan niemand het resultaat kan voorspellen."

2. Trouw - Religieuze belevenissen - Frans Waalwijk
"Ik voelde het water, grootser en sterker dan je kunt verzinnen."

"... Het enige wat ik kan vertellen is hoe ik de werkelijkheid ervaar, niet hoe zij eruit ziet. We kunnen de werkelijkheid toch niet goed begrijpen, deze waarheid staat in mijn ziel gegrift. Ik ben dus niet gelovig, een agnost. Ik ervaar een intentie, maar ik geloof niet in een bewust denkend Opperwezen die beslist welke kant mijn kwast uit wil... (mensen willen houvast).
De stilzwijgende aanname dat de wereld inherent logisch is, berust volgens mij op een vergissing. Logica is een tak van de boom der menselijke werkelijkheid, maar niet de hele boom. Uiteindelijk zijn wij mensen naar mijn mening te beperkt om ook maar het kleinste stukje werkelijkheid echt te begrijpen. Ik houd het maar bij de beleving van een mysterie dat alle mensen en de natuur in een soort liefde verbindt."
"Ik heb het idee dat het uit de diepere lagen van mezelf komt, uit lagen die bijna helemaal los van mijn bewuste staan. Ik probeer met te verbinden met dit ongrijpbare. Wil me daardoor laten overweldigen, ga mee in een stroom waarvan ik het idee heb dat ik hem niet stuur. Zodra ik dat kan toelaten beleef ik dat er wonderlijke dingen gebeuren."
Frank Waaldijk is kunstenaar en gepromoveerd wiskundige.

3. Stichting Dichterbij dan ooit: De mysteriën van Christus in deze tijd, boekje over de thema-dag De wederkomst van Christus.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^