Drs. H. van Praag - Sleutel tot de I-Tjing

Uitgeverij N. Kluwer N.V., Deventer

Inhoud

Voorwoord
Inleiding
Een drietal voorbeelden
Diepzinnige situatie-analyse
De 64 hexagrammen

I. Yang en Yin
De elementen
De interpretatie van Yang en Yin
De eenheid der tegendelen
Uitbeelding van Yang en Yin

II. De T'ai-Tji
De twee kringen
Polarisatie
Verdringing

III. De acht trigrammen
De acht componenten
De functies der drie lijnen
De acht kosmische elementen
De trigrammen als tegendelen
Abstrakte duiding der trigrammen

IV De zes lijnen van het hexagram
Tjia Zjèn
Sjiao
V Het transformatie-beginsel
Het I van de I-Tjing
Transformatie
Verandering der lijnen
Van huis tot vaas

VI Het bepalen van het hexagram
De drie methoden van vinden
De rationele constructie van het hexagram

VII De juiste keuze
Hoe analyseren we een situatie?
Het vraagstuk van het kwaad

VIII De I-Tjing als projectie-instrument
Het projectie-beginsel
Universele associaties
Op zoek naar objectieve getal-associaties
Leren tellen met symbolen

IX Renaissance van de I-Tjing
Het relatie-begrip in de I-Tjing
I-Tjing-renaissance
Literatuur

Voorwoord
Wie zichzelf kent, is verlicht. Lao-tseu


Prof. Henri van Praag
In de loop van ruim honderd jaar zijn een aantal westerse vertalingen (met commentaren) op de I-Tjing, het Chinese Boek der Ontwikkelingen, geschreven. De meeste interpretaties hebben echter met elkaar gemeen, dat ze de I-Tjing meer als een dogmatisch dan als een empirisch werk beschouwen. Of anders gezegd: ze zien in de I-Tjing meer van een wiskundeboek dan van een natuurkundeboek. Ze gaan dus niet uit van feiten, maar van axioma's. Ook de verklaringen van de psycholoog Jung en de fysicus Pauli, die dienen als inleiding tot de bewerking van Wilhelm, doen soms aan als hineininterpretaties en vermogen ons daardoor niet altijd te overtuigen.
Nu zou men het daar bij kunnen laten met het motto 'il faut juger les écrits d'apres leur date' ('men moet de geschriften behandelen naar hun tijd'), als de I-Tjing niet opnieuw in het middelpunt der belangstelling was komen te staan door een aantal recente ontwikkelingen. Een daarvan is de groeiende aandacht van medici voor de Chinese methode der acupunctuur (naalden-therapie), die haar basis vindt in de I-Tjing. Vanzelfsprekend wil men nu ook de I-Tjing aan een wetenschappelijke analyse onderwerpen.
Een andere reden waarom men meer interesse voor de I-Tjing krijgt, is de ontdekking dat dit boek eigenlijk een zeer oude code bevat, die gebruik maakt van symbolen die men ook in de symbolische logica aantreft.
Een derde reden is, dat de interpretaties in de I-Tjing ons doen denken aan diagnostische methoden, zoals die b.v. ook in de projectiepsychologie gebezigd worden.

De vraag is nu: onder welke rubriek moeten we de I-Tjing onderbrengen? Meestal beschouwt men de I-Tjing als een orakelboek, waarin allerlei kosmologische inzichten verwerkt zijn. Anderen, zoals Lavier, bestrijden dit met de bewering, dat de I-Tjing eerst duizend jaar lang als wijsheidsboek gebruikt werd, voordat het ook als orakelboek gehanteerd werd. (9)
Daartegen schijnt te pleiten dat de symboolelementen die in de tekst gebruikt worden, in China van oudsher als een soort runen gegooid werden; wat doet vermoeden, dat het oorspronkelijk stokjes of staafjes waren, die pas later werden uitgebeeld. Maar er zijn vermoedens dat in de verloren gegane tekst van de oudste I-Tjing geen streepjes maar kringetjes voorkwamen.
In elk geval is het zo, dat de I-Tjing veel meer is dan een orakelboek, omdat er een volledig wereldbeeld zijn neerslag in gevonden heeft. Het is deze kosmologie en antropologie die we vooral in deze monografie aan de orde stellen. Hier doet zich een vergelijkbaar probleem voor met de bijbelexegese. Hoe verhoudt zich bijvoorbeeld het scheppingsverhaal tot de evolutietheorie? Terwijl men vroeger sterk de neiging had aan Genesis wetenschappelijke waarde toe te kennen, slaat men nu meestal door naar het andere uiterste en wil er slechts een schone mythe in zien. Men vergeet daarbij echter in de meeste gevallen, dat de bijbelse mythe juist een uitzonderlijke plaats inneemt, doordat hij zich laat verzoenen met de wetenschap.
Wat zou een man van wetenschap moeten doen met de volgende tekst uit de Rig-Veda:
Toen verdeelden zij de Mens,
in hoeveel delen hebben zij hem geschikt?
Wat werd uit zijn mond, uit zijn adem?
Hoe heten zijn dijen en voeten?
Zijn mond werden de brahmanen,
uit zijn armen ontstonden de ksatriya's,
uit zijn dijen vormden zich de vaisya's,
uit zijn voeten ontstonden de sudra's.
Uit zijn geest kwam de maan voort,
Uit zijn oog ontstond de zon,
uit zijn mond kwamen Indra en Agni voort
en uit zijn adem de wind. (10)

Men kenschetst de bijbelse mythe op goede gronden als een mythe der Entgötterung, d.w.z. dat de natuur er niet - zoals in primitieve en antieke culture - als een goddelijke macht, maar als een door God geschapen ordening gezien wordt. Door deze ontgoddelijking der zichtbare realiteit heeft de Bijbel de weg geopend voor het natuurwetenschappelijke denken. Vertaal creatuur door natuur en het bijbelverhaal is leesbaar als een boeiende voorwetenschappelijke vertelling.
In deze zin kan men de Bijbel als een modern boek beschouwen, dat met denkmodellen en levenspatronen werkt, die nu nog geldigheid bezitten. Hetzelfde zullen we mutatis mutandis kunnen vaststellen voor de I-Tjing, die eveneens ruimte geschapen heeft voor het verlichte denken.

Een andere parallel tussen Bijbel en I-Tjing, waarover we nog uitvoerig te spreken komen, is de plaats die de mens in beide klassieke boeken inneemt, als verbinding tussen hemel en aarde. Plato heeft de mens daarom een burger van twee werelden genoemd; d.w.z. van de zienlijke en onzienlijke wereld, die uiteindelijk één zijn.
Bijbels gesproken maakt de mens aan de ene kant deel uit van de natuur en is dus schepsel, aan de andere kant is hij beelddrager van de Schepper, zodat hij een innerlijke en een uiterlijke cultuur ontwikkeld heeft, waardoor hij de natuur in en buiten zich leert beheersen.
Bij een grondige studie der verschillende grote mythen uit de wereldgeschiedenis, waarbij hun inhoud naar het denkmodel gecodeerd wordt, blijkt dat slechts weinig oerverhalen zonder meer te verzoenen zijn met de opvattingen en resultaten der moderne wetenschap. Het is dus vermeldenswaard, dat dit met de Bijbel en de I-Tjing wél het geval is.
Het gaat schrijver dezes er niet om te bewijzen, dat de I-Tjing een wetenschappelijk geschrift is 'avant la date' ('dat zijn tijd vooruit is'), want daarvoor zou hij over meer materiaal van zeer oude datum moeten beschikken. (11) Het is voor onze argumentatie ook niet van belang. Wat we namelijk wél zullen pogen aannemelijk te maken, is dat de I-Tjing - naast magische en cultische gedeelten - zoveel intuïtieve en empirische inzichten in mens en samenleving behelst, dat het geschrift ook nu nog van grote waarde is voor het begrijpen van de grote kosmos waarin we leven en van de kleine kosmos, die we zelf representeren.

Voor een rationale doorlichting van een boek als de I-Tjing moeten we het in een categorie onderbrengen, die wetenschappelijke vergelijking met andere cultuurverschijnselen toestaat. In analogie met psychologische diagnostica zoals de Rorschach en de Szondi beschouwen we de I-Tjing als socio-diagnosticum, echter duidelijk met dien verstande, dat dit een benaming is die we er met terugwerkende kracht aan toekennen om een zinvolle vergelijking met moderne kosmologische en antropologische uitspraken mogelijk te maken. Daarom zullen we verplicht zijn een poging te wagen om de I-Tjing te reconstrueren volgens criteria, die ook voor de hedendaagse mens nog zeggenschap hebben, omdat ze voldoen aan de eisen van de moderne axiomatiek en verificatie.
Desondanks zijn we ons bewust, dat ook deze analyse in zich het risico bergt van de hineininterpretatie. Maar wel hebben we naar wetenschappelijk eer en geweten getracht het magisch konijn niet in de hoed van het redelijk denken te verstoppen.
Henri van Praag

terug naar de Inhoud

Inleiding
Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede. 1 Thess. 5:21

Een drietal voorbeelden
In het jaar 1954 zat ik met enige psychologen te praten over de psycho-analyse van Sigmund Freud.
Het gesprek kwam op Freud's dood aan keel- en mondkanker. Iemand van ons vroeg zich af of er enig verband bestond tussen zijn theorie en zijn ziekte. Men was het er over eens, dat de dieptepsychologie hier zelf moeilijk een verklaring kon geven.
Ik stelde voor de I-Tjing hierover te raadplegen. We kozen samen 6 getallen en zochten toen het correlerende hexagram op in de I-Tjing. Dit bleek nummer 31 te zijn, dat door alle commentators met liefde en seksualiteit in verband gebracht wordt. Vervolgens noemde één van ons een getal tussen 1 en 6, namelijk 5, terwijl een ander 6 voorstelde.
De oude code-tekst luidde voor 5: de invloed manifesteert zich in de nek. En voor 6: de invloed manifesteert zich in de kaken, wangen en tong. Het was de vertaling van Richard Wilhelm die hierbij door (13) ons geraadpleegd werd. In het commentaar van 'de vijfde plaats' kwam de opvallende zin voor: 'Wat plaats vindt in de diepten van iemands wezen, in het onbewuste, kan noch opgeroepen noch voorkomen worden door de bewuste geest.' De I-Tjing wijst hier dus beïnvloeding van het onbewuste af als onvruchtbaar.
Andere vertalingen, die ik later consulteerde, zijn in hun waarschuwingen veel beslister. De algemene tendens is, dat men de seksualiteit niet van de dijen naar het hoofd moet brengen, omdat dit tot ernstig pranaverlies leidt, waardoor 'onderweg' een stoornis optreedt. Opmerkelijk is de waarschuwing van Yüan Kuang: "De sexualiteit consumeert het prana. Men denke hierover na!" Een interessant aspect geeft Lavier bij de verklaring van de naam van het 31ste hexagram, die in het Chinees 'Sièn' luidt. Nu zitten er aan een naamverklaring in het Chinees verschillende aspecten, omdat men zowel van de klank als van het pictogram kan uitgaan. Lavier, die als hoogleraar in Tai-Wan over zeer oude teksten beschikt, leidt het symbool voor 'Sièn' af uit twee elementen: een gesloten mond en een hellebaard. De mond ziet hij als het teken voor 'denken', het wapen als symbool voor agressieve actie.
'Sièn' beschouwt hij derhalve als de vereniging van denken en doen, van theorie en praktijk. Vandaar de vertaling van 'Sièn' als associatie, complementariteit. Dit complementariteitsbegrip wordt nu verder uitgewerkt als complementariteit tussen man en vrouw, liefde, huwelijk. (14)

Ook in verband met Freud is deze eenheid van theorie en praktijk zinvol, maar niet spectaculair. Bezien we de symbolen echter vanuit de psycho-analytische symboolverklaring, dan zien we in mond en hellebaard typische tekens voor erotiek en agressie.
Alles bij elkaar genomen, gaf de I-Tjing een zinnig en zinvol antwoord op de vraag, die door ons gesteld werd. Bij de waardering van deze verklaring moet men rekening houden met het feit, dat we uit de commentaren geselecteerd hebben, echter zodanig dat we getracht hebben de Chinese tekst voor zich zelf te laten spreken. Het meest significante is, dat Freud de complementariteit van het bewuste en het onbewuste niet in acht heeft genomen.
Men kan zich hierbij ook afvragen of de termen 'bewust' en 'onbewust' het oorspronkelijke Chinees goed weergeven. Het zijn echter dezelfde termen die door moderne Chinese psychologen hiervoor gebruikt worden. Een interessante vergelijking levert ook een parabel van de mysticus Tjwang-tseu:

'De Heer van het Onbewuste'.
De Heer van het Onderzoekende, de Heer van het Voortvarende en de Heer van het Nieuwsgierige kwamen veel op bezoek bij de Heer van het Onbewuste. De Heer van het Voortvarende zei tegen de Heer van het Onderzoekende: "Alles danken wij aan de gaven van de Heer van het Onbewuste. Laten wij trachten zijn weldaden te belonen." (15)
De Heer van het Onderzoekende sprak: "Wij allen hebben zeven zintuigen om de wereld te onderzoeken, de Heer van het Onbewuste heeft er niet één." Toen stelde de Heer van het Nieuwsgierige voor: "Laten wij hem ook zeven openingen geven." Dus boorden zij elke dag een gat in de Heer van het Onbewuste. De zevende dag nu was de Heer van het Onbewuste dood.

Zou Tjwang-tseu, de Heinrich Heine der Chinese literatuur en filosofie, Freud niet spottend 'de Heer van het Onbewuste' genoemd hebben? En daarom zijn dood uit voortvarendheid, de neiging tot onderzoek en nieuwsgierigheid verklaard hebben?

In het begin van de zestiger jaren hield ik een lezing over de I-Tjing. In de zaal zat een tamelijk recalcitrante heer, die geen gelegenheid naliet om zijn ongeloof te demonstreren.
"Wat wilt u dan voor bewijs?", vroeg ik aan deze weerspannige bezoeker. Tot mijn verbazing had de gewiekste Mokumer onmiddellijk zijn antwoord klaar en onder algemene hilariteit zei hij: "Ik zal er pas in geloven, als de I-Tjing me vertelt, waarom ik in Amsterdam nergens mijn auto kwijt kan." Ik liet hem getallen noemen en de I-Tjing (hexagram 63, tweede plaats) legde uit, dat de mensen hun voertuig als status-symbool gebruiken ('de vrouw verliest het gordijn van haar wagen'), zodat er te veel wagens in het Hemelse Rijk zijn. (16)
De zegswijze 'de vrouw verliest het gordijn van haar wagen' slaat op het feit, dat de mensen vroeger hun rijtuigen gebruikten om ergens te komen en daarom met het gordijntje naar beneden reden, maar later met de gordijntjes omhoog reden om gezien te worden.
Een Nederlandse humorist, Peter Pech, heeft dit voor de oorlog eens onnavolgbaar uitgedrukt: "We hebben een auto, waarmee we de hele dag op en neer rijden. Niet om het een of ander... maar om de buren." De I-Tjing verklaarde de toename der auto's dus uit een soort snobistisch effect. Mijn opponent was perplex en ik niet minder dan hij.
Een derde geval ter introductie. Nederland kent verschillende personen die beweren af te stammen van de - volgens hen - geredde Franse kroonprins Lodewijk XVII, die naar ons land in veiligheid gebracht zou zijn. Op grond daarvan menen ze pretendent voor de Franse troon en kroon te zijn. Eén van hen kwam bij me om de I-Tjing over zijn toekomst te raadplegen. Hij 'trok' als tekst 47, 4: 'Hij komt langzaam aan. Men gunt hem de gouden koets niet.'

Dit zijn drie sprekende voorbeelden uit de honderden (misschien wel duizenden) malen, dat ik de I-Tjing raadpleegde en hij me een treffend antwoord gaf. Men verhaalt dat K'oeng-foe-tseu de I-Tjing slechts één keer zonder resultaat opsloeg.
Nog steeds speelt de I-Tjing een belangrijke rol in de Chinese samenleving, zowel op het vasteland als (17) op Tai-Wan (Formosa). Zo schrijft Lavier: "Zelfs nu nog en onafhankelijk van hun maatschappelijke positie, raadplegen de Chinezen de I-Tjing bij iedere ernstige gelegenheid, zowel om een situatie of een verschijnsel te interpreteren, zelfs als dit van zuiver wetenschappelijke aard is, als voor het vinden van de beste oplossing voor dit of dat probleem. Men vertelt dat Mao-Tseu-toeng de I-Tjing verschillende keren geraadpleegd heeft, voordat hij een belangrijke beslissing nam. Men zegt ook dat als de Chinezen hun eerste atoombom in twee jaar gemaakt hebben, terwijl de Amerikanen en de Russen er tien jaar over gedaan hebben, dit dank zij de I-Tjing is." De laatste bewering moet wel met een korreltje zout genomen worden, omdat de Chinezen leentje-buur bij de Amerikanen gespeeld hebben. Veel verrassender was het dan ook, dat ze de weg van A- naar H-bom zo veel sneller afgelegd hebben dan de Russen en de Amerikanen. We zullen ons verderop bezig houden met de vraag, in hoeverre de I-Tjing hierbij een rol gespeeld kan hebben.
Zij die onkundig zijn van de resultaten van de I-Tjing zijn geneigd om aan te nemen, dat iedere tekst voor honderd verschillende uitleggingen vatbaar is, en dat de exegeet vrolijk naar zijn eigen interpretatie toe redeneert. Dat is echter geenszins het geval.
Natuurlijk zijn de teksten poly-interpretabel, anders zou de I-Tjing niet 30 eeuwen gebruikt kunnen zijn, maar ze slaan bijna altijd zeer nauwkeurig op de (18) toegelichte situatie. Nemen we als voorbeeld de drie hier geciteerde gevallen, die volstrekt niet spectaculairder zijn dan vele andere, en laten we zonder vóóroordeel en vooróórdeel nagaan, of de teksten verwisselbaar zijn.

keelkanker bij Freud het verschijnsel (seksualiteit) manifesteert zich in de nek
parkeerprobleem men rijdt in wagens om gezien te worden ('met het gordijntje omhoog')
troonpretentie men misgunt hem de gouden koets

Kan men nu ernstig volhouden, dat de 'antwoorden' van de I-Tjing even sprekend geweest waren, als men ze onderling verwisselde? Als bij Freud gestaan had: 'men misgunt hem de gouden koets,' hadden we dat even treffend gevonden? Tot een wetenschappelijke mentaliteit behoort het ook verbanden als feiten te aanvaarden, zonder dat men ze al verklaren kan.

terug naar de Inhoud

Diepzinnige situatie-analyse
Het zijn echter niet alleen de korte antwoorden, die vaak zo verrassend zijn, maar ook de begeleidende situatie-beschrijvingen, die vaak uiterst opmerkelijk zijn. Laat ik hiervan een sprekend voorbeeld geven.
Jaren geleden bezocht ik in het Museum voor de (19) Tropen te Amsterdam een tentoonstelling die gewijd was aan de trotse witte herenhuizen en boerderijen ('Wijnplase') in Zuid-Afrika. De fotograaf had de opnamen zo gemaakt, dat de statige witte gevels prachtig afstaken tegen de zwarte achtergrond.
Het ligt voor de hand dat het aanschouwen van deze scherpe contrastfoto's associaties bij me opriepen met de zwart-wit-tegenstellingen in het land zelf.
Daar ik in die tijd bijna altijd wel een I-Tjing-editie meetorste, bekroop me het verlangen om me door de zonen van Han hierover te laten gezeggen. Het teken waarop ik kwam was het 12de hexagram (P'i), dat in de meeste vertalingen wordt omschreven als 'Stagnatie' ('Stilstand'). De begeleidende tekst luidde als volgt:
Hemel en aarde hebben geen gemeenschap met elkaar en alles is verstijfd. Wat boven is heeft geen betrekking met wat onder is. Op aarde overheersen verwarring en wanorde.
De donkere macht is onder, de lichte macht is boven. Beneden is zwakte, boven is hardheid. Beneden zijn de minderen, boven zijn de meerderen.
Maar de weg van de lager geplaatsten is in opgang, de weg van de hoger geplaatsten is in neergang. Doch de hogeren zijn niet bereid van hun principe af te wijken. Ze blijven vasthouden aan hun beginselen en sluiten zich op in afzondering (apartheid!).
Verder op in de verklaring staat nog: (20) Hemel en aarde vermengen zich niet, het beeld van stilstand (stagnatie).
Men zal moeten toegeven, dat deze karakteristiek zeer treffend is. Ter voorkoming van ieder misverstand wijs ik er hier op, dat de I-Tjing geen morele beoordeling van het beginsel zelf geeft. Dit kan een zeer verheven principe zijn, dat b.v. tot retraite in een klooster of kluizenaarswoning leidt, maar ook het hooghartig superioriteitsbesef van edelgermanen.

Streng observante groepen als de Farizeeërs (de Afgescheidenen) vallen er evenzeer onder als de dappere verzetslieden uit de Duitse Bekenntniskirche. Men kan er de beginselvaste martelaars in de arena's toe rekenen, maar ook de fanatici van de Ku-Klux-Klan.
Waar de I-Tjing echter wel tegen waarschuwt is tegen de combinatie van afscheiding en macht, omdat dit tot een steriele heerschappij van een ongenaakbare elite leidt. Dit blijkt nog veel duidelijker uit het 11de hexagram, dat we hierna bespreken en waarbij de verhoudingen juist gunstig liggen.

terug naar de Inhoud

De 64 hexagrammen
De I-Tjing onderscheidt 64 grond-situaties, die het hele individuele en sociale leven omvatten. Deze worden gecodeerd in diagrammen van 6 lijnen (meestal aangeduid met de Griekse term hexagram). Deze lijnen zijn óf ongebroken: ⚊ , óf gebroken: ⚋ . De hele lijnen worden aangeduid als Yang-lijnen, de gebroken lijnen als Yin-lijnen. Voor het gemak - (21) maar dit is een zeer grove benadering - vertalen we nu Yang voorlopig even door mannelijk, Yin door vrouwelijk. Door combinatie van deze lijnen ontstaan eerst trigrammen (uit drie lijnen bestaande) en wel 2³ is 8 soorten, die uitvoerig behandeld zullen worden.
In het Chinees worden alle combinaties (van 2, 3, 6 of 12 lijnen) 'kwa's' genoemd, maar in de Westerse commentaren reserveert men die term meestal alleen voor de hexagrammen. Wij zullen ons in dit boek echter aan het Chinese gebruik houden, en kwa voor iedere combinatie gebruiken.
Twee van de trigrammen worden aangeduid als hemel en aarde. Ze bestaan respectievelijk uit drie Yang-lijnen ☰ (T'jièn) en uit drie Yin-lijnen ☷ (K'oen).
Hemel wordt nu opgevat als symbool voor het heersende, scheppende en sterke: aarde als symbool voor het dienende, ontvankelijke en zwakke. Daarbij komt nog, dat Yang ook opgevat wordt als het lichte, Yin als het donkere. Zelfs gewapend met deze elementaire kennis (die verder in het boek zal worden uitgebreid en verfijnd), kan men eigenlijk het meeste van de hier gegeven exegese van 'hemel boven aarde' al begrijpen.

Het 12de hexagram drukt uit, dat er tussen beide geen wisselwerking bestaat, vandaar de stagnatie. Bijzonder verhelderend is het commentaar, dat John Blofeld geeft bij het 11de hexagram, dat 'vrede' uitbeeldt.
Dit hexagram bestaat uit de aarde boven de hemel en Blofeld schrijft hierover: "In het volgende hexa-
gram, P'i (door ons vertaald als stagnatie, door Blofeld als obstructie) (22), waarin de trigrammen hemel en aarde optreden in wat hun normale positie schijnt, wordt hun stand juist als noodlottig beschouwd, terwijl hier, waar hun plaats onderste boven schijnt (nl. de aarde boven de hemel), alles als gunstig beoordeeld wordt. Dit is misschien zo omdat de hemel boven de aarde impliceert dat de twee afzonderlijk bestaan, zonder wisselwerking, wat de wortel van alle groei is."
Andere commentators wijzen erop, dat de hemel naar boven wijst, de aarde naar beneden. Alleen als de hemel beneden de aarde is, zullen ze elkaar dus ontmoeten. Om dit beter te begrijpen kunnen we denken aan een gezegde van paus Johannes: "Ik ben niet de nok, maar de onderste steen in de kerk. Ik heb het gevoel of ik de hele kerk moet dragen." Dezelfde geest ademt de uitspraak van Lao-tseu: "Wie zich Yang weet, maar Yin houdt, wordt tot voedingsbron van het Rijk." We moeten ons derhalve niet laten misleiden door het feit, dat we de hemel boven de aarde zien, want in feite 'ligt' de aarde in de wereldruimte, die haar aan alle zijden omgeeft. In alle oude culturen wordt de kosmos ook als 'diepte' beleefd.

Lang voor de tweede wereldoorlog heeft de Duitse auteur Emil Ludwig een serie biografieën van beroemde regeringsleiders geschreven. Democraten als Masaryk rekende hij tot de dienaars van het volk, dictators als Mussolini tot de heersers over hun volk.
Wat de I-Tjing ons door de eeuwen voorhoudt is (23) dus het feit, dat het ware gezag dienend is en dat heerszucht eigenlijk op zwakte berust. In de vele Chinese vorstenspiegels (o.a. van Loe-Tjia en T'angt'ai-tsoe) wordt deze idee telkens weer uitgewerkt.
Prachtig is het volgende hoofdstuk uit de 'Sin-yoe' van Loe-Tjia (ca. 200 voor Chr.), waar de verwantschap met de I-Tjing duidelijk blijkt:

"Om de hemel te kennen, ziet men naar boven en beschouwt de sterrenbeelden; om de aarde te kennen, ziet men naar beneden en onderzoekt de krachtlijnen der aarde. Wat daar als worm kruipt en wat zich kruipend voortbeweegt, wat in het water leeft en op het land gaat, wat zijn wortelen uitbreidt en waarvan de bladeren groeien: al dat heeft rust in zijn innerlijk en vrede in zijn natuur. Want hemel en aarde zijn in wisselwerking, hun krachten heffen elkaar op en daardoor zijn ze volmaakt.
Daarom zagen de vroegere Heiligen naar de sterrenbeelden omhoog en beneden onderzochten zij de krachtlijnen der aarde... Toen kwam het volk pas tot begrip; het begreep, dat er liefde tussen vader en zoon bestaat, dat de plicht de vorst met zijn onderdaan verbindt, dat man en vrouw in de juiste verhouding moeten leven, dat er een rangorde moet zijn van oud naar jong. Aldus (volgens het beginsel der ancienniteit) ontstond de beambtenstand...
De mensen zijn (meestal) grootdoenerig en luxueus: ze houden het onbelangrijke voor gewichtig; ze hechten zich aan wat ver af is en bekommeren zich (24) niet om wat nabij is; ze stellen belang in rijkdom en streven ernaar. De Heilige daarentegen is slechts bezorgd om mensenliefde en steunt op de plicht. Hij onderscheidt en verklaart zelfs het nietige en ondervraagt hemel en aarde.
Wie zich in gevaar niet buigen laat, wie ook in vrijheid niet weerspannig wordt, die wordt geregeerd door goedheid en deugd... Goedheid verbergt zich niet, maar spreidt zich ook niet ten toon... Een Heilige houdt zich daarom in de regering aan de hoge wereldwet, in zijn wandel beoefent hij de deugd, in de lediggang rust hij in mensenliefde, in zijn macht steunt hij op gerechtigheid. Men moet bij het regelen van aangelegenheden het geringste voorop stellen en het meerdere laten werken en toenemen, zoals men met een passer een cirkel trekt.
Als Heiligen de wereld als centrale heersers (het middelpunt van de passer) regeren, dan bewerken Wijzen grote daden (de punt die de omtrek afzet...).
Wie kwade plannen smeedt, moet later onvoorwaardelijk ten onder gaan, zoals een bouwwerk waarvan het fundament niet veilig is en dat hoog opgetrokken wordt ten slotte moet instorten. Daarom richt de Heilige zich naar de Kanonieke boeken, zoals de handwerker zich op zijn waterpas en meetsnoer betrouwt. Is de deugd groot, dan reikt de kracht ver. Is de macht van het geweld groot, dan is de hoogmoed vermenigvuldigd... (25)
Die het rijk te behoeden hebben, moeten door goedheid en ontvankelijkheid vast staan. Die de vorsten ondersteunen, moeten zich niet uit ontvankelijkheid buigen laten. Een vorst dient met goedheid te regeren. Een minister dient zich met ontvankelijkheid te schikken. In dorpen zal men met eenvoudige goedheid regeren en alles met ontvankelijkheid aan het hof ter sprake brengen.
Gelijk een vrouw door kuisheid een goed licht op haar daden werpt, zo bevestigt een uitmuntend ambtenaar door ontvankelijkheid zijn waarde.
De adem van Yang blaast leven in wegens diens goedheid; de periode van Yin onderwerpt zich wegens haar ontvankelijkheid. Met goedheid en ontvankelijkheid tekent de Sji-Tjing (Het Boek der Oden) Bestaan en Vergaan. Door goedheid zijn hemel en aarde in harmonie...
De goedheid is de hoogste wereldwet. De ontvankelijkheid is studie der Heiligen. Die haar bestuderen, zijn verlicht; die haar kwijt zijn, zijn beneveld; die zich ervan afwenden, vergaan...
Wie op goedheid bedacht is, is veilig. Wie op ontvankelijkheid steunt, wordt sterk.
De ontvankelijken dienen als voorbeeld. Dwazen bekoren en worden bekoord door geweld. Wijzen regelen en laten zich regelen door ontvankelijkheid...
Zo in alle eeuwigheid geen onrust ontstaan zal, zo kan dit slechts door goedheid en ontvankelijkheid tot stand worden gebracht." (26)

De hier gegeven uiteenzetting heeft haar volledige geldigheid los van de functie van de I-Tjing als orakelboek. Men zou het een gecondenseerd sociologisch en psychologisch betoog kunnen noemen. Indien we een aanvaardbare rationele methode kunnen aangeven om in een gegeven situatie het toepasselijke hexagram op te sporen, dan zou de I-Tjing van nut kunnen zijn om deze situatie te analyseren. Het is op deze grond, dat we spreken van een sociodiagnosticum.
Het is mogelijk, dat het hexagram langs de weg van de projectie van het onbewuste, of door het toeval verkregen wordt. Uiteraard wordt de wetenschappelijke benadering dan een geheel andere. In het eerste geval wordt de I-Tjing dan gehanteerd als projectie-instrument, in het tweede geval als orakel-boek. Beide methodieken komen in het tweede gedeelte van dit geschrift aan de orde. In het eerste gedeelte zullen we trachten de I-Tjing op te bouwen als socio-diagnosticum, d.w.z. als een gecodeerde interpretatie van menselijke en kosmische situaties. (27)

terug naar de Inhoud

I. Yang en Yin
Eerst man en vrouw samen maken de mens uit. Ludwig Feuerbach

De elementen
Alle kwa's (trigrammen en hexagrammen) in de I-Tjing zijn opgebouwd uit twee elementen: de rechte en de gebroken streep, die worden beschouwd als symbool voor Yang en Yin.
Daar de I-Tjing zeker sinds meer dan 25 eeuwen als orakelboek gebezigd is, ligt een vergelijking met de runen voor de hand. Dat deze associatie gerechtvaardigd is, blijkt uit oude Chinese prenten, waarop het werpen van de staafjes wordt uitgebeeld.
In de runen beluisterden de Germaanse skalden het fluisteren (vgl. Duits raunen) der goden. De runen waren oorspronkelijk twijgjes van beukebomen. Vroeger heetten onze letters daarom 'boekstaven', een term die in het Duits (Buchstaben) nog bestaat. Maar ook in het Nederlands worden belangrijke feiten nog voor het nageslacht 'geboekstaafd'. In de tekens van de I-Tjing hebben we daarom een (28) gemeenschappelijke achtergrond van de westerse en de Chinese taalsymboliek.

De overeenstemming gaat echter nog verder. De Chinezen noemden reeds in de verre oudheid Yang en Yin het positieve en het negatieve teken en bouwden er een soort kosmische logica mee op, zoals dit in de 19de eeuw geschiedde door de Engelsen Book en De Morgan. De Yang- en Yin-diagrammen der oude Chinese logici lijken als twee druppels water op de waarheidstafels der symbolische logica.
Dat soortgelijke overwegingen bij de codificators van de I-Tjing hebben meegeteld, blijkt uit de volgorde der hexagrammen, waarbij twee opeenvolgende dikwijls elkaars pendanten zijn.
Als we het trigram voor hemel als een versterkt Yang en het trigram voor aarde als een versterkt Yin opvatten, zien we de volgende ordening (de nummers geven de volgorde aan waarin deze kwa's in de I-Tjing voorkomen):

1 T'jièn - Het Scheppende Yang boven Yang
2 K'oen - Het Ontvangende Yin boven Yin
11 Tai - De Vrede Yin boven Yang
12 P'i - De Stilstand Yang boven Yin
(29)
Dit kunnen we als volgt in een matrix onderbrengen:







Op parallelle wijze ontstaan in de symbolische logica waarheidstafels, waarbij 1 waar, 0 niet waar of vals betekent:
Wat in de hokjes komt, hangt ervan af of we met een
- óf-redenering,
- én-redenering, of
- als-redenering te doen hebben.
Laten we dit aan een paar eenvoudige voorbeelden toelichten.
Uitspraken (zinnen, mededelingen) worden in de logica meestal aangeduid door kleine letters: p, q, r, enz.

Bij een én-óf-redenering gaat het er om, dat van twee uitspraken p en q minstens één waar is, terwijl bij een óf-óf-redenering slechts één van beide mededelingen waar kan zijn. (30)
Nemen we van beide een voorbeeld. Iemand zegt: "Morgen schrijf ik een paar brieven, of ik ga wandelen in het park." In welk geval heeft hij nu de waarheid gesproken? Als hij de brieven schrijft, als hij gaat wandelen in het park en als hij beide doet. Alleen als hij geen van beide doet, is de uitspraak onwaar. Zo ontstaat de volgende matrix (tafel, tabel):





De 0 in het vierde vakje betekent dus: de uitspraak p en/of q is onwaar, als noch p, noch q waar is (geldt).
Het zal de lezer niet veel moeite kosten de óf-óf-uitspraak in diagram te brengen. Dat geschiedt aldus:
óf p / óf q (dus niet beide tegelijk)










Een andere waarheidstafel levert de én-én-redenering:






In het laatste hoofdstuk zullen we ook aandacht schenken aan de als-redenering.

In de logica noemt men de en/of-redenering het logisch verschil, de of-of-redenering de logische disjunctie, de én-én-redenering de logische som of doorsnede, de als-redenering de logische implicatie. Het is vooral de implicatie die van belang zal blijken bij de studie der hexagrammen die uit twee trigrammen ontstaan.
Implicatie moet daarbij echter ruimer opgevat worden dan in de formele logica: het gaat om volgen op, uit, door, enz. in de ruimste zin.
De hier gegeven voorbeelden dienen slechts om de lezer ervan te overtuigen, dat de Chinezen op vergelijkbare wijze begrippen en uitspraken met elkaar in verband gebracht hebben als de westerse logici.
De getallen in de matrices hebben echter bij de I-Tjing een andere functie dan in de formele logica, waar ze door redenering te vinden zijn, terwijl de nummers der hexagrammen niet uit de matrix zelf afgeleid kunnen worden. (32)

Het is echter niet alleen de symbolische logica, die in verband gebracht kan worden met de duale conceptie, die aan de I-Tjing ten grondslag ligt. Reeds Leibniz wees erop, dat dit systeem ook de voorloper
is van het tweetallige (dyadisch, binair, duaal) talstelsel, waarbij - evenals in de symbolische logica alleen de tekens 1 en 0 voorkomen, Men zegt dat de legendarische keizer Foe-sjie zowel de ontwerper van de I-Tjing als van het tweetallige stelsel is.
De geniale Leibniz schreef reeds in een brief aan Schulenburg, dat dit binaire systeem van Foe-sjie ook voor redeneringen gebruikt zou kunnen worden. Dit bleek later het geval te zijn in de symbolische logica, maar ook bij de automatisering (computers). De codering van de I-Tjing levert verrassende parallellen met de programmering van computers. Runen, Buchstaben, boeken, symbolische logica, tweetallig stelsel, computers, zij leveren allemaal associaties met het oude orakelboek. En later zal blijken, dat onze cultuur nog veel meer met de I-Tjing gemeen heeft.
De bekendste benadering van Yang en Yin is die van mannelijk en vrouwelijk, waarbij we ons goed moeten realiseren, dat het hier om symbolische begrippen gaat. De ervaren interpretator 'denkt' dan ook in de begrippen Yang en Yin en niet in de begrippen 'mannelijk' en 'vrouwelijk'.
Maar dat neemt niet weg, dat in vele gevallen de man-vrouw-relatie als een Yang-Yin-betrekking kan
worden gezien. In een tijdperk waarin men dikwijls (33) de neiging heeft alle verschillen tussen man en vrouw zo veel mogelijk te ontkennen, vergeet men al gauw, dat in de hele natuur polariteiten optreden.
Daarop komen we later in dit hoofdstuk terug.

terug naar de Inhoud

De interpretatie van Yang en Yin
Bij de interpretatie van Yang en Yin gaan we ervan uit, dat er aan een verschijnsel duidelijk twee aspecten zijn, die we als Yang en Yin kunnen onderscheiden. Meestal worden in vertalingen van de I-Tjing twee rijtjes gegeven, die met Yang en Yin correleren. Een voorbeeld van zo'n tabel vinden we bij Lavier:

Yang Yin
licht
warm
buitenste
mannelijk
geven
boven
kracht

donker
koud
binnenste
vrouwelijk
ontvangen
beneden
inertie


Met een dergelijke opsomming valt niet zo veel aan te vangen, omdat het objectieve criterium er niet duidelijk uit blijkt. Beter is het uit te gaan van Yang als het initiërende beginsel, Yin als het volg-beginsel. In zeer ruime zin zou men kunnen zeggen, dat hier sprake is van een soort implicatie. Daaronder vallen dan:

Yang Yin
oorzaak
licht
warmte
dag
zomer
voorteken
doel
voorwaarde
leiding
boven
gezag
heer
vorst
ouders
mannelijk
geven
onderwijzen
maken
schepper
creativiteit
kracht
straling

gevolg
donker
koude
nacht
winter
vervolg
middel (dienst)
gevolg
volgzaamheid
onder
gehoorzaamheid
dienaar
onderdanen
kinderen
vrouwelijk
ontvangen
leren
effect
schepsel
ontvankelijkheid
inertie
inerte massa


Bij 'volg' moeten we dus zowel denken aan vervolg, gevolg als volgzaamheid. Vooruitlopend op onze bespreking der hexagrammen kunnen we stellen, dat het onderste trigram in een Yang-positie, het bovenste in een Yin-positie staat. Dit strookt ook met het ideaal, dat het Yin op het Yang rust of berust. Dan (35) is het ook te begrijpen, dat het minder gunstig is wanneer het onderste trigram alle uit Yin-lijnen en het bovenste alleen uit Yang-lijnen bestaat (stagnatie).

terug naar de Inhoud

De eenheid der tegendelen
Kenmerkend voor deze begrippenkoppels is, dat ze elkaar aanvullen. Daarom kan men in plaats van implicatie ook van complementariteit spreken. Complementaire begrippen zoals hemel en aarde, man en vrouw, planten en dieren, worden wel aangeduid als tegendelen. Het karakteristiek van tegendelen is, dat ze elkaar aanvullen, terwijl tegenstellingen elkaar uitsluiten. Men dient dus tussen beide goed te onderscheiden. Kentekenend voor een nieuw stadium in de kosmos (c.q. schepping) is de eenheid der tegendelen en de verzoening der tegenstellingen. (Het Hindoeïsme leert, dat de wijze niet meer de paden der tegenstellingen bewandelt en niet meer denkt volgens de paren van tegenstelling.)
Tegenstellingen zijn bijvoorbeeld oorlog en vrede, ziekte en gezondheid, welvaart en schaarste. Deze tegenstellingen fungeren als marginale begrippen in praktische wetenschappen, met name polemologie, geneeskunde en economie. Deze wetenschappen beogen een pessimum in een optimum om te zetten.
Men kan zich nu b.v. afvragen: zijn dag en nacht tegendelen of tegenstellingen? Ze kunnen niet 'tegelijk optreden en sluiten elkaar in zekere zin uit, (36) maar toch zijn het tegendelen, omdat ze elkaar aanvullen tot een etmaal.

Een goed inzicht in het verschil tussen tegendelen en tegenstellingen is zeer belangrijk voor het begrijpen van kosmologische ordeningen. Vaak gooit men alles op één hoop en noemt alles tegenstellingen. In de Bijbel wordt eerst van God gezegd, dat hij de oertegendelen schept en benoemt (dag en nacht, hemel en aarde, man en vrouw) en dat de mens dan moet leren kiezen tussen de tegenstellingen van goed en kwaad. Men kan het derhalve ook zo stellen: de mens moet beide tegendelen van man en vrouw verenigen, maar moet kiezen tussen de tegenstellingen van goed en kwaad, leven en dood, zegen en vloek.
Om een helder inzicht in deze materie te krijgen, dient men te leren onderscheiden tussen diverse pendanten:
tegendelen
polariteiten
tegenstellingen
relativiteiten
partiële negaties
totale negaties

Hiervan gelden alleen de tegendelen en polariteiten als Yang-Yin-relaties. Onder polariteiten verstaan we elementen die elkaar aanvullen, maar in wezen niet van elkaar verschillen, zoals noord- en zuidpool, (37) positieve en negatieve elektriciteit. Tegendelen zijn polen met een eigen identiteit, zoals man en vrouw.

Onder relativiteiten verstaan we begrippen zoals hoog en laag, dik en dun, sterk en zwak, die slechts een betrekkelijke betekenis hebben. Hoog en laag betekenen eigenlijk hoger en lager. Het heeft geen zin van iets op zich zelf te zeggen, dat het hoog of laag is, het is het altijd in vergelijking met iets anders. Men zegt ook wel, dat het hier om kwantitatieve verschillen gaat.
Als de kwantiteit tot nul wordt, ontstaat de negatie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij duisternis en licht, stilte en geluid. Toch kan men nog een onderscheid maken tussen partiële ontkenning en totale ontkenning. Bij de partiële ontkenning is er sprake van nog niet.
Een eikel is geen eik, maar op een andere manier dan een steen geen eik is. In het eerste geval spreekt het oude Chinees van fei, in het tweede van woe.
Zo zegt de Tao-Teh-Tjing van Lao-tseu, dat het mensenwoord 'fei' het ware woord is. Maar tegen hen die de dingen forceren willen, zegt het boek waarschuwend: 'Volstrekt niet doen! Woe Wei!' Men kan nu stellen, dat alle pendanten zich moeten ontwikkelen tot tegendelen, die elkaar aanvullen tot een hogere eenheid. We zullen dit toelichten aan het begrip licht en krijgen dan deze evolutie (Chinees: I, vandaar I-Tjing): (38)

tegendelen

polariteiten

tegenstellingen
relativiteit
partiële negatie
totale negatie

licht
uiterlijk
daglicht
zon
licht
hel licht
licht
licht

donker
innerlijk
nachtlicht
maan
tegenlicht
zwak licht
schemer
duisternis


Op deze problematiek zullen we nog in extenso terugkomen. We wijzen er hier op, dat de pendanten weer onderscheiden moeten worden van de contrasten, die zich op een andere wijze naar de tegendelen kunnen ontwikkelen. Een contrast is b.v. de relatie tussen licht en geluid.
Contrasten en pendanten vormen samen de antithetische begrippen, die elkaar in de synthese moeten opheffen en verheffen. (Hegel noemt beide processen aufheben.) De mysticus Nicolaus van Cusa (Cusanus) heeft voor deze synthese de term coincidentio oppositorum (eenheid der tegendelen) ontworpen, welke term vele eeuwen later door Hegel is overgenomen. Het is deze eenheid der tegendelen die in de I-Tjing als doel wordt gesteld.

terug naar de Inhoud

Uitbeelding van Yang en Yin
We zagen dat Yang en Yin worden uitgedrukt door de hele en de gebroken streep. Er bestaan echter nog andere, zeer oude uitbeeldingen van deze tegendelen.
De I-Tjing gaat ervan uit, dat de eenheid der tegendelen: T'ai-Tji (Groot Beginsel) (39) ook aan het begin van de kosmos staat. Deze T'ai-Tji wordt uitgebeeld als een grote cirkel, die in twee vakken verdeeld is. (40)
Het witte gedeelte vertegenwoordigd hierin het Yang-element, het zwarte gedeelte het Yin-element.
Trekken we nu door deze grondfiguur twee assen, dan kunnen we de T'ai-Tji gebruiken als dag- en jaarklok.
In de dagklok duidt A het middaguur en C het middernachtuur aan. In de jaarklok duidt A de zomerzonnewende en C de winterzonnewende aan.
Als men de figuur goed beschouwt, ziet men, dat bij C het Yin-element maximaal geworden is en dat het Yang weer begint te groeien, tot het bij A zijn maximum bereikt heeft.
De Chinezen hebben de T'ai-Tji voor verschillende doeleinden gebezigd, o.a. in de astronomie, geneeskunde, politiek, muziek en ... kookkunst. Zo is A in de cardiale fysiologie het maximum van de systole, C van de diastole (hierop komen we terug bij de bespreking der acupunctuur).
Indien het evenwicht in de T'ai-Tji verstoord is - in kosmos, samenleving of individuele leven - treden pathologische toestanden op, die kenbaar zijn aan een verschuiving der assen. Bij de theorieën over deze evenwichtsstoornis volgden de Chinezen reeds vele eeuwen geleden redeneringen waarbij ze gebruik maakten van het begrip terugkoppeling.
Onder terugkoppeling of feedback verstaan we de terugkeer van een uit zijn evenwicht geraakt systeem
naar de stabiele toestand. Het door ons behandelde hexagram stagnatie een voorbeeld van een situatie, waarbij Yang de opkomst van Yin ('de donkere macht') heeft tegengegaan. In de figuur heeft dus een (41) verschuiving plaatsgevonden voorbij het punt A, waardoor het Yin teruggedrongen is. Indien deze druk nog niet te groot is, kan vanuit het Yin tegendruk geoefend worden, zodat het evenwicht hersteld wordt. Dit noemt men terugkoppeling. Bij een pathologische toestand treedt de terugkoppeling niet vanzelf op en moet er een extra inspanning of hulp van buiten geboden worden, om het evenwicht weer te bereiken. Daarop berust o.a. de acupunctuur.
Heeft het Yang zich te ver ontwikkeld ten koste van het Yin, dan ontstaat een toestand van onderdrukking of verdringing. Als reactie hierop zal het Yin straks trachten het Yang-element weg te duwen. In het hiervóór behandelde geval betekent dit: de zwarte bevolking oefent tegendruk uit. Het anti-koloniale verzet is in volle opgang. Dergelijke situaties worden in de I-Tjing telkens gesignaleerd. En daarom staat er herhaaldelijk de waarschuwing: 'Niet doen! (woe wei!) Niets is meer bevorderlijk. De tijden gaan keren!' (42)

terug naar de Inhoud

II. De T'ai-Tji
Wanneer het rijk lang verenigd is geweest, raakt het tenslotte verdeeld en wanneer het lange tijd verdeeld is geweest, wordt het tenslotte weer verenigd. Uit 'De Annalen der Drie Rijken'

De twee kringen
De T'ai-Tji is ontstaan uit de Woe-Tji, de oeraanvang, die als cirkel wordt getekend. De T'ai-Tji wordt in de Chinese literatuur (43) soms ook aangeduid als 'de twee kringen'. Deze benaming is pas volledig te begrijpen, als we zien dat de twee delen van de T'ai-Tji ieder hun eigen middelpunt hebben.
Dit centrum wordt dikwijls aangeduid als het Yin in het Yang en als het Yang in het Yin. Dit is de reden dat men op afbeeldingen van de T'ai-Tji ook vaak een kleine kring in plaats van een stip aantreft.
In de kunst en architectuur vindt men in plaats van wit en zwart als basiskleuren ook vaak rood (warm) en blauw (koud).

In de fysiologie ziet men hoe het mannelijk lichaam ook vrouwelijke hormonen, het vrouwelijk lichaam ook mannelijke hormonen bezit. In de psychologie leren we, dat de man een vrouwelijke kern (anima) heeft, terwijl de vrouw een mannelijke kern (animus) bezit. Volgens Jung ontstaat veel verwarring, doordat men deze anima en animus in personen van het andere geslacht projecteert, die niet altijd voldoen aan het innerlijke imago.
In het vorige hoofdstuk hebben we diverse begrippen gesommeerd die met Yang en Yin samenhangen.
Daaraan kunnen nog de volgende koppels worden toegevoegd:

Yang Yin
expansief
extravert
zich samentrekkend
introvert


Het Yang als creatieve kracht, straling, gezag heeft de neiging in zich tot uitbreiding. Het Yin als ontvankelijkheid, massa, gehoorzaamheid heeft de tendens in zich zich klein te maken. Daaruit ontstaat de mogelijkheid dat het Yang expandeert, terwijl het Yin meegeeft. Dat hierna een tegenbeweging optreedt, (44) komt doordat in het Yin ook een Yang-kern en in het Yang ook een Yin-kern schuilt.
Deze heen- en weergaande beweging is volgens de Chinese filosofie het kosmische ritme. Reeds meer dan 1000 jaar geleden verkondigden Chinese filosofen dat het heelal pulseert, d.w.z. uitdijt en inkrimpt en spraken ze van de Yang- en Yin-fase van de kosmos.
Tot deze pulsatie rekenen ze ook de systole en de diastole van het hart, de in- en uitademing, eb en vloed (het ademen der wereldzeeën), de maanstanden, dag en nacht, de jaargetijden, enz.

Daar het Yang van nature expansief is, zal het eerder voorkomen dat een Yang-verschijnsel zich uitzet ten koste van een Yin-verschijnsel dan omgekeerd. We hebben reeds het geval der koloniale overheersing besproken en zullen in dit hoofdstuk nog diverse andere aan de orde stellen, om de redeneringen van de I-Tjing begrijpelijk te maken.
Wat gebeurt er nu als het Yang zich doorzet ten koste van het Yin? Hoe moeten we ons dit binnen de T'ai-Tji voorstellen? Men noemt dit wel de verplaatsing van de centra. Als het middelpunt van het Yang zich naar beneden beweegt, zal daardoor de kring erom heen groter worden ten koste van het Yin. Het centrum van het Yin zal daardoor ook dalen. Indien het Yang-centrum het middelpunt van de T'ai-Tji bereikt heeft, valt het Yang geheel met de T'ai-Tji samen en is het Yin geheel tot een perifeer of marginaal verschijnsel geworden.
Men zou denken, dat nu het uiterste bereikt is. Maar (45) het centrum kan nog meer zakken en dan ontstaat automatisch weer een Yin-sector bij A, die zich kan uitbreiden, totdat een situatie ontstaat waar het Yin links, het Yang rechts is. Bij nog verdere uitbreiding is theoretisch denkbaar, dat het Yin de hele T'ai-Tji beslaat. We kunnen dit aanschouwelijk maken in de diagrammen op blz. 47.
Als we voor Yang en Yin - als één voorbeeld uit duizenden - mannelijk en vrouwelijk opschrijven, dan kunnen we de T'ai-Tji als de samenleving opvatten. In 'normale' omstandigheden zijn mannelijk en vrouwelijk in evenwicht. Breidt het Yang zich uit dan ontstaat een patriarchale samenleving waarin de vrouw weinig rechten heeft. Dit kan zover gaan, dat de vrouw ten slotte helemaal niets meer in te brengen heeft, zoals in de Arabische wereld vaak het geval is.
Gaat de toestand dan nog verder, dan ontstaat een situatie, waarin de mannelijke regeerders steeds meer verweken en verzwakken en ten slotte de vrouwen heerschappij over de mannen krijgen: het matriarchaat. Dit begint reeds op te treden, zodra het Yin aangroeit, daar het door de linkse plaats een heersende positie verwerft. Het alleruiterste is de wereld der Amazonen, waar de mannen nog slechts randfiguren zijn.
Het is geenszins onze bedoeling hier te suggereren, dat zo het matriarchaat ontstaan is. We wilden slechts een bepaalde cyclus van Yang-Yin-expansie verduidelijken. Een aantal reële situaties zijn echter wel van hier uit te begrijpen. (46) (47)
De overheersing der mannen leidt tot het verdringen van het Yin in de man, die daardoor harder wordt. Bij de vrouw zijn er twee mogelijkheden: de Japanse en de feministische. In het eerste geval verloochent de vrouw haar eigen Yang-element en tracht zoveel mogelijk haar Yin-kwaliteit te benutten om de man te behagen. In het andere versterkt de vrouw haar eigen Yang-kracht, verdringt haar Yin-element zoveel mogelijk en tracht door masculinisatie de mannen terug te dringen. Daarbij zal ze heftig reageren op iedere Yin-identificatie, die haar positie verzwakt.

terug naar de Inhoud

Polarisatie
We zagen dat het Yang door onderdrukking van het Yin verhardt. We kunnen dit nog op een andere manier toelichten. In een normale situatie is er een soepele pulsatie. Als het Yang echter te ver gaat (vandaar de waarschuwing: niet doen!), dreigt het gevaar dat de elasticiteit minder werkt. Daarom vermaant Lao-tseu ook voortdurend: "Ga je zelf niet te buiten!" Als iets de rek verliest wordt het hard en bros.
Dat is het geval met alle heersers, die hun Yang ten koste van alles doorzetten. Ze worden hard, wreed en onvermurwbaar. De geschiedenis kent talloze voorbeelden hiervan. Terwijl ik dit schrijf (juli 1971), beleven we net in Soedan de bloedige onderdrukking van het communisme door verharde heersers.
Door deze verharding ervaren Yang en Yin elkaar (48) niet meer als tegendelen, maar als tegenpolen. Zoals we zagen zijn polen tegendelen, maar zonder eigen identiteit. Hier hebben we dus te maken met identiteitsverlies ten gevolge van expansie. Als het Yang zijn Yin verdringt en het Yin zijn Yang versterkt ten koste van het eigen Yin, weet niemand meer van toegeven.
Daarom bepleiten vele wijzen 'het boze niet te weerstaan', omdat daardoor het Yin steeds meer verzwakt wordt. Onze dichter Leopold heeft het woe-wei aldus in een kwatrijn omschreven:
Hoe hard het lot met kwelling ons mag slaan,
wees stil, ge maakt het erger, laat begaan.
Wie duwt de golven van de zee terug?
De poging zelf doet weer een nieuwe golf ontstaan.

Dit is blijkbaar de techniek der Japanse vrouwen geweest, die daardoor het Yin in een mannencultuur gered hebben. In de Islamitische beschaving heeft dit echter niet gebaat, omdat daar het Yin tot nul gereduceerd werd. Daar zijn de polen tot elkaars negatie geworden.
Waar de tegendelen hun identiteit verliezen treedt polarisatie op, met alle onheilvolle gevolgen. Het Perzisch manicheïsme, het antisemitisme, de negerhaat, het fascisme en bolsjewisme berusten allemaal op dit verengde denkmodel.
Hoe ontstaat deze polarisatie? Als de tegendelen hun identiteit verliezen, worden ze eerst tot blinde tegenpolen (49) en dan tot elkaar uitsluitende tegenstellingen. En zoals we zagen treedt bij tegenstellingen de noodzaak tot kiezen op. We kunnen dit heel duidelijk zien bij het manicheïsme, dat alles zwart-wit ziet. Hier vullen zwart en wit elkaar niet meer aan, maar sluiten elkaar uit. Ten slotte kan dit leiden tot volstrekte negatie van elkaar.
Als remedie tegen het identiteitsverlies der tegendelen bepleiten verzoenende denkers als Boerwinkel 'inclusief denken', waarbij ook plaats voor de ander is. Franz Rosenzweig spreekt van theoretische naastenliefde: "Want het is even pijnlijk verkeerd beoordeeld, als verkeerd behandeld te worden."

terug naar de Inhoud

Verdringing
Ook al komt het niet tot volstrekte polarisatie en negatie van elkaar, is er in de verhouding tussen groepen die moeten samenleven zeer vaak sprake van verdringing en onderdrukking. Parallel met het voorbeeld der koloniale volkeren (waarbij helaas ook polarisatie optreedt) en dat der vrouwen-emancipatie (waarbij ook onderdrukking van het Yin-element bij mannen en vrouwen voorkomt) is de strijd tussen actiegroepen en establishment. Ook daar zien we soms verharding der autoriteiten, die de opmars van het Yin met geweld willen stuiten.
Het autoriteitsprobleem treedt op in tal van autoritaire situaties, waarbij de Yin-groep in verzet (50) komt: ouders en kinderen, kerk en gelovigen, bisschoppen en priesters, werkgevers en werknemers, enz. Het is begrijpelijk, dat uit reactie tegen de autoritaire opvoeding de anti-autoritaire opvoeding ontstaat, die alle gezag overboord werpt. De oplossing is echter niet de vervanging van de autoritaire school door de anti-autoritaire school, maar door de flexibele school, waar de leiding niet hard maar soepel is.

Het indrukwekkende van de I-Tjing is, dat de auteurs deze problemen niet alleen in de samenleving zagen, maar ook in de verhouding tussen de landen, in de natuur, in het gedrag en in de psyche van de mens en er gebruik van wisten te maken in de geneeskunst en de techniek. Lao-tseu, die stellig een groot kenner van de I-Tjing geweest is, wijst er in de 69e spreuk van de Tao-Teh-Tjing op, dat zelfs een generaal flexibel moet zijn. De oorlog wordt gewonnen door de generaal, die liever een stap terug doet dan vooruit zet. Anders krijgt hij immers te lange verbindingswegen met het achterland en wordt kwetsbaar voor de vijand. Napoleon en Hitler hebben dit in Rusland ondervonden. En hoewel men dit met een mooi woord de 'elastische oorlogsvoering' noemt, wordt een leger door deze lange aanvoerwegen juist star en onmanoeuvreerbaar.

De I-Tjing behoort tot de geschriften der taoïstische traditie en talrijk zijn dan ook de uitspraken in de I-Tjing, die men ook in taoïstische boeken aantreft. (51) Van heel oude datum is de bekende fabel van de eik en het riet, waarbij de eik niet van buigen wist en door de storm gebroken werd, terwijl het riet bleef staan. Nog fraaier is het verhaal van 'de leermeester van Lao-tseu', die zijn leerling in zijn mond liet kijken om hem te laten ontdekken, dat de soepele tong alle starre tanden overleefd had.
Een eenvoudig voorbeeld in de natuur is het vaak geconstateerde feit, dat na een lange en mooie nazomer een strenge en vroege winter inzet. Van de talrijke voorbeelden uit de gedragssfeer vermelden we het geval van de man die te hard werkt (zijn Yang doorzet) en dan in een periode van inertie vervalt.
Uit de psycho-analyse kennen we de reactie van in het onderbewustzijn verdrongen, pijnlijke ervaringen, die zich manifesteren als Fehlleistungen, neuroses of symboolhandelingen. In al deze gevallen manifesteert het Yin (onderbewustzijn) zich in de wereld van het Yang (bewustzijn), omdat het Yang te ver in de wereld van het Yin doorgedrongen is.
Over de Chinese geneeskunst en techniek zullen we nog in een afzonderlijk hoofdstuk schrijven. Hier dus slechts een enkel voorbeeld. De Chinese klinische wetenschap rangschikt de symptomen in twee groepen: De exces-symptomen (tsjeu) en de gebrek-symptomen (sju). In het eerste geval is de proportie Yang tegenover Yin hoger dan normaal, in het tweede geval is er meer Yin dan Yang. Tekenen van een exces zijn pijnen, contracturen, alle hyperfuncties en congesties. Tekenen van gebrek zijn hypofuncties, (52) inertie en organische insufficiënties.
Het evenwicht tussen Yang en Yin is dus van de grootste betekenis voor het goed functioneren van het lichaam als kosmisch instrument. Uiteraard gelden voor technische instrumenten dezelfde soort redevoeringen. Een auto kan verongelukken door een te grote vaart in de bocht (exces), of door het plotseling weigeren van de rem (gebrek). Het is de enorme prestatie der oude Chinese exegeten, dat ze zoveel verschillende situaties onder één noemer wisten te brengen. (53)

terug naar de Inhoud

III. De acht trigrammen
Alle goede dingen bestaan uit drie. Oud Nederlands gezegde

De acht componenten
Als de Yang- en Yin-lijnen de kernen en elektronen in de materie van de I-Tjing zijn, dan vormen de trigrammen de atomen en de hexagrammen de moleculen in het systeem. Volgens een eenvoudige berekening zijn er 8 trigrammen, omdat men met twee elementen a en b of 1 en 0, 2³ = 8 combinaties van 3 elementen kan maken.

aaa
aab
aba
baa
bba
abb
bab
bbb

111
110
101
011
001
100
010
000


Nog eenvoudiger is het de getallen van 0 tot 7 op te (54) schrijven in het tweetallige stelsel, waardoor men de zekerheid heeft geen combinatie te vergeten:

000
001
010
011
100
101
110
111

0
1
2
3
4
5
6
7


De codificators van de I-Tjing gebruikten nog een andere methode, die zij de naam van 'de 8 leden van de familie' gaven. Vervangen we hierbij Yang door 1 en Yin door 0, en beschouwen we het eerste cijfer steeds als de bovenste lijn, dan krijgen we deze combinatie:

111
000
001
010
100
110
101
011

vader
moeder
eerste zoon
tweede zoon
derde zoon
eerste dochter
tweede dochter
derde dochter

(yang-yang-yang)
(yin-yin-yin)
(yin-yin-yang)
(yin-yang-yin)
(yang-yin-yin)
(yang-yang-yin)
(yang-yin-yang)
(yin-yang-yang)

☰ T'jièn
☷ K'oen
☳ Tsjen
☵ K'an
☶ Ken
☴ Soen
☲ Li
☱ Twéi


Men kan zich de vraag stellen of een trigram zelf een Yang- of een Yin-symbool is. Dat is bij het eerste en het tweede trigram niet moeilijk te beantwoorden, omdat ze geheel uit hele of gebroken lijnen bestaan. (55) Maar hoe is het gesteld met de gemengde trigrammen? Wat de Chinese bijnamen ook voor zin mogen hebben, duidelijk is dat de ene helft van deze kwa's als mannelijk (dus als Yang), de andere helft als vrouwelijk (dus als Yin) beschouwd wordt.
Opvallend is daarbij dat de tekens met twee Yang-lijnen als vrouwelijk, met twee Yin-lijnen als mannelijk gezien worden. Dit komt doordat de I-Tjing een dynamisch boek is, dat over veranderingen spreekt. Keren we terug naar de T'ai-Tji dan zien we, dat onmiddellijk nadat het Yin haar summum bereikt heeft, het Yang begint te groeien. Daarom volgt op ☷ K'oen, moeder ☳ Tsjen, de eerste zoon, enz.
De begrippen vader, moeder, eerste zoon, tweede zoon, enz. kunnen we dus lezen als: het volstrekte Yang, het volstrekte Yin, de opkomst van het Yang in het Yin, enz. Wat dit in concreto voor objectieve informatie oplevert, daarover zullen we het nu moeten hebben.

terug naar de Inhoud

De functies der drie lijnen
De interpretators der I-Tjing hebben in de loop der eeuwen voor de 8 trigrammen zeer veel omschrijvingen gegeven. Om deze te kunnen verstaan, dienen we ons eerst af te vragen, wat de functie van iedere lijn in het trigram is.
James Legge schrijft in het vijfde bijvoegsel van zijn I-Tjing-bewerking, dat volgens sommigen de bovenste lijn de hemel, (56) de onderste lijn de aarde en de middelste lijn de mens zou aanduiden. Maar hij voegt er aan toe: "But all this is merely play of fancy." ('Maar dat is louter een spel der fantasie en verwart de geest van de leerling', pag. 424, voetnoot.) Dit is een tragische vergissing van Legge, die de I-Tjing ook zelf nooit schijnt te hebben beproefd, omdat deze techniek juist een belangrijk onderdeel van de sleutel tot de I-Tjing behelst. Onjuist is echter - wat er bij Legge op volgt - dat bij het hexagram de onderste twee lijnen op de wereld, de middelste twee lijnen op de mens, de bovenste twee lijnen op de hemel zouden wijzen. Dit is een wel eens toegepaste redenering, die veel minder efficiënt is, zoals verderop blijken zal.
De trichotomie (drie-deling) hemel, mens en aarde, wordt over de hele wereld toegepast, omdat ze correleert met de drie oerbeelden van God (hemel), mens en wereld (of natuur), die volgens de joodse filosoof Franz Rosenzweig (de vriend en medewerker van Martin Buber) van alle tijden en volken zijn.
Om deze drie beelden operationeel te maken kunnen we verschillende wegen inslaan. Voor hemel kunnen we ook woorden zetten als geest, idee, zin, macht, functie, bruikbaarheid. Daarentegen hangt wereld
(natuur) samen met stof, materiaal, inhoud, massa, substantie. Daartussen in staat de verschijningsvorm, d.w.z. de vorm, waardoor de geest zich manifesteert in de stof, de idee in het materiaal, enz.
Op het tweede niveau staat dus de cultuur, maar (57) ook de mens zelf als manifestatie van de geest in de materie (vgl. het verhaal van Genesis 2:7). Er bestaat dus een duidelijke correlatie met de drie oerbeelden.
Om hun relatie vanuit de Chinese cultuur te begrijpen, kunnen we het beste een citaat uit de Tao-Teh-Tjing nemen: "Men maakt muren uit leem, op de leegte berust de bruikbaarheid van de kamer." Leem behoort duidelijk tot de natuur, muren tot de verschijningsvorm, leegte tot de bruikbaarheid, de functie.
Het lijkt ons een goede aanpak om ieder trigram naar deze trits: materiaal, verschijningsvorm en functie te beoordelen en er het Yang- of Yin-karakter van vast te stellen.

terug naar de Inhoud

De acht kosmische elementen
De 8 trigrammen zijn op verschillende manieren benoemd. We maakten reeds kennis met 'de grote familie'. Een dergelijke benaming is te verwachten in een cultuur, die steeds veel waarde gehecht heeft aan het gezinsleven.
Daar de I-Tjing zowel een kosmologisch als een antropologisch boek is, mogen we ook een kosmologische interpretatie der trigrammen verwachten. Welke kosmologische grondbegrippen heeft men hiervoor gekozen? In de hele antieke wereld komt men de volgende vier (58) elementen tegen: aarde, water, lucht en vuur. Door de ontdekking der chemische elementen, werd aan deze oude tetrachomie (vier-deling) geen reële betekenis meer toegekend. Door de ontdekking van Einstein e.a., dat straling als vierde aggregatie-toestand beschouwd moet worden, kan men de vier elementen van Empedokles als voorlopers der vier aggregatietoestanden opvatten: aarde (vaste toestand), water (vloeistof), lucht (gas), vuur (straling).
Het ligt dus in de lijn der verwachting, dat de Chinezen ook deze vier elementen zouden kiezen. In overeenstemming met de Chinese mythologie werd voor lucht hemel gekozen, een centraal begrip in het oosterse denken en geloof.
Nu blijven er nog vier tekens te benoemen. In overeenstemming met de theorieën die we kennen uit de Chinese schildersboeken, waar we elders op terugkomen, werd gekozen voor donder, wind, berg en zee. Wie zich ook maar enigszins heeft beziggehouden met de Chinese schilderkunst, zal met deze keuze weinig moeite hebben. We stellen echter nadrukkelijk, dat dit niet de enige combinatie-mogelijkheden zijn, zoals ook nader blijken zal. Dit zijn alleen uitermate geschikte symboolnamen.
Hoe brengen we deze 8 kosmische elementen in kaart? Hemel (Tj'ièn) en aarde (K'oen) leveren weinig moeilijkheden op. Het zijn van oudsher zinnebeelden voor het creatieve en het ontvankelijke. Men kan de vraag stellen: "Maar heeft dit enige wetenschappelijke waarde?" Het antwoord hierop luidt: "Ook zonder
(59) deze namen zouden de trigrammen voor een codetaal volledig geschikt zijn." Men kan de namen der trigrammen en hexagrammen vergelijken met een programmeertaal van een computer. De computer zelf heeft voldoende aan + en - signalen, die elektronisch gesimuleerd worden. Dat wil niet zeggen, dat programmeertalen als Algol, Fortran en Basic (met verbale opdrachten als tel op, vermeerder, enz.) op zich zelf zinloos zijn, maar het interne systeem 'werkt' door de symbolische logica (p → q, enz.). Zo werkt ook de I-Tjing door de Yang-Yin-code. Men kan alle interpretaties van de I-Tjing construeren met deze twee grondelementen.

Keren we nu terug naar hemel en aarde. Het ligt voor de hand deze symbolen voor het creatieve en het receptieve in een trigram voor te stellen door 3 maal Yang en 3 maal Yin. Later zullen we zien, dat ook 6 maal Yang als hemel en 6 maal Yin als aarde geldt. En dit geldt a forteriori voor het zeldzame geval, dat men met 12 lijnen werkt. Ook in deze duodecimale code, die uit 212 = 4096 dodekagrammen bestaat, zijn de eerste kwa's hemel en aarde.
Wat is nu de uitbeelding van water en vuur? Het zal niemand verbazen, dat in de familiale symboliek de correlaten van hemel en aarde vader en moeder zijn. Maar niet onmiddellijk aansprekend zal het zijn, dat water met de tweede zoon en vuur met de tweede dochter overeenstemt. Water wordt immers in de meeste culturen als vrouwelijk, vuur als mannelijk (60) symbool opgevat. Toch is de verklaring voor de hand liggend. De onderste streep drukt de substantie uit en die is bij water Yin, bij vuur Yang. Het is deze onderste lijn uit het trigram, die men met andere culturen moet vergelijken.
Welke criteria legt de I-Tjing aan om te bepalen of de basislijn Yang of Yin is? Men gaat uit van de zintuiglijke kwaliteit der substantie: Wat kleurloos, reukloos, smaakloos en vormloos is, is Yin. Wat gekleurd, geurig, pittig en duidelijk gevormd is, is Yang.
Nu leidt het geen twijfel, dat water (K'an) als zodanig alle Yin-kenmerken heeft. Daarom vergelijkt Lao-tseu de ontvankelijkheid (het Yin) van de wijze ook met water. Het is dus niet zo, dat water door de Chinees anders beleefd wordt dan door de westerling.
Bij vuur (li) is er duidelijk kleur, geur en vorm waarneembaar. De substantie is dus duidelijk Yang.

De tweede lijn hangt samen met de verschijningsvorm. Daar wordt vooral aandacht besteed aan de tegenstelling tussen het statische en het dynamische. Hier is voorzichtigheid geboden, omdat niet iedere beweging als dynamisch opgevat mag worden. We kunnen dit het beste uitleggen aan de hand van een taalvoorbeeld. In zeer veel talen bestaat een methode om te onderscheiden tussen bewegingen die zich binnen een grens afspelen en bewegingen die een grens overschrijden. Iedere taal heeft zijn eigen namen om dit verschil aan te geven. Nemen we als voorbeeld de zinnetjes: (61)

Hij liep in de tuin
Hij liep de tuin in
andere woordorde
He was walking in the garden
He was walking into the garden
ander voorzetsel
Il allait dans le jardin
Il alla dans le jardin
andere tijd
Er geht in dem Garten herum
Er geht in den Garten hinein
andere naamval
In horto iit
In hortum iit
andere naamval
Li iris en la gardeno
Li iris en la gardenon
richtings-n (Esperanto)
Halach ba-gan
Halach la-gan
ander voorvoegsel (Hebreeuws)

We geven deze uitvoerige opsomming aan om te tonen, dat het hier om een fundamentele tegenstelling gaat, die overal erkend wordt. In het Chinees gebruiken we in het eerste geval een Yin-constructie, in het tweede geval een Yang-constructie.
Vergelijken we nu water en vuur, dan zien we dat water zijn eigen weg zoekt en alle dijken doorbreekt, terwijl het vuur onmiddellijk ophoudt als het niet (62) meer gevoed wordt. Het heeft geen eigen weg zoals het water. Daarom is de verschijningsvorm van water Yang, van vuur Yin.
Leonardo da Vinci wijst erop, dat overstromingen erger zijn dan brand, omdat ze niet uit zich zelf ophouden. De Chinezen noemen het vuur het hechtende, vlijende element, en vergelijken het met het kind dat zich tegen de moeder vlijt en de vrouw die zich tegen de man aanvlijt.
We komen nu bij de derde lijn, d.w.z. de bovenste lijn van het trigram. Die drukt de functie, idee, zin, bruikbaarheid, enz. uit. Hoewel men op het eerste gezicht anders zou verwachten, omdat het water een eigen weg gaat en het vuur afhankelijk is, is het water wel beter te temmen dan het vuur. We zien dit reeds in de dierenwereld. Er is vermoedelijk geen enkel dier in geslaagd het vuur te beheersen. De Engelse onderzoeker Dart gelooft in het bestaan van uitgestorven 'fire-making apes' in Zuid-Afrika, maar zijn bewijzen hiervoor zijn niet zo overtuigend. Men heeft bij resten van primaten verkoolde beenderen gevonden, maar dat is nog geen bewijs, dat deze aapachtigen ook zelf vuur gemaakt hebben. Dart houdt ook de mogelijkheid open, dat deze bijnamensen geroosterd vlees van mensen geroofd hebben. In elk geval staat het vast, dat het hanteren van vuur een groot evenement in de evolutie geweest is. Veel antropologen beschouwen de mens als het vuurmakend wezen. (Dit geldt mutatis mutandis voor iedere technische prestatie, (63) voor het hanteren van alle energievormen). Vandaar ook dat het vuur dikwijls met de geest in verband gebracht wordt (de profetie, Herakleitos).
Het water wordt reeds door eenvoudige dieren als instrument gebruikt en de bevers zijn zo bekwaam hierin, dat ze hun hele gebied in Canada gedraineerd en geïrrigeerd hebben. Het is daarom niet te verwonderen, dat in China het instrument door hetzelfde teken, K'an (= water), wordt aangeduid.

terug naar de Inhoud

De trigrammen als tegendelen
Uit het voorgaande blijkt, dat water en vuur als opposities kunnen beschouwd worden. Het trigram voor K'an (water) is ☵ , voor Li (vuur) is ☲ . Deze oppositionele tekens kunnen tot tegendelen worden als ze in de juiste relatie staan, wat we ook bij hemel (Tj'ièn) en aarde (K'oen) gezien hebben. Hier blijkt dus dat een eenvoudige situatie-wijziging tegenstellingen (hemel boven aarde) tot tegendelen (aarde boven hemel) kan maken.
Zo zal later ook blijken, dat water boven vuur (hexagram 63) omineuzer is dan vuur boven water (hexagram (64). Ze vormen samen de laatste twee kwa's van de I-Tjing, zoals hemel en aarde de eerste twee vormen. Dit wijst erop, dat bij de oorspronkelijke rangschikking hemel, aarde, water en vuur in het denken voorop stonden. Dat is ook daarom voor de hand liggend, omdat het alle vier symmetrische figuren zijn. (64)


hemel
Tj'ièn

aarde
K'oen

vuur
Li

water
K'an

Hoe worden nu de asymmetrische kwa's onderscheiden? We beginnen bij berg (Ken). De eerste lijn is Yin, omdat het materiaal van de berg ruw, ongevormd, grauw en zonder geur of smaak is. (Men denke hier natuurlijk niet aan de begroeiing, maar aan de berg boven de boomgrens en zonder sneeuw.) De tweede lijn levert nog minder problemen op. Duidelijk is de berg symbool van starre onbeweeglijkheid, de reden waarom Mohammed tot de berg ging.
De derde suggereert de omhoogstuwende kracht van de berg, een bolwerk van Yang. De figuur ☶ werd door Chinese dichters en schilders als een uitbeelding van de berg zelf gezien, waarvan de top door de Yang-lijn gesymboliseerd wordt.

Dit geldt trouwens ook voor de andere trigrammen. Dichters zien in het teken Tj'ièn ☰ de wolkenlagen, in K'oen ☷ het doorploegde akkerland, in K'an ☵ de sterke stroom tussen de oevers en in Li ☲ het vuur, dat zich een weg baant tussen hoog en laag.
Als pendant van de berg geldt de zee. De meeste commentatoren beschouwen Twéi ☱ als meer. De waarheid zal wel in het midden liggen, in zover Twéi aanvankelijk een watervlakte aanduidde. Met Lavier menen we echter, dat zee beter is dan meer, omdat de meeste meren zoet water hebben. (65) De rechte streep in de eerste positie wijst op zout water, anders zou er geen verschil kunnen zijn met K'an. De tweede lijn wijst op de kracht van het water, de derde gebroken lijn op het volgzame, dienstbare. Het eenvoudigst is wel Twéi ☱ te stellen tegenover K'an ☵ en de onderste lijn te vervangen, omdat het water van zoet zout wordt. De picturale verklaring van het teken brengt men vaak in verband met een meer in de bergen, dat op de rotsbodem rust.

Nu resten ons nog donder en wind. Gaan we van de picturale voorstelling uit, dan kan men zich goed voorstellen dat de donder een rommelend geluid is, dat uit de bodem schijnt op te stijgen. De uitbeelding ☳ Tsjen is dus wel te begrijpen. Omgekeerd is de wind een kracht die van boven uit werkt, wat door het trigram ☴ Soen wordt uitgebeeld.
Een eenvoudige analyse leert, dat de donder (Tsjen) als substantie zeer luidruchtig is, wat hem van een Yang-lijn verzekert. Als tweede lijn is het Yin-moment begrijpelijk, omdat de donder op een bepaalde plaats optreedt. Voor de bovenste Yin-lijn geven de oude exegeten de simpele verklaring, dat de donder afhankelijk is van de bliksem, waar hij immers op volgt.
De wind (Soen) is opgebouwd uit lucht, een materiaal, dat evenals water geen smaak, geur, kleur en vorm (66) heeft. De Yin-lijn is dus wel verdiend. De tweede lijn is krachtig, omdat de wind hét symbool der dynamiek is ('er moet een nieuwe wind waaien').
Dat de wind niet dociel is, zoals het water, weten alle vliegers die op termiek wachten. Maar zei Jezus niet reeds: "de wind waait waar hij wil". (Ook de derde lijn is Yang.)

terug naar de Inhoud

Abstracte duiding der trigrammen
Uit de interpretaties, die al in de oudste teksten der I-Tjing voorkomen, blijkt onomstotelijk dat reeds de vroegste exegeten zeer abstracte redeneringen opbouwden. Men kan zich dus afvragen met welke abstracties de 8 kwa's overeenstemmen en in hoeverre die een 'tjia zjen' vormen (d.i. een familie, ook een Chinese uitdrukking voor bij elkaar horende tekens; tjia zjen is tevens de naam van het 37ste hexagram, wind boven vuur, nl. de rook van de huiselijke haard).
Om dit doel te bereiken gaan we uit van de 'acht ingrediënten van een onderneming'. Deze zijn:

schroom
ontvankelijkheid
creativiteit
orde
dynamisch evenwicht
risico
volharding, vreugde
succes
donder
aarde
hemel
berg
zee
water
wind
vuur

Dit zijn de symbolen die we aantreffen in oude schildersboeken, waar we later op zullen terugkomen. De interpretatie zal de lezer niet veel moeite kosten. Voor de Chinezen hadden deze abstracties ook een mythologische betekenis als abstracte attributen van de oude godenwereld. De hemel openbaart zich door donder en bliksem (vuur), rust op de berg, bevrucht de aarde met water en blaast de wind over de zeeën.
Deze uitdrukkingen kunnen ook in abstracto worden geformuleerd: het creatieve beginsel vervult de mens met schroom en voldoening, steunt op orde, leert de mens het waagstuk der aanvaarding, schept een dynamisch evenwicht en vervult de mens ten slotte met diepe vreugde. (68)

terug naar de Inhoud

IV. De zes lijnen van het hexagram
Wie verstand heeft berekene het getal ... het is het getal van de mens: 6-6-6. Openbaring 13:18

37 Tjia Zjèn, Het Gezin, De Clan ䷤
We schreven reeds over de betrekking die tussen de 'pa kwa' (8 trigrammen) onderling bestaat. Daarbij zagen we diverse relaties, die alle met primaire en secundaire functies te maken hadden, of het nu ging om gevolg, vervolg of volgzaamheid.
Zo vermeldden we in het vorige hoofdstuk het 37ste hexagram: 'de familie (het gezin, de clan), dat wordt uitgebeeld door de wind boven het vuur'. Men is nu geneigd te denken aan een wind die over het vuur strijkt. Maar de begeleidende tekst luidt: 'de wind die uit het vuur komt', d.w.z. de rook. De rook is inderdaad een mooi beeld van de huiselijke haard. En in de meeste gevallen moet het bovenste trigram op of uit het onderste volgen.
Laten we nu eens trachten dit hexagram lijn voor lijn nader te onderzoeken. Lavier laat bij de analyse van het hexagram de opbouw in trigrammen geheel weg. De meeste commentatoren schenken wel aandacht aan (69) deze structuur. Men dient evenwel ook altijd aandacht te schenken aan de totale structuur van de zes lijnen.
Tjia zjèn wordt geanalyseerd als wind boven het vuur, symbool van het huisgezin. Uit onze vorige beschouwingen weten we, dat zowel het vuur als de wind vrouwelijke tekens zijn. De familie wordt dus als een bij uitstek vrouwelijke aangelegenheid beschouwd, wat men misschien in het patriarchale China niet zou hebben verwacht. Men vergeet daarbij evenwel, dat de sjiao (het systeem van Yang-Yin-betrekkingen in de maatschappij) op wederkerigheid (tsjeoe) berust.
Het Yin moet het Yang gehoorzamen, maar omgekeerd moet het Yang het Yin beschermen en onderhouden. Dit komt tot uitdrukking in het feit, dat de onderste lijn en de bovenste twee lijnen sterk zijn. Alle Yin-lijnen bevinden zich van binnen. Het Yang onderhoudt ook de betrekkingen naar buiten. In hoofdzaak verschilt hier het oude Chinese gezin niet zo veel van het doorsnee westerse gezin, waar de vrouw ook de verzorgende taak, de man de naar buiten tredende taak heeft. Dit stemt overeen met het pictogram voor tjia zjèn (familie - huis - mensen), dat er oorspronkelijk zo uitzag:
Tjia is het familie-huis met het varken (is voedsel) er middenin. Zjèn is de man of mens. Duidelijk blijkt dat de man buiten werkt.
Dit blijkt ook uit de oudste formulering van de bijbehorende zinspreuk: 'De echtgenoot verzekert het familieleven door buiten te werken, de vrouw zorgt binnen voor het gezin.' Het leidt dus geen twijfel dat de Chinezen het huis als het domein van de vrouw beschouwen. Dit geldt zelfs zo sterk, dat sommige commentatoren het ongunstig oordelen als een man dit teken trekt! Indien we het hexagram goed bekijken, vallen ons eerst de sterke buitenlijnen op. Men interpreteert deze lijnen verkeerd als men ze primair als heersend ziet. We zagen immers, dat Yang boven Yin stagnatie brengt. De hemel draagt de aarde, is er rondom. Zo is ook in het huisgezin Yang de beschermende buitenkant, het omhulsel. Het zou b.v. onmogelijk zijn, als de onderste lijn Yin was. Dan krijgt men het teken 53 Tjièn De Ontwikkeling, Geleidelijke Vooruitgang ䷴ dat gaat om de huwende vrouw, d.w.z. de vrouw die in aanzien wint, waarop het contrast-hexagram volgt: 54 Kwéi méi - Het Huwende Meisje ䷵. (71)

terug naar de Inhoud

Sjiao
Men heeft Tjia zjèn vaak gezien als de volmaakte familie en de volmaakte samenleving, d.w.z. een gemeenschap, waarin 'sjiao' heerste. Sjiao kent de volgende relaties:

vorst
vader
man
oudere broer
oudere vriend
onderdanen
zoon
vrouw
jongere broer
jongere vriend

Al deze vijf betrekkingen kan men uit het hexagram aflezen. De bovenste (6de) lijn is de vorst, grootvader of pater familias. De tweede lijn is de oudste zoon. Onmiddellijk daarop 'volgt' zijn vrouw, die weer gesteund wordt door de tweede zoon. Deze wordt 'gevolgd' door zijn vrouw, die steunt op de jongste, nog ongehuwde zoon. Tussen de broers onderling bestaat eveneens sjiao, terwijl men de Yang-lijnen ook als vrienden kan opvatten.
Het is te verwachten, dat de I-Tjing bij iedere lijn goede raad voor het gezin geeft, enigszins te vergelijken met Spreuken 31, waar de lof van de goede huisvrouw wordt gezongen.
Daar de zes lijnen uit twee maal drie lijnen bestaan - ook als men de trigrammen niet nader definieert - mogen we op de 1e en 4e lijn een substantiële uitspraak, op de 2e en 5e lijn een situationele en op de 3e en 6e lijn een functionele of ideële uitspraak verwachten. (72)
De oudste verklaarders hebben drie sleutelwoorden gebruikt: steun, zorg, orde. Die hebben ze in het onderste trigram op de interne, in het bovenste trigram op de externe situatie toegepast. Dit correleert inderdaad met de twee kwa's 'vuur' (huiselijk haard) en 'wind' (rook). Daar de vrouw meer intern en de man meer extern optreedt, zullen de eerste drie lijnen meer op de vrouw, de laatste drie lijnen meer op de man slaan.
Hoe is men tot deze sleutelwoorden gekomen? Het onderste trigram is vuur ☲ en vertegenwoordigt de huiselijke haard, het huisgezin, het intieme familieleven. Nu is begrijpelijk, dat de vrouwelijke lijn zorg en verzorging betekent, de mannelijke lijnen steun (onderhoud) en gezag (orde). Deze structuur zet zich wat meer abstract naar buiten door. De wind (rook) ☴ die van het vuur uitgaat is hier een mooi voorbeeld van.
In latere commentaren fungeert het hexagram ook als 'de redenaar' (d.w.z. spreker, denker, componist, schilder, architect, staatsman, leraar, verkondiger, enz., enz.). Het vuur geldt nu als het innerlijk vuur, de overtuiging, de beheersing van kennis, kunde, enz., de wind als de woorden (prestatie, enz.). Men stelt nu, dat het binnenste (innerlijk) van een redenaar ook moet voldoen aan de eisen van een goed fundament, zorgvuldigheid en orde, en dat daarmee het betoog dat van hem uitgaat ('de wind') ook een goede basis moet hebben, zorgvuldig moet opgebouwd zijn en goed geordend moet zijn. (73)
Men zal zich misschien afvragen waarom nu juist het bovenste trigram concreter is dan het onderste, maar het gaat hier weer om primair en secondair.

Er bestaat ook een duidelijke overeenkomst tussen het interieur van het huis en het innerlijk leven enerzijds en de invloed naar buiten en 'de redenering' anderzijds. Natuurlijk geldt deze exegese voor iedere creatieve prestatie. Wij zullen dezelfde sleutelwoorden dan ook in diverse 'schildersboeken' tegenkomen.
We keren nu terug naar het gezin en bezien de zes lijnen van het hexagram. In de oudste formulering luidt de tekst:
1. Een degelijk huis geeft veiligheid.
2. In het huis moet voor een goede voorraad gezorgd worden.
3. De leden van de familie moeten zich aan de orde van het huis houden.
4. De familie en het huis goed onderhouden geeft succes.
5. Een koning heeft geen zorg als zijn familie sterk is.
6. Zo kan hij regeren met rechtvaardigheid en waardigheid.

In een wat latere versie vinden we de omschrijvingen, die we o.a. bij Legge aantreffen:
1. De eerste lijn, die ongedeeld is, toont iemand die beperkende maatregelen in zijn huis treft. (74) Daardoor is er geen gelegenheid voor berouw.
2. De tweede lijn, die gedeeld is, toont iemand die niets voor zich zelf vraagt, maar die in haar centrale plaats voor de bereiding van het voedsel zorgt. Door haar vaste correctheid zal het lot gunstig zijn.
3. De derde lijn, die ongedeeld is, toont iemand die de leden van het huisgezin met ernstige gestrengheid behandelt. Als vrouw en kinderen praatziek zijn, zal er ten slotte reden tot berouw zijn.
4. De vierde lijn, die gedeeld is, toont iemand die de familie verrijkt. Een zeer gunstige situatie.
5. De vijfde lijn, die ongedeeld is, toont de invloed van de koning, die zich uitstrekt tot zijn familie. Er bestaat geen reden tot vrees, de situatie is gunstig.
6. De toplijn, die ongedeeld is, toont iemand die oprecht is en bekleed met majesteit. Dit belooft een gunstige afloop.
Legge geeft dan nog een persoonlijke toelichting op deze uitspraken, die overeenkomt met het hier te voren besprokene.
Men kan het hexagram ook abstracter opbouwen door uit te gaan van andere associaties met vuur en wind. Zo wordt vuur vaak geïnterpreteerd als mannelijke kracht en vrouwelijke schoonheid, wind als continuïteit. Ook deze abstracties kunnen weer geconcretiseerd worden in de familie, waar de eigenschappen van man en vrouw bestendigd worden en doorwerken. (75)

terug naar de Inhoud

V. Het transformatie-beginsel
Panta rhei. Herakleitos

Het I van de I-Tjing
Men heeft de term I-Tjing op verschillende manieren getracht te verklaren. Het meest verbreid is de vertaling van I door verandering, Wanderung, change. Maar ook gedaanteverwisseling, metamorfose komt men nogal eens tegen. De laatste weergave strookt met de oudste betekenis van I, die kameleon schijnt te zijn.
Wij geven zelf de voorkeur aan 'evolutie', omdat het niet alleen om veranderingen, maar om ontwikkelingen gaat. Hierbij sluiten we ons aan bij Wolfgang Bauer, die in 'China und die Hoffnung auf Glück' de messiaanse achtergrond van de I-Tjing verdedigt. Bauer ondersteunt daarin de theorie van de grote historicus Hoe Sjeh (1891-1962), dat niet slechts het Joodse volk, maar ook het Chinese vanaf de Sjang-dynastie (v.a. ± 1500 v.Chr.) van messiaanse ideeën vervuld was.
Het blijkt dat ook fragmenten uit de confuciaanse kanon duidelijk messiaanse (futurologische) (76) aspecten vertonen. Bekend is ook, dat de Ju-confucianen nog de gewaden uit de Sjang-dynastie droegen. Indien men in 'Lente en Herfst' het fragment over 'De grote gelijkheid' ('Ta T'oeng')leest, zal men getroffen worden door de messiaanse gloed, die er doorbeen straalt:
'Als het grote principe van Ta T'oeng regeert, wordt de gehele wereld één republiek. Men kiest mensen van talent, deugd en kunde, deze spreken over grote harmonie en samenwerking, en bevorderen algemene wereldvrede. De mensen beschouwen hun ouders niet enkel meer als hun eigen ouders of hun kinderen als hun eigen kinderen. Er wordt een praktische voorziening getroffen voor ouden van dagen tot aan hun dood, werkverschaffing voor de middelbare leeftijd en opvoeding voor de jeugd. De weduwnaars, weduwen en wezen en kinderloze oude mensen, en zij, die door ziekte niet meer in staat zijn te werken, worden allen behoorlijk onderhouden. Iedere man heeft zijn rechten en de individualiteit van iedere vrouw is gewaarborgd. De mensen produceren goederen en weelde, omdat zij niet willen dat die verwaarloosd zullen worden, maar niet voor hun eigen plezier alleen. Ledigheid hatende, werken zij, maar niet met het oog op eigen voordeel.
Op die manier worden zelfzuchtige plannen onderdrukt of kunnen zij niet opkomen. Rovers, inbrekers en moordenaars bestaan niet. Vandaar dat de huisdeuren open kunnen blijven en niet gesloten worden. (77) Dat is wat ik het stadium van de 'Grote Gelijkheid' noem.
Nu dit grote principe nog niet ontwikkeld is, wordt in de wereld geërfd door de familie. Ieder beschouwt zijn ouders enkel als zijn eigen ouders en behandelt zijn kinderen enkel als zijn eigen kinderen. De welvaart van ieder, en zijn werk, zijn enkel voor zijn eigen belang.
Grote mannen verbeelden zich dat het regel is, dat hun bezittingen overgaan op hun familie. Hun doel is om de muren van hun steden en voorsteden sterk te maken en hun grachten en sloten stevig.
Ritus en justitie worden beschouwd als de draden, door welke zij in haar correctheid de betrekking tussen vorst en onderdaan zien te handhaven, in haar edelmoedige zorg die tussen vader en zoon, in haar harmonie die tussen oudere broer en jongere, en in een gemeenschap van sentiment die tussen man en vrouw, en in overeenstemming daarmee regelen zij het verbruik, en distribueren land en huizen, onderscheiden mannen van militaire bekwaamheid en knapheid, en volvoeren hun arbeid met het oog op eigen voordeel. Zo komt het, dat zelfzuchtige plannen en ondernemingen voortdurend oprijzen en daar is altijd oorlog het gevolg van.'

Voor ons doel is belangrijk, dat men ook in de I-Tjing teksten aantreft, die duidelijk op messiaanse ideeën wijzen. Vooral het 5de hexagram, Sia (wachten) (78) wordt in dit verband genoemd. Op dit punt moet nog zeer veel onderzocht worden.
Het tweede deel van de naam I-Tjing (vat) wordt soms vertaald door boek, meestal door kanon (kanoniek geschrift) of klassiek werk. Wij zouden de voorkeur geven aan de vertaling: De Kanon der Ontwikkelingen.

terug naar de Inhoud

Transformatie
Ontwikkeling veronderstelt verandering, mutatie, transformatie, metamorfose. Het dynamisch element in de I-Tjing wordt bereikt door de transformatie van het ene hexagram in het andere. Dit kan op vier manieren gebeuren:
a. door de omkering der trigrammen;
b. door verplaatsing van een lijn;
c. door verandering van een lijn in zijn tegendeel;
d. door de vervanging van de trigrammen door hun tegendelen (valt samen met a als het hexagram reeds uit tegendelen bestaat, zoals b.v. bij stagnatie en vrede het geval is).

Het is het waardevolle van de I-Tjing, dat het al deze bewerkingen ongelimiteerd toestaat en altijd tot verzoenbare uitkomsten komt. Een goed uitgangspunt voor deze transformaties is het hexagram stagnatie, dat we uitvoerig besproken (79) hebben. Door omkering der trigrammen krijgen we vrede.
Nu kunnen we van stagnatie naar vooruitgang, vordering, gaan, door één Yang-lijn naar de onderste positie te verplaatsen. Daaruit ontstaat dan het volgende hexagram: 42, I - De Vermeerdering, ䷩ vooruitgang.
Men kan met dit hexagram op eenvoudige wijze het incarnatie-proces uit de christelijke theologie uitbeelden. Vanuit de heilige drie-eenheid (de drie Yang-lijnen) daalt de zoon op aarde en neemt de allernederigste plaats in om de wereld te dragen. Omgekeerd kan men van vrede uitgaande, één Yang-lijn naar boven brengen. Dan ontstaat het 41ste hexagram: 41, Soen - De Vermindering ䷨ achteruitgang, inperking.

Typerend is wederom dat beide hexagrammen weer op elkaar volgen. Dit is slechts te verstaan als men ze ziet ontstaan uit de verplaatsing der lijnen. Wie wil begrijpen dat deze twee hexagrammen op elkaar volgen, kan dit slechts inzien als hij begrijpt, dat ze door een tegengesteld proces uit 11 en 12 ontstaan zijn. In het algemeen kan met stellen dat twee opeenvolgende kwa's (te beginnen bij het oneven nummer) altijd door transformatie uit twee andere kwa's zijn af te leiden. (80)

terug naar de Inhoud

Verandering der lijnen
Het meest toegepaste systeem is dat van verandering der lijnen: Yang wordt Yin, Yin wordt Yang. Het getal tussen 1 en 6, dat genoemd wordt nadat de lijnen van het hexagram zijn vastgesteld, bepaalt de beweeglijke lijn. Dat wil dus zeggen dat het hexagram in ontwikkeling is naar het contrast-diagram, dat tegengesteld is.
Men kan zich nu afvragen, welke logische of mathematische bewerking hier plaats vindt. Als we Yang als positief en Yin als negatief beschouwen, dan kunnen we vaststellen dat de helft der trigrammen positief, de helft negatief is. (Positief en negatief houden natuurlijk geen waardering in, maar zijn volledig gelijkwaardigen begrippen, zoals positieve en negatieve elektriciteit). Nu kan men van een Yang-trigram een Yin-trigram maken door één lijn te veranderen, en omgekeerd. Men kan dit vergelijken met positieve getallen, die door vermenigvuldiging met -1 negatief worden en negatieve getallen, die door vermenigvuldiging met -1 positief worden.
Hoe staat het nu met de hexagrammen? Hexagrammen blijken niet in twee soorten, maar in drie typen voor te komen: Yang (positief), Yin (negatief) en neutraal. Een hexagram bestaat namelijk uit twee delen die positief of negatief kunnen zijn. Een hexagram dat uit twee positieve trigrammen bestaat is positief, een hexagram dat uit twee negatieve trigrammen bestaat is negatief. (81) Zijn de trigrammen verschillend, dan is het hexagram neutraal. Vandaar de uitspraak, die als motto voor dit boek gekozen is: 'Hemel en aarde zijn in wisselwerking, hun krachten heffen elkaar op, en daardoor zijn ze volmaakt.'
Nu blijkt, dat een hexagram nooit van positief (Yang) negatief (Yin) kan worden en van negatief (Yin) positief (Yang) zonder de neutrale fase te passeren.
Dit is de verklaring waarom de I-Tjing met hexagrammen in plaats van met trigrammen werkt. Om dit systeem logisch te beschrijven heeft men behoefte aan een driewaardige (dynamische) logica in plaats van aan een tweewaardige. Dit is zeer verrassend omdat het Yang-Yin-stelsel zou doen vermoeden, dat men met een tweewaardige logica te maken heeft. Blijkbaar hebben de auteurs van de verandering met een driewaardige logica gewerkt, wat wijst op een begrip van tijd en historie.
Een andere associatie is die met een bekende psychologische wetmatigheid, die bekend staat als de wet van Jenning. Jenning was een Amerikaanse dierpsycholoog die aantoonde, dat reeds ééncellige diertjes van de ene extreme toestand naar de andere gaan door een neutrale tussenfase. Zo is het ook voor het psychisch evenwicht der kijkers verkeerd om na een revue of een musical meteen een avondwijding of dagsluiting te laten volgen. Daartussen dient men bijvoorbeeld neutrale muziek te laten horen. (82)
We kunnen dus de vervanging van één lijn in een hexagram als een bewerking beschouwen, die we niet met vermenigvuldiging met -1 mogen vergelijken. Men dient hier termen te vinden, die in een driewaardig logisch systeem van toepassing zijn. Het gaat dus om een bewerking die van positief of negatief neutraal maakt, van neutraal positief of negatief maakt. We zouden dit wederom kunnen uitbeelden in de T'ai-Tji, en wel door de zij-polen als neutraal op te vatten (aangeduid door de nul). Iedere verandering kan dan opgevat worden als een draaiing van 90°.

terug naar de Inhoud

Van huis tot vaas
Een eenvoudig voorbeeld is de overgang van het 37ste hexagram naar het 42ste, door verandering van de 3de lijn van Yang tot Yin: 37 Tjia Zjèn - Het Gezin, De Clan ䷤ → 42 I - De Vermeerdering ䷩ .
Door het wegvallen van het Yang-element in het huis wordt het hexagram een reservoir, dat alleen Yin bevat. De naam van het hexagram (I) wordt verschillend vertaald. Lavier geeft als vertaling 'overvloed' (plénitude) en wijst erop, dat het pictogram een vaas uitbeeldt, die van boven overstroomt. ---
Het hexagram wordt als bijzonder gunstig opgevat.
Men kan het ook verklaren uit de twee trigrammen: wind boven donder. Wind na onweer brengt vaak regen en ontspanning. De donder is het symbool van het nieuwe begin, wind van continuïteit. Dan is de verklaring: een goed begin zet zich door. Een andere vertaling van I is welvaart, vooruitgang. Inderdaad we zijn bezig met hetzelfde hexagram dat we hiervoor behandeld hebben en dat we toen uit 'stagnatie' lieten ontstaan, door verplaatsing naar beneden van één Yang-lijn.
Het blijkt dus, dat we dit hexagram kunnen duiden door verplaatsing van één lijn, door vervanging van één lijn, door interpretatie van het pictogram, door interpretatie langs verschillende wegen van de trigrammen. Een andere mogelijkheid is het nog de tegendelen der trigrammen op te zoeken, of de trigrammen onderling te verwisselen. Daar donder en wind elkaars tegendelen zijn, komen beide methoden hier op hetzelfde neer: donder boven wind. Het teken hiervoor is: 32 Heng - De Duurzaamheid ䷟ .
Opvallend is de zeer strenge kern, die een soepele omgeving heeft. Was de interpretatie van het vorige teken: een begin, dat zich continu doorzet, de interpretatie van dit teken is: continuïteit, die steeds opnieuw begint. De oude Chinezen dachten hierbij aan alle continue bewegingen, die zich steeds herhalen, zoals de beweging der sterren, de wisseling der jaargetijden, (84) de afwisseling van dag en nacht, enz.
Met nadruk wijst men erop, dat - in tegenstelling tot 12: stagnatie - dit een zeer gunstig teken is. Heng hangt samen met het cyclische element in de natuur, terwijl P'i (stagnatie) anti-dynamisch is. Hier zien we een mooie relatie tussen het statisch en het dynamisch aspect in de kosmos. En hiermee hebben we de hexagrammen vrede, stagnatie, huiselijke haard, welvaart, teruggang en duur, volgens de regels der transformatie met elkaar in verband gebracht.

terug naar de Inhoud

VI. Het bepalen van het hexagram
De wijze richt zich naar de kanonieke boeken, zoals de handwerker op zijn waterpas en meetsnoer vertrouwt. Loe-Tjia

De drie methoden van vinden
Aan 'het goede vinden' werd in de oudheid en in de middeleeuwen bijzondere betekenis toegekend. Dit leeft nog voort in de taal in tal van uitdrukkingen. Denkers, dichters en rechters werden allen als 'vinders' beschouwd. Daarom spreken we nog van uitvinders, noemden de Romaanse volkeren hun minstrelen 'troubadours' (trouverus: treffen), velt een rechter een vonnis (vondnis, vinding). Nog steeds spreken we trouwens van dichterlijke vondsten en van rechtsvinding.
Bij de oude Germanen werd het vonnis geveld door het werpen van de runen. Dit was dus een echte orakel-uitspraak. De Ewé uit West-Afrika noemen de dichter 'de man op wie het lied is gevallen', een mooie zegswijze voor 'inspiratie'. Hier is duidelijk een specifieke gevoeligheid aanwezig die door het onderbewuste werkt. Ook bij de uitvinder spelen toeval en inspiratie een rol, maar hij gebruikt eveneens rationele wegen om tot zijn doel te komen. (86)
De hier boven geschetste drie vormen van vinden gelden ook voor de I-Tjing.
1. Men kan het hanteren als orakelboek en daarbij gebruik maken van staafjes (b.v. van het duizendblad), van munten, dobbelstenen, enz.
2. Men kan ook het onderbewustzijn van de vinder inschakelen en dan wordt het een projectie-instrument, een psycho-diagnosticum. Men kan dit b.v. doen door getallen te noemen, zelf een hexagram te tekenen, enz.
3. De derde methode berust er op dat men het hexagram zelf construeert volgens een vaste code. Deze handelwijze zou in beginsel ook moeten kunnen geschieden door middel van een computer.

De ervaring leert dat de I-Tjing als orakelboek, projectie-instrument en code overeenkomstige resultaten oplevert. De verklaring hiervoor zullen we trachten te geven in de hierna volgende hoofdstukken. In dit boek hebben we een enkele maal ook de term socio-diagnosticum gehanteerd, waarbij we in het midden laten op welke wijze het oordeel tot stand komt. Het is duidelijk, dat voor de wetenschap slechts de rationele methode volledig aanvaardbaar is als diagnosticum. Maar de wetenschap interesseert zich tevens voor de vraag hoe het komt, dat minder rationele middelen eveneens tot het gewenste doel leiden. (87)

terug naar de Inhoud

De rationele constructie van het hexagram
In China houdt men zich meer en meer bezig met het probleem hoe men situaties zelf kan leren coderen.
Lavier geeft van die techniek verschillende voorbeelden.
Bij het bepalen van een hexagram telt men de lijnen van onder naar boven. Het is echter gebruikelijk om bij het kiezen van een hexagram door getallen of andere symbolen, de bovenste lijn eerst te zetten. Men kan dit vergelijken met het teken van een ladder met zes sporten. Die tekent men van boven naar beneden, maar men telt de sporten van beneden naar boven. ---

Bij het gooien met dobbelstenen, enz. hangt het af van de gewoonte welke worp met de eerste en met de bovenste lijn correleert. Dit is zuiver een kwestie van afspraak.
Bij de rationele methode werkt men altijd van beneden naar boven. We nemen drie voorbeelden, die aan Lavier ontleend zijn. (88)

De onzekerheid van de jeugd
Het gaat er nu eerst om twee trigrammen te bepalen die de situatie weergeven. Hiervoor is een omschrijving in code nodig, die men kan vergelijken met een opdracht voor een computer in een programmeertaal.
De gezochte transcriptie kan zijn: 'jeugdige impulsen leiden tot onbezonnen daden.' Jeugdige impulsen is het primaire gebeuren, onbezonnen daden het secundaire proces.
Het trigram voor jeugdige impulsen is de donder (de jongste zoon, het initiatief, het ontspruiten, de jeugd), het trigram voor onbezonnen daden is het water (risico, afgrond). Het hexagram is dus water boven donder: ---
Dit is het derde hexagram (eenvoudig op te zoeken in de tabel), Tjoen, d.w.z. moeilijkheden in het begin.

Gevaarlijke snelheid van een voertuig
De codering luidt: 'de grote kracht schept gevaren.' De grote kracht wordt uitgedrukt door het eerste trigram Tj'ièn (hemel), dat creativiteit, macht, enz. uitdrukt. De gevaren worden weer uitgedrukt door het trigram K'an = water. Het hexagram wordt dus: water boven hemel, d.i. het zesde hexagram, Soeng, conflict, botsing. --- (89)

De moderne wetenschap
In het eerste geval (onbezonnen jeugd) had men het hexagram kunnen vinden door de I-Tjing door te bladeren, want reeds in de oudheid werd het derde hexagram met onbezonnen jeugd in verband gebracht.
Het schenkt echter een veel grotere voldoening zelf een hexagram samen te stellen.
In het tweede geval (gevaarlijke snelheid van een voertuig) werd de situatie niet in de I-Tjing beschreven.
Het is echter niet moeilijk de trigrammen te vinden, die samen de situatie uitdrukken.
In het derde geval (de moderne wetenschap) is het echter niet gemakkelijk de trigrammen te vinden.
Men doet dan het beste het hexagram lijn voor lijn op te bouwen.
Men kan de ontwikkeling van de moderne wetenschap en techniek in twee fasen laten verlopen:
a. de ontwikkeling van de wiskunde
b. de ontwikkeling van de natuurwetenschappen, die op het exacte denken steunen.

Zowel de ontwikkeling der wiskunde als die der natuurwetenschappen stelt Lavier voor door het teken K'an. Zijn argumentatie is als volgt:
Onderste trigram
substantie: maat, hoeveelheid, ruimte Yin
manifestatie: logische en wiskundige redenering Yang (90)
essentie: het onmeetbare, kwaliteit, limiet Yin
Bovenste trigram
substantie: materie, massa, aarde Yin
manifestatie: technische prestaties Yang
essentie: het ongrijpbare, niet berekenbare, eeuwige Yin

Het teken water boven water (hexagram 29) heet K'an ---
ook K'an en wordt vaak vertaald als gevaar, afgrond.
Hier komt stellig de oude Chinese bezorgdheid een techniek te ontwikkelen tot uitdrukking. De Chinezen hebben grote technische vondsten gedaan (buskruit, lens, boekdrukkunst) maar er geen grootse ontwikkeling aan gegeven uit angst voor de risico's.
Als men K'an opvat als instrument, zoals we in hoofdstuk III gedaan hebben, dan ligt het hexagram voor de moderne techniek voor de hand (vooral als men denkt aan de automatisering, waarbij instrumenten elkaar besturen!): het ene instrument volgt op het andere, en men krijgt het zelfde teken als Lavier.
De volgende vraag is echter: hoe raadplegen we de I-Tjing in een gegeven situatie? (91)

terug naar de Inhoud

VII. De juiste keuze
Wei woe wei (Doen door niet-doen) Lao-tseu

Hoe analyseren we een situatie?
Stel nu dat we de I-Tjing willen raadplegen in een concrete situatie. Hoe gaan we dan te werk? Laat ons een voorbeeld kiezen. Moeten studenten in een reactionair land (b.v. Spanje) actiegroepen vormen en protesteren? De vraag is dan: heeft dit verzet zin? Eerst bepalen we het passende hexagram. In onze code wordt de situatie: de kracht van jong initiatief. Het zal de lezer na het voorafgaande niet veel moeite kosten in te zien, dat hiervoor het hexagram hemel (kracht) boven de donder (jeugdige impulsen) is. Dit geeft het teken Woe wang --- (nr. 25)
d.w.z. onschuldig handelen. De onschuld blijkt uit het onderste trigram, het handelen uit het bovenste. Van dit bovenste trigram wijst de onderste lijn (4e lijn in het hexagram) op het materiaal, de tweede (5e) lijn (92) op het middel, de derde (6e) lijn op de zin, functie van het handelen. We raadplegen dus de tekst bij de 6e lijn en vinden: Onschuldig handelen brengt onheil. Niets is bevorderlijk.

Als in een gegeven situatie de tijd niet rijp is voor verdere vooruitgang, is het beste wat men doen kan, rustig te wachten, zonder vaste doeleinden. Indien men onnadenkend handelt en tracht het lot te trotseren, zal de onderneming niet met succes worden bekroond.
Stelt men de vraag zo dat men naar het middel informeert, dan dient men de 5e lijn op te zoeken. Ook daar wordt actie ontraden: Gebruik geen medicijn in een kwaal, die je niet zelf veroorzaakt hebt. Het zal vanzelf overgaan.

De 4e lijn, d.w.z. de onderste lijn van het bovenste trigram, wijst er op, dat het juiste (onschuldige) handelen op trouw aan eigen wezen berust:
We kunnen niet verliezen wat ons waarlijk toebehoort, zelfs als we het wegwerpen. Daarom is angst overbodig. Al wat nodig is, is dat we trouw blijven aan onze eigen natuur en niet naar anderen luisteren. (93)

Deze tekst (25, lijn 4) kwam ook te voorschijn als antwoord op de vraag of er een continuïteit na de dood is, zodat angst om te sterven zinloos is. Na een discussie over het leven na de dood, werd deze tekst bepaald met de tweede methode (het noemen van getallen). Ook op deze vraag is het antwoord zeer duidelijk.
Maar stel dat we het antwoord hadden gecodeerd, hoe waren we dan te werk gegaan? De sfeer van de dood wordt meestal aangeduid door het symbool 'hemel'. Het gaat dus om een 'nieuwe geboorte' in de hemel. Nieuwe geboorte wordt evenals jeugdige impuls uitgedrukt door het trigram donder. Het hexagram wordt dus hemel boven donder. De vraag hangt samen met de 4e lijn, omdat het gaat om de overgang van het oude naar het nieuwe lichaam (vgl. 1 Cor. 15:42: 'Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in vergankelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid'.) Het hexagram werd eveneens geraadpleegd i.v.m. de vraag of de onsterfelijkheidsdrank zin had om het leven te verlengen. Hier antwoordde de 5e lijn weer met een waarschuwing tegen allerlei medicamenten.
De 6e lijn wekt de mens op te vertrouwen, vooral omdat men het lot toch niet veranderen kan.

terug naar de Inhoud

Het vraagstuk van het kwaad
Ieder metafysisch of kosmologisch systeem zoekt naar een verklaring voor de heterogeniteit, de onvolmaaktheid, (94) de weerstand, het kwaad, de zonde of de verleiding in de kosmos.
In statische beschavingen bestaat de neiging om twee machten tegenover elkaar te stellen, die elkaar eeuwig bestrijden. Het was reeds een enorme vooruitgang der oude Perzen, toen zij deze strijd niet als een metafysisch, maar als een historisch proces gingen beschouwen. Daardoor ontstond het vooruitzicht, dat het kwaad eens - in de eindstrijd tussen Licht en Duister - geëlimineerd zou worden.
Dit Perzisch dualisme heeft over de hele Oude Wereld bevruchtend gewerkt, daar het de strijd voor het goede versterkt heeft. Het heeft echter ook nadelig gewerkt, o.a. in het manicheïsme, dat bepaalde personen en groepen met het radicale kwaad ging identificeren.
Vooral de profeten van Israël hebben zich tegen het Perzische dualisme verzet, door te verkondigen dat JHWH boven de tegenstellingen van goed en kwaad uitgaat, maar wel voor het goede kiest. Het is opvallend, dat ook de I-Tjing het kwaad niet ziet als een oer-gegeven. Dit blijkt o.a. daaruit, dat alle trigrammen ethisch indifferent zijn. Wat de hexagrammen betreft, is er een duidelijke tendens de mens te bewegen het goede te doen. In hun antropologische betekenis zijn alle hexagrammen ethisch positief. Men hoede zich er dan ook voor, het negatieve aspect van Yin in verband met het kwaad te brengen. Dit is wél geschied in de Gnostiek waar de vrouw en de materie (95) als bron van alle kwaad gezien worden.
De I-Tjing staat met de Bijbel op het standpunt, dat de eenheid van Yang en Yin de hemel weerspiegelt. In de 64 hexagrammen is er dan ook maar één, waar het kwaad reeds in het pictogram zichtbaar wordt, en wel het 18e, Koe, dat door sommigen met verval vertaald wordt. Dit hangt samen met het feit, dat het karakter van Koe een schaal is vol krioelende insecten.

Lavier vertaalt hier echter 'zorg' en Wilhelm 'werken aan het bederf'. Het lijkt me meer in de geest van de I-Tjing omschrijvingen te kiezen, die recht doen aan de menselijke vrijheid. In feite is het ondenkbaar, dat twee trigrammen door combinatie altijd het kwaad meebrengen. Men kan hoogstens spreken van grotere risico's.
Het hexagram 'Koe' is samengesteld uit de trigrammen 'Ken' (berg) en 'Soen' (wind), ---
dus berg boven de wind. Men heeft hierbij gedacht aan een wind, die laag waait in de bergen. Wilhelm zegt hiervan: 'Als de wind laag waait in de berg, wordt hij teruggeworpen en bederft de vegetatie. Dit houdt een uitdaging tot verbetering in.' Het is hier dus geen frisse wind, die wat nieuws (96) brengt, maar een broeierige wind, die groei tegenhoudt. Een andere manier om het teken te verklaren is te wijzen op de combinatie van 'continuïteit' (wind) en 'verstarring' (berg). Dikwijls worden parallellen getrokken met het 11e hexagram (stagnatie).
Interessant zijn de commentaren die bij de 6e lijn gegeven worden, die juist alle wijzen op de noodzaak te herstellen wat bedorven is door ouders, opvoeders en regeerders. Als diepste oorzaak van het bederf wordt de menselijke traagheid gezien, een opvatting die ook in het jodendom (o.a. door Martin Buber) gehuldigd wordt. Een ander aspect is de verkeerde volgzaamheid, de seniliteit, die het kwaad steunt. Als
gevaar wordt dan ook gewezen op de 'heteronomie', d.w.z. het zich de wet laten stellen van buiten af. De
wijze is 'autonoom', hij luistert naar zijn eigen geweten.
De Amerikaanse socioloog Riesman heeft deze autonome houding inner-directed genoemd en er op gewezen, dat steeds meer mensen other-directed worden. De I-Tjing geeft deze trouw aan eigen aard aan met de formule:
Hij dient vorst noch prins,
hij stelt zich zelf een hoger doel. (97)

terug naar de Inhoud

VIII. De I-Tjing als projectie-instrument
Het hart heeft redenen, die de rede niet kent. Pascal

Het projectie-beginsel
De term projectie wordt in de filosofie en in de psychologie in zeer verschillende betekenissen gebruikt.
Maar de attitude die aan deze projecties ten grondslag ligt, werd reeds veel eerder door wijsgeren onderkend voor er een theorie over ontwikkeld werd. Zeer bekend is de uitspraak van de Griekse denker Xenophanes: "De mensen hebben zich goden naar hun eigen beeld gemaakt, de negers zwarte met platte neuzen, de Thraciërs blauwogige en blonde, en zouden de ossen goden hebben, dan zouden die de gestalte van ossen hebben." Helemaal juist is de theorie van Xenophanes niet, daar de goden juist dikwijls kenmerken vertonen, die een externe afkomst verraden, maar er schuilt wel een veel waars in de ironie van deze Griekse wijsgeer.
Het bekendst werd de projectie-opvatting door Freud. In de psycho-analyse verstaan we onder projectie het (98) overdragen (projecteren)van pijnlijke ervaringen (b.v. schuldgevoelens) naar buiten (b.v. op anderen of situaties). Een bekend voorbeeld is Adams projectie van zijn schuld op Eva en Eva's projectie van haar schuld op de slang.

Na Freud kwam echter in de psychologie een veel ruimere opvatting én vagere, die aanleiding gaf tot een geheel nieuwe tak der experimentele psychologie: de projectie-psychologie. Daarin gaat men uit van de hypothese dat in expressie en in de interpretatie van toevalsfiguren en afbeeldingen van dramatische situaties de mens een stuk van zijn innerlijke leven (waarvan hij zich zelf niet bewust is) projecteert. Zo ontstond de projectie-test of wel het diagnosticum.
Het bekendste voorbeeld hier van is de 'inktvlekkentest', van Rorschach. De Arabieren kenden echter reeds in de middeleeuwen de methode om zielszieken interpretaties van wolken te doen geven. Een heel simpele projectie-methode is de associatietest van Jung, waarbij een proefpersoon onmiddellijk moet reageren op een trefwoord met het eerste woord dat hem invalt. Deze methode wordt sinds eeuwen in Japan gebezigd bij het verhoren van misdadigers. Men begint dan neutraal met woorden als groot, blauw, sterk, enz. en gooit er dan plotseling woorden als moord, bloed en schuld tussen door.

Het is niet goed mogelijk een grens te trekken tussen een projectietest en een fantasietest die het creatieve
vermogen onderzoekt. Een bekende fantasie-test, die ook als diagnosticum gehanteerd wordt, is de Wartegg-test, waarbij de proefpersonen lijnen moet aanvullen tot figuren, naar eigen smaak en keuze. Andere diagnostica zijn de Szondi-test (waardering van portretten), de Thematic Apperception-Test (T.A.T.) (waardering van situaties) en fingerpainting (expressie door te verven met de vingertoppen i.p.v. met penselen). En er bestaan nog honderden andere, die we hier niet verder kunnen bespreken.
Wat wij hier nu trachten aannemelijk te maken is dat men ook de I-Tjing als projectie-middel kan gebruiken. Daarbij gaat het niet om het innerlijk van de projector te leren kennen maar zijn onbewuste associaties t.a.v. een gegeven situatie.

terug naar de Inhoud

Universele associaties
Evenals bij andere projectie-instrumenten, zoals de Rorschach en T.A.T, blijkt het mogelijk uit de gegeven antwoorden conclusies te trekken, op grond van objectieve criteria, die ook statistisch kunnen worden vastgesteld. Onder objectief verstaan we hier voorlopig, dat de associatie door de meerderheid der onderzochte proefpersonen als vanzelfsprekend aanvaard wordt. Daarna zullen we objectieve grond voor deze universele associaties trachten aan te wijzen.
Zo ligt het voor de hand, dat men de rechte streep, die dus uit één stuk is opgebouwd, met oneven, de gebroken streep, (100) die uit twee delen bestaat, met even associeert. Een dieper liggende, maar zeker ook mee resonerende associatie is oneven met ondeelbaar, even met deelbaar te verbinden. En van deelbaarheid over vruchtbaarheid naar het vrouwelijke is dan maar één stap.

Het blijkt trouwens dat associaties met mannelijk en vrouwelijk vaak zeer sterk zijn, zonder dat men ze volledig kan rationaliseren. Een bekende psychologische proef bestaat uit associaties van de woorden 'maloema' en 'takete' met de twee volgende figuren:
Over de hele wereld associeert ruim 90% der getesten de ronde figuur met 'maloema' en de scherpe met 'takete'. Er bestaan dus onbewuste associaties die een algemene geldigheid bezitten. Dit is ook zeer duidelijk bij de z.g. lijnentest en kleurentest, die op zeer grote aantallen proefpersonen geijkt zijn. Bij de lijnentest gaat het er om, dat begrippen als blijdschap, verbazing, verdriet, verontwaardiging, verwarring, door de meeste mensen op vergelijkbare wijze worden uitgebeeld:
blijdschap: archetype stralende zon, vandaar figuren met kringen, stralen, bloemen, ronde lijnen; (101)
verbazing: archetype open mond, vandaar ovalen, boogjes, vraagteken;
verdriet: archetype tranen, droppels, neergaande lijnen, regen;
verontwaardiging: archetype prik, opgaande lijn, uitroepteken, gestrekte arm, gebalde vuist;
verwarring: door elkaar krioelende lijnen, lijnen in verschillende richting.

De kleurentest berust op universele kleur-associaties. Men geeft tien kleuren (zwart, grijs, wit, blauw, groen, geel, oranje, rood, paars, bruin) en o.a. honderd begrippen (liefde, trouw, gezin, beroep, oorlog, religie, enz.) en vraagt de proefpersoon elk begrip onder een bepaalde kleur te schrijven.
Op het eerste gezicht lijkt het of deze kleuren-associaties volstrekt willekeurig zijn, daar één proefpersoon diverse kleuren met hetzelfde begrip kan associëren. Bij nader onderzoek blijkt echter dat er bepaalde kleuren zijn die gemeden worden als associatie bij een bepaald begrip. Indien we nu trachten na te gaan, waarom een kleur niet met een begrip verbonden wordt (b.v. zwart met huwelijk, grijs met feest), dan ontdekken we de algemeen geldige associaties. Deze blijken ongeveer als volgt te liggen: (102)
zwart - het ontbreken, het negatieve (dus b.v. ook dood, rouw, gemis)
grijs - neutraliteit (dus ook onverschilligheid, eenzaamheid)
wit - volkomenheid (dus ook reinheid, onschuld)
blauw - het zelf (dus ook wezen, ziel, trouw)
groen - het verlangen (dus ook hoop, verwachting, pijn)
geel - vreugde (dus ook genoegen, gezelligheid)
oranje - feest (dus ook gejuich, vakantie)
rood - intensiteit (dus ook vitaliteit, gloed, hartstocht)
paars - grens (dus ook sterven, vergift, pijn)
bruin - het aardse (dus ook routine, traditie, meubels).

Een verklaring voor deze associaties kan men vinden in natuurfenomenen als nacht (zwart), de nevel (grijs), sneeuw (wit), de hemel (blauw), het gras (groen), de zon (geel), de volle zon (oranje), bloed (rood), bliksem (paars) en aarde (bruin).
Dat het hier inderdaad om archetypische associaties gaat, blijkt uit een opstel van een zesjarig Italiaans meisje over:
De kleuren van het leven
Groen leven: het leven zoals het is als je iets hebben wilt, dat iemand anders heeft. Je bent groen en als je iets heel graag hebben wilt, word je groen. De wereld wil iets heel graag hebben. Daarom wordt zij groen
in het voorjaar. (103)
Rood leven: rood leven is als vuur. Rood is heet en vol dingen, net als een circus - hete zon en pijn en bloed en opwinding.
Paars leven: een vrolijk leven, als je dingen gewild hebt - echte dingen - en je hebt ze gekregen. Als je dingen krijgt, die je wilde hebben, voel je je prettig en tevreden en zacht, als een warme paarse nacht.
Paarse bloemen en paars fluweel ruiken lekker en zijn zacht.
Bruin leven: bruin is zorg, als je niet wilt dansen, of niet wilt dat er iets gebeurt, omdat je bang bent voor wat er komen zal. En zoals je je voelt als je binnen moet blijven in het speelkwartier.
Oranje leven: het oranje leven is zoals als je door een bij gestoken wordt, je ziet oranje en het doet pijn.
Licht-blauw leven: is één van de fijnste. Het is goed als de hoge lucht en de blauwe klokjes en mijn moeders blauwe ogen. Je bent blij en je hebt geen pijn en geen opwinding. Je loopt op je tenen en je lacht zonder veel lawaai te maken - dat is een glimlach.
Zwart leven: is als een moeder boos is op een kind en het kind heeft ongelijk en voelt dat niemand van hem houdt. Dat is zwart leven. Je loopt zwaar op je hele voet.
Grijs leven: is als alle kleuren zijn verbleekt en er is een beetje zwart in gekomen en je ogen zijn betraand.
Geel leven: is net als zonneschijn. Het is fel als gele bloemen, gouden vogels en de gele krullen op Mary's hoofd en de glimlach van Mimsie.
Rose leven: is plezier hebben en hardop lachen en (104) nieuwe kleren aan hebben en naar partijtjes gaan en serpentines gooien en ijsjes eten en limonade drinken en vrolijk zijn.
Wit leven: is het mengen van alle kleuren en is een leven van als de lucht wit is en mooi. Soms komt er een rooie zon in en geeft warmte aan zijn kachels en warmte aan een schone ziel. Blauw komt en brengt blijheid, rose komt en brengt feesten, paars komt en brengt schaduwen van de zachte fluwelen nacht, die zo vol is van gewenste dingen. Groen komt er in met het voorjaar en geeft nieuwe liefde, waarmee je je leven kan versieren. Bruin komt en is als een bruine schaduw over de hemel - als zorgen. Oranje is als de bliksem, die zo vlug flitsen kan en die kan wonden of doden. Het zwart is als de zwarte regenwolken, die zwaar over je ziel heen lopen. Het grijs is alle andere kleuren die verbleken, maar je bent moe en alleen, totdat de gele, vrolijke zonneschijn naar buiten komt - en dan word ik wakker, breng mijn leven naar het eind en geef het aan God, die mij en de andere engeltjes gemaakt heeft.

Keren we thans terug naar het voorbeeld van 'maloema' en 'takete'. Als we verder informeren welk koppel men als het meest mannelijk en welk als het meest vrouwelijk beschouwd, dan blijkt dat 80% 'maloema' als vrouwelijk, 'takete' als mannelijk ziet. Van de rest weet de helft het eigenlijk niet goed, zodat slechts 10% het omgekeerde beleeft. (105)
Een andere testvraag is: Wat beleeft u als vrouwelijk? Wat als mannelijk? Even of oneven? Een zeer grote meerderheid - ik beschik hier niet over nauwkeurige gegevens - associeert even met vrouwelijk, oneven met mannelijk. Maar de relatie is veel sterker als men Chinezen vraagt wat ze met Yang en Yin associëren.
Dit hangt vermoedelijk samen met het feit, dat Yang en Yin niet identiek zijn met mannelijk en vrouwelijk, maar ook met het feit, dat in de Chinese cultuur die associatie tot de traditie behoort, zoals wij spreken over blauw trouw en groen hoop.
Nu heeft Freud erop gewezen, dat de getallen in het onderbewuste een vaste functie hebben. Indien nu de meerderheid der mensen even getallen met vrouwelijk, oneven met mannelijk associeert, dan kan het noemen van getallen diagnostieke waarde hebben, als we kunnen aantonen dat mannelijke en vrouwelijke symbolen een fenomenologische en/of statistische waarde bezitten.
Yang en Yin zijn dus de elementen, waaruit het bouwwerk van de I-Tjing is opgetrokken. Interessant is, dat het woord element uit het Romeinse leesonderwijs voortkomt. De eenvoudigste letters waren namelijk in het Latijn L M N, de drie opeenvolgende rechtlijnige letters, die Quintilianus aanduidde als de elementa. (106)

terug naar de Inhoud

Op zoek naar objectieve getal-associaties
De combinatie van ideeën met getallen wordt meestal aangeduid als kabbalistiek. Over de Kabbalah bestaan echter ernstige misverstanden, die ook vaak leiden tot verkeerde interpretaties van de I-Tjing. Men vergeet vaak zich te realiseren dat in het Hebreeuws, waarin de Kabbalah oorspronkelijk geschreven is, iedere letter een vaste getalwaarde heeft. De combinatie ligt dus voor de hand.
Men kan dit vergelijken met de dubbele betekenis van het symbool 100, dat zowel de plaats het Loo als het getal honderd kan aanduiden. Waar het Loo sterk verbonden is met het koninklijk huis, kan men over deze associatie (koninklijkheid en volmaaktheid, uitgedrukt door 10x10) prachtig speculeren. Er valt trouwens altijd wel een combinatie te bedenken. Zo bestaat het woord God bij voorbeeld uit drie lettersymbolen waarvan de g de 7e letter is, de o ook als nul gelezen kan worden, en de d de 4e letter is. Blijkt hier niet duidelijk, dat God met heiligheid (7), het Geheel Andere (0) en het tetragram (4) samenhangt? Stond er geen d, maar een c, dan kwamen we natuurlijk op de drie-eenheid terecht, begon het woord niet met g maar met j, dan lag verwijzing naar de 10 scheppingswoorden voor de hand. Een mooie exegese geeft dan ook het woord joden, waar de g tot j geworden is (10 geboden) en de n als veertiende letter op 'Gij zult heilig zijn' (2x7) wijst. Het is gewoon een kwestie van zoeken. Men vindt altijd wel wat. (107)

Men moet met dit soort combinaties dan ook uiterst voorzichtig zijn. Minnaert, de bekende astronoom, heeft eens een lezing gegeven over 'De Stenen Spreken', een boek dat sterk met een getallencultus, ontleend aan de piramiden, werkt. Hij schreef op een bord een groot aantal getallen, die hij in het heelal situeerde: afstand, middellijn, gewicht, enz. Toen vertelde hij, dat deze getallen verkregen waren door zeer nauwkeurig zijn schrijfbureau op te meten. Daar is niets verwonderlijks aan, als men zich realiseert dat ieder getal in het heelal met zijn miljarden gegevens wel ergens in de kosmos terug te vinden is. Maar zulke coïncidenties bewijzen natuurlijk niets.
Als we iets willen zeggen over getallen, dat ook hout snijdt, dan moeten we zoeken naar objectieve criteria. En die bestaan inderdaad. Het is zelfs frappant, dat de getallen in hun natuurlijke volgorde een evolutionaire betekenis hebben.
Laten we ons eerst afvragen, wat objectief in dit geval betekent. Kan men bijvoorbeeld vragen naar de objectieve betekenis van het getal 8? Komt men dan niet terecht in de sfeer van 11 als gekkennummer en 13 als ongeluksgetal? Dit hoeft niet het geval te zijn. De betrekkelijkheid van deze twee interpretaties hangt samen met het feit, dat deze niet op de realiteit slaan, en dat is voor objectiviteit een eerste vereiste. De omineuze functie van 13 hangt bijvoorbeeld samen met het 12-tallig stelsel der Babyloniërs, waar de 13 net het exces aangeeft. Dit 12-tallig stelsel berust echter op een symbool-keuze, waarvan men niet op voorhand mag aannemen, dat die realiteits-aspecten bezit. (Men kan bijvoorbeeld aannemen, dat men 12 gekozen heeft, (108) omdat het zo prettig rekent: 12=12x1, 6x2, 4x3.) Zo is 11 als narrencijfer ook gekozen als exces van 10 in het Romeinse telstelsel. En dan kan men weer met goede grond aannemen, dat 10 gekozen is, omdat we 10 vingers hebben.
Dit soort overwegingen, die dus van het symbool uitgaan, duidt men wel aan als magische interpretaties. Hetzelfde geldt voor het merendeel der kabbalistische exegeses. Bij onze analyse van de I-Tjing gaat het ons echter juist om realistische interpretaties.
Stellen we nu bijvoorbeeld, dat de ruimte drie dimensies heeft, dan hebben we hier te maken met een uitspraak die op een objectief gegeven berust. Dat wil niet zeggen, dat deze mededeling absolute geldigheid heeft. Iedere uitspraak over de realiteit is relatief en hangt samen met de situatie en de opstelling van de waarnemer. Dit is juist één der gronden van de relativiteitstheorie. Zo heeft de Duitse wiskundige Riemann (1826-1866) aannemelijk gemaakt, dat onze drie-dimensionale conceptie van de ruimte samenhangt met het feit, dat onze spieren zich in drie richtingen kunnen bewegen. Dit is echter ook geen toevalligheid, het orgaan past zich weer aan bij de situatie.
In elk geval is dit een universeel menselijk gegeven in die zin, dat het gelijkelijk geldt voor alle mensen.
Toen Einstein de tijd als vierde dimensie invoerde, gaf hij ook aan het getal vier een vaste basis. Op deze wijzen kunnen we de hierna volgende combinaties vinden. (109)

terug naar de Inhoud

Leren tellen met symbolen
0 de absolute realiteit, het onzienlijke, het geheel andere, de pre-realiteit, de chaos, het ongevormde
1 de eenheid in de natuur, de eenvoud der realiteit
2 de polariteit, de contrasten, de wereld der tegenstellingen en begrippen
3 de drie-dimensionale ruimte
4 de tijd, de verandering
5 het leven, het astrale (stervormige) beginsel van de waarneming
6 het geestelijke
7 het spectrum
8 het octaaf
9 de rijping
10 de volkomenheid

Op deze getallen komen we nog terug. Hier slechts een paar korte opmerkingen. Dat 5 het leven aanduidt komt, doordat in de anorganische natuur (bij voorbeeld de kristallen) het getal 5 praktisch geen rol speelt (wel 2, 3, 4, 6). Zelfs is het zo, dat het 5e element in het periodieke systeem niet stabiel is.
In de levende natuur speelt 5 echter een grote rol, zowel bij planten als bij dieren. Bloemformules zijn vaak 5-voudig. Het getal 5 komen we ook tegen bij de stervormige zeester en bij de vingers. Men spreekt wel van het astrale beginsel van de waarneming (vgl. ook de vijf zintuigen). (110)
Minder sprekend is de functie van de 6 als getal van de geest, dus ook van de mens. Het universele voorkomen van deze getal-symboliek kan echter niet goed genegeerd worden. In de Bijbel wordt de mens op de zesde dag geschapen. Boeddha noemt de mens de zes-zintuigen-machine (vijf zintuigen + hersenen).
Misschien is het deze hersenfunctie die aan het zintuiglijke leven wordt toegevoegd, die de objectieve grond voor het getal 6 uitmaakt.
7 is het spectrale getal, dat een grote rol speelt in de belevingswereld van de mens, die door de zintuigen ervaren wordt: de 7 tonen en de 7 kleuren. Curieus is, dat overal ter wereld de 7-daagse week het beste met het menselijke levensritme blijkt te stroken. Zowel de Franse als de Russische revolutie is er niet in geslaagd een 10-daagse week door te zetten.
8 is het octaaf, d.w.z. de herhaling van het eerste, zowel in het spectrum als in de week. Dit is ook de reden, waarom de besnijdenis in het jodendom op de 8ste dag plaatsvindt.
9 is het getal der rijping. De eerste associatie is die van de geboorte van de mens. Interessant is dat ook graan en wijnstok 9 maanden nodig hebben om tot rijping te komen. Dit is daarom zo treffend, omdat brood en wijn beide door gisting bereid worden, samen de oerspijs en de oerdrank vormen, met vlees en bloed van de mens geassocieerd worden en daardoor reeds in de pre-historie een sacrale betekenis hadden. (111)
10. Is 9 het getal der rijping, 10 is het getal der volkomenheid. Dit komt tot uitdrukking in allerlei symbolieken. Vooral in het bijbelse denken speelt 10 een grote rol. De 10 geboden - voorwaarden voor het volmaakte leven - worden in het Hebreeuws 'de 10 Woorden' genoemd. Volgens een oude exegese heeft God met 10 woorden de wereld geschapen, met 10 woorden (de 10 plagen) de zondige wereld vernietigd en met 10 woorden een nieuwe orde ingesteld, waarin de mens mede-verantwoordelijkheid draagt.

De profeet Ezechiël gebruikt de maten van de tempel, die allemaal 10-vouden zijn, als vermaning tot gerechtigheid voor het volk. Nu betekent bayith (tempel) in het Hebreeuws gewoon huis, en is dan ook van toepassing op het huis Israël - op ieder huis van de kinderen Israëls. Bovendien is ook ons lichaam een tempel, waaraan we eveneens aan handen en voeten (bij ons handelen en wandelen) het getal 10 kunnen aflezen. Daar 5 ook symbool voor de daad en voor de leer is, is 10 dus de combinatie van theorie en praktijk, gedrag en gebod, de zintuiglijke en de geestelijke wereld.

Voor de interpretatie van de I-Tjing zijn het vooral de 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 9 die een belangrijke rol spelen.
Nadere uitwerking hiervan gaat het kader van dit boek te buiten. Maar we hebben aannemelijk trachten te maken, dat ook spontaan genoemde getallen een objectieve functie hebben. Wij hebben ons hierbij beperkt tot de even en de oneven getallen, maar verder onderzoek zou ons ook inzicht kunnen verschaffen in de specifieke keuze der getallen. (112) Het is onze overtuiging dat bij het hanteren van de I-Tjing als projectie-test, op bijzondere wijze van deze symbool-relaties gebruik gemaakt wordt.
Een geheel ander probleem is de vraag of bij de toevalsgooi dezelfde resultaten geboekt worden. Jung en Pauli hebben dit trachten te verklaren uit het synchroniciteitsbeginsel, waarop we in het volgende hoofdstuk nog terugkomen. Zelf geven we echter de voorkeur aan de constructieve of projectieve methode en vermijden we de toevalsmethode. Bij vergelijkend onderzoek hebben we hier altijd minder treffende resultaten bereikt, en we zouden de lezers daarom willen aanraden niet hun toevlucht tot het toeval te nemen, maar methoden te kiezen die ook rationeel volkomen doorzichtig te maken zijn. (113)

terug naar de Inhoud

IX. Renaissance van de I-Tjing
De oude wijzen hebben de hexagrammen ontworpen om waar en vals te onderscheiden. K'oeng-foe-tseu

Het relatie-begrip in de I-Tjing
In het eerste hoofdstuk hebben we gewezen op de analogie van de betrekking tussen de trigrammen met de relatie tussen uitspraken in de logica. Deze uitspraken kunnen waar of onwaar zijn, wat wordt aangeduid door de symbolen 0 en 1. Volgens K'oengfoe-tseu gaat het er in de I-Tjing uiteindelijk ook om tussen waar en vals te onderscheiden. Dit geschiedt echter niet door te onderscheiden tussen ware en onware uitspraken, maar door de conclusie zelf met de realiteit te vergelijken. Tussen de trigrammen bestaat niet de verhouding van waar en onwaar, maar van Yang en Yin. Zoals we zagen kan Yang en Yin ook met positief en negatief in verband gebracht worden, maar deze termen hebben dan een andere functie dan in de logica.
Er is veel geschreven over de betrekkingen tussen de trigrammen, maar men is er nooit in geslaagd al deze relaties onder één noemer te brengen. Zeer (114) ruim genomen kan men spreken van implicaties, maar het is niet mogelijk deze verhoudingen volledig te formaliseren.
Het is gebruikelijk de implicatie te omschrijven met 'als', waarbij men zich dient te realiseren, dat het hier niet om noodzakelijke, maar om toelaatbare gevolgen gaat. Voor diegenen, die zich weinig met logica hebben beziggehouden, is het moeilijk te verwerken, dat de uitspraak:
als een paard een vogel is, is 2x2 vier.
Hij zou nog eerder geneigd zijn te aanvaarden, dat in dit geval 2x2 vijf was, omdat dan uit nonsens (een zinloze uitspraak) weer nonsens volgt. De logica stelt zich echter op het standpunt: 'ex falsu quod libet', d.w.z. uit een onjuiste uitspraak mag men alles concluderen. Beide volgende uitspraken zijn dus correct:
als een paard een vogel is, is 2x2 vier en als een paard een vogel is, is 2x2 vijf.
Het doordenken van deze formele implicaties - wat buiten het bestek van deze korte monografie valt - kan ons helpen ons implicatie-begrip te verruimen. Dit blijkt b.v. van groot belang te zijn voor de computer-logica. (115)
De laatste decennia zijn er verschillende studies verschenen over de soorten implicatie, waarbij o.a. aandacht besteed wordt aan oorzaak en gevolg, voorteken en vervolg, voorwaarde en gevolg, inzet en doel, participatie, synchroniciteit en negatieve tijdsrelatie (waarbij het gevolg er eerder is dan de oorzaak, een verschijnsel dat zich bij elektronen voordoet).
Onder participatie verstaan we een verschijnsel, dat door de Franse etnoloog Lucien Lévy-Bruhl voor het eerst uitvoerig onderzocht is. Deze verstond hieronder, dat voor het primitieve denken wezens op irrationele wijze met elkaar verbonden zijn. Een bekend voorbeeld hiervan is het nagualisme, dat o.a. bij sommige Indianen-stammen voorkomt. Een nagual is een dier waarmee een persoon op leven of dood verbonden is. Als een Indiaan een slang als 'nagual' heeft, sterft hij ook als de slang wordt gedood. Men heeft hier wel de oorsprong van het totemisme willen vinden. Bekend is ook de grote verbondenheid van de Zuidamerikaanse gaucho met zijn paard.

Onder synchroniciteit verstaan we het parallel optreden van twee fenomenen met hetzelfde model. Jung en Pauli trachten op deze wijze het samenvallen van toevalstreffers met het I-Tjing-signaal te verklaren.
Werpt men dus het duizendblad, dan zal dit door de wet der gelijktijdigheid synchroon lopen met een teken uit de I-Tjing. Zonder dit volstrekt te willen uitsluiten, achten wij dit toch een uitermate zwakke hypothese. Alle keren dat wij zelf een vergelijkende (116) proef genomen hebben, viel deze ten gunste van de constructie- en projectie-methode uit.
In een uitvoeriger geschrift zullen we trachten een overzicht van alle implicaties te geven en deze in verband te brengen met de relaties tussen de trigrammen. De hier geschetste voorbeelden dienen slechts om te wijzen op de pluriformiteit van het implicatiebeginsel.

terug naar de Inhoud

I-Tjing-Renaissance
Het is opvallend, dat de I-Tjing enorm en vogue is. Ieder jaar verschijnen er nu nieuwe vertalingen van een commentaar op de I-Tjing. Uiteraard is niet alles even waardevol, maar verrassend is toch de veelheid van associaties en toepassingen. Gia-Fu Feng en Jerome Kirk slaagden erin de I-Tjing als uitgangspunt te nemen voor meditatie- en yoga-oefeningen. R.G.H. Siu bracht de I-Tjing in verband met 700 citaten uit de wereldliteratuur. Lavier toont aan hoe men ook actuele situaties in een hexagram kan uitdrukken.

Ter afsluiting zullen we pogen iets van deze veelvormigheid aan de lezer over te dragen. We kiezen daartoe de eerste lijn van het 56ste hexagram. Dit luidt in het Chinees Lu, hetgeen meestal wordt vertaald door wandelen, zwerver, reiziger.
De twee trigrammen zijn 'vuur boven berg'. De berg is symbool voor starheid, het vuur voor beweging. (117) De verklaring is derhalve: iets of iemand die van honk vertrekt.
Door verandering van de eerste Yin-lijn in een Yang-lijn ontstaat het 30ste teken Li, d.w.z. het vuur boven het vuur. Het vuur is het teken van de afhankelijkheid, het hechten aan iets. Vuur boven vuur betekent dus: sterke afhankelijkheid, geringe zelfstandigheid. De reiziger die zich op weg begeeft, riskeert dus grote afhankelijkheid. Hij dient bescheiden en voorzichtig te zijn en zich zelf niet arrogant op te stellen.
R.G.H. Siu vertaalt 'Lu' door 'newcomer' (pas aangekomene, nieuweling). Als element van de verklaring van de 1ste lijn geeft hij: 'De pas aangekomene wordt arrogant en uitdagend. Hij dreigt zijn huis en bediende te verliezen en vindt zich zelf in een gevaarlijke situatie.' Als literaire pendant geeft hij een korte tekst van de Amerikaanse satiricus Stephen Crane (1871-1900):
Een man zei tot het heelal: "Mijnheer, ik besta!"
"Dit feit", antwoordde het heelal, "heeft evenwel in mij geen gevoel van dankbaarheid geschapen."
Gia-Fu-Feng en Jerome Kirk geven als commentaar bij vers 1: 'De vreemdeling, te zeer in beslag genomen door details, lokt het onheil uit.' In de yoga-oefeningen wordt deze geestelijke waarschuwing in bewegingen uitgedrukt. (118) Lavier geeft de zeer pregnante formulering: 'Vreemdelingen zijn voortdurend in gevaar.'
Bijzonder instructief is ook zijn exegese van het pictogram van Lu:
Onder het dak, dat gevormd wordt door de kruin van de wortelboom, rusten twee mannen: het zijn reizigers, d.w.z. 'vreemdelingen'.

Een hedendaagse Chinese wijze, Yüan-Kuang geeft een prachtige analyse van het teken Lu, die dank zij Charles Canone ook in Europa bekend is geworden. Het is met een citaat uit dit prachtige I-Tjing-commentaar, dat we dit hoofdstuk besluiten als een teken van de alom gewekte belangstelling voor dit oude wijsheidsboek:
Hoofdbetekenis: Verlies van de innerlijke positie, het onderste trigram is het gebergte, dat niet verandert; het bovenste is het vuur, dat opstijgt en niet op zijn plaats blijft: symbolisch beeld voor het zich verwijderen in tegengestelde richting, zonder op zijn plaats te blijven.
Er loert buiten gevaar en dit hexagram is het symbool van de reiziger, de dwalende. Het is mogelijk dat men een kleine vrijheid verwerft, en over het geheel genomen is er een gelukkige prognose onder voorwaarde, (119) dat de reiziger het rechte pad niet verlaat en overal rekening houdt met de heersende zeden.
En bij de eerste lijn wordt gezegd: 'Deze lijn op deze plaats is een zwakke en weke mens midden in de risico's van een reis ... Hij staat aan alles bloot en lijdt schande en schade ... Zijn neigingen brengen hem in ellende en ongeluk.' Maar de tekst houdt tevens een waarschuwing in.

Het is vooral Richard Wilhelm geweest, die op deze waarschuwing de nadruk gelegd heeft: 'Een reiziger moet zich niet afgeven met minderwaardige zaken die hij onderweg ontmoet. En juist naarmate hij in een nederiger positie verkeert, moet men trachten zijn innerlijk waardigheid te behouden. Want een vreemdeling vergist zich als hij waant een gul onthaal te krijgen door zich zelf te verlagen tot ruwe scherts en spot. Het resultaat zal dan alleen verachting en belediging zijn.'
In deze regels ligt ook een waarschuwing voor ons westerlingen, die op reis gaan naar het verre Oosten, om iets van de oude wijsheid te leren. Naarmate we onze innerlijke waardigheid weten te bewaren, zullen we van dit avontuur van de geest, meer verrijkt weer thuiskomen. En is dit niet de grootste winst van iedere reis, die we in dit leven ondernemen? (120)

terug naar de Inhoud

Literatuur
In de loop van ruim honderd jaar zijn een aantal westerse vertalingen (met commentaren) op de I-Tjing, het Chinese Boek der Ontwikkelingen, geschreven. We noemen slechts:
James Legge: 'The Yi King', Sacred Books of the East, vol. XVI, 1899;
Richard Wilhelm: 'I Ging, das Buch der Wandlungen', Jena 1924 (Nederlandse vertaling bij N. Kluwer);
Richard Wilhelm: 'Wandlung und Dauer, Die Weisheit des I Ging', Düsseldorf-Köln 1931;
Meister Yüan-Kuang: 'I Ging, Praxis Chinesischer Weissagung', München 1951;
Hellmut Wilhelm: 'Die Wandlung, Acht Essays zum I-Ging', Rhein Verlag 1959;
E. H. Gräfe: 'I Ging, Buch des Stetigen und der Wandlung', Grafe Verlag, 1967;
E. H. Gräfe: 'Die acht Urbilder des I-Ging', Gräfe Verlag, 1968;
John Blofeld: 'The Book of Change', Allen & Unwin, London 1968;
R.G.H. Siu: 'The Man of Many Qualities, A legacy of the I Ching', MIT Press I968;
J. Lavier: 'Le Livre de la Terre et du Ciel, les secrets du Yi King', édition Tchon, Paris 1969;
Gin-Fu Feng and Jerome Kirk: 'Tai Chi - A way of Centering and I Ching', London 1970;
Alfred Douglas: 'The Oracle of Change', London 1971.

James Legge begon met zijn vertaling in 1854 en voltooide zijn werk in 1882, maar pas in 1899 verscheen de volledige uitgave. Hij maakte hierbij slechts in beperkte mate gebruik van de prestaties van voorgangers. Met waardering vermeldt hij 'A Translation of the Confucian Yi King, or the 'Classic of Changes', with Notes and Appendix', dat in 1876 te Shanghai verscheen van de hand van Rev. Canon Mc Clatchie. Pas na het verschijnen van zijn eigen vertaling kreeg Legge ook nog inzage in een Latijnse weergave uit 1880: 'Cursus Litteraturae Sinicae', waarvan 100 bladzijden aan de tekst van de I-Tjing gewijd waren.
Overige - minder bekende vertalingen - zijn van P. Regis en andere rooms-katholieke missionarissen. Deze Latijnse bewerking werd in 1834 uitgegeven door Jules Mohl als 'Y-King, antiquissimus Sinarum Liber' (d.i. de I-Tjing, het oudste Chinese boek). Een gedeeltelijke vertaling is ook geleverd door M. Terrien de Lacouperie en R. K. Douglas. Maar bij elkaar is het niet zo veel in vergelijking met de meer dan honderd vertalingen en bewerkingen van de 'Tao-Teh-Tjing' van Lao-tseu.
Al deze I-Tjing-uitgaven steunen op Chinese commentaren, waarvan sommige zich verliezen in de schemer der verre oudheid. Gezien de belangrijke rol die de I-Tjing in de Chinese cultuur gespeeld heeft, mogen we het vermoeden uitspreken dat de I-Tjing met de Bijbel, de Qoraan, de Veda's, de Upanishads, de Tripitika van Boeddha, de Avesta en de Edda's tot de meest gecommentarieerde boeken der mensheid behoort.


terug naar het literatuuroverzicht






^