Het bestaan van Jezus


Met enige regelmaat verschijnen er tijdschriftartikelen en boeken waarin de schrijvers ervan beweren dat Jezus niet zou hebben bestaan. Hij zou een denkbeeldige, mythische figuur zijn, van wie de uitspraken en daden verzonnen zijn door de leden van een godsdienstige beweging, die nu het Christendom wordt genoemd.
Er bestaan echter wel degelijk meerdere bronnen, ook buiten het Christendom, waarin van het bestaan van Jezus melding wordt gemaakt of waarin er op andere wijze naar Jezus wordt verwezen.

Inhoud

1. De bekering van Saulus op weg naar Damascus
2. Wikipedia
3. Archeologen ontdekken graf van apostel Filippus
4. Heeft Jezus echt bestaan?
5. Klik hier voor een tweetal artikelen uit InfoNu.nl waarin een groot aantal tekstverwijzingen naar het bestaan van Jezus is verzameld.
6. Klik hier voor een drietal artikelen waarin een aantal archeologische aanwijzingen voor het bestaan van Jezus zijn beschreven.
7. Klik hier voor een artikel over De Eerste Openbaring van Jacobus, lessen van Jezus aan zijn broer Jacobus
8. Historici zijn het erover eens dat Jezus ongeveer 2000 jaar geleden werd terechtgesteld.
9. Hoe zag Jezus eruit?
10. Aanwijzingen voor het bestaan van Pontius Pilatus.
11. Videoserie the Metatron: Wat zeggen Romeinen over Jezus?
12. Quora. Michel Meijer, bijbelonderzoeker geeft antwoord op de vraag naar het bestaan van Jezus.

1. De bekering van Saulus op weg naar Damascus
Als de Farizeeër Saulus, beijverde de latere apostel Paulus zich om her en der pas gevormde christengemeenten uit te roeien. Met dat doel was hij op weg naar Damascus, waarbij Jezus aan hem verscheen in een visioen (Handelingen 9:1-19). Op één en dezelfde dag veranderde hij door die ingrijpende ervaring van christenvervolger in de meest geslaagde apostel (zendeling) in dienst van Jezus. Het is aan de niet aflatende zendingsijver van Paulus te danken, dat de kerk van Jezus Christus in betrekkelijk korte tijd in het hele Middellandsezee-gebied werd gegrondvest.
Paulus zelf getuigt dat het de (buitenzintuiglijke) verschijning van Jezus was, die hem in één tel bekeerde:

(Galaten 1:11-24) Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb niet door mensen is bedacht - ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd - maar dat Jezus Christus aan mij is geopenbaard. U hebt gehoord hoe ik vroeger volgens de Joodse godsdienst [als Farizeeër] leefde, dat ik de gemeente van God fanatiek vervolgde en haar probeerde uit te roeien. Ik leefde de Joodse wetten heel wat strikter na dan velen van mijn generatie en zette mij vol overgave in voor de tradities van ons voorgeslacht. Maar toen besloot God, die mij al vóór mijn geboorte had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen.
Ik heb toen geen mens om raad gevraagd en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabia gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten en bij hem bleef ik twee weken. Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf.
Daarna ging ik naar het kustgebied van Syrië en van Cilicië. De christengemeenten in Judea hadden mij nog nooit ontmoet, maar iedereen had over mij horen vertellen: "De man die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij toen probeerde uit te roeien!" En zij prezen God om mij.

De overweldigende indruk, die de verschijning van Jezus op Paulus heeft gemaakt - nadat zijn geestesoog was geopend - had tot gevolg dat hij Jezus in het middelpunt van zijn denken, voelen en streven plaatste. Deze volledige ommekeer van zijn geloofsijver is alleen te verklaren, als hij Jezus ook daadwerkelijk heeft gezien. Op meerdere plaatsen in zijn zendingsbrieven getuigt hij daarvan (Galaten 1:11-24, 1 Kor. 15:1-20, 2 Kor. 4:1-6) en noemt hij zichzelf van vóór zijn bekering, een misbaksel.

terug naar de Inhoud

2. Wikipedia
Verwijzing naar Jezus als de broer van Jakobus in de werken van de joodse historicus Flavius Josephus (37-101 n. Chr.). Dit staat in de Joodse Oudheden (namelijk 20.200 of 20.9.1). Het betreft de terechtstelling van een man, die traditioneel wordt geïdentificeerd als Jakobus de Rechtvaardige.

197 "Nadat Caesar op de hoogte was gebracht van de dood van Festus, zond hij Albinus als procurator naar Judea. Maar de koning zette Jozef uit zijn hogepriestersambt en schonk die waardigheid aan de zoon van Ananus, die eveneens Ananus heette. 198 Het verhaal gaat dat deze oudste Ananus een zeer gelukkig man was, want hij had vijf zonen die allemaal het voorrecht hadden God als hogepriester te mogen dienen, nadat hij zelf eerder die waardigheid lange tijd had bekleed, een voorrecht dat geen van onze hogepriesters ooit ten deel was gevallen. 199 Maar deze jonge Ananus die, zoals wij al hebben vermeld, tot hogepriester was benoemd, was iemand met een stoutmoedig en schaamteloos karakter; hij behoorde ook tot de sekte der Sadduceeën die, zoals wij al hebben gezien, meer dan alle andere joden, zeer streng zijn bij het veroordelen van misdadigers.

Iesous Christos Pantokrator
St Catharinaklooster, Sinaï
200 Omdat Ananus dus een dergelijk karakter had, meende hij dat er zich een geschikte gelegenheid voordeed - want Festus was dood en Albinus nog onderweg - en riep hij de Hoge Raad van rechters bijeen en liet voor hen de broer van Jezus, die Christus werd genoemd, wiens naam Jakobus was en een aantal anderen voorgeleiden. Nadat hij hen had aangeklaagd als overtreders van de wet, liet hij hen door steniging ter dood brengen.
201 De burgers die het meest redelijk leken en het meest bezorgd waren over het overtreden van de wetten, waren echter ontevreden over wat er was gebeurd. Zij zonden dus een gezantschap naar de koning met het verzoek dat hij Ananus zou laten weten dat hij zich voortaan van dergelijke handelingen moest onthouden, omdat wat hij al had gedaan niet was te rechtvaardigen. 202 Enigen van hen gingen zelfs Albinus tegemoet, die op terugreis was vanuit Alexandrië, en herinnerden hem eraan dat het onrechtmatig was dat Ananus de Hoge Raad bijeen had geroepen zonder zijn toestemming. 203 Albinus gaf vervolgens gehoor aan wat zij hadden gezegd en schreef een woedende brief aan Ananus, waarin hij dreigde hem te zullen straffen voor wat hij had gedaan. Nadat hij dus maar drie maanden het hogepriestersambt had bekleed, ontzette koning Agrippa hem uit het ambt en benoemde Jezus, de zoon van Damneus, tot hogepriester."

Dit citaat uit de Joodse Oudheden wordt door vrijwel alle wetenschappers in zijn geheel als authentiek beschouwd.[1][2] Een reden om het als oorspronkelijk te aanvaarden is dat de passage, anders dan het Testimonium (de andere plaats die naar Jezus verwijst), op verschillende plaatsen wordt vermeld door Origenes. Bovendien past de frase 'de broer van Jezus, die men Christus noemt' niet bij de theologische voorkeuren van christenen uit de tijd van Origenes en Eusebius, die Jakobus niet als letterlijke broer van Jezus zagen en hem altijd 'de broer van de Heer' noemen.
Emil Schürer was een van de weinige wetenschappers, die de hele passage verwierp, voornamelijk vanwege de a priori reden dat Josephus voor zijn Romeinse lezers de vermelding van het joodse geloof in een messias achterwege wilde laten.[3] 'Christus' is hier echter waarschijnlijk bedoeld als naam, niet als titel.
George Albert Wells en Richard Carrier hebben geopperd dat de woorden 'die Christus werd genoemd' oorspronkelijk niet in de passage stonden, maar dat die woorden door een christelijke kopiist als een kanttekening zijn toegevoegd, en later in het geheel van de tekst zijn ingelijfd.[4][5] Enkelen vechten de hele passage aan op basis van discrepanties tussen de Joodse Oudheden en De Joodse Oorlog. Maar opmerkelijke verschillen tussen deze twee werken, met elk hun eigen doelstelling, komen wel vaker voor.

[1] Louis H. Feldman, 'Josephus' Anchor Bible Dictionary, Deel. 3, pag. 990-1.
[2] J. Carleton Paget, (2001), p. 546.
[3] Whealey (2003), pag. 170.
[4] George Albert Wells, Did Jesus Exist? 1986, p. 11
[5] Richard Carrier, 'Origen, Eusebius, and the Accidental Interpolation in Josephus, Jewish Antiquities 20.200', Journal of Early Christian Studies 20.4 (2012), p. 489-514.

Er komt in Josephus' beschrijvingen nog een tweede plaats voor waar naar Jezus wordt verwezen - het Testimonium genoemd - maar deze plaats is duidelijk aangepast aan de wensen van Christelijke kopiëerders.

terug naar de Inhoud

3. 'Archeologen ontdekken graf van apostel Filippus'
Scientias, geschreven door Caroline Hoek op 28 juli 2011

Archeologen maken bekend dat ze het graf van de apostel Filippus hebben ontdekt. Het graf is nog niet geopend. Italiaanse wetenschappers troffen het graf in de stad Hierapolis, Turkije aan. "We hebben jaren naar de tombe van de heilige Filippus gezocht," zo laat archeoloog Francesco D'Andria aan een Turks nieuwsagentschap weten. "Uiteindelijk hebben we de tombe gevonden tussen de ruïnes van een kerk."

Prediken

Filippus was één van de twaalf discipelen van Jezus. Nadat Jezus stierf, trok de apostel waarschijnlijk richting Turkije om te prediken. Maar dat werd hem niet in dank afgenomen, zo is onder meer in het Katholiek Nieuwsblad te lezen.

Marteldood

Filippus werd ergens rond 80 na Christus veroordeeld tot de marteldood en in Hierapolis gekruisigd of onthoofd. Veel later zouden zijn stoffelijke resten in een kerk te ruste zijn gelegd.
De archeologen hebben het graf nog niet geopend, maar zijn ervan overtuigd dat het aan Filippus toebehoort. Geschriften op de muren van het graf wijzen daarop. Het is aannemelijk dat het graf in de toekomst uitgroeit tot een bedevaartsoord.

terug naar de Inhoud

4. Heeft Jezus echt bestaan?
Scientias. 25-12-2016, Caroline Kraaijvanger

Vandaag herdenken christenen wereldwijd de geboorte van Jezus. Maar heeft Jezus echt bestaan?
Wereldwijd komen christenen vandaag bij elkaar om de geboorte van Jezus te herdenken. De Bijbel vertelt dat Jezus - de Zoon van God - in een stal in Betlehem ter wereld kwam om de ernstig verstoorde relatie tussen God en de mensen te herstellen. Een prachtig verhaal dat een interessante vraag oproept: heeft Jezus echt bestaan?

Consensus

Jezus Christus
De relevantie van deze vraag overschrijdt de kerkmuren. De afgelopen eeuwen hebben historici wereldwijd zich over dit vraagstuk gebogen en er bibliotheken over vol geschreven. Het leidde gaandeweg tot een zekere consensus omtrent de historische Jezus, zo vertelt professor Robert Van Voorst, auteur van het in 2000 verschenen boek 'Jesus Outside the New Testament: An Introduction to the Ancient Evidence', aan Scientias.nl. "De meeste moderne wetenschappers zijn zo overtuigd van de historiciteit van Jezus, dat ze het bespreken ervan onnodig of zelfs een verspilling van tijd vinden."

De bronnen
Die consensus is gebaseerd op jarenlang onderzoek. Maar hoe doe je eigenlijk onderzoek naar het leven van een persoon die - naar verluidt - rond het begin van de jaartelling leefde? "Op dezelfde manier als een historicus onderzoek doet naar elke andere historische persoon," vertelt professor Bert Jan Lietaert Peerbolte, hoogleraar Nieuwe Testament aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, aan Scientias.nl. "Je gaat op zoek naar sporen die iemand heeft achtergelaten."
In het geval van Jezus gaat het dan om sporen in de literatuur. Het bekendst zijn natuurlijk de vier evangeliën - Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes - die in de eerste eeuw zijn geschreven en verslag doen van het leven van Jezus. Daarnaast zijn er echter ook verschillende niet-christelijke teksten uit de Oudheid die naar Jezus verwijzen.
"Belangrijke Romeinse historici die aan het eind van de eerste eeuw werkten, zoals Tacitus en Suetonius, beschrijven Jezus als de oprichter van het christendom," vertelt Van Voorst. "Ze stellen dat hij een beweging begon, gekruisigd werd en dat die beweging enigszins een bedreiging bleef vormen voor de Romeinse overheid." Daarnaast zijn er verschillende Joodse bronnen die Jezus noemen.

Kritisch
Er zijn al met al dus heel wat oude bronnen die melding maken van Jezus. Maar hoe betrouwbaar zijn ze? "Die teksten moeten we inderdaad heel kritisch bekijken," vindt Lietaert Peerbolte. Als voorbeeld haalt hij het Testimonium Flavianum van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus aan. In deze passage wordt Jezus meerdere malen genoemd. Maar er zijn sterke aanwijzingen dat er met de tekst is geknoeid: christelijke overschrijvers zouden het werk van Josephus hier en daar wat hebben aangepast. "Zo beschrijft Josephus Jezus als 'een wijs mens, als we hem tenminste mens mogen noemen'. Dat laatste is er ongetwijfeld door christenen aan toegevoegd."
Net zo kritisch moeten we kijken naar Romeinse teksten en de evangeliën. "Je moet je voortdurend afvragen: wat is historisch betrouwbaar?" En als we al die historisch betrouwbare materialen dan inventariseren, lijkt er geen twijfel mogelijk te zijn. "Het is hoogst onwaarschijnlijk dat al het materiaal waarin Jezus wordt genoemd, tot stand is gekomen op basis van een verzinsel," concludeert Lietaert Peerbolte.

Ontkennen

Origenes (185 - 253)
Er zijn dus tal van teksten uit de eerste eeuwen waarin Jezus wordt genoemd. Maar zijn er uit diezelfde periode ook teksten die het bestaan van Jezus in twijfel trekken? Het antwoord is verrassend. "Nee, er zijn geen documenten uit de Oudheid bekend die het bestaan van Jezus ontkennen." Dat is frappant. Zeker als je bedenkt dat er in de Oudheid wel mensen zijn die fel tegen Jezus tekeergaan.
De Griekse filosoof Celsus (hij leefde in de tweede eeuw) is er één van, zo weten we uit teksten van zijn collega-filosoof Origenes. In zijn 'Contra Celsum' vat Origenes de anti-christelijke standpunten van Celsus samen om die vervolgens te weerleggen. Zo lezen we dat Celsus de maagdelijke ontvangenis onzin vond en de goddelijke krachten van Jezus degradeerde tot magie. Maar ook Celsus trekt het bestaan van Jezus geen moment in twijfel. Het suggereert dat het idee dat Jezus niet echt had bestaan op dat moment ook helemaal niet in omloop was, aldus Lietaert Peerbolte. Anders had Celsus het ongetwijfeld in de strijd gegooid.

Net als van Jezus zijn van Alexander de Grote geen rechtstreekse portretten bekend. Pas veel later zijn mensen over Alexander de Grote gaan schrijven. Sterker nog: de periode tussen het leven van Alexander en het moment waarop er voor het eerst over hem wordt geschreven is veel langer dan de periode tussen het leven van Jezus en het moment waarop er (buiten de Bijbel om) voor het eerst over Jezus wordt geschreven. "En toch is het voor niemand een vraag of Alexander de Grote heeft bestaan, maar ondertussen is het bestaan van Jezus wel een vraag. Dat is frappant," vindt Lietaert Peerbolte.

De discussie
Hoewel de meeste moderne wetenschappers er op basis van al die bronnen dus van overtuigd zijn dat Jezus echt heeft bestaan, zijn er nog altijd onderzoekers die de Jezusmythe aanhangen. En zo af en toe vlamt de discussie over de historiciteit van Jezus dan ook weer op. Dat gebeurde bijvoorbeeld vorig jaar nog toen predikant Edward van der Kaaij zijn boek 'De ongemakkelijke waarheid van het christendom' presenteerde. Hij stelt in het boek dat de historische Jezus nooit heeft bestaan en het leven van Jezus zoals dat in de Bijbel beschreven wordt, gebaseerd is op elementen uit de Oud-Egyptische religie.
Lietaert Peerbolte ziet het als een opleving van een discussie die in de negentiende eeuw ontstond. Die discussie begint met het in twijfel trekken van de wonderverhalen: de passages in het evangelie die melding maken van een wonder dat Jezus verricht. Men stelde dat die wonderverhalen niet echt gebeurd zijn, maar symbolisch bedoeld zijn. In die opvatting vallen de wonderen weg, maar blijven de ethische lessen van Jezus overeind.

Tot Allard Pierson in 1878 zijn boek 'De bergrede' publiceert. Hierin stelt hij dat de bergrede - een ethische onderwijzing - van Jezus een compositie is van de evangelist en dus niet door Jezus zelf is uitgesproken. Na de wonderen wordt nu dus ook de historische betrouwbaarheid van de prediking van Jezus onderuit geschoffeld. "Voortgaand op deze lijn komt hij (Pierson, red.) tot het inzicht dat niet alleen alle bewijsmateriaal over de historische Jezus twijfelachtig van aard is, maar dat het uiteindelijk het beste geïnterpreteerd kan worden vanuit het perspectief dat Jezus geen historische figuur was, maar een gehistoriseerde verdichting," zo schrijft Lietaert Peerbolte hierover in het Nederlands Theologisch Tijdschrift.
"Pierson stelt dus eigenlijk: we hebben geen betrouwbare informatie over Jezus en dus heeft hij niet geleefd," legt Lietaert Peerbolte aan Scientias.nl uit. "Als we diezelfde methode toepassen op Alexander de Grote (zie kader), moeten we ook concluderen dat hij niet heeft geleefd.
Het is een hyperkritische benadering van complotdenkers die totaal niet wetenschappelijk verantwoord is. Ik spreek hierbij over complotdenkers omdat veel mensen met een hyperkritische houding het idee hebben dat een groepje losgeslagen Joden een mythe heeft bedacht over een godmens en die mythe vervolgens gepersonaliseerd heeft in Jezus. In dat scenario gaat de mythe dus vooraf aan het verhaal en het verhaal gaat weer vooraf aan de persoon. Dat is zo vergezocht. Dat kan ik onmogelijk serieus nemen."

De Bijbel vertelt dat Jezus gekruisigd werd. Romeinse geschiedschrijvers bevestigen dat. "De kruisiging is een argument om te zeggen dat het bestaan van Jezus onmogelijk een verzinsel kan zijn. Het is namelijk zo'n ongelofelijk ongelukkig verhaal," vindt Lietaert Peerbolte. "Het is de afgezant van God die aan het kruis hangt. Dat staat in schril contrast met de koninklijke gestalte die de Joden verwachtten en de machtige gestalte die volgens de Grieken de vloer aan zou vegen met zijn tegenstanders. De kruisiging kunnen de eerste christenen niet verzonnen hebben, want daar hadden ze geen baat bij en hebben ze eigenlijk alleen maar last van gehad."

Relevant
Dat de discussie over het bestaan van Jezus van tijd tot tijd oplaait, is geen wonder, vindt Van Voorst. "Het christendom is de grootste en meest wijdverspreide religie, dus de status van de belangrijkste figuur in deze religie - Jezus Christus - is belangrijk. Daarnaast is het christendom een op de geschiedenis gebaseerde religie waarin men - net als in het Jodendom - aanneemt dat God zich tijdens belangrijke historische gebeurtenissen liet zien of ingreep. Dus of bepaalde mensen echt hebben bestaan en of bepaalde gebeurtenissen zich daadwerkelijk hebben afgespeeld, is belangrijk.
Dit staat in schril contrast met andere religies zoals het boeddhisme of het taoïsme die gebaseerd zijn op onderwijzingen die hun oorsprong vinden in ongebruikelijke, menselijke inzichten en niet gebaseerd zijn op personen of de geschiedenis. Als zou blijken dat Gautama de Boeddha niet echt heeft bestaan, zou er in het Boeddhisme weinig veranderen. Als zou blijken dat Jezus niet echt heeft bestaan, zou het christendom zoals wij dat kennen, ernstig beschadigd raken en misschien zelfs tot een einde komen."
Maar ook buiten de kerkmuren om is de vraag of Jezus echt bestaan heeft, relevant, vindt Lietaert Peerbolte. "Het maakt niet uit of je nu gelovig bent of niet: Jezus heeft een enorme invloed gehad op de wereld, zowel religieus als cultuur-historisch."

Zullen we dan ooit nog met zekerheid vast kunnen stellen of Jezus echt heeft bestaan? "Dat is lastig," denkt Lietaert Peerbolte. "Wat zou je daarvoor moeten vinden? Het graf van Jezus? Of zijn botten? Maar hoe kom je er dan achter dat het echt om resten van Jezus gaat? Je hebt geen DNA dat je kunt vergelijken. Misschien dat het ontdekken van een tekst van Jezus zou helpen? Maar weer geldt: hoe weet je dat die tekst echt van Jezus is?" Het is een probleem dat inherent is aan elk historisch onderzoek. "We kunnen niet verifiëren, alleen maar reconstrueren."
Van Voorst onderschrijft dat. "Zullen we ooit honderd procent zeker kunnen zijn van iets of iemand in het verre verleden? Ik betwijfel het. Maar we hebben meer zekerheid over het bestaan van Jezus dan over het bestaan van mensen zoals Lao tse (de vermeende oprichter van het taoïsme), Zarathoestra of zelfs Gautama de Boeddha of Mozes. En we hebben minstens net zoveel bewijs voor het bestaan van Jezus als voor het bestaan van andere oude figuren zoals Alexander de Grote of Julius Caesar."

Bronmateriaal:
Interview met prof. dr. Bert Jan Lietaert Peerbolte
Interview met prof. dr. Robert Van Voorst

terug naar de Inhoud


7. De Eerste Openbaring van Jacobus
Grieks geschrift met geheime lessen van Jezus aan zijn broer ontdekt
Scientias, 1 december 2017 Vivian Lammerse


de Griekse tekst van
De Eerste Openbaring van Jacobus
Nooit werd vermoed dat deze Griekse teksten de oudheid zouden hebben overleefd.
Onderzoekers hebben de Eerste Openbaring van Jacobus in het oorspronkelijke Grieks gevonden. Voorheen werd gedacht dat alleen de Koptische vertaling uit de Nag Hammadi bibliotheek de tand des tijds had doorstaan.

Het huidige Nieuwe Testament bestaat uit 27 boeken die door Athanasius, bisschop van Alexandrië, zijn vastgesteld. De Eerste Openbaring van Jacobus kwam klaarblijkelijk volgens de bisschop niet in aanmerking voor een plekje in de Bijbel. Zo schrijft de bisschop in de Paasbrief: "Geen enkel boek mag eraan toegevoegd of uit weggenomen worden."

Verhaal
Het oude verhaal beschrijft de geheime lessen van Jezus aan zijn broer Jacobus. Jezus openbaart hierin over het hemelse rijk en toekomstige gebeurtenissen. Ook de onvermijdelijke dood van Jacobus komt aan bod. "De tekst is een aanvulling op het Bijbelse verslag van Jezus' leven," zegt Geoffrey Smith, assistent-professor in religieuze studies. "Het geeft ons meer duidelijkheid over de gesprekken die naar verluidt plaatsvonden tussen Jezus en zijn broer. Dankzij deze geheime lessen kon Jacobus een goede leraar zijn na de dood van Jezus."

Nag Hammadi Bibliotheek
De ontdekking van het Griekse geschrift over de Eerste Openbaring van Jacobus is erg bijzonder. De Nag Hammadi Bibliotheek bestaat namelijk uit een collectie van dertien boeken, gevonden in 1945 in Egypte. De geschriften zijn koptische vertalingen van teksten die oorspronkelijk in het Grieks geschreven zijn. Alleen een klein deel hiervan is gevonden in de oorspronkelijke Griekse taal.

Leraarsmodel
Het oude geschrift blijkt niet zomaar op papier te zijn geklad, maar is netjes en met een uniform handschrift geschreven. Daarom wordt gedacht dat dit originele manuscript als leraarsmodel werd gebruikt om studenten te helpen leren lezen en schrijven. "De schrijver heeft de woorden gescheiden in lettergrepen," legt Landau uit. "Dit is erg ongebruikelijk in oude manuscripten, maar worden wel vaker aangetroffen in educatieve teksten."
Volgens de onderzoekers lijkt het erop dat de leraar een bijzondere affiniteit met de tekst heeft gehad. "Zo lijkt het geen kort uittreksel te zijn zoals gebruikelijk bij schooloefeningen, maar eerder een complete kopie van het verboden oude geschrift," stelt Landau.

Bronmateriaal:
"UT Austin Professors Discover Copy of Jesus' Secret Revelations to His Brother" - University of Texas


UT Austin Professors Geoffrey Smith and Brent Landau Discover
Copy of Jesus' Secret Revelations to His Brother James

AUSTIN, Texas, Nov. 29, 2017 - The first-known original Greek copy of a heretical Christian writing describing Jesus' secret teachings to his brother James has been discovered at Oxford University by biblical scholars at The University of Texas at Austin.

To date, only a small number of texts from the Nag Hammadi library - a collection of 13 Coptic Gnostic books discovered in 1945 in Upper Egypt - have been found in Greek, their original language of composition. But earlier this year, UT Austin religious studies scholars Geoffrey Smith and Brent Landau added to the list with their discovery of several fifth- or sixth-century Greek fragments of the First Apocalypse of James, which was thought to have been preserved only in its Coptic translations until now.
"To say that we were excited once we realized what we'd found is an understatement," said Smith, an assistant professor of religious studies. "We never suspected that Greek fragments of the First Apocalypse of James survived from antiquity. But there they were, right in front of us."

The ancient narrative describes the secret teachings of Jesus to his brother James, in which Jesus reveals information about the heavenly realm and future events, including James' inevitable death. "The text supplements the biblical account of Jesus' life and ministry by allowing us access to conversations that purportedly took place between Jesus and his brother, James - secret teachings that allowed James to be a good teacher after Jesus' death," Smith said.

"Such apocryphal writings, Smith said, would have fallen outside the canonical boundaries set by Athanasius, Bishop of Alexandria, in his 'Easter letter of 367' that defined the 27-book New Testament: 'No one may add to them, and nothing may be taken away from them.'"
With its neat, uniform handwriting and words separated into syllables, the original manuscript was probably a teacher's model used to help students learn to read and write, Smith and Landau said. "The scribe has divided most of the text into syllables by using mid-dots. Such divisions are very uncommon in ancient manuscripts, but they do show up frequently in manuscripts that were used in educational contexts," said Landau, a lecturer in the UT Austin Department of Religious Studies.
The teacher who produced this manuscript "must have had a particular affinity for the text," Landau said. It does not appear to be a brief excerpt from the text, as was common in school exercises, but rather a complete copy of this forbidden ancient writing.

Smith and Landau announced the discovery at the Society of Biblical Literature Annual Meeting in Boston in November and are working to publish their preliminary findings in the Greco Roman Memoirs series of the Oxyrhynchus Papyri.

For more information, please contact:
Rachel Griess, College of Liberal Arts, 512-471-2689.

terug naar de Inhoud


8. Historici zijn het erover eens dat Jezus ongeveer 2000 jaar geleden werd terechtgesteld.

Schriftelijke bronnen bevestigen de kruisiging van Jezus
Historische bronnen bevestigen dat Jezus stierf aan het kruis, maar de deskundigen twijfelen in hoeverre hij 'wonderen' verrichtte.
Historia, 29 augustus 2017 door Emrah Sütcü

Buiten de Bijbel wordt Jezus genoemd door een aantal Romeinse geschiedschrijvers.
Zo meldt Tacitus (56-120 n.Chr.) in zijn werk 'Annales' dat de christenen genoemd zijn naar 'Christus, die de procurator Pontius Pilatus onder de heerser Tiberius liet terechtstellen'.

Uitgebreide beschrijvingen
Josephus (ca. 37-100 n.Chr.) verwijst in zijn 20-delige 'Antiquitates Judaicae' twee keer naar Jezus.
In deel 20 noemt hij Jacobus 'de broer van Jezus, die Christus genoemd wordt'. In deel 18 vinden we een uitgebreider beschrijving.
Jezus is 'een wijs man, die wonderbaarlijke daden verrichtte'. Er wordt ook gewag gemaakt van de kruisiging en de opstanding 'op de derde dag, zoals in de profetieën was voorspeld'.
De authenticiteit van deel 18 is echter zeer omstreden, en volgens veel historici is de passage over Jezus later door christenen toegevoegd.

Consensus over de kruisiging
Op basis van de historische bronnen denken verreweg de meeste historici dat Jezus zo'n 2000 jaar geleden leefde in het huidige Israël, en dat hij een prediker was die door de Romeinen werd gekruisigd.

terug naar de Inhoud


9. Hoe zag Jezus eruit?


een Palestijnse tijdgenoot
van Jezus Christus
a. De Bijbel noch historische bronnen beschrijven het uiterlijk van Jezus.
Mannen waren gemiddeld 160 cm lang en wogen 50 kilo.
Net als anderen in het Midden-Oosten had Jezus vermoedelijk een lichtgetinte huidskleur, donker haar en een korte kroesbaard.
In 2001 werd er op basis van een schedel een schets gemaakt van een mogelijke Jezus.

Bron:
Tijdschrift Historia, 29 augustus 2017


b. Nieuwe afbeelding van Jezus duikt op
De Telegraaf, 24-11-2018

Strijd tussen lang golvend of kort krullend haar
door Ralph Dekkers

Tel Aviv. Hoe zag Jezus Christus eruit? Die eeuwenoude discussie is nieuw leven ingeblazen door een zeldzame vondst in het hart van de Negev. Een team van Israëlische wetenschappers ontdekte daar onlangs een muurschildering van de christelijke messias. Niet met lang golvend haar, zoals we hem nu vooral kennen, maar met korte krullen.


fresco van Jezus Christus
Shivta, Negev-woestijn
In de ruïnes van Shivta in de Negev-woestijn in Israël werd dit fresco van Jezus Christus ontdekt, met kort krullend haar.
foto Dr. Mayaan

Dr. Emma Mayaan was al twee jaar aan het werk in de ruïnes van Shivta, dat zo'n 1500 jaar geleden een boerendorp was, toen zij vanwege de intense hitte een plek in de schaduw van een muur opzocht.
"En toen, plotseling, zag ik het. Door de juiste lichtinval dook het gezicht van Jezus op."
Er is wel een getraind oog voor nodig, want een leek zou op de muur alleen maar een paar contouren zien. Maar voor de kenner is het onmiskenbaar een beeltenis van Jezus Christus, die in dit geval tijdens zijn doop wordt afgebeeld. "Het was puur geluk, maar ontzettend spannend," aldus de kunsthistorica, die schat dat de schildering uit de zesde eeuw stamt. De ruïnes in Shivta werden al bijna 150 jaar geleden ontdekt, maar al die tijd bleef het gezicht van Jezus verborgen. "Het is een zeer zeldzame vondst, want zeker in het heilige land zijn er nauwelijks afbeeldingen van Jezus uit de vroeg-Byzantijnse periode. Daarom is het zowel academisch als cultureel van groot belang."
Ook de scène is zeldzaam: de doop van Jezus. "Slechts op twee plekken in de wereld zijn daar uit deze vroege periode voorbeelden van, in het Italiaanse Ravenna en het Sint-Katherina klooster in de Sinaï."

Automatisch komt nu de discussie over het uiterlijk van Jezus weer op gang. Vreemd genoeg wordt er in de evangeliën nergens vermeld hoe de 'zoon van God' eruit zag. Ook zijn er geen portretten uit diens tijd bekend. Wij kennen hem inmiddels als een man met lang golvend haar, meestal met een baard en een relatief lang en rank figuur.
Een beetje het tegenovergestelde dus van de Jezus-afbeelding die Mayaan heeft ontdekt. Ook op de vroegste beeltenis die we kennen, gevonden in het Syrische Dura, is hij niet zo groot en heeft hij kort haar. Mayaan: "Tot de zesde eeuw zagen we verschillende afbeeldingen van Jezus naast elkaar. Maar het was toen noodzaak om tot één standaard te komen en dat is het beeld dat tot de dag van vandaag overheerst."

Professor Joan Taylor, verbonden aan het King College, schreef eerder dit jaar een boek over hoe Jezus eruit moet hebben gezien. Op basis van archeologische vondsten, teksten en andere bronnen schetst zij een beeld van een Jood in Judea rond het begin van onze jaartelling.
Zij komt tot de conclusie dat Jezus zo'n 1,70 meter lang geweest moet zijn, met bruine ogen, kort haar (uit angst voor luizen) en mager, maar redelijk gespierd. Een baard is mogelijk, gezien het zwervende bestaan en het feit dat de oude Griekse filosofen er ook een hadden. Volgens haar heeft Jezus het meeste weg van een Iraakse Jood anno 2018, maar niet al te knap, want anders hadden de evangelisten dat wel vermeld.
Volgens Mayaan deed het er niet toe hoe hij eruit zag. "Het ging om zijn daden en wonderen, niet om zijn uiterlijk. Er was in de eerste eeuw zelfs een discussie of ze hem überhaupt wel mochten afbeelden."

Uiteindelijk grepen de kunstenaars in de eeuwen daarna veelal terug op oude beelden van Zeus, die lang haar had, en Dionysus, met kort haar, om Jezus te portretteren. De vondst van Maayan valt in die laatste groep en is volgens haar ook het meest waarschijnlijk. "Maar de kunstenaars in die tijd wilden vooral een boodschap overbrengen en niet zozeer de werkelijkheid weergeven. Daarom zullen we waarschijnlijk nooit weten hoe Jezus er werkelijk uitzag."

c. Artikel in Plos one over een van de andere drie kerken in Shivta
Visible induced luminescence reveals invisible rays shining from Christ in the early Christian wall painting of the Transfiguration in Shivta
Ravit Linn, Yotam Tepper, Guy Bar-Oz
Plos one. Published: September 26, 2017
https://doi.org/10.1371/journal.pone.0185149

Abstract

ruïne Byzantijnse kerk in Shivta
fresco in de koepel van de middelste apsis
The Transfiguration scene depicted in a Byzantine church at Shivta, Israel, is one of two figurative examples of the scene from the early Christian period. The use of Egyptian blue pigment in the wall painting was investigated with various analytical methods. Visible Induced Luminescence (VIL) imaging was used in-situ in order to map the distribution of the Egyptian blue pigment in the painting. The VIL imaging revealed surprising insights into the understanding of the iconography and the technology of this rare painting.
Previously undetected elements of the painting include rays of light that were discovered emerging from the body of Christ and illuminating the other figures in the painting.
Although this motif is an important part of the Transfiguration narrative and appears in most of its scenes depicted elsewhere, it had not been previously identified in this painting as it was undetectable by any other inspection technique. Another important result is the identification of Egyptian blue as a common blue pigment used at Shivta during the Byzantine period, when it is considered to be very rare.

Conclusions
This study used VIL imaging to investigate the presence of Egyptian blue pigment in the early Christian wall painting of the Transfiguration scene in Shivta. It showed that the pigment was available to the artists of Shivta in the early Christian period. This technique proved to be a very efficient tool for identifying Egyptian blue and mapping its distribution on the painted surface as well as an under-drawing.
The results of the study clearly show that Egyptian blue was found in areas that were not previously identified as being painted by any other method, and also show the pattern of painted areas that were impossible to interpret before.
The most intriguing outcome of this study was the detection of the light rays that emerge from the body of Christ to the other figures in the scene, a result that has highly significant iconographic and theological importance.
The significance of the findings is mainly in the new and exciting information, which provides very important highlights to our understanding of the oldest known wall painting of the Transfiguration scene. VIL imaging is thus shown to be an efficient technique for detailed studies and surveys of wall paintings in archaeological sites where there was extensive use of Egyptian blue.

terug naar de Inhoud


11. Videoserie the Metatron: Wat zeggen Romeinen over Jezus?

Bron: Videoserie the Metatron (https://youtu.be/A41Tm5FDKns)
In deze video zullen we een diepgaand historisch onderzoek doen naar de belangrijkste vermeldingen in het Latijn over Jezus van Nazareth, door niet christelijke auteurs zoals Romeinse keizers, magistraten, advocaten, militaire officieren enz. We zullen de geldigheid van dergelijke getuigenissen bespreken en trachten vast te stellen of Jezus van Nazareth werkelijk een historische persoon is geweest.

Dit is een kritisch, historisch onderzoek. De gebruikte bronnen zijn:
1. Publius Cornelius Tacitus, historicus en senator (55-120)
2. Gaius Suetonicus Tranquilus, historicus (69-122)
3. Titus Flavius Josephus, historicus (37-100)
4. Gaius Plinius Caecilius Secundus, Romeins magistraat (61-113)
5. Luciano Samosata, Syrische schrijver (115-200)
6. Mara bar-Serapion, Syrische filosoof (115-200)
7. De geboortedatum en terechtstelling van Jezus van Nazareth.

1. Publius Cornelius Tacitus
Zijn boeken: Annales, Historiae (de keizers Tiberius, Claudius, Nero)
In zijn Annales spreekt hij over Christus, over zijn terechtstelling door Pontius Pilatus die de 5e gouverneur over Judea was onder Tiberius, en over het bestaan van de eerste christenen in Rome. Hij beschrijft de brand van Rome in 64, waarbij alles erop wijst dat die was aangestoken na een order, en dat Nero de schuld gaf aan de christenen, die heftig werden vervolgd en gemarteld. Hun gebruik om het lichaam en bloed van Christus te nuttigen bij de mis, was voor de Romeinen een gruwel.
Tacitus beschrijft dat Christus door Pilatus werd terechtgesteld vanwege een godsdienstige beweging die om hem heen ontstond.
Weliswaar beschikken we alleen over kopieën van zijn werk, die door monniken zijn gemaakt, maar de meeste historici beschouwen ze toch als betrouwbaar.

2. Gaius Suetonicus Tranquilus
Hij was de hoofdsecretaris van keizer Hadrianus. Hij schreef dat de volgelingen van Christus in Rome moeilijkheden veroorzaakten en dat ze moesten worden gestraft. Hij spelde de naam van Jezus als Chrestus.

3. Titus Flavius Josephus, historicus
Hij was een jood die in Jeruzalem was geboren en aanvankelijk tegen de Romeinen vocht. Hij gaf zich echter over en werd door Vespacianus slaaf gemaakt. Hij werd zijn tolk en verwierf later het Romeinse staatsburgerschap. Hij werd Romeins historicus voor Juda en schrijft over Jezus Christus, Johannes de Doper en leerling Johannes, en zijn omgang met de Farizeeën en Sadduceeën. Hij beschrijft Jezus als een wijze man, die veel volgelingen kreeg uit alle bevolkingsgroepen. Hij schrijft over de veroordeling door Pilatus, over zijn terechtstelling en wederopstanding op de derde dag daarna. Hij werd door zijn volgelingen als de Messias gezien, die in de Tenach was aangekondigd.
Op twee plaatsen schrijft hij over Jezus. Verondersteld wordt dat christelijke kopiïsten de tekst op één plaats van zijn geschrift wat hebben aangepast, maar dat de kern van zijn verhaal juist is.

4. Gaius Plinius Caecilius Secundus (Plinius de Jongere)
Hij beschrijft de christenen als mensen die geloofden dat Jezus god was. Zij hadden één bepaalde dag dat ze bij elkaar kwamen en dan godsdienstige liederen zongen. Ze gedroegen zich beschaafd en gewetensvol.
Hij schreef een brief naar keizer Trajanus en schreef dat de leer van de christenen openbaar was en dat zij vol van bijgeloof was. Hij schreef ook dat de christenen volgelingen hadden uit alle lagen van de bevolking, van beide geslachten en van alle leeftijden.
Trajanus schreef terug dat er weinig aanleiding was tegen de christenen op te treden, maar als zij zich misdroegen, moesten zij worden gestraft. Als zij er toch weer toe overgingen de Romeinse goden te aanbidden, konden zij vrij hun gang gaan.
Zowel Tacitus als Plinius hadden de opdracht de christenen te volgen en over hen te schrijven.
In het Romeinse rijk had iedereen een zekere vrijheid zijn eigen geloof aan te hangen. Maar het probleem met de christenen was, dat zij door zending zich over het gehele rijk verspreidden en ook in Rome zelf in aantal toenamen. Dat zinde de Romeinen niet, want zij dreigden zo de beheersing over het rijk te verliezen.
De briefwisseling tussen Plinius en Trajanus over Jezus en zijn volgelingen is een sluitend bewijs voor het bestaan van Jezus.

5. Luciano Samosata
Luciano was een satirische schrijver en bespotte de christenen.
Hij schreef dat de christenen een leraar volgden die was terechtgesteld. Deze dwazen geloven dat zij eeuwig leven. Daardoor gaan ze over tot zelfverloochening en zelfopoffering. Ook geloven ze hun leider die zei dat ze allemaal broeders van elkaar waren, als ze de goden van de heidenen lieten vallen en in hem geloofden. Reden waarom ze bezit van aardse goederen verwierpen en ze alles als een gezamenlijk bezit hadden.
Hij noemde Jezus niet bij zijn naam, maar somde wel al zijn eigenschappen op. Hij schreef ook dat de christenen heilige boeken gebruikten.

6. Mara bar-Serapion
Hij schreef vanuit de gevangenis een brief aan zijn zoon.
Welk voordeel hebben de Atheners gehad van de dood van Sokrates? Er kwam een plaag over hen. En welk voordeel hebben de mensen op Samos gehad toen ze Pythagoras wegstuurden? Het eiland werd ingenomen. En welk voordeel hebben de Joden gehad van de terechtstelling van hun wijze koning? Daarna werd hun stad door de Romeinen verwoest en de Joden uit hun land verdreven.
Maar Sokrates leefde voort in de leringen van Plato, Pythagoras leefde voort zoals Hera [hij leefde voort als een god] en de wijze koning leefde voort in de leer die hij had nagelaten. Hij noemde weliswaar Jezus niet bij zijn naam, maar Jezus werd door zijn volgelingen als hun koning gezien en ook Pilatus had dat op het bord geschreven dat boven Jezus' hoofd hing.

7. In de Joodse Talmoed wordt Jezus' terechtstelling ook genoemd. Op de avond vóór het paasfeest werd Jeshua opgehangen. Dit werd tussen 70 en 200 opgeschreven.

Geboorte en overlijden
Historici gaan ervan uit de Jezus niet in het jaar 1 is geboren. Bij het opstellen van de Gregoriaanse kalender is een fout gemaakt.
In twee evangeliën wordt de geboorte van Jezus tijdens de regering van Herodes de Grote genoemd. Maar Herodes stierf in het jaar 4 v.Chr.
Een andere gebeurtenis is de volkstelling om belasting te kunnen heffen. Volgens de Romein Sentius Saturninus werden volkstellingen gehouden in 8 en 6 v.Chr. Dat houdt in dat Jezus geboorte tussen 8 en 4 v.Chr. moet hebben plaatsgevonden.
Andere gebeurtenissen zijn zijn terechtstelling en het verdrijven van de kooplieden uit de tempel. Dat gebeurde 46 jaar na de bouw van de tempel, die plaatsvond in 20 v.Chr. Het jaar 20 v.Chr. plus 46 jaar, dan zijn we in het jaar 26 n.Chr., wat het jaar zou zijn van Jezus terechtstelling. Uitgaande van het jaar 6 v.Chr. als zijn geboortejaar, dan zou Jezus 32 jaar zijn geweest tijdens zijn terechtstelling [en bij geboortejaar 7 v.Chr., dan 33 jaar].
Het moet ook vóór het jaar 37 zijn geweest, het jaar waarin Tiberius stierf.

De slotsom is dat Jezus van Nazareth een historische persoon is geweest en dat zijn aantrekkingskracht verder ging dan het Joodse volk.

terug naar de Inhoud


12. Quora. Michel Meijer, bijbelonderzoeker geeft antwoord op de vraag naar het bestaan van Jezus.

Vraag: Is het overtuigend bewezen dat Jezus Christus heeft geleefd?

Michel Meijer - Bijbel onderzoeker (1973–2020), ma
Ja, er is goed bewijs. Laten we beginnen met bronnen van mensen die niet zijn volgelingen waren.

1. Romeinse historici als Tacitus en Suetonius

Belangrijke Romeinse historici die aan het eind van de eerste eeuw werkten, zoals Tacitus en Suetonius, beschrijven Jezus als de oprichter van het christendom. Ze stellen dat hij een beweging begon, gekruisigd werd en dat die beweging enigszins een bedreiging bleef vormen voor de Romeinse overheid.

2. Geschiedschrijver Flavius Josephus

Een bekende joodse geschiedschrijver van die tijd is Flavius Josephus, die enkele zinnen over hem heeft opgeschreven. Hij schrijft dat Jezus een wijs man was en joodse en niet-joodse volgelingen had. Ook heeft hij zijn dood beschreven. Uit andere stukken van Josephus blijkt dat hij niet echt een bewonderaar was van christenen. Het feit dat hij dan wel over Jezus schrijft, zien historici dan ook als een bevestiging van zijn bestaan, omdat Josephus er verder geen belang bij had om over Jezus te schrijven.

3. Griekse filosoof Celsus

De Griekse filosoof Celsus uit de 2e eeuw schildert Jezus af als een gevaarlijke oplichter. Hij stelt dat hij de maagdelijke zwangerschap van Maria onzin vindt en zegt dat de wonderen die Jezus deed niet meer dan zwarte magie waren. Maar ook Celsus trekt zijn bestaan niet in twijfel. Er is eigenlijk geen enkele historische bron te vinden die het bestaan van Jezus ontkent.

Laten we nu eens de volgelingen van Jezus onder de loep nemen.
De reactie van Jezus’ volgelingen
4. Natuurlijk kun je bij zijn radicale boodschap en de stelling dat hij is opgestaan uit de dood je vraagtekens plaatsen. Maar zoals één van zijn volgelingen (Johannes) schrijft, waren er op het moment van schrijven nog veel mensen in leven die het verhaal kunnen bevestigen. Waarom allemaal verhalen en details verzinnen als zoveel mensen je verhaal direct kunnen ontkrachten?

5. Bovendien hebben veel volgelingen van Jezus het verkondigen van zijn opstanding met de dood moeten bekopen. Een aantal schrijvers en volgelingen van Jezus is op gruwelijke wijze gedood. Terwijl hun grote leider al tientallen jaren niet meer bij hen was! Blijkbaar hebben zij zoiets bijzonders gezien en ervaren, dat ze hier zelfs met zware middelen niet vanaf te brengen waren. Niet alleen vissers, boeren, belastinginners, maar ook dokteren en geestelijke leiders hielden deze boodschap vol. Dus ja, het verhaal rond de opstanding kan verzonnen zijn. Maar de mensen die erbij waren, hebben het verhaal tot hun einde aan toe volgehouden.

6. Ook zijn er archeologische vondsten gedaan die het bestaan bevestigen van mensen die Jezus zou hebben ontmoet. Dit soort vondsten valideren het raamwerk waarin het verhaal van Jezus zich afspeelt. En dat raamwerk vergroot de aannemelijkheid van de gebeurtenissen. Regelmatig hoor je in het nieuws over nieuwe opgravingen en ontdekkingen uit die tijd.


terug naar de Inhoud

terug naar de vragenlijst







^