Het bestaan van God

TROUW zaterdag 31 mei 2014
Religie en filosofie, de Verdieping

Als een jongen van zeven aan een universiteit vraagt of God bestaat, wie moet er dan antwoord geven? De vraag van Anco belandde niet bij een theoloog, maar op het bureau van Peter Barthel, hoogleraar sterrenkunde. Want een astronoom staat dicht bij de hemel.
Tekst: Wilfred van de Poll

Professor, bestaat God?
Het is een vraag die iedere ouder vroeg of laat kan verwachten. 'Mama, bestaat God?' De zeven-jarige Anco Visser pakte het grondiger aan. Hij stuurde de vraag op naar de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), die dit jaar haar 400-jarige bestaan viert en om dat te vieren de serie '400 vragen aan de RUG' in het leven riep. Anco's vraag - "Bestaat God?, kan de universiteit dit eens uitzoeken?" - belandde op het bureau van sterrenkundige Peter Barthel. Die ging ermee aan de slag en stak onder meer zijn licht op bij de theologen Carel ter linden, Klaas Hendrikse en Harry Kuitert. Zijn antwoord staat hieronder.

1 "Waarom een astronoom deze vraag voorleggen? Hij staat natuurlijk dicht hij de hemel, maar dat is niet de reden. Ik ben een hardcore wetenschapper die zich bezighoudt met de studie van het heelal. Maar ik meng me ook wel eens in het publieke debat over de relatie tussen geloof en wetenschap. Al gebruik ik voor geloof liever het woord religie of spiritualiteit. Daaraan dank ik de eervolle uitnodiging om Anco's vraag te beantwoorden. Dat is niet eenvoudig wanneer niet duidelijk is wat of wie met God bedoeld wordt. Mensen denken heel verschillend over het godsbegrip; er zijn veel verschillende godsbeelden. Dit wordt geen welles-nietes-discussie."

2 "De man met een baard die alles kan, alles weet en ziet, de eindverantwoordelijke die alle touwtjes in handen heeft - die figuur komen astronauten niet tegen. Misschien is er een Schepper-God die achter deze wereld en het heelal zit - we kunnen dat noch bewijzen noch uitsluiten. Maar we kunnen wel wetenschappelijk vaststellen dat er weinig of niets van de bemoeienis van die God te merken valt.
Ik houd me als astronoom bezig met sterren en planeten, en de vraag hoe het heelal in al zijn uitgestrektheid in elkaar zit. Er zijn ook mensen die menen allerlei aardse gebeurtenissen te kunnen voorspellen uit de stand van de planeten: dat zijn astrologen. We kunnen vaststellen dat astrologie niet werkt, want dan zouden astrologen rijker zijn doordat ze de beurs konden voorspellen.
Evenzo werkt God niet, want dan zouden zijn volgelingen wel beter af zijn dan niet-gelovigen. Dat is niet zo. Mensen ervaren misschien steun aan hun geloof in een helpende of zorgende God, maar meer dan een persoonlijk gevoel is het niet.
Ondertussen komen ruimtevaarders vaak wel heel 'spiritueel geladen' terug. Zoals ook Wubbo Ockels en Andre Kuipers vertelden, doet een verblijf in de ruimte veel met je. Er zijn gevallen bekend van ruimtevaarders die een tijdje het klooster ingaan, ter bezinning. Hun verwondering over de plaats van de mens in het heelal is sterk toegenomen. Het heelal is in de ruimte niet meer louter boven je, maar ook onder je. Plotseling is de aarde geen stevige basis meer, maar een klein deel van een veel groter geheel.

Het heelal bestaat 13,8 miljard jaar. Als we die leeftijd voorstellen als een periode van 24 uur, te beginnen om middernacht, dan ontstaat de aarde om ongeveer 2 uur in de middag, lopen de eerste dinosauriërs rond om halftwaalf in de avond, verschijnen de eerste mensen om 30 seconden voor middernacht en begint de geschreven geschiedenis met de eerste kleitabletten om 13 seconden voor middernacht. Was God daar als fysische werkelijkheid altijd bij? Heeft-ie een rol in dit alles gehad? We kunnen God als gepensioneerd ingenieur niet uitsluiten, maar ik denk van niet. Harry Kuitert stelt het zo: 'Eerst was er niets, dan komen er mensen, dan mensen met meningen, dan religieuze meningen, dan goden en toen God'."

3 "Het gaat in het jodendom om een ervaring van God. De Joden stelden dat er maar één God was, die hen bevrijdde uit de Egyptische slavernij. Uit zulke verhalen putte dit volk voortdurend moed voor hun bestaan. Zij leefden en leven bij verhalen. Die moet je niet letterlijk nemen.
Neem het scheppingsepos uit Genesis. Een prachtig loflied. Dat het als je het letterlijk neemt, niet klopt, is niet moeilijk in te zien. Hoe kunnen de dagen en nachten één tot en met drie nu verlopen als de zon pas op dag vier geschapen wordt? Het gaat om een ervaring van God waar later een verhaal bij is gemaakt.
Overigens is dat letterlijk nemen van de Bijbel de laatste tijd weer in de mode: we zien het ook weer in het SCP-onderzoek van vorige maand. Sommige mensen willen zekerheden en houvast in hun leven. Maar het gaat in de Bijbel om zinnige, of liever diepzinnige verhalen die je niet letterlijk moet nemen, maar wel, zoals de theoloog Willem Barnard eens zei,'woordelijk': wat er staat, staat er niet voor niets."

4 Als God als almachtige bovenbaas niet bestaat, is alle religie of spiritualiteit dan ook meteen achterlijk? Moeten we de ratio tot norm verheffen? Dat doen atheïsten als Herman Philipse, Christopher Hitchens en Richard Dawkins. Volgens mij leveren zij een achterhoedegevecht tegen orthodoxe gelovigen van allerlei snit, die - toegegeven - soms weigeren hun verstand te gebruiken en daarmee in de Middeleeuwen zijn blijven steken.
Wijze mensen weten dat je niet alles kunt weten. Daar hoort zeker Einstein bij, die niet in een persoonlijke, almachtige God geloofde, maar wel stelde: 'religie zonder wetenschap is blind, wetenschap zonder religie is lam'. Onderzoek onder professoren aan Amerikaanse elite-universiteiten liet zien, dat hooguit een kwart zich als atheïst omschrijft. Ruim drie-kwart denkt dat er meer is tussen hemel en aarde. Logisch, want de ratio tot norm uitroepen is kortzichtig en arrogant.

Wetenschap gaat over de feiten, spiritualiteit voegt daar betekenis aan toe. Die ontstaat uit verwondering. Kijk naar de sterrenhemel tijdens een donkere nacht, naar een zonsondergang over de Grand Canyon of de Waddenzee, of naar de glimlach van je kind of partner. De verwondering die je dan overvalt, laat zich niet uitdrukken in de taal van de wetenschap. De wetenschap bestudeert de letter, niet de 'geest' van het heelal en deze wereld. Deze 'geest' hebben wij gedurende duizenden jaren met vallen en opstaan ontdekt, zegt Carel ter Linden. De bijdrage van de Joden en de volgelingen van Jezus aan die ontdekking was essentieel.
Er is het verhaal van de ichtyoloog die zijn hele leven alle zeeën van de wereld beviste. Hij catalogseerde alle vissen die hij ving. Zijn boek werd het standaardwerk. Maar niemand had in de gaten dat er geen vissen kleiner dan twee centimeter in het boek stonden: de maaswijdte van 's mans netten was twee centimeter.
Zo glipt ook de Geest van het heelal gewoonlijk door de mazen van onze hersenen. Maar af en toe hebben wij er iets van te pakken - bij het lezen van de 'books of Nature and Scripture'."

5 Dit is ongeveer wat Klaas Hendrikse bedoelt als hij zegt dat 'God niet bestaat, maar gebeurt'. Met alleen de ratio ('louter atomen en moleculen') doen we de wereld en het heelal, het mysterie, tekort. God kan niets en doet niets, maar hij bezielt mensen en houdt hen de vraag voor: wat is wijs, wat is goed voor mij, voor de ander, voor de wereld? Het doel van deze wereld is mijns inziens dat haar bewoners tot hun recht komen. En wij zijn daarbij de handen van God.
Gelovig zijn of liever spiritueel zijn, is dus antwoord geven op het heelal, erdoor geraakt worden, snappen dat je geen foute kleding uit Bangladesh moet kopen, af en toe geld in een collectebus moet stoppen en je eenzame overbuurman moet bezoeken.
Over kerkgangers heeft de Duitse theoloog Albert Schweitzer eens gezegd: 'Alles wat in een garage staat, is nog geen auto'. Je hoeft niet naar de kerk te gaan om spiritueel te zijn. En als je naar een kerk gaat, ben je nog niet automatisch spiritueel. De kernboodschap van het christendom is dat je anderen net zo behandelt als je zelf behandeld wilt worden. Ook in andere religies vinden we die boodschap terug.
Een atheïst die het goede doet, niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen, handelt ook 'in de geest' van God. Over die geest zou het in de kerk moeten gaan. Carel ter Linden omschrijft de ideale kerk als de plek waar men elkaar 'de spiegel voorhoudt die eerst de joodse profeten en later de man uit Nazareth het volk voorhield'.

6 Al in de vroege christelijke gemeenschappen werd het 'Ubi Caritas' gezongen: 'waar vriendschap is en liefde, daar is God'. Eens vroeg een Russische rabbijn uit de negentiende eeuw, ene rabbi Mendel, aan zijn medegeleerden: 'Waar woont God?' Die lachten hem uit en zeiden: 'Overal toch?' Mendel schudde zijn hoofd. 'Nee', zei hij, 'God woont alleen daar, waar men hem binnenlaat'."


terug naar atheïsme






^