de betekenis van de uitspraak 'dood is dood'


Er wordt wel gebruik gemaakt van de uitdrukking 'dood is dood' om de opvatting weer te geven, dat er na de dood van de mens niets meer is. De uitspraak op zichzelf beschouwd, geeft dat ook goed weer, want in feite wordt gezegd: a = a, hetgeen een inhoudsloze uitspraak is. De uitspraak is nietszeggend en 'er is niets' is ook de mening van hen die deze uitspraak bezigen in verband met een mogelijk voortbestaan na de dood. De uitspraak: "Er is geen leven na de dood," zou deze mening juister weergeven.
Het feit dat deze uitspraak bestaat, is een aanwijzing voor het bestaan van de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met het stoffelijke bestaan. Deze toestand treedt in als de menselijke geest - die het eeuwige levende is - zich 's morgens bij het ontwaken weer met zijn stoffelijke levensvorm verbindt, die het voertuig is voor het bestaan op deze aarde overdag: het menselijke lichaam.

Het lichaam is opgebouwd uit dode stof. Als de geest zich 's morgens weer met het lichaam 'verbindt', dan 'verbindt' het levende zich met een voorwerp, het lichaam, dat op zichzelf dood is. Die 'verbinding' vindt plaats doordat de menselijke geest zich in de geestelijke wereld begeeft naar die plaats, die in de stoffelijke wereld overeenkomt met de hersenen, in het bijzonder met de frontale lobben in het voorhoofd; de hersenen zijn het besturingsorgaan van het lichaam voor de geest.
Vanuit de geestelijke wereld gaan vervolgens alle aandacht en toewijding op een zodanige wijze over in de hersenen (die daar als orgaan geheel voor zijn ingericht) dat de geest van daaruit in staat is het lichaam in beweging te brengen door met geestkracht op de hersenen in te werken; zo kan de geest het gebruiken om overdag uitspraken te doen en handelingen te verrichten in de stoffelijke wereld.
In die toestand 'verbindt' de geest, het levende', zich met het lichaam, het dode, dat het volstrekt tegenovergestelde van zichzelf is. Daardoor verliest de geest het zelfbesef geheel, wordt onbewust van het bestaan van zichzelf en vereenzelvigt zich vervolgens geheel met het lichaam... alle aandacht en toewijding worden erop overgedragen. Door die geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met het lichaam, ontstaat de onwrikbare mening: "Ik ben dit lichaam... iets anders is er niet!"
Door die vereenzelviging met dat wat dood is, de stof, en de onbewustheid van zichzelf als het levende, de geest, kan het niet anders dat dan ook de mening ontstaat dat er na de dood van het lichaam niets meer is.

De dood van het lichaam wordt echter veroorzaakt doordat de menselijke geest - als de leerzame tocht over de aarde er weer op zit - zich voorgoed van het tijdelijke voertuig voor de aarde losmaakt. Daarna 'overlijdt' de mens, dat wil zeggen, de geest 'wordt overgeleid' (de oorspronkelijke betekenis van het woord) over de grens tussen de stoffelijke en de geestelijke wereld door zijn of haar geestelijke begeleiders en wordt daarna naar de eigen woonplaats in de eigen geestelijke wereld teruggebracht.
Het overlijden aan het einde van het bestaan komt overeen met het inslapen 's nachts. Daarbij maakt de geest zich wel los van de hersenen, maar blijft met een levenskoord met het lichaam verbonden en verblijft zelf in de geestelijke sfeer van deze aarde. Daar vinden ontmoetingen plaats met geestelijke begeleiders en met hen, die op aarde samen met deze persoon optrekken in de stoffelijke wereld.
Na het 'overlijden' gaat het lichaam 'dood' (wordt levenloos) en 'sterft' ('wordt stijf', de lijkstijfheid treedt in), om daarna weer aan de aarde te worden toevertrouwd om te vergaan. De menselijke geest als het eeuwige levende, leeft in de geestelijke wereld verder.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^