homofilie


Homoseksualiteit is bij de mens in gelijkblijvende mate altijd in de geschiedenis aanwezig geweest. Volgens homo-organisaties is 8 tot 10 procent van de bevolking homoseksueel en datzelfde geldt voor dieren; bij meer dan 450 diersoorten in de natuur zijn seksuele handelingen gezien die op het eigen geslacht zijn gericht.
Jongens met een afwijkend geslachtsorgaan die als baby daaraan werden geopereerd in de richting van het tegenovergestelde geslacht en daarna als meisje werden opgevoed (zonder zelf te weten waarom), behielden voor later toch hun oorspronkelijke mannelijke voorkeur voor vrouwen - zij werden niet homoseksueel. Ook de uitkomst van tweelingen-onderzoek wijst erop dat homoseksualiteit niet met opvoeding heeft te maken, evenmin met een bewuste keuze; maar wel met genen en de testosteron-spiegel in de baarmoeder, die invloed heeft op de vorm van de hersenen.
De meeste studies naar homoseksualiteit geven voor mannen andere resultaten dan voor vrouwen.
Genetische factoren spelen wellicht een rol bij mannelijke, maar lijken minder belangrijk bij vrouwelijke homoseksualiteit (voor de mannelijke geest is het lichaam een gebruiksvoorwerp, een gereedschap, voor de vrouwelijke geest is het lichaam een doel, wat voor de mannelijke homoseksueel lastiger is).
Mannelijkheid en vrouwelijkheid vertegenwoordigen twee uitersten op een glijdende schaal. Wanneer mensen zichzelf moeten plaatsen op een zevenpuntsschaal die loopt van 1 (zeer vrouwelijk) tot 7 (zeer mannelijk), dan plaatsen de meeste heterovrouwen zichzelf op die schaal op plaats 3, de meeste heteromannen op plaats 5. Homoseksuele mannen en vrouwen en biseksuele mannen en vrouwen plaatsen zichzelf in het midden van die schaal rond plaats 4.
Er zit een kern van waarheid in de stelling dat homomannen iets meer eigenschappen hebben die als ‘vrouwelijk’ worden gezien en lesbiennes iets meer eigenschappen hebben die als ‘mannelijk’ worden ervaren. Feit is dat de meeste homo’s zichzelf wel degelijk beschouwen als vrouwelijker dan heteromannen en de meeste lesbiennes zien zich als mannelijker dan heterovrouwen.
Homoseksualiteit is nog steeds een mysterie. Evolutiebiologen moeten toegeven dat homoseksualiteit een raadsel is. De darwiniaanse paradox van homoseksualiteit is dat een eigenschap die tot minder nageslacht leidt, toch niet uitsterft.

De hersenen van homomannen lijken meer op die van heterovrouwen dan op die van heteromannen.
Een onderdeel van de hypothalamus - de INAH3-kern - is bij heterosexuele mannen 2 tot 3x zo groot als bij heterosexuele vrouwen. Bij homomannen is dit hersengebiedje even groot als bij vrouwen.

Homomannen hebben minder lange armen en benen dan heteromannen, homovrouwen juist langere dan heterovrouwen. Homomannen zijn vaker linkshandig.
Homosexuelen hebben een andere verhouding tussen de lengte van ring- en wijsvinger.
Homomannen hebben vaker kruinen op hun achterhoofd die tegen de klok indraaien.
Homomannen zijn vaker jongere broers.

Homomannen draaien bij het lopen meer met hun heupen, heteromannen meer met hun schouders. Homovrouwen draaien juist meer met hun schouders.
Homomannen zijn minder goed in het gooien van een bal naar een voorwerp dan heteromannen. Homovrouwen zijn hierin weer beter dan heterovrouwen (oog-handcoördinatie).
Ruimtelijke oriëntatie: homomannen en -vrouwen zitten tussen heteromannen en -vrouwen in.
Heteromannen en homovrouwen doen twee keer zoveel aan sport als heterovrouwen en homomannen. Homomannen hebben een ongeveer even slecht richtinggevoel als vrouwen.

Er zijn aanwijzingen dat homo’s iets intelligenter zijn dan hetero’s.
Heterovrouwen zijn beter met woorden dan mannen. Homovrouwen en homomannen zijn ongeveer even goed, tussen heteromannen en heterovrouwen in.
Homomannen kiezen vaker voor beroepen (zorg, onderwijs) waar meer vrouwen dan mannen zich aangetrokken voelen. Homomannen zijn empathischer dan heteromannen.
Homomannen en -vrouwen voelen zich wat het geslachtsgevoel betreft tussen heteromannen en heterovrouwen in zitten.

Samenvatting van een uitgebreid artikel over homoseksualiteit in Elsevier nr. 6 van 8 febr. 2014 door wetenschapsjournalist Simon Rozendaal.


terug naar de vragenlijst

terug naar het artikel homofilie







^