de letterlijke en figuurlijke betekenis van de woorden 'hoofd' en 'hart'


De woorden 'hoofd' en 'hart' kunnen letterlijk en figuurlijk worden gebruikt:
- in de letterlijke betekenis (de werkelijkheid) kunnen deze woorden worden gebruikt om er het stóffelijke, lichámelijke hoofd (de kop, de hersenen) mee aan te duiden en het stóffelijke, kloppende hart als een orgaan in het lichaam;
- maar worden deze woorden figuurlijk gebruikt (als een vergelijking met de werkelijkheid, als beeldspraak) dan wordt met 'hoofd' het vermogen om te denken en met 'hart' het vermogen om te voelen bedoeld.
Veel verwarring ontstaat als dit belangrijke onderscheid tussen 'letterlijk' en 'figuurlijk' niet wordt beseft en niet in het taalgebruik tot uiting komt, maar de letterlijke en figuurlijke betekenissen van woorden door elkaar worden gebruikt.

1. De letterlijke betekenis van het woord 'hoofd'
Fysiologisch gezien horen de organen hersenen (in het hoofd) en het hart (in de borstkas) bij elkaar. Ze zijn in belangrijkheid de organen nummer een en twee van het lichaam. Ze zijn door zenuwen vanuit de hersenen naar het hart toe en door de bloedvoorziening vanuit het hart naar de hersenen toe, nauw met elkaar verbonden. De hersenen hebben een grote behoefte aan zuurstof en glucose, dat door vier slagaders vanuit het hart wordt aangevoerd. Omgekeerd wordt de hartslag (mede) door de 'vagus'-zenuw vanuit de hersenen aangestuurd.

Vanuit de hersenen wordt de hartwerking op zowel neurale en als op hormonale wijze gemoduleerd; dat geschiedt vanuit de hypothalamus en de hypofyse, een tweetal orgaantjes aan het einde van de neurale buis midden in de hersenen, die nauw met elkaar samenhangen en samenwerken. Van deze twee orgaantjes hangt het 'leven' van het lichaam af, dat wil zeggen: de mogelijkheid voor de levenbrengende geest om in het lichaam te kunnen wonen, het te kunnen belevendigen en erin werkzaam te kunnen zijn.

2. De letterlijke betekenis van het woord 'hart'
In feite is het zo dat het stoffelijke hart een perspomp is, een orgaan dat volkomen zelfstandig klopt en werkzaam is, geheel uit zichzelf. Dat hangt samen met een aparte zenuwvoorziening in de hartspier zelf, die begint in een zenuwknoop, de 'sino-auriculaire knoop'. Deze zenuwknoop zendt geheel zelfstandig steeds opnieuw in een bepaald, langzaam ritme zenuwprikkels naar de beide boezems, die aldaar door een tweede knoop, de 'atrio-ventriculaire knoop', verder worden geleid naar de beide kamers.
Zelfs buiten het lichaam gaat het hart daardoor verder met kloppen als het in een bad met een geschikte glucose/zout-oplossing wordt gelegd en door prikkels weer in gang wordt gezet. Het stoffelijke hart is in feite een zelfwerkzaam orgaan.

3. De figuurlijke betekenis van het woord 'hart'
Het 'hart' is in de figuurlijke betekenis een zinnebeeld van het voelen en van gevoelens, en in het bijzonder van de liefde.
De stoffelijke werking ervan - de bloedvoorziening van alle cellen van het lichaam - is immers een weergave van de kenmerken van liefde: een onbaatzuchtige inzet, een belangeloze toewijding naar anderen toe - die in het geval van het stoffelijke hart de lichaamscellen zijn. Voortdurend is het hart werkzaam, zet het zich in om alle cellen van voedingsstoffen en zuurstof te voorzien en tegelijkertijd hun afvalstoffen te verwijderen... wat figuurlijk een liefdevolle werkzaamheid is.
Het woord 'hart' heeft daarnaast ook de figuurlijke betekenissen: het 'midden', de 'kern', het 'wezenlijke'.

4. De figuurlijke betekenis van het woord 'hoofd'
Het 'hoofd' is in de figuurlijke betekenis een zinnebeeld van het denken en van de gedachten. Er wordt tegenwoordig zelfs van uit gegaan, dat het de hersenen zijn die denken en zo gedachten vormen. Men zegt dan dat het hoofd 'vol gedachten zit' of dat een bepaalde gedachte maar niet uit het hoofd is te krijgen, of men spreekt over een 'denkhoofd'.

5. De gééstelijke werkelijkheid van de geestelijke vermogens denken en voelen
De menselijke geest is in de geestelijke wereld - los van het lichaam - ervaarbaar als een bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte. Dat licht en die warmte kunnen in twee tegenovergestelde toestanden voorkomen: van binnenuit zelfvormend werkzaam en van buitenaf vormbaar door zich voor inwerking open te stellen. Met die eigenschappen hangen de vier geestelijke vermogens samen: het waarnemen, denken, voelen en willen.

Door iets waar te nemen laat de geest het innerlijke licht vormen tot ervaringsbeelden en wordt zich zo van de omgeving bewust; door te denken vormt de geest binnen zichzelf innerlijke lichtbeelden, wat gedachten zijn; door zich voelend open te stellen voor de buitenwereld laat de geest de innerlijke warmte vormen tot gevoelens en kan zo met medemensen meevoelen, meeleven; door te willen vormt de geest de innerlijke warmte zelf om tot wilskracht om handelend op te kunnen treden in de buitenwereld.

Het denken en voelen speelt zich uitsluitend af binnen de menselijke geest. Die bevindt zich weliswaar in de geestelijke wereld, maar is hier in deze stoffelijke wereld op de plaats van het voorhoofd in de hersenen (beide werelden bestaan naast elkaar en doordringen elkaar):
- door vanuit zichzelf als geest in te werken op de linker hersenhelft kan de geest zijn denkende werkzaamheid met de hersenen verbinden en is zo in staat zijn of haar gedachten naar buiten toe onder woorden te brengen;
- door vanuit zichzelf als geest in te werken op de rechter hersenhelft kan de geest zich met zijn voelende werkzaamheid met de hersenen verbinden en is zo in staat zijn of haar gemoedstoestand tot uiting te brengen in stembuigingen, in lichaamstaal en in meelevende woorden en gedrag.

Als je als de menselijke geest, de persoon, in jezelf iets denkt en die gedachten in jezelf onder woorden brengt, en je vraagt je af waar je dat doet, dan besef je dat jij als geest, de persoon, dat doet in de ruimte van het voorhoofd, achter de ogen. Dáár bevind jij je als de menselijke geest (zie ook het artikel daarover hieronder). Daar denk je én voel je.

Aangezien de menselijke geest in de geestelijke wereld zichtbaar is als een bolvormige wolk, kan daarbij óók over een 'midden' of een 'hart' van die wolk, de geest, worden gesproken. Daarbij moet echter een onderscheid worden gemaakt in het geestelijke licht en de geestelijke warmte. In het midden of in het hart van het geestelijke licht wordt door de geest gedacht, in het midden of in het hart van de geestelijke warmte wordt door de geest gevoeld.

6. Het ontbreken van het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk
Het ontbreken van het besef van het wezenlijke onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk heeft tot gevolg, dat er werkelijk wordt geloofd dat het denken zich in het hoofd (en in het bijzonder in de hersenen) afspeelt en dat het voelen werkelijk in het hart zetelt. Het geestelijke denken wordt daardoor vereenzelvigd met de hersenen in het hoofd, het geestelijke voelen met het hart in de borst.
Als over het geestelijke 'denken' en 'voelen' wordt gesproken, dus over de vermógens die beide binnen een en dezelfde geest werkzaam zijn, dan komt het daardoor toch voor dat er met een vaag gebaar naar het hoofd en naar de plaats van het hart wordt gewezen; daardoor wordt met dat gebaar tegelijkertijd ook op de létterlijke betekenis van de woorden gezinspeeld. Alsof het denken als geestelijk vermogen zich werkelijk in het hoofd zou bevinden en het voelen als geestelijk vermogen in het hart.
Deze vergissing wordt nog in de hand gewerkt doordat gemóedstoestanden - door de genoemde vaguszenuw - meteen invloed hebben op de fysiológische werking van het hart: zoals versnelling en vertraging van de hartslag, bonzen en hartepijn, enzovoort, waardoor de vereenzelviging van het voelen met het hart - door de lichamelijke ervaring - schijnbaar wordt bevestigd.
Naast het hart zijn ook de maag, de dunne en de dikke darm zeer gevoelig voor de geestelijke gemoedstoestand, vooral als het angst en boosheid betreft. Doordat beide ongunstige gemoedsaandoeningen zijn, worden met het woord 'onderbuikgevoelens' meestal gemoedstoestanden aangeduid zoals haat en nijd, afgunst en wantrouwen. In dit geval wordt het voelen vereenzelvigd met de onderbuik, op dezelfde wijze als met het hart gebeurt.

Dit soort vergissingen kunnen ook ontstaan doordat de hartchakra zich op de plaats van het stoffelijke hart bevindt. Door de hartchakra heen wordt de eigen gemoedstoestand naar buiten toe uitgestraald of wordt omgekeerd de gemoedstoestand van anderen daarin opgevangen. Daarvoor gevoelige personen kunnen de werkzaamheid van de hartchakra waarnemen en verbinden die dan met het hart dat zich ernaast bevindt.

Bovendien is er naast de stoffelijke 'sino-auriculaire knoop' (die het hart zelfstandig werkzaam laat zijn, zelfstandig laat leven) in het stoffelijke hart, ook zo'n 'geestelijk orgaantje' aanwezig in de geestgedaante. Dat geestelijke orgaantje is de oorzaak van het bestaan van het stoffelijke orgaantje in het lichaam; en dat geestelijke orgaantje zal worden bedoeld als door sommigen wordt gesteld dat het leven van de geest zich in het hart bevindt.

In de oudheid kende men wel de organen van de romp, maar het belang van de hersenen was tot aan het begin van de 19e eeuw onbekend. Van de organen maakte het hart de meeste indruk vanwege de duidelijk ervaarbare werkzaamheid ervan. Als het ophield met kloppen, trad de dood in; het leven moest zich dus wel in het hart bevinden. Aangezien dit ook de mening was van Aristoteles, een filosoof die eeuwenlang een grote invloed heeft gehad op de wetenschappen, werd het hart gelijkgesteld met het leven zelf en daarmee met de geest.
In de 19e eeuw ontdekte de Franse chirurg Paul Broca het spraakgebied in het linkerdeel van de hersenen en pas toen kwam het hersenonderzoek op gang en werd het belang van de hersenen voor de mens ontdekt.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog



People tend to locate the self in the brain or the heart
ScienceBlog. May 20, 2015 | Rice University

Samenvatting van dit artikel
De keuze van de plaats van het zelfbesef (het besef een persoon te zijn) voor hoofd of hart hangt samen met het zelfbeeld: de opvattingen die een persoon heeft over eigen gedachten, gevoelens en handelingen, al of niet met betrekking tot anderen.
Mensen met een onafhankelijk zelfbeeld plaatsen hun zelfbesef in hun hoofd - zij leggen de nadruk op hun zelfstandigheid, verwerkelijken hun doeleinden, beïnvloeden hun omgeving en bespreken verstandelijke zaken.
Mensen die zich op anderen betrokken voelen, plaatsen hun zelfbesef in hun hart - zij willen bij een groep horen, onderhouden evenwichtige betrekkingen met anderen, passen zich aan en bespreken gevoelsmatige onderwerpen.
Meer mannen dan vrouwen plaatsten hun zelfbesef in hun hoofd, omgekeerd plaatsten meer vrouwen dan mannen hun zelfbesef in hun hart.
Of mensen hun zelfbesef in hun hoofd of in hun hart plaatsen, heeft invloed op de keuzes die ze maken en de besluiten die ze nemen.
In het algemeen hebben mensen de neiging te denken dat hun zelfbesef in hun hoofd zit.

Whether people locate their sense of self in the brain or the heart can have a major influence on people's decision-making, according to a new study by management and business experts at Rice University and Columbia University.
Overall, the study found people tend to locate the self in the brain.
The paper, "Who You Are Is Where You Are: Antecedents and Consequences of Locating the Self in the Brain or the Heart," will be published in the journal Organizational Behavior and Human Decision Processes.

"We view our research as a first step toward reviving the debate about which part of our body contains the seat of the self - a debate that dates back to the ancient Greek philosophers," said Hajo Adam, an assistant professor of management at Rice's Jones Graduate School of Business. "Our findings demonstrate not only that the preference for the brain versus the heart as the location of the self systematically depends on a person's self-construal - meaning the perceptions that individuals have about their thoughts, feelings and actions in relation to others - but also that the location of the self has important implications for people's opinions on contentious medical issues as well as prosocial contributions."

Adam co-authored the paper with Otilia Obodaru, an assistant professor of management at the Jones School, and Adam Galinsky, the Vikram S. Pandit Professor of Business and chair of the management division at Columbia's business school.

The authors' research consisted of eight studies exploring the antecedents and consequences of whether people locate their sense of self in the brain or the heart. Their hypothesis was that although people generally tend to locate their sense of self in the brain, this preference is significantly stronger for people with an independent self-construal than for people with an interdependent self-construal. - People with an independent self-construal tend to assert the autonomous nature of the self, realize their internal attributes and influence their environment. In pursuit of these self-relevant goals, these people often engage in thoughts, conversations and behaviors that are conceptually related to the brain.
- In contrast, people with an interdependent self-construal tend to be part of a group, maintain harmonious relationships and adjust to others. In pursuit of these self-relevant goals, these people often engage in thoughts, conversations and behaviors that are conceptually related not only to the brain, but also to the heart.

Participant groups ranged in size from 95 to 156 people between the ages of 20 and 40; about half the participants were women and half were men. The majority of participants were Americans. The study included a group of Indians, a cultural group that tends to have interdependent self-construals. In the first study, participants were told that a person's identity and sense of self are an essential feature of people's humanity, and that the researchers were interested in finding out where the sense of self is located. The authors explained that some areas or parts of the body may seem more or less connected to the sense of self, so they asked participants to indicate which part of their body is most connected to their sense of who they are. In the next studies, the authors sought to probe participants' perception of where the self is located more subtly to provide convergent evidence across a variety of measures and underscore the robustness of the effect.

In the first six studies, participants' self-construals consistently influenced the location of the self: The general preference for locating the self in the brain was more enhanced among men than women and among Americans than Indians; participants primed with an independent self-construal also were more likely to say their self is in the brain. In all six studies, the majority of participants located the self in the brain rather than the heart, but this behavior was diminished among women, Indians and participants primed with an interdependent self-construal. In the seventh study, participants' perceived location of the self influenced their judgments of controversial medical issues such as the legal definition of death and abortion legislation.

In the final study, the authored primed participants to locate the self in the brain or the heart, which influenced how much effort they put into writing a support letter for and how much money they donated to a charity for a brain disease (Alzheimer's disease) or a heart disease (coronary artery disease). For example, people who believed that the brain contains the self contributed more than twice as much money to a charity fighting Alzheimer's than people who believed that the heart contains the self. The reverse pattern also held true: People who believed that the heart contains the self contributed more than twice as much money to a charity fighting heart attacks than people who believed that the brain contains the self.

"These results suggest that where people locate the self might be a notable characteristic that shapes people's psychological processes and decision-making," said Obodaru. "Consequently, there may be great value in better understanding the antecedents and consequences of being a 'brain person' or a 'heart person.'"

The study's findings also suggest that leadership speeches, entrepreneurial pitches or marketing materials that invoke the heart or the brain could be differentially persuasive, depending on the recipient's perceived location of the self, the author said. For example, the results suggest that advertising messages targeted at people with independent self-construals compared with messages targeted at people with interdependent self-construals might be more effective if they invoke the brain rather than the heart. (For example, "Your head tells you: Buying this car is the right decision" versus "Your heart tells you: Buying this car is the right decision.")

Read more at https://scienceblog.com/78500/people-tend-locate-brain-heart/#eX8BsOYmx2YfGfBF.99


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^