De Joodse tempel als de woning van God op aarde


In de hoofdstukken 26-40 van het Bijbelboek Exodus geeft God aan Mozes een beschrijving van de tempel, waarin God te midden van het volk Israël wil wonen. Deze eerste tempel is verplaatsbaar; het is in feite een grote tent (Latijn 'tabernaculum': hut, tent) omdat het volk door de woestijn heen onderweg was naar het beloofde land. Deze tent is de 'tent der samenkomst', daar God hier het volk ontmoet middels de tempeldienaren, de priesters.

Deze tent of tabernakel bestond uit twee delen: twee derde was het Heilige en een derde het Heilige der Heiligen (beter vertaald met: het Allerheiligste). In het Allerheiligste bevond zich de Ark van het Verbond (de draagbare kist met daarin o.a. de twee stenen tafelen met de Tien Geboden: de opdracht die God aan het volk had gegeven en de kern van de Joodse godsdienst). In het Heilige bevond zich o.a. de zevenarmige Kandelaar, de Menora en in die ruimte waren ook de priesters als middelaars tussen God en volk aanwezig. De toegang voor het volk Israël was beperkt tot de ruimte van de Voorhof om de tent heen. De ingang van de tent was altijd naar het oosten gericht.
Het Allerheiligste was de woning van God, die tijdens de tocht door de woestijn daarin rustte in de vorm van een wolk - die niet alleen in het Allerheiligste, maar ook daarboven aanwezig was. De wolk werd Shechinah genoemd: 'zij, die bij ons is'. Als de wolk in beweging kwam, werd de tabernakel reisvaardig gemaakt en ging het volk achter de wolk aan op weg. 's Nachts veranderde de wolk in een vuurkolom (Exodus 40:34-38).

Uit de beschrijving van de tabernakel zoals weergegeven in Exodus 26:15-25 kan worden opgemaakt, dat het Allerheiligste inwendig de vorm had van een kubus - de eenvoudigste en als het ware de 'meest regelmatige' van de vijf regelmatige veelvlakken, die bovendien alle andere in zich kan bevatten.
De tabernakel op aarde is een weergave van die in de hemel, door God zelf daar opgericht. Mozes zag op de berg Horeb daar van tevoren al een afbeelding van (Ex. 25:9, 40; 26:30; 27:8) en kreeg de taak die op aarde na te bouwen.

Ook het Allerheiligste in de twee stenen tempels die ooit in Jeruzalem zijn gebouwd (de eerste door Salomo) hadden de kubusvorm en hadden dezelfde afmeting als die van de eerste in de tabernakel: 10x10x10 el. Het getal tien had in de Oudheid de betekenis: volledigheid, volkomenheid, voltooïïng. Het was een goddelijk getal en dat kwam tot uitdrukking in alle afmetingen van het tabernakel, die alle veelvouden van tien waren.

Ook in de Brief aan de Hebreeën (Hebr. 8:1-5 en 9:11-12, 24) wordt het hemelse tabernakel genoemd en heet daar 'de ware tabernakel'. De aardse tabernakel was een zinnebeeld en schaduw van de hemelse (Hebr. 8:5); een tegenbeeld van de ware tabernakel (Hebr. 9:24).
Christus is als hogepriester door het offer van zijn eigen bloed aan het kruis eens en voor altijd in de hemelse tabernakel, het hemelse heiligdom ingegaan (Hebr. 9:11-12; vgl. 9:24).

Op het eiland Padmos ziet Johannes tijdens zijn visioen een afbeelding van het Hemelse Jeruzalem in de vorm van een enorme kubus. Openbaring 21:14-17:
En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams. En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok, om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur.
En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadien; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk.
En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is.

Ook het hemelse Jeruzalem heeft net als het Allerheiligste de vorm van een kubus.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^