Het ontstaan van de numerologiekubus


Tijdens mijn wijsgerig-godsdienstige studie om de betekenis van mijn geestelijke ervaringen beter te begrijpen, las ik o.a. het boek 'Psychologie' van prof. dr. Henri van Praag. Daarin maakte ik kennis met de acht persoonlijkheidskenmerken zoals de Groningse psycholoog prof. dr. Gerard Heymans ze beschreef in zijn boeken: 'Inleiding tot de speciale psychologie' en 'De classificatie der karakaters'.

Inhoud

1. De kubus van Heymans
2. Het visioen over de kubus
3. De verheven betekenis van de kubus in de Joodse tempel

1. De kubus van Heymans
In zijn manier om verschillende persoonlijkheden te beschrijven, onderscheidt Heymans mensen met een overwegend primaire functie of secundaire functie. Deze twee hoofdgroepen worden weer onderverdeeld in emotionelen en niet-emotionelen en deze vier groepen ten slotte in actieven en niet-actieven. Zo rangschikte hij menselijke karakters in acht hoofdgroepen - zie voor de beschrijving ervan hieronder. (en zie voor een uitgebreidere beschrijving van zijn drie maatstaven om persoonlijkheid in te delen onder Literatuuroverzicht in het Menu.)

Daar is te lezen dat Heymans de temperamenten van Hippokrates en Galenus weer had ingevoerd en ook heeft uitgebreid, waarbij de sentimentelen overeenkomen met de melancholici van Galenus.
Heymans gaat schijnbaar van geheel andere maatstaven uit dan die van de geestelijke vermogens in geestkunde, maar komt desondanks in grote lijnen tot dezelfde persoonlijkheidsbeschrijvingen, die ook redelijk overeenkomen met de typen van Jung, de numerologie en het enneagram (de ene beschrijving meer dan de andere).


Kubus van Heymans
Heymans rangschikte zijn acht temperamenten in zijn bekende kubus van Heymans. De ribben daarvan vormen de maatstaven voor de mate waarin die eigenschap in een bepaald karakter aanwezig is. Het linkerhoekpunt vooraan is het nulpunt, daar zijn alle eigenschappen het minst sterk aanwezig. In dat punt liggen de kenmerken van de Amorfen. Terwijl rechts boven achter de plaats van de Gepassioneerden is, die alle drie eigenschappen in hoge mate bezitten.

Het grote voordeel van deze verdeling over de hoekpunten van een kubus is, dat er zo sprake is van een vloeiende overgang van de drie grondeigenschappen, waarmee iedere persoonlijkheid kan worden beschreven. Weliswaar kwam Heymans tot de bekende acht karaktertypen, maar met zijn kubus geeft hij aan dat daarin een oneindige verscheidenheid is aan te brengen, wat overeenkomt met onze ervaringen in de omgang met onze medemensen in het dagelijkse bestaan.
Iedere mens heeft een unieke persoonlijkheid, maar die wel uit een beperkt aantal algemene persoonlijkheidskenmerken is samengesteld, die bij iedereen terug zijn te vinden.
Het indelen van persoonlijkheden in alleen maar acht (of negen) 'typen' (bv. een 'denktype') of een 'getal' ('hij is een echte drie') is in feite een ontoelaatbare vereenvoudiging van de werkelijkheid en doet geen recht aan het feit dat iedere persoonlijkheid juist zeer persoonlijk is.
Door middel van de kubus laat Heymans terecht zien dat iedere persoonlijkheid weliswaar over alle kenmerken beschikt, maar dat zij op een persoonlijke wijze tot ontwikkeling zijn gekomen.

Een bezwaar tegen de rangschikking van Heymans is zijn keuze voor een aantal persoonlijkheidskenmerken die een eigenschap ontkennen, zoals 'niet-emotioneel' en 'niet-actief'. Dat leidt tot lastige omschrijvingen. Een kenmerk van wetenschap is juist, dat een bepaald onderwerp wordt onderzocht en dat vervolgens een naam wordt gekozen die de betekenis van dat onderwerp kort en duidelijk weergeeft. Zijn temperamentenstelsel heeft daardoor in de wetenschap niet algemeen ingang gevonden.
Het doet ook vreemd aan dat ingekeerde denkers Apathen (gevoelloos) worden genoemd en ingekeerde waarnemers Amorfen (vormloos).
Heel nuttig is echter zijn keuze voor een ruimtelijke vorm, de kubus, om de verhouding van die persoonlijkheidseigenschappen tot elkaar inzichtelijk te maken. De 'Kubus van Heymans' als weergave van persoonlijkheidskenmerken sluit ook aan op de uitkomst van de getallenleer van Pythagoras: de uitkomst daarvan is ook een kubus. De filosoof Jamblichus verbond vervolgens in de 2e eeuw n.Chr. de eigenschappen van Pythagoras' getallen met persoonlijkheidskenmerken: de numerologie.
De verdeling van deze numerologische persoonlijkheidskenmerken over de hoekpunten van de kubus ten slotte, voldoet geheel aan de rekenkundige bewerking met de gereduceerde cijfersom, zoals Pythagoras die vanuit Egypte invoerde. Zie hiervoor Pythagoras' getallenleer in het menu en dan verder bij Nabeschouwing.

Beschrijving van de acht temperamenten volgens Heymans
Om het onderscheid duidelijk te maken, moet Heymans weliswaar acht persoonlijkheden beschrijven, maar daarbij moet steeds in gedachten worden gehouden dat dit een kunstmatig schema is en dat de dagelijks ervaarbare werkelijkheid een grotere verscheidenheid van persoonlijkheidskenmerken laat zien.
Bij de temperamenten waarbij het denken, voelen en willen de nadruk hebben, zijn die vermogens ook goed terug te vinden in zijn beschrijving, bij de temperamenten die met het waarnemen te maken hebben, de Gepassioneerden en de Amorfen, is dat niet zo duidelijk.

1. Phlegmatici (Conservatieven) [uitgekeerd denken]
De Phlegmatici zijn betrouwbare, arbeidzame mensen, die met beide benen op de grond staan; practisch en zakelijk, plichtsgetrouw en volhardend. Zij zijn systematisch en methodisch [het denken].
Door hun secundaire functie kan hun initiatief worden geremd; hun gevoel voor traditie, hun herinnering aan wat mislukt en wat deugdelijk gebleken is, maakt hen voorzichtig in hun ondernemingen; maakt hen wel solide, serieus, credietwaardig, maar doen hen meer neigen naar bekend, routinewerk dan andere actieven eigen is.
Zij zien graag de kat uit de boom, niet uit gebrek aan werklust, maar om te weten te komen hoe de reactie zal blijken van invloeden waarmee mogelijk geen rekening werd gehouden. Heeft een nieuw experiment een paar maal goed voldaan, dan zullen zij er gaarne hun volle werkkracht aan geven.

Wat de materiële genoegens aangaat, die voor een actief persoon ook zeer belangrijk zijn, deze worden door de secundaire functie niet geremd, maar integendeel juist bevorderd - reden te meer waarom de 'activiteit' der phlegmatici weleens in twijfel wordt getrokken. Het is door hun secundaire functie dat deze mensen zo graag terugkomen op een eens genoten plezier en zo graag in een gemakkelijke stoel gaan zitten om hun krant te lezen of de gebeurlijkheden van de dag te overdenken en te bespreken met huisgenoot en vriend.
Uitbundig zijn zij nooit; al kunnen zij zich soms kwaadmaken en driftig uitvallen, hun goedmoedigheid behaalt spoedig de overhand. Dit gevoel voor gezelligheid is geen emotionaliteit: zij zijn zo zeer verzonken in alles wat 'eigen' of 'eigengemaakt' is, dat zij weinig toegankelijk zijn voor indrukken en stemmingen van buitenaf en ook weinig neiging hebben om contact te zoeken met anderen. Hierbij doet de voorzichtigheid, het wantrouwen van de secundaire functie zich weer gelden, zodat de buitenwereld gemakkelijk buitengesloten wordt: "Je weet wat je hebt en niet wat je krijgt."

2. Sanguinici (Hervormers) [uitgekeerd willen]
De Sanguinici zijn voor alles actief, ondernemend, energiek, moedig en altijd klaar om de koe bij de horens te vatten. Zij zijn uiterst materiëel, zakelijk ingesteld, hebben kijk op materialen, constructie, bouw, kortom: het toepassen en verwerken van grondstoffen. Zij zijn vlug van opmerken, critisch, zij weten van de geboden gelegenheden gebruik te maken. Hebben zij iets nieuws gevonden of ontdekt, dan zullen zij zich daarover enthousiast uitspreken [het willen]. Hun primair functionerend denkvermogen maakt hen zeer opmerkzaarn op allerlei mogelijke afwijkingen, onverwachte resultaten in goede of slechte zin en doet hun nieuwe ideeën aan de hand om die te voorkomen of er op enige wijze van te profiteren.
Hebben zij een nieuw idee, dan moeten zij dat ook meteen toetsen aan de werkelijkheid en spreiden dan een onvermoeide werkkracht ten toon, die niet opziet tegen moeilijkheden of gevaren, in tegendeel daardoor eerder nog gestimuleerd wordt [willen]. Alleen, het moet niet al te lang duren voordat de resultaten merkbaar zijn, want dan gaan zij licht overstag om zich in een nieuwe bezigheid te werpen.
Lukt het echter, dan zijn zij gelukkig, ja uitgelaten vrolijk in hun werk, 'niet te houden' in hun enthousiasme. Van hun medewerkers eisen zij echter grote stiptheid en maximale productiviteit, knoeierijen of beuzelarijen kunnen zij 'niet aanzien'.
Van de aardse genoegens hebben zij een geheel andere opvatting dan de Phlegmatici; zij genieten van de beweging, de vrijheid in de open lucht, van sport en spel [willen], avonturen en primitieve reizen.

De primaire functie geeft hun een snel en juist oordeel en een grote fantasie, die zich echter meer in de breedte dan in de diepte beweegt; tegenwoordigheid van geest, geestigheid en vernuft.
Doordat zij niet-emotioneel zijn en dus weinig gevoelscontact met anderen hebben, kunnen zij zich - critisch als zij zijn - soms uitermate vrolijk maken over hun naasten en zijn zij ook niet vrij van leedvermaak, hoewel zij om dezelfde reden ook niet gauw met iemand ruzie hebben. Werkelijk trouw en toegewijd zijn zij eigenlijk alleen tegenover hun ouders en kinderen, omdat zij daarmee door 'banden des bloeds' verbonden zijn.

3. Cholerici (Idealisten) [uitgekeerd voelen]
De Cholerici zijn spontaan: zij voelen iets, denken niet lang na en doen meteen. Zij volgen de ingevingen van hun hart tot het uiterste [het voelen]. Gevoel en actie volgen elkaar zo snel op, dat voor hen de raad schijnt: "Bezint eer gij begint!"
Zij werken graag en goed en zij verstaan de kunst om met een minimum aan middelen een maximum succes te verkrijgen, ook doordat hun voorbeeld aanstekelijk werkt. Voor het bereiken van een gewenst effect spannen zij zich tot het uiterste in, zij geven zich ten volle voor een zaak die hun sympathie heeft en zullen daar voor gaarne het eentonigste, geringste of ondankbaarste werk verrichten. Zij morren niet tegen hun taak, ook al is die zwaar en moeilijk, wanneer zij maar liefde hebben voor de zaak en er niet toe gedwongen worden van buiten af. Het denkbeeld van dwang alleen is dikwijls voldoende om het hele plezier in het werk te verliezen. En wanneer deze mensen het plezier in hun werk verloren hebben, verwaarlozen zij het.

Zo is het ook met hun genoegens en ontspanning; zij kunnen alleen genieten in een omgeving die hun aangenaam is en dan met de eenvoudigste middelen. In een milieu dat hen afstoot, kunnen zij geen weelde, geen schoonheid waarderen, zelfs niet uitstaan. Daar zijn zij dan ook niet te houden als er maar even kans is om te ontsnappen. Is de onaangenaamheid ontvlucht, dan leven zij op, duiken geheel onder in nieuwe emoties en kunnen weer bergen verzetten, zijn optimistisch, vrijgevig, uitbundig over de hele linie van hun wezen. Zij geven zich echter vooraf te weinig rekenschap van de consequenties van hun daden, welke consequenties hen op den duur als een ondragelijke last kunnen gaan drukken.
Door hun emotionaliteit zijn zij uiterst gevoelig voor de wisselwerking met hun medemensen. Antipathieën gaan zij uit de weg, omdat zij bij instinct weten welk een slecht effect die op hun prestaties hebben; sympathieën zoeken zij tot elke prijs te behouden, omdat die hun deugden stimuleren [voelen]. Dikwijls zijn zij plagerig, omdat hun activiteit, in samenwerking met hun primaire functie, ook op gevoelsgebied reactie zoekt, maar nooit zo dat een gewaardeerde genegenheid in gevaar zou kunnen worden gebracht.

4. Gepassioneerden (Utopisten) [uitgekeerd waarnemen]
De Gepassioneerden, bij wie zowel de emotionaliteit en de secundaire functie alsook de activiteit ontwikkeld is, kunnen hun energie onmogelijk op al deze drie gebieden tegelijk sterk ontplooien en vervallen dus of in het ene of in het andere uiterste. Dat is dan ook de reden waarom zij nu eens hartstochtelijk liefhebben en fel haten, dan weer koel en onbewogen blijven; het ene ogenblik iedereen verbazen door hun intellectuele gaven, het andere absoluut ontoegankelijk zijn voor de eenvoudigste verklaring; beurtelings krachtig ondernemend en doelloos aan het prutsen of vernielen zijn.
Welke 'passie' hen echter op een gegeven moment beheerst, hetzij op gevoels, hetzij op verstandelijk of materiëel gebied, die neemt hen dan ook volkomen in beslag. Zo hebben zij zeer sterke, uitgesproken voor en afkeer voor bepaalde personen, zaken of standpunten; is de indruk sterk genoeg op een bepaald ogenblik, dan zijn zij niet in staat hun anders zo wijsgerige, bezadigde redenering hierover te laten gaan om door het begrijpen tot het vergeven te komen; alle handelingen worden geheel 'gelijkgeschakeld' met het overheersende gevoel. Is een andermaal de rede oppermachtig, dan zijn de gevoelens als weggevaagd en urenlang kan beschouwd, betoogd en gedoceerd worden, zonder dat 'de stof' zich laat gelden. Of wel er is een werk, dat alle vermogens in beslag neemt, dat de gehele persoonlijkheid opeist en waaraan gevoel en verstand ondergeschikt gemaakt worden. Dan is dát weer 'het ene nodige'.
Bij al hun levensuitingen zijn zij echter even positief, principiëel, heerszuchtig en streng. Zij eisen methode, orde, tucht, regelmaat; zijn gevoelig voor lof en blaam, jaloers, autoritair. Tegenwerking kan hen tot een heftige uitbarsting brengen.
Zij kunnen niets 'half' doen: of helemaal, of helemaal niet. Op gevoelsgebied absoluut pro of absoluut contra; op het terrein van de rede: fanatiek dogmatisch of fanatiek vrijdenkend; op het aardse niveau bezeten door het werk of bezeten door het spel, maar altijd kenmerken zij zich door de wijze waarop zij - intens persoonlijk als zij zijn - hun persoonlijkheid in enig opzicht volkomen opzij weten te zetten.

5. Sentimentelen (Melancholici) [ingekeerd voelen]
De Sentimentelen zijn door hun gevoeligheid en hun afwachtende geesteshouding te beschroomd om tot werkelijke daden te komen, d.w.z. daden die zelfvertrouwen, kracht en durf vorderen. Zij trachten wel steeds op iemands gevoel te werken of een beroep te doen op zijn verstand, maar dwingen doen zij niet; zij weten uit eigen ervaring maar al te goed hoe pijnlijk de ene mens de ander treffen kan [het voelen] en onthouden zich dan maar liever van alle actie die anders is dan ondergeschikt, algemeen erkend nuttig werk, waarbij aan gedachten en gevoelens de vrije loop gelaten kan worden, want dit is de eigenlijke sfeer, waarin zij leven.
Niet spontaan, maar eerst door plichtmatig overleg, komen zij tot actie in de wereld, waarin zij trouwens meestal niet erg handig zijn. Hun onzichtbare voelhoorns daarentegen, zijn altijd in de weer en reageren op iedere indruk van buitenaf. Hun secundaire functie brengt hen er toe, de gevoelsindrukken niet alleen te ondergaan of door te geven, maar ze te beschouwen, te overwegen, zo mogelijk eruit te leren [ingekeerd voelen].
Zij zien graag terug op hun leven om conclusies te trekken, vergelijkingen te maken en zich te warmen aan de zonneschijn uit vroeger dagen. Dit laatste hebben zij wel nodig, want zij neigen tot melancholie, hoewel zij snakken naar een rustig, vredig, harmonisch geluk. Glimlachen doen zij beter dan lachen. Zij overdenken graag psychologische, filosofische en religieuze vraagstukken; psychoanalyse, opvoeding.

Van hun prille jeugd af aan zitten zij met allerlei problemen over leven en dood, die hen niet loslaten voordat zij er een redelijke verklaring voor hebben gevonden. En die vinden zij niet gauw, want zij gaan zeer diep in hun ontledingen en hun conflicten zijn zeer sterk. Zij lezen en studeren graag, enerzijds omdat zij daardoor meer van de wereld en hun medemensen te weten komen, anderzijds omdat zij zich daarbij terug kunnen trekken in een andere wereld, waar het alledaagse hen niet bereikt. Op dit laatste terrein zijn zij dan ook even bescheiden als zij veeleisend zijn op het gebied van gevoel en verstand. Zij nemen alles voor lief waar zij zich werkelijk 'thuis' voelen en zullen geen weldaad, geen offer vergeten, maar zij raken nooit vertrouwd met handige egoïsten.

Sentimentelen hebben over 't algemeen een kunstzinnige inslag. Zij zijn gesteld op mooie dingen en op de genoegens die het leven kan bieden. Exacte wetenschap en wiskunde ligt hun gewoonlijk niet. Hoewel zij zich spoedig beledigd voelen, zijn zij niet haatdragend.

6. Nerveuzen (Romantischen) [ingekeerd willen]
De Nerveuzen zijn voor alles gevoelsmensen; zij kunnen desnoods stoffelijk en geestelijk voedsel ontberen, maar geen emoties. Zij voelen snel de stemmingen, neigingen en stromingen in hun geving aan; maar kunnen ook hun eigenen emoties niet verbergen. De aard en sterkte van hun gevoel bepaalt ook hun actie, onmiddellijk; daar zij door hun primaire functie niet lang overwegen, krijgt de activiteit meteen het bevel: doen! [willen]
In het dagelijkse leven tonen zij zich uiterst prikkelbaar; zij vragen rust en vrijheid om te dromen. Tegen verstoorders van die rust kunnen zij onberedeneerd heftig uitvallen, maar even hevig kan daarna hun berouw zijn.
De activiteit is niet heel groot, zodat er niet krachtig, niet systematisch, niet 'ernstig' gewerkt wordt. Succes blijft dus meestal uit, wat de wilskracht remt. Middels het denken gaat dadelijk het bericht terug 'mislukt' en de stemming daalt overeenkomstig. Zo wordt veel enthousiast aangepakt, dat, door te weinig voorafgaand overleg tot niet-slagen gedoemd, onverschillig of boos wordt neergelegd. Is er een gelukje in het spel en wordt toch een goed resultaat bereikt, dan hebben deze mensen 'allemanspraatjes'.
Op deze wijze komen de Nerveuzen er gemakkelijk toe, alles aan het 'toeval', aan goede of boze invloeden toe te schrijven, wat hun activiteit en logica allesbehalve stimuleert, maar hun 'gevoeligheid' nog vergroot. Want natuurlijk letten zij dan des te meer op alles, wat een aanwijzing zou kunnen zijn voor mee of tegenwerking.

Helpende, sympathieke invloeden - alles wat boeiend, mysterieus, interessant is, vinden zij sympathiek, trekken hen aan; ondervinden zij die van een bepaalde persoon, dan bewonderen en verheerlijken zij die grenzeloos; worden zij op dergelijke wijze ontroerd in een bepaald kerkgenootschap, dan zijn zij plotseling de innigste, devootste aanhangers en volgelingen. In beide gevallen kunnen zij zich het zwaarste en ingewikkeldste werk getroosten, waarin dan echter nóch echte activiteit, noch logische redenering is. Immers, het wordt alleen gedaan omdat zij geloven op die wijze een hevig verlangde hulp te krijgen. Verliezen zij dat geloof als de goede resultaten op zich laten wachten, dan is meteen alle ijver verdwenen.

7. Amorphen (Vormlozen) [ingekeerd waarnemen]
De Amorphen zijn niet emotioneel en niet actief; zij voelen niet diep, maar teren op de gevoelens van anderen. Zij doen niet veel, maar laten met zich doen. Zij verlangen dat men zich met hen bezig houdt, hen amuseert, hen rondleidt en onderricht. Zij gaan graag uit, naar bioscoop, operette, circus of een populair concert. Zij houden ervan, goed gekleed (modieus, maar zonder eigen smaak) te paraderen in een overeenkomstige omgeving, waar wat 'te zien' is: een duur hotel, een mondain feest, een concours hippique of andere wedstrijden.
Dat zij daarbij zelf favoriet zijn of op zijn minst de favorieten van nabij kennen, vinden zij heel natuurlijk. Hebben zij talenten, dan laten zij die gemakkelijk ontwikkelen tot vreugde en glorie van hun leermeesters. Immers, hun primaire functie maakt hen bevattelijk, vlug van begrip en vrij van vooroordeel of verlegenheid. Op deze wijze worden zij licht de speelpop, de trots van de omgeving.
Als zodanig hebben zij ook geen initiatief, geen neiging nodig, ja zij zouden er last van hebben. De bewonderaars en 'managers' zorgen voor dat alles, als zij maar snoezig, knap, geweldig of geestig zijn. En dat kunnen zij uitstekend, zolang zij maar 'publiek' hebben. Dan kunnen zij de ziel van een gezelschap zijn, zich aanpassend aan de speciale verlangens van dat gezelschap: een brillant redenaar onder intellectuelen, een branie onder sportbeoefenaars, een onweerstaanbare flirt op een fancyfair.

Zij zijn tot de stoutste stukjes en de dolste streken over te halen, omdat zij er au fond zo 'ijskoud' onder blijven. Zij leven bij het ogenblik, hebben snelle en felle reacties, maar zijn dit spoedig weer vergeten. Zij hebben een zaak heel gauw in hoofdlijnen goed begrepen, maar verliezen hun belangstelling bij de details; zij krijgen soms een geniale ingeving, die alleen tot werkelijkheid kan worden wanneer anderen zich met het uitzoeken en uitvoeren der onontbeerlijke kleinigheden belasten. Aan zichzelf overgelaten - zoals gebeuren kan als zij geen opvallende gaven of uiterlijkheden bezitten - zijn zij lui, snoeplustig, beuzelachtig en flauw; dan uit hun primaire functie zich slechts in een primitieve slimheid.
Amorphen zijn als ondergeschikten goedwillend, maar voelen zij zich door een meerdere te kort gedaan dan worden zij onhandelbaar, koppig, weerspannig.

8. Apathen (Filosofen) [ingekeerd denken]
De Apathen zijn in de eerste plaats denkers. Voelen en handelen zijn bij hen ondergeschikt aan de werkzaamheid van de geest, die deze beide werelden verenigt door ze gescheiden te houden. Gevoelsprikkels worden niet onmiddellijk in daden omgezet, maar rijpelijk overwogen, getoetst aan de ervaring en het verworven inzicht [denken] - waar ze dikwijls niet tegen op kunnen. Omgekeerd worden de positieve of negatieve ervaringen in de stoffelijke wereld (arbeid en spel) ook niet dadelijk geuit in vrolijke of sombere stemmingen, maar door de rede ontleed, gekritisserd en gezuiverd [denken] - waardoor veel de gevoelsoppervlakte niet bereikt.
Zodoende maken zij op emotionelen en actieven meermalen de indruk van 'lauw', 'laks' en 'lui' te zijn en deze onvriendelijke beoordelingen verdragen zij eveneens met 'stoïcijnse kalmte', die in wezen is: opperheerschappij van het denken. Zij zullen er geen stap meer om verzettenen en ook geen spier van hun gezicht voor vertrekken, wetend dat zijzelf veel meer en dieper over de zaak hebben nagedacht dan degenen, die hun die verwijten doen.

Deze suprematie van de geest, die zich dikwijls voordoet als gelatenheid, is het typische kenmerk van de echte filosofen, die juist voldoende sentiment en activiteit hebben om niet buiten deze wereld te staan, maar bij wie elk gevoel, elke daad, verwerkt wordt tot ervaring, inzicht, wijsheid. Wijsheid, die zich niet aankondigt of verheft, maar zich in grote eenvoud openbaart aan wie werkelijk leren wil en die zelf voortdurend wil blijven leren. De figuur van Job is hiervan een treffend voorbeeld: verlaten en bespot door zijn vrienden (sentiment), beroofd van geld en goed (materiaal) is hij in staat, zijn geest te verheffen tot de Allerhoogste en tevreden, ja dankbaar te zijn met zijn lot.
Apathen zijn de 'zoekers naar de waarheid' [denken], zij zijn afkerig van alles wat gekunsteld is en vragen steeds naar bewijzen. Na veel onderzoek vormen zij zich een eigen oordeel, een eigen wereld- en levens-beschouwing; zij vermeien zich meer in het denken (filosoferen) dan in het doen.

terug naar de Inhoud

2. Het visioen over de kubus
Heymans denkbeeld de verhouding tussen de grondeigenschappen van de persoonlijkheid met behulp van een kubus ruimtelijk weer te geven, sprak mij erg aan. Het dagelijkse leven is immers ook een ruimtelijk gebeuren en de persoonlijkheid in het inwendige van de menselijke geest is daarop ingesteld. Ik nam zijn denkbeeld over in die zin, dat ik de acht eenzijdige persoonlijkheidskenmerken over de hoekpunten van de kubus verdeelde op een zodanige wijze, dat die verdeling in overeenstemming was met Pythagoras' getallenleer.
Niet alleen is de som van de getallen van het onderste en bovenste vlak gelijk aan 9 (1+8, 2+7 enz.), maar daarna bleek dat ook alle getallen van de twee diagonaalvlakken beantwoorden aan de gereduceerde cijfersom, terwijl de volgorde van de vermogens bij het ene diagonaalvlak de mannelijke volgorde was (het uitgekeerde waarnemen, dénken, voelen en willen) en die bij het andere vlak de vrouwelijke volgorde (het ingekeerde waarnemen, vóelen, denken en willen).
Zie hiervoor Pythagoras' getallenleer in het menu onder Nabeschouwing.

In de tijd dat ik dit onderwerp aan het overwegen was, kreeg ik op een nacht het volgende visioen:
Ik bevind me in de geestelijke wereld die weer geheel leeg is. In de verte komt een voorwerp naar mij toe, dat dichterbij gekomen een enorme kubus blijkt te zijn. Uit een opening in het midden van de onderkant treedt God als mijn vader naar buiten en komt naar mij toe. Hij zegt tegen mij de woorden: 'multi ergon'.
Het woord 'multi' is Latijn, de taal van de Romeinen - een uitgekeerd volk - met als betekenis 'meervoudig'; 'ergon' is Grieks, de taal van filosofen - een ingekeerd volk - met als betekenis 'werkzaam'.
Dit uit de geestelijke wereld aan mij getoonde beeld wil mij zeggen dat de menselijke geest met de vermogens op 'meervoudige wijze werkzaam' is, nl. ingekeerd en uitgekeerd, en dat de verhouding tussen de vermogens en de instellingswijzen met de kubus is weer te geven; wat voor mij een bevestiging betekende van de psychologische waarde die Heymans aan de kubus gaf.

De ontwikkeling van meetkundige vormen die samenhangt met de getallenleer van Pythagoras, begint met het getal 1 en de vorm 'punt', en komt uit op het getal 9 als het middelpunt van de vorm 'kubus' met zijn omgeschreven bol, als een toonbeeld van voltooiing en volmaaktheid. De kubus is van de vijf regelmatige veelvlakken de vorm, die alle andere in zich kan bevatten en wordt ook daardoor gekenmerkt door volmaaktheid (zie hiervoor Pythagoras' getallenleer in het menu en vervolgens Plato en de regelmatige veelvlakken).
De kubus heeft alle kenmerken van een goddelijke vorm, wat aan mij vanuit de geestelijke wereld is getoond.

terug naar de Inhoud

3. De verheven betekenis van de kubus in de Joodse tempel
In de hoofdstukken 26-40 van het Bijbelboek Exodus geeft God aan Mozes een beschrijving van de te bouwen tempel, waarin God te midden van het volk Israël wil wonen. Deze eerste tempel is verplaatsbaar; het is in feite een grote tent (Latijn 'tabernaculum': hut, tent) omdat het volk door de woestijn heen onderweg was naar het beloofde land. Deze tent is de 'tent der samenkomst', daar God hier het volk ontmoet middels de tempeldienaren, de priesters.

Deze tent of tabernakel bestond uit twee delen: twee derde was het Heilige en een derde het Heilige der Heiligen (beter vertaald met: het Allerheiligste). In het Allerheiligste bevond zich de Ark van het Verbond (de draagbare kist met daarin o.a. de twee stenen tafelen met de Tien Geboden: de opdracht die God aan het volk had gegeven en de kern van de Joodse godsdienst). In het Heilige bevond zich o.a. de zevenarmige Kandelaar, de Menora en in die ruimte waren ook de priesters als middelaars tussen God en volk aanwezig. De toegang voor het volk Israël was beperkt tot de ruimte van de Voorhof om de tent heen. De ingang van de tent was altijd naar het oosten gericht.
Het Allerheiligste was de woning van God, die tijdens de tocht door de woestijn daarin rustte in de vorm van een wolk - die niet alleen in het Allerheiligste, maar ook daarboven aanwezig was. De wolk werd Shechinah genoemd: 'zij, die bij ons is'. Als de wolk in beweging kwam, werd de tabernakel reisvaardig gemaakt en ging het volk achter de wolk aan op weg. 's Nachts veranderde de wolk in een vuurkolom (Exodus 40:34-38).

Uit de beschrijving van de tabernakel zoals weergegeven in Exodus 26:15-25 kan worden opgemaakt, dat het Allerheiligste inwendig de vorm had van een kubus - de eenvoudigste en als het ware de 'meest regelmatige' van de vijf regelmatige veelvlakken, die bovendien alle andere in zich kan bevatten.
De tabernakel op aarde is een weergave van die in de hemel, door God zelf daar opgericht. Mozes zag op de berg Horeb daar van tevoren al een afbeelding van (Ex. 25:9, 40; 26:30; 27:8) en kreeg de taak die op aarde na te bouwen.

Ook het Allerheiligste in de twee stenen tempels die ooit in Jeruzalem zijn gebouwd (de eerste door Salomo) hadden de kubusvorm en hadden dezelfde afmeting als die van de eerste in de tabernakel: 10x10x10 el. Het getal tien had in de Oudheid de betekenis: volledigheid, volkomenheid, voltooïïng. Het was een goddelijk getal en dat kwam tot uitdrukking in alle afmetingen van het tabernakel, die alle veelvouden van tien waren.

Ook in de Brief aan de Hebreeën (Hebr. 8:1-5 en 9:11-12, 24) wordt het hemelse tabernakel genoemd en heet daar 'de ware tabernakel'. De aardse tabernakel was een zinnebeeld en schaduw van de hemelse (Hebr. 8:5); een tegenbeeld van de ware tabernakel (Hebr. 9:24).
Christus is als hogepriester door het offer van zijn eigen bloed aan het kruis eens en voor altijd in de hemelse tabernakel, het hemelse heiligdom ingegaan (Hebr. 9:11-12; vgl. 9:24).

Op het eiland Padmos ziet Johannes tijdens zijn visioen een afbeelding van het Hemelse Jeruzalem in de vorm van een enorme kubus. Openbaring 21:14-17:
En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams. En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok, om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur.
En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadien; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk.
En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is.

Niet alleen het Allerheiligste in de Joodse tempel, Gods woonplaats, maar ook het hemelse Jeruzalem heeft de vorm van een kubus.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^