Nicoline van der Sijs - Hoge vijf voor het Nederlands


Vraaggesprek met Nicoline van der Sijs, taalwetenschapper
Gepubliceerd in Dagblad De Limburger, op 25-07-15

Een transporteur biedt tegenwoordig 'logistics solutions', iemand van personeelszaken werkt voortaan bij 'human resources'. Is die verengelsing van onze samenleving erg?
"Nee," zegt taalwetenschapper Nicoline van der Sijs, "Het gebruik van leenwoorden is iets van alle tijden. Het wordt alleen een probleem als hele groepen uitsluitend nog Engels met elkaar praten."

Het gebruik van Engelse termen. Voor sommigen is het een bron van ergernis, voor anderen letterlijk 'business as usual'. Iets is in de 'sale', we gaan 'funshoppen' en onze pauze brengen we door in de 'coffee corner'.
Taalwetenschapper Nicoline van der Sijs (Heerlen, 1955), werkzaam bij het Meertens Instituut voor onderzoek en documentatie van de Nederlandse taal en cultuur en verbonden aan de universiteit van Nijmegen, blijft er gelaten onder. „Vroeger is onze taal sterk beïnvloed door het Latijn en het Frans. Veel van die woorden gebruiken we nu nog en niemand heeft daar een probleem mee. Nu hebben we vooral te maken met Engelse leenwoorden. Ik zie niet in waarom dit verschijnsel wezenlijk anders zou zijn. In elke periode zien we dat er een andere taal is die invloed heeft op het Nederlands.

Kaas
Dat komt doordat er een invloed is van een andere cultuur. De Romeinen maakten bijvoorbeeld melkproducten op een bepaalde manier en noemden die 'caseus'. Wij maakten daar weer 'kaas' van, waar volgens mij niemand bezwaar tegen heeft", legt de taalwetenschapper uit. „Als een bepaald land politiek, cultureel en economisch overwicht heeft, is de kans groot dat woorden uit die taal worden overgenomen. Nu is dat bijvoorbeeld vaak Amerika, en dus de Engelse taal."
Veel van die leenwoorden verdwijnen vanzelf weer. „Elke taalgemeenschap heeft een zelfreinigend vermogen. Uit onderzoek is gebleken dat van de Engelse leenwoorden binnen vijf jaar ongeveer een derde vanzelf weer verdwijnt."
Met name bedrijven hebben het Engels omarmd. Functie-omschrijvingen, persberichten en reclame-uitingen zijn vergeven van Engelse termen of vaak zelfs helemaal in die taal opgesteld. Het lijkt soms wel alsof iedereen denkt dat het gebruik van Engelse termen een bedrijf of product meer cachet geeft.

Gewichtigdoenerij
Volgens Van der Sijs is gewichtigdoenerij zeker een factor. „Ze proberen er dan een bepaalde status aan te ontlenen. Iets dat overigens heel gevaarlijk is. Vergelijk het met woorden als 'vet' en 'gaaf'. Daar wil je ook indruk mee maken. Maar juist dat soort woorden is heel vluchtig en verdwijnt ook heel snel weer. Daar moet je het dan niet van hebben als je op zoek bent naar status. Het is soms ook een modeverschijnsel. En je weet hoe het zit met modes: die gaan vanzelf weer weg."
De hoofdreden voor bedrijven om Engelse woorden te gebruiken, gebruiken, heeft volgens Van der Sijs dan ook niets te maken met ijdelheid of modegrillen. Het is pure noodzaak. „In deze tijd moeten veel bedrijven internationaal opereren. De voertaal is dan vaak Engels en dat heeft weer zijn weerslag op het taalgebruik binnen een onderneming."

Iets waar de taalwetenschapper wel een probleem mee heeft, is de toegenomen invloed van het Engels binnen het Nederlandse onderwijs. De SP stelde onlangs nog Kamervragen over het feit dat het percentage Engelstalige studies op de universiteiten in vier jaar tijd is gestegen van 64 naar 80 procent.
„Het wordt een probleem als hele groepen in de samenleving uitsluitend nog Engels met elkaar praten. Dat zie je bijvoorbeeld al in het hoger onderwijs. Ik vind dat je ook heel veel colleges in het Nederlands moet blijven geven. Doe je dat niet, dan raken wetenschappers op termijn het vermogen kwijt om ook in het Nederlands over hun bevindingen te rapporteren. Je hebt dan simpelweg geen woordenschat meer. Als je alleen maar gedacht hebt in het Engels, dan weet je niet meer hoe je dat op een normale manier in het Nederlands zegt. Een deel van de colleges, dat kan, maar zeker niet allemaal. Daar ben ik tegen."

Jofel
En er is nog een ander aspect: „Denk ook aan de arme docenten, tot wie ik mezelf ook reken. Ons Engels is vaak niet zo jofel. Correct Engels spreken met een goed accent, dat is niet iedereen gegeven. Dat komt de kennisoverdracht niet altijd ten goede en dat vind ik eigenlijk bedreigender dan het gebruik van een aantal leenwoorden."
Soms is het ook ronduit beschamend: politici, hoogleraren of managers die denken dat ze perfect Engels spreken, maar de plank volledig misslaan. Ook iets van alle tijden. Naar verluidt vroeg VS-president John F. Kennedy ooit wat voor hobby's onze minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns had. 'I fok horses', zei Luns toen. Kennedy, zeer verbaasd, reageerde met 'pardon', waarop Luns antwoordde met 'yes, paarden!'

In plaats van volledig in te zetten op Engels, zou het volgens Van der Sijs veel slimmer zijn om het Duits weer wat meer te omarmen. Zeker in Limburg, waar veel pogingen om 'over de grens' te werken of te ondernemen, stuklopen op de taalbarrière. „In Duitsland studeren heel veel mensen Nederlands, en niet alleen in de grensgebieden. En die kunnen zo terecht op onze arbeidsmarkt. Andersom is dat een stuk minder, eigenlijk onbegrijpelijk. Misschien is er toch nog aversie tegen de Duitse taal, voortgekomen uit de oorlog. Daar zouden we nu onderhand eens overheen moeten stappen."
Heeft ze nog een tip voor mensen die zich groen en geel ergeren aan al dat Engels? „Zorg dat je zelf Nederlandse woorden blijft gebruiken, waar anderen met Engels schermen. En hou je vast aan de gedachte dat woorden vanzelf weer verdwijnen als blijkt dat ze geen waarde hebben."


terug naar Franse en Engelse invloed






^