hart


Het hart is de geest als het innerlijk, de kern, het midden; het hart is de geest als het gemoed.
In het stoffelijke hart komt de werkzaamheid van de geest met de geestelijke vermogens onmiddellijk tot uitdrukking. Het waarnemen komt overeen met de werkzaamheid van de rechter boezem, het denken met de rechter kamer, het voelen met de linker boezem, het willen met de linker kamer; de systole komt overeen met de uitgekeerde instelling, de diastole met de ingekeerde instelling.

Net als de geest straalt het hart zijn werkzaamheid om zich heen uit door middel van de bloedvaten van de bloedsomloop, die het hele lichaam met bloed doordringt en die zo met de ziel als uitstraling van de geest overeenkomt.
In de vrouwelijke geest is de volgorde van de vermogens: waarnemen, voelen, denken en willen. Waarnemen en voelen zijn beide het doordringbare, vormbare licht en warmte, de vrouwelijke vermogens, waardoor zij samenwerken en elkaar versterken; datzelfde geldt voor het denken en willen, zij zijn het zelfvormende, doordringende licht en warmte, de mannelijke vermogens, waardoor ook zij samenwerken en elkaar versterken. (zie ook: geslachtsverschil)

De werking van de vrouwelijke geest komt in het hart tot uitdrukking: bij een hartslag trekken eerst de boezems (waarnemen en voelen) gelijktijdig samen en stuwen het bloed in het hart naar beneden (in de kamers), daarna de beide kamers (denken en willen) die het bloed naar boven stuwen (naar de longen en het lichaam).
Doordat het stoffelijke hart een uitdrukking is van de eigenschappen van de geest, komen ook de gemoedsbewegingen van de geest onmiddellijk in de werkzaamheid van het stoffelijke hart tot uitdrukking.


terug naar de woordenlijst H






^