stof


Stof is een verdichtingstoestand van het geestelijke licht en de geestelijke warmte van de algeest.
De meest ijle, niet verdichte toestand is die van de ongevormde oertoestand van de goddelijke algeest. Binnen zichzelf vormt God vanuit die toestand nieuwe werelden, door nieuwe graden van verdichting te vormen van Gods eigen licht en warmte. Iedere wereld is opgebouwd uit Gods licht en warmte in een eigen verdichtingstoestand en strekt zich uit in de eeuwige oneindigheid.
De wereld die de stoffelijke wereld wordt genoemd, is de meest verdichte toestand. In deze wereld wordt door de bewoners ervan de toestand van verdichting van Gods licht en warmte 'stof' genoemd ('materie', van Latijn 'mater': 'moeder'). In deze wereld zijn Gods denkbeelden, die lichtbeelden zijn, verdicht tot stoffelijke vormen. Daar deze wereld door het goddelijke denken is gevormd, is vanuit deze wereld door de menselijke geest ook weer terug te denken naar God toe. Dat deed Einstein in feite (hij zei ook dat hij dat nastreefde) en hij kwam zodoende tot de formule, waarin de eenheid tussen stof (m=materie), licht (c=lichtsnelheid) en warmte (E=energie) is vastgelegd: E=mc² (in woorden: de energie van een massa is die massa maal de lichtsnelheid in het kwadraat).
De huidige natuurwetenschap heeft zichzelf de laatste eeuw de beperking opgelegd alleen de stoffelijke zijde van de schepping te willen bestuderen (Swammerdam en Newton bijvoorbeeld deden dat nog niet). Het woord 'natuur' hangt echter samen met het Latijn 'nasci': geboren worden. De 'natuur' is datgene, wat geboren is en uiteindelijk geboren uit Gods geest. De stof is uit de geest voortgekomen en draagt er daardoor de eigenschappen van. De natuurwetenschap kan niet anders dan langs de omweg van de stof die zij bestudeert, het bestaan van de uitgangspunten van de geesteswetenschap - de eigenschappen van de geest - bevestigen.

In sommige levensbeschouwingen wordt gesteld dat 'de stof een illusie is'. Illusie komt van Latijnse werkwoord 'inludere' en betekent 'erin spelen' of 'een spel met zich laten spelen'. Niet de stóf speelt echter een spel, maar het is de menselijke geest zélf, die 'een spel met zich laat spelen' door te dénken dat de stof alles is wat er is. Deze mening wordt veroorzaakt door de aanvangstoestand van onbewuste vereenzelviging met het stoffelijke bestaan, waardoor waarden worden omgekeerd. Door die omkering van waarden wordt niet meer gezien, dat de géést alles is wat er is. De illusie wordt veroorzaakt door de hóuding van de menselijke géést.
De stof zelf is niet een illusie, maar de stof is Gods tot vastheid verdichte goddelijke licht en warmte, door God uit liefde in die toestand gehouden om de menselijke geest de gelegenheid te geven in vrijheid en op eigen kracht te groeien naar geestelijke zelfstandigheid. Dat is het verheven doel waarom God de stoffelijke schepping schiep; niet om 'de stof voor de mens een illusie te laten zijn'.

Het begrip 'stof' wordt ook wel aangeduid met het woord 'materie', dat samenhangt met het Latijnse 'mater': moeder. Dit is weer afkomstig van het Sanskriet 'mater', dat 'bron' betekent als datgene, waaruit iets anders is voortgekomen. Dat, wat uit die bron is voortgekomen, is de 'natuur', een woord dat samenhangt met het Latijn 'nasci': geboren worden. Met andere woorden: de natuur (nasci) is uit de materie (moeder) geboren, ofwel: de schepping (natuur) is uit God als moeder (mater) geboren. Later, toen de wetenschap zich ging beperken tot de zichtbare helft van schepping en zich 'natuurwetenschap' noemde, is het inzicht in deze samenhang geheel verloren gegaan.


terug naar de woordenlijst S






^