tijd


De tijd is de stroom van gebeurtenissen, waardoor de geest ervaringen opdoet. Door de noodzaak deze ervaringen te verwerken om staande te kunnen blijven in de druk, die de kracht van die stroom op de geest uitoefent, leert de geest uit zichzelf zijn vermogens bewust en beheerst te gebruiken. De stroom van gebeurtenissen zet de geest ertoe aan zijn traagheid te overwinnen en werkzaam te worden.
Doordat de geest zichzelf staande moet houden, wordt de geest 'zelf-standig', zelf staande. Die persoonlijke zelfstandigheid is het doel van de geestelijke ontwikkeling. De tijd als stroom van gebeurtenissen levert de noodzakelijke leerstof die de geest nodig heeft om te kunnen groeien door de geestelijke vermogens bewust en beheerst te leren gebruiken. Het tijdelijke bestaan is daardoor een onmisbare leerschool voor de menselijke geest om zichzelf op eigen kracht en door eigen ondervinding tot ontwikkeling te brengen. Doordat 'herhaling de leermeester van de student is', komen in de tijd als stroom van leerzame gebeurtenissen regelmatig gebeurtenissen van dezelfde soort op de geest toe, net zolang tot de geest voldoende is geoefend in het omgaan met dat soort ervaringen.

Alle stof is oefenstof, oefenstof voor de geest. Dat is het doel en de zin van dit stoffelijke, tijdelijke bestaan: het is een leerschool voor de geest om de goddelijke eigenschappen, waarover de geest in aanleg beschikt, naar eigen vrije keuze en op eigen kracht te kunnen ontwikkelen. Zonder de tijd zou die stroom van gebeurtenissen er niet zijn. Tijdelijkheid is daardoor een onvermijdelijk vereiste voor geestelijke groei. De menselijke geest krijgt op aarde de tijd om zich te kunnen ontwikkelen.
Het woord 'tijd' hangt samen met het Gotische 'timan': indelen. Het geeft aan dat het tijdsbesef ontstaat door regelmatig terugkerende gebeurtenissen. Het woord 'tijding' betekent de beschrijving van een bepaalde gebeurtenis.


terug naar de woordenlijst T






^