zelfbezinning


Zelfbezinning is de inkeer van de geestelijke vermogens in hun eigen oorsprong, de geest. Hierdoor ontstaat de toestand van zelfbewustzijn.
Door zelfbezinning kan de geest 'tot zichzelf komen', tot bewustzijn van zichzelf in het hart. Daartoe moeten om te beginnen alle onderwerpen buiten de bewustzijnsruimte worden gesloten. Vervolgens moeten aandacht en toewijding worden verinnerlijkt door te beseffen, dat de geest niet dit lichaam is, noch de inhoud van de ziel; maar alleen de menselijke geest zelf, de bewuste, zelfwerkzame kracht, die nu deze woorden tot zichzelf spreekt; dat de geest de vermogende levenskracht is, die in zichzelf de dingen waarneemt, ze overdenkt en doorvoelt en daar dan iets mee wil doen.
Door zich zo op het wezenlijke van zichzelf te bezinnen, maakt de geest de aandacht en toewijding eerst los van hun zintuiglijke verbondenheid met de buitenwereld; daarna maakt de geest ze los van de inhouden van de ziel; en ten slotte trekt de geest ze samen op zichzelf als het innerlijke middelpunt. Door die teruggaande beweging van de vermogens gaat de geest eerst van wereldbeleving tot beleving van de inhouden van de ziel; daarna komt het tot zelfbeleving, doordat de geest door deze inkeer weer tot zichzelf komt.
Met behulp van zelfbezinning als oefening komt de geest op den duur bewust en bezonnen te leven in het hart. Het hart is de geest zelf als middelpunt, het innerlijke rustpunt - en in dat midden moet de geest zijn! Alleen in zichzelf kan de geest zichzelf worden en zijn.

Door het bereiken van de zelfbezonnen toestand gaat de geest zichzelf ervaren als een brandpunt in de ziel. Bewustzijn en kracht, aandacht en toewijding hebben zich door de eigen zelfbezinning in zichzelf verenigd. De geest is tot zichzelf gekomen door de aandacht, het gerichte waarnemingsvermogen, te willen richten op zichzelf, de krachtbron, waardoor de geest nu zichzelf zuiver waarneemt. Willen waarnemen, bewuste kracht is het kernpunt. Dat waarnemen is het ervaren, in het innerlijk, van de aanwezigheid van de onzichtbare, bewuste kracht, die de geest zelf is: zelf-ervaring is zelf-waarneming, zelf-ondervinding, zelf-ontdekking, zelf-bewustwording.

Door de inkeer zijn aandacht en toewijding nu niet meer verdeeld over zichzelf en over wat zich in de ziel bevindt. Zij zijn in het hart een geestelijke eenheid geworden van bewustzijn en kracht. Door de geestelijke krachtsinspanning, waarmee de geest de aandacht op zichzelf gericht wil houden in het hart, is die 'innig' geworden. Deze innigheid maakt de waarde uit van zelfbezinning als oefening.
Niets meer of minder dan dit, bewuste kracht, de uiterste eenvoud, 'is de geest en wil de geest zijn'. In het eenzame midden van de eigen ziel, vindt zo de zoeker het gezochte... de zoeker zelf. Door deze zelfbewustwording worden zoeker en gezochte één. Door zelfbezinning wordt de aandacht, die door de wilskracht naar het hart is gevloeid, tot een zuiver, stil besef van eigen zelfstandigheid en tot een eenheidsbeleving van innerlijke schoonheid, waarheid, vreugde en kracht.
Laat de geest deze beleving van zichzelf, in deze wezenlijke toestand van eenvoud en zuiverheid, van zuiver 'zichzelf zijn', zoeken als de kernbeleving van het tijdelijke bestaan als mens: de beleving van de kern, die de geest zelf is.

De zelfbezinning is het 'vormen van de vormer', het 'bekrachtigen van de kracht' en het 'belevendigen van het levende', doordat de geestkracht op deze wijze in het bijzonder aan zichzelf werkt en zo zichzelf omvormt en laat groeien! De geest gebruikt tijdens de zelfbezinning de vermogens namelijk als zichzelf vormende scheppingskrachten. Door de zichzelf opbouwende en bestendigende kringloop van de vermogens, die de geest wezenlijk is, kan die zichzelf door zelfbewustwording en zelfbekrachtiging steeds meer opstuwen tot de zelfverwerkelijkte toestand.


terug naar de woordenlijst Z






^