Pieter Kooistra - Het ideale eigenbelang
Het UNO-Marshallplan voor alle mensen
Uitgeverij Agora, 1993
Zie ook: Tijdschrift Gamma, jrg, 2, nr. 2, dec. 1994
Boekbespreking door Henk Hogeboom van Buggenum, hoofdredacteur
Gamma is het tijdschrift van de Stichting Teilhard de Chardin
Als we het in onze maatschappij over 'werk' hebben, bedoelen we daarmee meestal 'betaald werk'. Uit het feit alleen al, dat in onze maatschappij 2,7 miljoen vrijwilligers zonder betaling 'werk' verrichten met een geschatte economische waarde van 11,5 miljard gulden, blijkt echter dat 'betaald werk' alleen niet zaligmakend is.
We zouden dus het begrip 'werk' niet beperkt moeten zien tot 'betaald werk' alleen, maar het uitbreiden met 'onbetaald werk' in de zin van vrijwilligerswerk voor anderen. Sterker nog, we zouden het zelfs moeten uitbreiden tot elk bezigzijn, dus ook het 'onbetaalde werk' voor zichzelf in de studie- of hobbysfeer. De meerwaarde, die een samenleving daardoor ten deel valt, is niet in geld uit te drukken, net zo min als de enorme behoefte aan vrije tijd, die er nu al voor deze studie- en hobbysfeer bestaat en die door het kweken van interesse door daarop gericht onderwijs nog kan worden vergroot.
Het scheppen van werkgelegenheid kunnen we opvatten op als de drieëenheid van het scheppen van banen (betaald werk), van vrijwilligerswerk (onbetaald werk) en van zinvolle vrijetijdsbesteding. Ieder van ons zou in staat gesteld moeten worden zijn eigen behoefte aan een combinatie van betaald, onbetaald en vrijetijdswerk te definiëren.
Door de verregaande automatisering van de productie zijn wij één van de (bevoorrechte) samenlevingen, die zijn burgers voor het eerst in de geschiedenis kunnen voorzien van de primaire levensbehoeften (voedsel, kleding, woning, veiligheid). De basisprijs hiervan zou de overheid iedereen zonder enige tegenprestatie maandelijks kunnen uitkeren. Onze andere behoeften zouden we gedifferentieerd naar aanleg en voorkeur zelf moeten kunnen bepalen.
Dat is waar kunstenaar Pieter Kooistra (overl. mei 1998) in zijn boek Het ideale eigenbelang naar streefde. Nadat hij de kunstuitleen in het leven had geroepen (1972) ontwierp hij een plan voor een basisinkomen wereldwijd, dat ook op een video (1997) vanuit het Vredespaleis in Den Haag met adhesie van o.a. Jan Tinbergen (Nobelprijs economie), Wouter van Dieren (lid Club van Rome, milieubeschermer) en Theo van Boven (prof. internationaal recht) als het op één na beste plan voor zo'n basisinkomen wereldwijd wordt aangeprezen.
De materiële welvaart, ontstaan door de verworvenheden van de techniek, bevrijdt ons door de automatisering ook voor een deel van de noodzaak tegen betaling te werken. Velen zullen inzien dat zij met de materiële bezittingen die in onze maatschappij liggen opgehoopt, hun behoeften ruimschoots kunnen bevredigen. Er is van veel zaken eerder een teveel dan een tekort. Men krijgt ook meer besef van wat er aan overbodigs wordt geproduceerd en de roep om een 'economie van het genoeg' en voor 'eigen behoefte' in plaats van een 'economie van de groei en de export' wordt luider.
Vanuit het inzicht, dat 'ons genoeg' of zelfs 'ons teveel' (mede) de oorzaak is van het tekort elders op de wereld en het verstoorde evenwicht de bron kan vormen voor geweld, criminaliteit en oorlog, wordt de druk vanuit de eigen samenleving groter om een einde te maken aan het 'groei- en concurrentiedenken' en ons te concentreren op het leefbaar maken van onze eigen omgeving. De afnemende behoefte aan betaald werk maakt het werk goedkoper. De groeiende hoeveelheid vrije tijd maakt het aanbod van vrijwilligers groter, waardoor gemeenschapsdiensten (bijna) gratis kunnen worden aangeboden. We kunnen denken aan openbaar vervoer, toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, bibliotheekvoorzieningen, musea en dergelijke. Daardoor zal van deze voorzieningen veel ruimer gebruik kunnen worden gemaakt. De vraag naar uitvoerend en beeldend kunstenaars, schrijvers en dichters neemt toe. Ook de vraag naar kennis. Men wil meer onderwijs en voorlichting. Overal ontstaan cursussen. Dat zien we nu al in bescheiden mate.
Is dit een utopie, een vrome wensdroom? Waarschijnlijk niet. Het lijkt een noodzaak, waarvan een steeds groter wordende groep mensen steeds meer overtuigd raakt. Het voortbestaan van onze maatschappij hangt ervan af, in hoeverre deze mensen in staat zullen zijn hun overtuiging over te brengen, zodat de samenleving ermee verzadigd raakt en er een omslagpunt wordt bereikt, waarin het verlies van 'betaald werk' niet langer als een bedreiging, maar als een nieuwe uitdaging wordt gezien. Een uitdaging om na te denken over de zaken, die de Westerse wereld weliswaar welvarend hebben gemaakt, maar haar nu dreigen uit te hollen: de dwang van het kapitaal, van de rentelast, van het geld, van de materie.
De geleerde Franse paleontoloog en jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) zag na bestudering van al wat leeft in zijn werk Het verschijnsel mens een duidelijke richting in de evolutie. Volgens hem hangt het voortbestaan van de mens ervan af of hij de geest uit de materie zal weten te bevrijden. Of hij ertoe zal komen genoeg aandacht en zorg aan de ander te besteden naast die aan het eigen ik. Voorop in de filosofie van Teilhard de Chardin staat de inspanning van ieder individu om zijn eigen persoon te ontwikkelen. Dit staat haaks op het individualisme dat in onze maatschappij hoogtij viert. Het individu leeft voor zich zelf, maar de persoon zou moeten leven door de ander, dus vanuit de ik-gij-relatie (Martin Buber, Levinas). Vanuit deze houding krijgt hij een heel andere kijk op bijvoorbeeld de economie. Deze is niet langer een middel om de ander te beconcurreren, maar om de schaarse goederen met de ander te delen. En de ander is tegenwoordig zijn medewereldburger door het wegvallen van de nationale grenzen als gevolg van de moderne communicatiemiddelen. Economische plannen op grond van theorieën, die alleen gebaseerd zijn op nationale of groepsbelangen, zijn gedoemd te mislukken.
Reeds eerder hebben mensen zich beziggehouden met de bestudering van de mogelijkheden tot invoering van een basisinkomen. We zouden dit echter geleidelijk moeten invoeren, te beginnen bij degenen die een jaar of langer werkloos zijn. Dit onder gelijktijdige afschaffing van verplichtingen als het opgeven van ontstaande neveninkomsten enz. Het sociale vangnet zou daarnaast moeten blijven bestaan voor hen, die niet in staat zijn hun basisinkomen (bv. € 900,-- per maand) voldoende aan te vullen.
Bovendien moet het mogelijk zijn voor ieder ander dan de bovengenoemde groep om een basisinkomen aan te vragen. De groep van ongewild werklozen wordt daardoor aangevuld met hen, die een bewuste keuze gemaakt hebben voor de combinatie zoals hierboven geschetst van 'betaald', 'onbetaald' en 'vrijetijdswerk'.
Daarnaast moet worden gestreefd naar een langzame overgang naar een beloningssysteem voor het verrichten van maatschappelijk diensten. Ook hier weer te beginnen bij hen met een basisinkomen. Deze beloning zou niet in geld, maar in tijd dienen te worden uitbetaald. Ontvangers van een basisinkomen zouden een elektronisch apparaatje moeten ontvangen, waarin zij de uren, die zij aan dienstbetoon besteden (vrijwilligerswerk) ingetikt kunnen krijgen. Deze tijd zouden zij voor de tijd van anderen of diensten moeten kunnen ruilen.
Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke gedachte op het eerste gehoor lachwekkend zal worden gevonden. Men moet evenwel bedenken, dat het hier slechts een aanzet betreft voor een plan, dat generaties vergt om nader te worden uitgewerkt, alhoewel er bij wijze van spreken vandaag al mee kan worden gestart. Hoe?
We kunnen ons voorstellen dat iemand met een basisinkomen bijvoorbeeld geluidsbanden gaat inlezen voor een blindenbibliotheek. Hij toont zijn indentiteitsbewijs, waarop hij als trekker van een basisinkomen is aangemerkt. Hij leest 4 uur per week. Zowel in de elektronische gegevensverwerker van de bibliotheek als in zijn apparaatje worden deze vier uren ingetikt. Beide worden doorgeseind naar de centrale databank hiervoor bij de overheid. Met zijn centraal geregistreerde en dus controleerbare saldo heeft deze vrijwilliger het recht gebruik te maken voor hetzelfde aantal uren van bijvoorbeeld openbaar vervoer, musea, bibliotheek, enz. enz. Deze instanties hoeven slechts het nummer van zijn elektronisch apparaatje op hun computer in te toetsen om zijn saldo van de centrale overheid door te krijgen en er een mindering op aan te brengen. Tijd wordt het nieuwe ruilmiddel in plaats van geld.
De voordelen van zo'n systeem springen in het oog. Ten eerste wordt vrijwilligerswerk op deze wijze beloond. Ten tweede zal men steeds meer tijd ter beschikking willen stellen voor diensten, zodat deze in geld uitgedrukt goedkoper worden. Ten derde zullen er meer banen vrijkomen, doordat mensen gekozen hebben voor een soberder leefstijl met basisinkomen. Ten vierde kan men criminelen ook via dit systeem van tijdruil bewust maken van de consequenties van hun leefwijze. Het laatste gebeurt al in de gevallen waarin de rechter een straf bemeet in uren dienstverlening. Bij vervolmaking van het tijdruilsysteem (misschien vergt dat vijf generaties) moet het mogelijk zijn tenminste de tijd terug te betalen die men slachtoffers heeft afgenomen (door moord, lichaamlijk letsel, materiële ongemakken enz.).
Het spreekt vanzelf, dat er vanuit vele disciplines op de haalbaarheid en de gefaseerdheid van invoering van dergelijke ingrijpende maatregelen zal moeten worden gestudeerd. Interessant zijn in dit verband namelijk de kwesties van het eigendom en de afschrijving daarop en van grondstoffen en de vervanging daarvan, die een duidelijk tijdselement bevatten.
Pieter Kooistra gaat ervan uit, dat de echte levensbehoeften van iedere wereldburger geïnventariseerd kunnen worden in een centraal computersysteem. Hij stelt voor een centrale UNO-bank op te richten, die op grond van deze inventarisatie ieder die dat wenst een basisinkomen verschaft, dat deels in deze behoeften kan voorzien. Het hierboven genoemde tijdloon zou wellicht in de uitwerking van zijn plan kunnen worden meegenomen.
terug naar het literatuuroverzicht
^