Murdo MacDonald-Bayne - Goddelijke heelmaking van ziel en lichaam, en geestkunde

Ank-Hermes, 1986

Eenheid in verscheidenheid
Deze serie van twaalf onderwerpen is bedoeld om te laten zien, hoe - vanuit het gezichtspunt van geestkunde - grote geesten en grote boeken, uit verschillende culturen en tijdperken, op kernpunten met elkaar samenhangen. Tijdens mijn vergelijkende godsdienststudie was ik op zoek naar de eenheid in de verscheidenheid. Dat is de reden waarom ik zo vrij ben geweest, weliswaar met schroom, de teksten van grote boeken en grote schrijvers in te delen naar geestkundige aandachtspunten, om zo een vergelijking mogelijk te maken.

De geest en zijn vermogens
Volgens die geestkundige punten is de menselijke geest ooit door liefdevolle verdichting van het geestelijke licht en de geestelijke warmte van de goddelijke algeest, als een bolvormige wolk uit de algeest voortgekomen. Met dat licht en die warmte uit de algeest hangen binnen de menselijke geest de geestelijke vermogens samen: het waarnemen (vormbaar licht), denken (zelfvormend licht), voelen (vormbare warmte) en willen (zelfvormende warmte).
Door die vermogens bewust en beheerst te leren gebruiken door gebeurtenissen te verwerken, maakt de menselijke geest een geestelijke ontwikkeling door. Daardoor komt de geestesgesteldheid steeds meer in overeenstemming met die van de goddelijke algeest, waaruit de menselijke geest ooit is voortgekomen, waardoor de hereniging met de bron mogelijk wordt.

Streven naar inzicht
De genoemde vergelijking is nodig als er naar wetenschappelijk inzicht wordt gestreefd. Wetenschap is een menselijk streven naar het verwerven van betrouwbare kennis door onderzoek te doen naar waarneembare zaken en daar dan aannames, toetsbare gedachten over te vormen. Die aannames kunnen door anderen worden getoetst; daardoor kunnen hun uitkomsten worden vergeleken de eerste, waardoor die op zijn waarde kan worden beoordeeld.
In het geval van godsdienst, geesteswetenschappen en mystiek zijn die 'anderen' de grote geesten en mystici uit het verleden. Komen hun bevindingen overeen met die van mij, dan is er sprake van geesteswetenschap, mystieke wetenschap.


Murdo MacDonald-Bayne
Murdo MacDonald-Bayne en geestkunde
Murdo MacDonald-Bayne werd op 21 juni 1887 in Kenmore, Schotland geboren als tweede zoon van een boer. Hij overleed in 1955 in Londen. Heel zijn leven bleef hij er jeugdig uitzien.
Zijn jeugd bracht hij door in het bekrompen religieuze milieu van een Schotse familie uit die tijd. Toen hij zeven jaar oud was, kreeg hij een aangrijpende, geestelijke ervaring. Hij zag de kenmerken van Christus in het raam van zijn slaapkamer. Hierna bleek dat hij helderziend en helderhorend was geworden. Ook kon hij van een hoogte springen en zichzelf dan langzaam en beheerst laten dalen.
Hij begon aan een artsenstudie, maar na een paar jaar vond hij de de opleiding te materialistisch en stopte ermee. Later werd hem wel een doktorstitel honoris causa verleend in de filosofie. Hij werd daarom door zijn leerlingen wel Dr. Mac genoemd. In 1913 trouwde hij en zij kregen twee zonen.
In de Eerste Wereldoorlog raakte hij in 1914 aan de Somme zwaargewond en bleef vier dagen voor dood op het slagveld liggen. Gedurende die tijd trad hij uit en verbleef in de geestelijke wereld. Hij kreeg daar te horen dat hij terug zou keren en dat hij als taak kreeg de waarheid aan de wereld te gaan verkondigen. Daarna reisde hij naar India waar hij zich in yoga bekwaamde.
Vervolgens kreeg hij het bericht naar Tibet te gaan, waar hij zich liet onderrichten door Tibetaanse yogameesters. In Lamakloosters was hij getuige van de buitengewone geestelijke vermogens van monniken. Hij ontwikkelde zijn telepathische vermogen en leerde willekeurig en beheerst uit te treden, en verwierf een diep inzicht in geestelijke onderwerpen door langdurige meditatie.
Teruggekeerd uit Tibet maakte hij reizen naar Australië, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika, Canada en de VS, waar hij centra stichtte voor geestelijk onderricht. Hij werd naar Johannesburg en Pretoria geleid rond 1944. Hier vestigde hij zijn College of Universal Science and the Sanctuary of The Silent Healing Power waar hij veel bekendheid verwierf met zijn lessen. Hij schreef veel en zijn nieuwsbrief Monthly Letters werd wereldwijd verspreid. Hij hielp velen, ook met zijn genezende gaven, zowel in zijn nabijheid als op grote afstand. Hij was in staat uit te treden en waar dan ook naar toe te gaan.

Zijn leer was gebaseerd op de woorden van Christus. Het ging erom zichzelf en de wetten van de schepping te leren kennen, en zichzelf te bevrijden uit vereenzelviging en beperkingen. Dan kan innerlijke vrede worden verwerkelijkt. Het begrijpen van de band met medemensen is de eerste stap en vervolgens gaat het erom in te zien, dat we nooit kunnen worden gescheiden van het leven van God. Bij het oplossen van moeilijkheden gaat het erom jezelf terug te vinden en bij jezelf te blijven, en te beseffen dat we altijd met God zijn verenigd; zoals Jezus zei: Mijn Vader en Ik zijn één.
MacDonald-Bayne schreef verschillende boeken: The Higher Power You Can Use, I Am The Life, Heal Yourself, Spiritual and Mental Healing, What Is Mine Is Thine, How To Relax and Revitalize Yourself, Divine Healing of Mind and Body (The Master Speaks Again), Your Life Renewed Every Day, Life Everlasting, Beyond the Himalayas en The Yoga of the Christ.

In Pretoria, in 1948, gaf hij een aantal lessen waarbij hij werd overschaduwd. Hij ging staan en vroeg de aanwezigen stil te zijn. Zijn gehele uiterlijk veranderde dan. Sommigen zeiden later dat zijn gezicht het gezicht van Jezus was geworden. Afhankelijk van hun gevoeligheid zagen de anderen hoe Murdo door een geest werd overgenomen. Zijn gestalte werd licht en straalde een hemels licht uit.
Door hem werd de liefde en wijsheid van Jezus aangepast aan nieuwe generaties en doorgegeven aan de Nieuwe Tijd. Door zijn lessen te bestuderen en toe te passen, zal ieder van ons in staat zijn het Koninkrijk, dat binnen ons is, te bereiken. Door bewust naar binnen te keren, kunnen we leren een kanaal te worden waar doorheen de grote geestelijke krachten van Leven en Liefde, Wijsheid en Kracht van onze oneindige God, onze Vader, kunnen gaan stromen.
Bron: www.murdomacdonald-bayne.com

Inhoud

Voorwoord
Deel 1 De geestelijke wereld
1. Omschrijvingen van de geest
2. Omschrijvingen van God
3. Omschrijvingen van Christus
4. God als Vader
5. Vader-Moeder-God en kinderen
6. De liefde
7. Het Godsrijk of Koninkrijk des hemels
Deel 2 De geestelijke ontwikkeling van de mens
8. Geest, ziel en lichaam
9. De geestelijke vermogens
10. De geestelijke ontwikkeling
11. Onbewuste vereenzelviging, gehechtheid, eenzijdigheid
12. Bewustwording, bevrijding, zelfverwerkelijking
13. Zelfbewustzijn door zelfbezinning
14. Gebed als godsbezinning
15. Heden en nu, verleden en toekomst, ruimte en tijd

Voorwoord
Bij lezing van dit voorwoord moet de volgende uitspraak van Jezus in gedachten worden gehouden: Ik moet mij wel van jouw woorden en uitdrukkingswijzen bedienen(!). Zij zijn volstrekt ontoereikend om geestelijke waarheden over te brengen, maar als je je openstelt voor de geest in je binnenste, zul je weten dat wat ik zeg, waar is. (zie ook: E. Swedenborg, Hemel en hel, 154: De engel spreekt met de mens vanuit het geheugen van de mens en daardoor ook met diens taal.)
a. De strekking van deze lezingen is, dat de menselijke geest in wezen dezelfde geest is als de goddelijke algeest. Het druist tegen die strekking in om dan toch afstand tussen die twee verschijningsvormen van die ene geest te scheppen door in de tekst 'u' en hoofdletters te gebruiken. Die je hoort spreken tijdens de lezingen, ben jij in wezen zelf, je bent van dezelfde aard!
Hoofdletters zijn bij het gesproken woord bovendien niet te horen; alleen het gesproken woord is een rechtstreekse uitdrukking van de innerlijke, geestelijke werkzaamheid, de geschreven taal is daarvan een afgeleide, waarvoor papier als hulpmiddel beschikbaar moet zijn.
b. Het woord 'zelf' is een aanwijzend voornaamwoord, dat wordt gebruikt om het onderwerp van de zin te versterken. Is het onderwerp de menselijke geest - die jij in wezen zélf bent - dan wijst het woord 'zelf' terug op jou als die geest. Het druist tegen de strekking van de lezingen in om door het gebruik van de kunstmatige vorm 'het zelf' de indruk te wekken, dat 'zelf' iets anders zou zijn dan jij als de menselijke geest, het onderwerp. M.a.w. 'jij' en 'zelf' zijn een onverbrekelijke eenheid, 'jíj bent het zélf'. Het wezenlijke van de geest is immers, dat de geest een éénheid is, die niet gescheiden kan zijn in een 'ik' en een 'zelf'. Eenzelfde overweging geldt voor verwarrende kunstmatige vormen als 'het ik', het 'lagere ik', het 'hogere ik', 'ego' e.d. Deze kunstmatige nieuwvormen behoren tot het New Agejargon.
c. Volgens de strekking van de lezingen is de geest het wezenlijke, de kern, het uitgangspunt, de bron. De geest is een bron van wijsheid, liefde en kracht door de geestelijke vermogens, het waarnemen, denken, voelen en willen. Zoals de géést door te denken een gedachte vormt, zo is het ook de geest, die door waar te nemen 'zich van iets bewust wordt'. Het is de geest, die door waar te nemen in een toestand van 'bewustzijn' komt en dan van iets weet heeft, kennis heeft. Zoals ook de 'gedachte' niet iets doet, maar wel de denkende geest die de gedachte bedenkt, zo kan ook het 'bewustzijn' niet iets doen, maar wel de waarnemende geest, die door waar te nemen zich van iets bewust wordt.
M.a.w. 'zich bewust zijn' is een werkwoord en 'het bewustzijn' de zelfstandige naamwoordsvorm daarvan. Zoals 'het denken' een eigenschap is van 'de denker' als degene, die denkt, zo is ook 'het zich bewust zijn' een eigenschap, een hoedanigheid van degene, die zich bewust is: de menselijke geest. 'Het bewustzijn' zelf kan daarom niet iets doen. Niet 'het bewustzijn' schept iets of denkt over iets na, maar de géést schept of denkt, na zich door waarneming van iets bewust te zijn geworden.
d. Omdat je de geest zelf bént, kun je niet jezelf als geest bezitten. Je kunt daarom in feite niet spreken van 'mijn geest' of 'je geest', maar alleen van: 'ik als geest' of 'jij als geest'.

terug naar de Inhoud


Deel 1 De geestelijke wereld

1. Omschrijvingen van de geest
De geest is de eerste en enige, werkelijke grondslag. (55) God is geest en geest is leven; leven is liefde en liefde is de levenskracht van alle dingen. Zij is de harmonie in alle dingen. (27)
Geest is almacht en geeft aan alle dingen richting. Leven in het geestelijke is leven in de werkelijkheid. (22) Leer de grote waarheid kennen dat geest alles is wat er is en niets anders kan zijn dan geest. (31) Je zou in de eerste plaats moeten inzien, dat geest de enige bron is van leven en kracht. Put eerst uit die geestelijke bron, dan zullen ziel en lichaam onderhouden en gevoed worden. (59)
De geest, die het lichaam leven geeft, is de enige levende macht die er is. (104)

God is geest, niet één geest, maar geest. Geest is in zichzelf volkomen, hij heeft de macht om zich uit te drukken, om vormen te scheppen waarin hij zich kan uitdrukken. (53) Weet, nu ik je heb leren zeggen: "Ik ben geest", dat alleen geest schept. Het is de geest 'in je', die alles schept (als 'ìk de geest bèn', dan kan de geest niet 'in mij' zijn). De geest, het onzichtbare, is de levengevende kracht, die alle vormen doet ontstaan. Geest maakt de dingen, door de dingen die hij maakt, te worden. Geest is in zichzelf volkomen. (75) De ene oerbron van leven en liefde ligt ten grondslag aan elk bestaand levend wezen in het heelal en aan deze bron dankt alle bestaan, dat het is. (107)
Water betekent de onzichtbare substantie (bouwstof), de geest van God, waarin alles zijn bestaan heeft. Uit deze fijnere substantie is alles geschapen, zelfs vlees en gebeente. De vorm moge verdwijnen, maar de geest blijft eeuwig. (101) Geest 'is bewustzijn' en het bewustzijn werkt op deze substantie in, door middel van zijn intelligent functioneren (denkvermogen). Het bewustzijn en de intelligentie van God drukken zich door alle leven heen uit. (86) De zich uitdrukkende geest is niet te scheiden van de zich nog niet uitdrukkende geest. Het leven in jou is op geen enkele wijze gescheiden van het leven van God. Verwerk deze woorden tot je het weten voelt. (75)

Je bent uit de geest geboren en de geest is de enige scheppende kracht. (47) Je bent geboren uit de geest. (55) Uit de geest geboren worden is de waarheid weten en erkennen, dat je uit de geest geboren bent, dat je geest bent en omdat je nu geest bent, zult je altijd geest zijn en het is de geest van God, die in je geboren is. Dit is de innerlijke, verborgen kracht. Wat geboren is uit de geest, is geest. Het aan de geest eigen leven is de enige, werkelijke kracht. (90) De geest van God in de mens is "Ik ben". (63)

Binnen jou zelf is de geest, die eeuwig in het nu is en aan jou ter verwerkelijking blijft. (31) Je bewustzijn ontwikkelt zich, al naar je de kracht van de geest verwerkelijkt (m.a.w. de geest is een bewuste kracht). Voel in je hart de macht van de geest. (73) De mensheid wordt volwassen en zal zich bewust worden van de inwonende geest als de enige werkelijkheid. (153) Je wil, gedachten en verstand worden in hun geheel door de heilige, onzichtbare geest geleid naar de kennis van alle waarheid. (65)

Het is het innerlijke oog dat schouwt (waarnemen), hoe de machtige kracht haar schoonheid. (waarnemen) en intelligentie (denkvermogen) ten toon spreidt, dat zij alomtegenwoordig is, zich uitdrukt in volkomenheid en niet te scheiden is van het geheel, maar zich uitdrukt als heelheid in veelheid, waarbij de veelheid in de heelheid bestaat. (154)
De geest van de Vader woont in jou. Het is dezelfde geest. (dan kan de geest niet 'in mij' wonen, maar bèn ik die geest) en geest is ondeelbaar. De ene geest openbaart zich in de veelheid, de veelheid in de ene (er is m.a.w. een veelheid van uitdrukkingsvormen van dezelfde geest, die 'ìk onder andere bèn') (71) Het heelal is niet verdeeld, het is één geheel. Je leeft niet alleen. Je denkt dat je uit jezelf leeft, maar dat is een illusie der zinnen. Het leven is ondeelbaar. Aan de wortel is er dat ene leven, dat voortvloeit uit die ene bron, de ene geest, die zich in alles uitdrukt. (72) De Heer je God is één en dat is de oneindige geest in heel de mensheid. (28)
Het is dezelfde geest in allen. Een druppel van de oceaan is van dezelfde aard als de hele oceaan. Ik ben overal. (34) Alles bestaat in de geest van God en daarbuiten kan niets bestaan. Besef de heelheid van de geest. Zoek eerst het koninkrijk van de geest en de juiste beschikking daarover en alles zal je worden gegeven. Je rust zal zeker zijn, je krachten zullen toenemen door de tegenwoordigheid van God. (74)
De volmaakte, scheppende kracht, de geest van God, schept in haar eigen, eeuwige substantie, waarin geen verdeeldheid heerst. (86) Als je de heelheid van het natuurgebeuren innerlijk verstaat, zul je daarin de uitdrukking zien van de geest van God, de uitdrukking van de geest in stenen, planten, dieren en mensen. Het Christusbewustzijn is de erkenning van de heelheid van de geest, het Godsbewustzijn van de mens, dat bewust is van zichzelf. (137)

terug naar de Inhoud

2. Omschrijvingen van God
God is liefde en liefde is God, maar niemand weet wat dat is, we weten alleen, dat het is. (17) Liefde is de kern van het heelal en vanuit die kern vloeit een onophoudelijke stroom van liefde door elke ziel en door alles wat leeft. (17) God is oneindig zachtmoedig en nederig, maar ook groots en wonderbaarlijk. Liefde vloeit voort uit de oerbron van het oneindige zelf en uit zich in alles. (30) Er is geen andere kracht in de wereld dan liefde. Zij is de enige ware kracht in de hemel en op de aarde, want zij is eeuwig en alomtegenwoordig ... zij (liefde) is de alomtegenwoordigheid van God. (17)
Alle bewegingen in de hemel zijn door God uitgedrukte gedachten. Ook jij bent Gods gedachte en je moet dan ook zijn liefde en helende kracht tot uitdrukking brengen. De gedachte is de rechtstreekse uitdrukking van het denken en staat nooit los van het denken. Het denken is het scheppende gebeuren, dat aan alle vorm en uitdrukking vooraf gaat. (136)
Het leven stroomt uit één bron en stroomt door alle vormen, die het heeft geschapen. (47) Waar de rivier van het oneindige leven vloeit, is voortdurend helende kracht. Je moet je er dan ook zo voor openstellen, dat hij door je heen naar alle schepselen vloeit, dan zal ook daar overvloed zijn. Dit water stroomt uit het heiligdom van God en is spijs en drank voor alle zielen, de bron van levend water. (133)

De grote waarheid is, dat de almachtige God alles is, wat er is. (42) Laat je hart en geest ongestoord rusten in het bewustzijn van de alomtegenwoordigheid van God. Jullie wonen allen in God en er is volstrekt niets buiten God. (19) Het bewustzijn van God is niet in delen opgesplitst. Je kunt niet zeggen, dat je een stukje bent. God is één volledig geheel en drukt zich ook zo uit. Je leeft en gaat en hebt je bestaan in God en God leeft in jou. Je bewustzijn is het middel waardoor je dit beseft. (33) In God is geen verdeeldheid; er is alleen één heelheid, die zich in veelheid (ook in jou) uitdrukt. (129)
Jij bent de levende uitdrukking van de almachtige, die altijd in jou werkzaam is. (35) Zou je bang zijn als je wist dat alleen God bestaat, dat alleen God zich uitdrukt en dat jij, Gods schepping, nooit van hem gescheiden kunt zijn (25)? God is niet ver weg. In je eigen, verborgen binnenkamer woont de almachtige. De almachtige is niet ver van je vandaan, maar is de levende uitdrukking van de werkelijkheid in jou, jouw werkelijkheid, jij zelf. (als geest) (34)
Allen zijn aan het goddelijke onderworpen. Hoe meer je dit weet, hoe meer je wordt als God. (26) God is het, die in en door je leeft, de Vader zelf, zijn bewustzijn, zijn leven, zijn intelligentie. (denkvermogen) In zijn wijsheid drukt hij zich voortdurend in en door jou uit. (62) God verdeelt zich niet. Hij schept in zichzelf de gelijkenis van zichzelf: de mens. (47) Jij bent Gods weerspiegeling, Gods gelijkenis. (37) ... jij, de hoogste schepping van God op aarde, geschapen naar Gods gelijkenis. (102) God is alomtegenwoordig en jij bent met hem. Om hem gelijk te worden moet je weten, dat er geen gescheidenheid, geen onderscheid kan zijn. (154)
Hier is het hetzelfde: Zo boven, zo beneden. (75)
De oergeest ... heeft het actieve en passieve beginsel geschapen, die hemel en aarde worden genoemd. (102) De schepping van het innerlijke en uiterlijke, het actieve en passieve beginsel, dat hemel en aarde wordt genoemd, in de ene en enige God. (97) Hij (de goddelijke mens) is mannelijk en vrouwelijk, volledig in zichzelf. (155)

terug naar de Inhoud

3. Omschrijvingen van Christus
(De verhouding tussen God en de Christus)
De Christus is de voltooide mens in God en God in de mens. Hij is de eindtoestand. Heel de machtige kracht van God komt door hem tot uitdrukking. Hij is volkomen zichzelf. Hij is de Zoon van de Vader en draagt al diens eigenschappen met zich mee. Zo is het leven van de Vader ingevoerd in de Zoon en brengt de Zoon dat leven tot uitdrukking. Hij is de enige - de Vader binnen zijn eigen schepping. (137)
Besef dat de geest van de Christus alwetend, almachtig en alomtegenwoordig is. (59) Alle eigenschappen van de Vader worden uitgedrukt door de Zoon. (106) Ik ben het allerinnerlijkste geestesbewustzijn; het bewustzijn van de Christus is het bewustzijn van God, de Vader, die zich uitdrukt in de Zoon. (44)
(m.a.w. 'Christus' is de algeest in de vorm van de volmaakte mens)

(De verhouding tussen God, de Christus en de mens)
De Christus is de bemiddelaar tussen God en mensheid. Hij begrijpt God en hij begrijpt de mens. Hij is de individualisering van de zich uitdrukkende geest van God zelf. (123) De Christus is Gods eeuwige Zoon, uitgedrukt in het menselijke geslacht. Met dit inzicht bereik je het hoogste. (165) Deze goddelijke Christus is de bewuste uitdrukking van de Vader. Hij is zich bewust van alle dingen, bewust van de scheppingskracht ... bewust van zichzelf in allen. Denk dan ook aan deze éne, heilige, goddelijke mens, die in jullie allen woont. (155) Stel je ziel en hart zo in, dat je mij kunt toelaten. Door die geesteshouding blijft de Vader, die altijd in mij blijft, ook in jou. (67)
De Christus is het geïndividualiseerde universele (de algeestvonk, het algeestbrandpunt) en dat moet ieder individu onderkennen. Dan zal het individu weten dat heelheid zijn achtergrond is en de grondslag van alle mensen. De volledige verwerkelijking hiervan openbaart God. (de algeest) in de mens. (het brandpunt in de algeest) (129) De grote, geestelijke kracht is in jou geïndividualiseerd als de Christus in je (die je bent) (139) De Christus is de geest van God, die in jou is geïndividualiseerd. (87) De Christus is de tot uitdrukking gebrachte individualiteit van de Vader. De Vader, die in die individualiteit wordt uitgedrukt, is nu de Christus in jou (die je bent) (56) De Christus is God, die zich in het vlees uitdrukt. Als je deze waarheid erkent en beseft, rijst een ontzaglijke kracht in je op: de Christus is God, die zich nú in jou uitdrukt. (164)
Ik ben één met jou; weet je niet dat de Christus Gods de eniggeboren zoon van de Vader is, de enig levende geest van God in de hemel en op de aarde, die bewustzijn heeft (waarnemen), intelligentie, wijsheid (denken) en liefde (voelen)? (105) De Christus is de enige scheppende kracht in ieder van jullie allen. Het is de wil (willen) van de Vader. Jullie zijn allen uit één lichaam, het lichaam van Christus omvat allen en zijn geest is in allen. (99) De geest van God is als de Christus Gods in jou belichaamd. De weg naar de waarheid is zich dan ook één te weten met de Christus. (131) Een goddelijke gedachte is de Christus, die in jou is opgestaan (waarvan jij je bewust bent geworden, die te zijn) Het is de geest van de Vader, die zich in ieder van jullie individueel manifesteert. (141) De Christuskracht is de geïndividualiseerde Vader zelf, die zich in ieder van jullie individueel uitdrukt, niet in zichzelf verdeeld. (142) (Ik ben de algeest in de vorm van de algeestvonk, het algeestbrandpunt; ik ben de 'grote geest' in de vorm van de 'kleine geest')
In ieder, die wordt geboren, wordt de Christus geboren. Deze 'Christus', deze levende geest, is de Vader, die zich uitdrukt in elk van zijn scheppingen. (145) De Christus is de persoonlijke uitdrukking van de almachtige. Deze Christus woont in jou en in elke levende ziel. Dit is je leven, je bewustzijn. (129) De Christus, de geest van God in jou, is in zichzelf almacht en het scheppende beginsel achter alle dingen in hemel en op aarde. (156) Je schat is, waar je hart is en je schat zou de voortdurende uitdrukking moeten zijn van de waarheid van de Christus: Ik en de Vader zijn één. (164)
Het onzichtbare is de werkelijkheid, het zichtbare de schaduw. Wat je ziet is de uiterlijke weergave van iets groters, wat onzichtbaar blijft: de scheppende kracht, het leven, de enige, eeuwig bestaande kracht in het heelal en dat is het levensbeginsel dat in jou en mij en in elk levend ding leeft. Dit leven is liefde, vrede; ik ben het leven. (33) Alleen het leven heeft bewustzijn. Ik ben het leven. Het leven schept de vorm, maar is niet van de vorm afhankelijk. (139)
Er is geen scheiding in Christus, er is geen scheiding in dat ene leven, dat door alles leeft. God heeft zich niet gedeeld, hij heeft zich geïndividualiseerd, maar dat is geen deling. Het is individualiteit in eenheid. (61) Er is slechts één waarheid. In mij ben je één in àllen en allen in één. (140) Onderscheid komt uit het (eenzijdige) denken voort, maar je zult vaststellen dat er geen onderscheid is in de Christus Gods. In ieder van jullie is dezelfde geest. De ene Christus, de verheven goddelijke mens, hij leeft in ieder van jullie. (155) Mijn boodschap is: Ik ben het leven. Jij en ik zijn voor God dezelfde. Gods geest heeft mij geschapen en zijn almachtige kracht berust in mij en dezelfde geest verblijft in jou. (44)
Omdat ik God (de algeest) volledig heb erkend en dit inzicht door niets laat verstoren, leef ik. (als algeestvonk, als algeestbrandpunt) met en door God. God spreekt door mij en werkt door mij, terwijl ik God aan jullie openbaar. (104) Het vuur van de geest, dat op hem rustte en dat de kracht van de Christus Gods in hem opwekte, datzelfde vuur zul jij ook ervaren. (113) Naarmate het universele (de algeest) in ieder individu. (de vonk, het brandpunt) wordt onderkend, zal het universeel worden. (de algeestvonk, het algeestbrandpunt) Zo zal de heelheid, de achtergrond van het individu, door iedereen tot werkelijkheid worden gemaakt. (129)
Daar er geen ander levend zijn is dan God, moet God, om oneindig te zijn, de onbegrensde ruimte vullen (de algeest ìs de onbegrensde ruimte), dan moet hij ook in mij leven en ik in hem en moet hij ook in jullie leven en jullie in mij en zijn wij tezamen één in God, die oneindig is. (105)

(De verhouding tussen de Christus en de mens)
Zou je bang zijn als je wist, dat de Christus 'je ware zelf' was? (25) De Christus is de godskracht in jou, die zichzelf zal bevestigen. (43) Het licht schijnt in iedere ziel. Dit licht in de mens is de Christus Gods. Dit is het Woord, dat woont in iedere levende ziel. (45) Ik ben het leven. (122) De geest in de mens ben ik, die eeuwig leeft. (46) De Christus is de geest, ook in jou. (77) Ik ben de geest, die in je binnenste woont. (106) De geest in je is de Christus Gods en de geest kan niet minder zijn dan de grootste! Laat dus de Christus (de geest) bezit nemen van je ziel en lichaam. (59) Ik ben de eeuwige Christus Gods, die leeft in het binnenste van elke ziel. (78) Zie het leven van God als het Christusbewustzijn in je. Dan wordt "Ik ben het leven" een werkelijkheid. Het leven is bewustzijn. Het is God, die uitdrukking geeft aan zichzelf. De christus-mens leeft in ieder individu. De Christus zal in je rijpen als de vrucht (het ongeboren kind) van God. (153)

Het zinnebeeld van het kruis is de Christus, is de mens die de wereld overwint, het ontwaken in de tempel, de wijding, de verzoeking, de kruisiging, de opstanding en de hemelvaart. (35) De Christus, de Zoon van God in het hart der mensheid, strekt zich uit naar de mens en spoort hem aan zijn eigen goddelijke bewustzijn te ontdekken. (23)
Het Christusleven in je herschept je innerlijk voortdurend, maakt de dingen nieuw en voert je ziel naar eenheid met het geheel. Als je eenmaal die eenheid begint te voelen, begin je de liefde en kracht van God te voelen. Dan is er de alomvattendheid (beter alomtegenwoordigheid; 'alomvattend' geeft immers een grens aan), die zich in allen uitdrukt, wie ze ook zijn. Hierin ligt de kracht van de Christus. De Vader kan zich alleen uitdrukken in zijn heelheid, in de volledigheid. De Christus in je is dan ook de uitdrukking van de Vader. (98)
Er is slechts één God en één Christus. Deze Christus woont in jou en is jouw enige werkelijkheid, je 'ware zelf'. Wees dan ook jezelf, wees volmaakt als je Vader in de hemel. (126) Met inzicht (denken) en liefde (voelen) ga je op in de Christus, die woont in elke ziel, want daar verblijf ik. (34) De Christus is in je, niets van buitenaf kan jou van nut zijn. De ontwikkeling van die ene Ziel verheft de gehele mensheid, opdat allen één mogen zijn. (24)

Laat de waarheid van de Christusgeest in jou duidelijk tot je doordringen en weet dat wat mij mogelijk is, ook jou mogelijk is, als je maar in mij wilt geloven. Vrede en rust zullen heersen in je hart, als je weet dat je door alle ontwikkelingstoestanden van de Christus heengaat, van de geboorte tot de hemelvaart. (26) Het leven (de geest) heeft de menselijke ziel en het lichaam geschapen om, in bewustzijn daarvan, zichzelf te kunnen uitdrukken. Als je dit ten volle beseft, stel je in je eigen leven de Christuskracht in werking. (42) Zodra je de levende Christus in je erkent en verwerkelijkt, ben je al onmiddellijk in de tegenwoordigheid van de Vader (je bent als geest de algeestvonk in de algeest) Je zult rechtstreeks de liefde van God tot uitdrukking kunnen brengen. (135)
Naar gelang je steeds meer de kracht van de Christus tot je eigen werkelijkheid maakt (zelfverwerkelijking), wordt het ook duidelijker (waarnemen), dat zijn kracht (willen) liefde (voelen) en wijsheid (denken) moet zijn. Zij is de schepster van alle dingen. (48) Zodra je de Christus (jezelf als geest) kent. (waarnemen), word je zelf de zich uitdrukkende kracht van Gods liefde (voelen), wijsheid (denken) en macht (willen). Dezelfde geest van God, die in mij woont, woont in jou. (122) Als je je volledig tot mij wendt en je volledig aan mij overgeeft, zullen uit je innerlijkste wezen mijn leven, kracht (willen), wijsheid (denken) en liefde (voelen) vloeien. Je zult je verbazen over de dingen die je kunt doen; niets zal jou onmogelijk zijn, als je maar in mij wilt geloven (doorvoelen) en mij wilt verstaan (overdenken) (98)
Als je mij voor ogen houdt, ken je de liefde van God, de wijsheid en de macht en weet je, dat dit alles in jou leeft als een werkelijkheid, die het werkelijke 'jij' is. (90) Als de Christus in het hart woont, heersen er liefde, wijsheid en kracht. (54)

terug naar de Inhoud

4. God als Vader
De bron van je zijn is God en als je je daarvan bewust wordt, zul je de Vader kennen, die in de Zoon is en die ook in jou is. (39) De Vader is de levende adem in je, de Christus Gods, die in jou is geïndividualiseerd. (132)
Ik en de Vader zijn één; de Vader (de algeest) is groter dan ik (de algeestvonk), toch werken wij samen als één. Ik en de Vader zijn één. Dat is de grootse, machtige waarheid van de levende God. (32) Binnenin je zelf is de Vader. (39) Het wordt nu voor jou een werkelijkheid, dat er geen ander levend wezen is dan de Vader, de Vader van allen en alles; en de geest van de Vader woont in iedere levende ziel; en ik ben die geest. (53) Zijn wil, die in de hemel wordt gedaan, zal ook op aarde door jou worden gedaan. De wil van de Vader wordt gedaan in jouw eigen hart. (65)
Als je bewustzijn Gods onbegrensde natuur. (de algeest) gaat beseffen en die onbegrensde natuur dan ook in jou is (de algeestvonk), kunt je, zoals ik, van binnenuit zeggen: "De Vader en ik zijn één". (142) Nergens is enige gescheidenheid. Dit is de waarheid, die ik je zeg: "Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien". Je bent nú in de Vader en de Vader is in jou. "Ik en de Vader zijn één". (105) Het is de levende kracht van God die in je woont en hierover kun je nú beschikken. Besef en eer die levende kracht en verblijf in de heilige tegenwoordigheid van de Vader, in het inzicht van zijn grootheid, liefde en macht, omdat alles van hem is en wat het zijne is, is ook van jou. (134)
Als je innerlijk zoekt, zult je de Vader vinden, als je je op het uiterlijke richt, zie je gevolgen. Je moet je rekenschap geven van de grote scheppende kracht, die in jou is. Het is de enige scheppende kracht die er is en het bewuste gebruik ervan in de wetenschap waar die kracht vandaan komt, geeft de volkomenheid ervan mee aan je leven. (141)
Het is nu mogelijk dit heerlijke geschenk (de liefde) van de Vader te ontvangen uit de eeuwig vloeiende stroom. Je kunt dat voor jezelf ervaren door je ervoor open te stellen. Je ontvangt het niet van buitenaf. Het wacht verlangend om zich uit te drukken vanuit de kern van je eigen wezen. (18)

terug naar de Inhoud

5. Vader-Moeder-God en kinderen
Word je bewust van de oorsprong van je bestaan. Ware vrijheid is het kennen en begrijpen van de oorsprong van je wezen. De Vader is de bron van alle leven. Ik ben dat leven, de Vader en ik zijn één. (145) Er is geen scheiding omdat er geen buitenkant van God bestaat. God is ondeelbaar. Je bent individu geworden omdat de Vader zich in je heeft geïndividualiseerd; zo openbaar je het leven van de Vader. (66)
Allen zijn kinderen van God en als je dit erkent, zul je slechts één gezin kennen, waarin geen verdeeldheid heerst. (38) Jij en ik en alle anderen met ons, zijn één groot, verenigd, onbegrensd geheel, één gezin, waarin geen verdeeldheid heerst, maar liefde. (34) Allen zijn al van geboorte zonen en dochters van God en allen worden zonen en dochters van God door inzicht en liefde. (28) Allen behoren de Vader toe, allen zijn Gods kinderen. (100) Omdat jullie de zonen en dochters zijn van God, heeft hij de geest van Christus uitgezonden tot in jullie hart. Dus jullie zijn geen dienaren meer, maar zonen en dochters, allen erfgenamen van al wat God is, door bemiddeling van de Christus, die binnenin jullie woont. (101)
Allen zijn hem verwant. De mens behoort tot Gods gezin. (19) Jullie moeten je van jezelf bewust worden als zonen en dochters van God, geboren uit de geest. (113) Wij zijn allen medeërfgenamen van wat God is, als we een begrijpend hart verwerven, dat vol liefde is. (28)

God als onze Vader-Moeder-God gaat de ruimste voorstelling, die de mens zich kan vormen, te boven. Maar wij zullen met een open innerlijk de heerlijkheid zien van onze Vader-Moeder-God en dit zal jullie omvormen tot hetzelfde beeld. (77)
Hoe dichter je de liefde van de moeder benadert, des te dichter benader je de liefde van God, die zich in zijn schepping openbaart. Want in de moeder kan men de vader zien werken bij de vorming van zijn beeld en gelijkenis. Als de vader zich uitdrukt, schept hij in de moeder het beeld en de gelijkenis van zichzelf. (78)
Jullie zijn de kinderen van mijn Vader. Hij heeft jullie lief, zoals een moeder haar kind liefheeft. In het hart van het kind is alleen plaats voor de moeder. Laat dan ook in jullie hart alleen plaats zijn voor jullie Vader, die in de hemel is. (115)
Voel, zoals een kindje in de armen van zijn moeder ligt, de liefhebbende armen om je heen van de eeuwige, liefdevolle Vader en laat hem met je doen, wat hem goeddunkt. Dan hoef je je niet meer in te spannen en zal de kracht van God in 'je geest' en hart zijn. Je hand zal sterk zijn en je geest waakzaam. Dat is de kracht van de Christus, die altijd bij je is. (134)
Je Vader in de hemel is een goede verzorger. Hij zorgt voor al zijn schepselen en jij bent veel meer, je bent zijn kind. (170) Ieder van jullie heeft een beschermengel; nooit word je voor één ogenblik alleen gelaten. (123) Mijn Vader is volkomen; niet één kan ooit verloren gaan, allen zullen worden teruggevonden en teruggebracht bij de kudde, tot de kudde voltallig is. (151)

terug naar de Inhoud

De 6. Liefde
Het wezenlijke is het liefdesbeginsel. God heeft de schepping geschapen vanuit zijn zuiver opbouwende scheppingsgedachten, die de uitdrukking zijn van zijn wezen, de liefde. (27) Liefde is de kracht en de waarachtige uitdrukking van het leven. Liefde vloeit in één voortdurende stroom uit haar bron en is de enige kracht, die werkelijk is. Liefde is de levenskracht die door het lichaam gaat. Liefde is een vuur van grote kracht in het hart. Liefde is de beschermende macht in elke levende ziel. Liefde is de grondslag van alle goddelijke handelen. (26)
Ik sta achter alle denken en spreken en ben alomtegenwoordig. Mijn liefde. (voelen) is de sleutel tot alle kennis (waarnemen), wijsheid (denken) en macht (willen) Mijn liefde ontplooit je bewustzijn in het innerlijke rijk (zelfverwerkelijking) en al naar de liefde in je ontluikt, ken je mij meer. (160) Liefde is de kracht achter alle scheppingen. (137) Als je liefhebt met heel je hart, ziel, verstand en kracht, dan zal ik in je heersen en zal niets je onmogelijk zijn. In de liefde. (voelen) ligt de intelligentie, kracht (willen) en wijsheid (denken) om alle dingen te volbrengen. (70)
Het hele heelal is één volkomen geheel, dat uitdrukking geeft aan het goddelijke wezen van liefde. Liefde is de heilige, bindende hoedanigheid, de enige kracht die alle dingen kan schragen en haar eigen volkomenheid bewerkstelligt. (18) Je enige kracht ligt in hem, die altijd bij je is, die jou heeft geschapen naar zichzelf - liefde. (25)
Beschouw het gedane werk niet als het voornaamste, maar de liefde waarmee het wordt gedaan. (147) Rust in stilzwijgende verbondenheid in het allerheiligste, in de wetenschap dat Gods liefde en helende kracht door je heen stromen en dat deze stroom van oneindig leven zich uitstrekt over de hele aarde. (135)
Liefde is het eeuwige nu, het altijd tegenwoordige leven, dat rust en vreugde is, een voldoening die te groot is om nog terug of vooruit te kijken; liefde is het altijd tegenwoordige leven nu. (22)

terug naar de Inhoud

7. Het Godsrijk of Koninrijk des hemels
Zoekt éérst het Godsrijk, de oorsprong van alle dingen (de algeest) en alles zal het jouwe zijn. De enige voorwaarde is een zuiver hart en de bereidheid om te ontvangen. (170) Als je niet als een klein kind (de menselijke geest als de 'kleine' geest, de algeestvonk) wordt, kun je het koninkrijk Gods. (de algeest als de 'grote' geest) niet binnengaan. (142) De erkenning van de bron van het zijn, de wetenschap, dat dat in allen dezelfde bron is, de toegang tot het innerlijke rijk van het wezen van de Vader, daarvoor werk ik in jullie en door jullie. (142) Alles bestaat in de geest van God en daarbuiten kan niets bestaan. Besef de heelheid van de geest. Zoek eerst het koninkrijk van de geest (de algeest) en de juiste beschikking daarover en alles zal je worden gegeven. Je rust zal zeker zijn, je krachten zullen toenemen door de tegenwoordigheid van God. (74)
De hemel is het koninkrijk van het allerinnerlijkste of geestelijke, ook het Christusbewustzijn genoemd. Het koninkrijk des hemels is in je ... in die innerlijke sfeer woont de allerhoogste. (93) Tenzij jullie elkander liefhebben, zullen jullie het koninkrijk van mijn Vader niet binnengaan. Want zijn rijk is een rijk van liefde en als je mijn hemel binnengaat, moet je de hemel met je meebrengen. (146)
In je ligt de macht van het koninkrijk Gods. Zeg als je je hiervan bewust bent "vrede" en de storm zal gaan liggen. Zeg het met inzicht. Zeg het met de kracht van de geest, zeg het met het inzicht van de Christus. (89)
Vrijheid wordt een feit als het koninkrijk des hemels wordt aanvaard als de ware bewustzijnstoestand. (de eenheid van de menselijke geest en de algeest) van de mens. (94) De hemel is geen plaats, maar een zich van God (de algeest) bewust zijn. (30) De hemel is een bewustzijnstoestand. Het bewustzijn van God is hetzelfde bewustzijn, zowel in mij als in jou. Het enige verschil is de mate van bewustzijn of de verwerkelijking ervan (33) De hemel is geen plaats; het is een innerlijk bewustzijn, een innerlijk kennen van de werkelijkheid. (63) Het innerlijke bewustzijn is de hemel, die zich op aarde uitdrukt door het lichaam. (64)

terug naar de Inhoud

Deel 2 De geestelijke ontwikkeling van de mens

8. Geest, ziel en lichaam
Je bent een onvernietigbaar, geestelijk wezen. (65)
De geest is de enige werkelijkheid. Deze geest geeft het leven aan het lichaam en is de enige kracht die er is. Jij leeft en gaat en hebt je zijn in God en God leeft in jou. Het is God zelf, die zich in jou uitdrukt. (166) De geest, die je leven geeft, de geest die in je leeft, is de geest die spreekt in mij, want alleen de geest heeft zeggingskracht. (85)
God is niet ver weg. In je eigen, verborgen binnenkamer woont de almachtige. De almachtige is niet ver van je vandaan, maar is de levende uitdrukking van de werkelijkheid in jou, jouw werkelijkheid, jouw 'zelf'. (34) Zou je bang zijn als je wist, dat de Christus je 'ware zelf' was. (25)? Er is slechts één God en één Christus. Deze Christus woont in je en is je enige werkelijkheid, je 'ware zelf'. Wees dan ook jezelf, wees volmaakt als je Vader in de hemel. (126)
(M.a.w. jij zelf bent de geest.)

De geest in je is de Christus Gods en de geest kan niet minder zijn dan de grootste! Laat dus de Christus. (jij als geest) bezit nemen van je ziel en lichaam. (59) Je zou in de éérste plaats moeten inzien, dat geest de enige bron is van leven en kracht. Put eerst uit die geestelijke bron, dan zullen ziel en lichaam onderhouden en gevoed worden. (59) Het leven. (de geest) heeft de menselijke ziel en het lichaam geschapen om zich, in bewustzijn daarvan, zelf te kunnen uitdrukken. Als je dit ten volle beseft, stel je in je eigen leven de Christuskracht in werking. (42)
(M.a.w. jij zelf als geest hebt jouw ziel en lichaam geschapen, om jezelf daarin tot uitdrukking te kunnen brengen.)

Het lijkt velen van jullie aan kracht te ontbreken. Dat komt doordat je een onevenwichtig bestaan leidt op de drie niveaus der schepping: het 'spirituele', 'mentale' en fysieke niveau, ofwel de niveaus van geest, ziel en lichaam. (59) Elke gedachte, beweging of handeling heeft op het lichaam een chemische (hormonale) uitwerking. Maar liefde (geest) is harmonie en genezing voor ziel en lichaam. (26) Mijn woord (geest) zal in je opwellen. Het is de bron van eeuwig leven. (geest), het zal je ziel en lichaam drenken en wij zullen ademen en denken als één. Ik onthul geheimen, die al in je verborgen lagen voor de grondvesting der wereld. (68) Deze grootse kracht. (de liefde) wacht erop, om zich in je te ontplooien. Je bent het voertuig, dat zij heeft toegerust; je ziel is het voertuig waardoor zij zal stromen. Zich hiervan bewust te zijn is het geheim ven de godmens. (18)
(M.a.w. jij zelf als geest bent het leven in ziel en lichaam.)

In elk van alle zielen woont ('ziel' komt van 'salida', woonruimte, zaal) de Christus. (de geest) (100) De Heer je God woont in je ziel, de Heer is de enige kracht die er is. Ik ben de Heer. (22) Denk eraan dat de geest van God in iedere ziel woont. Dezelfde geest van God leeft in mij en in jou. (43) Met inzicht en liefde ga je op in de Christus, die woont in elke ziel, want daar verblijf ik. (34) De ark des verbonds (een kist met de twee tafels der wet) werd door de stammen van Israël meegedragen als het innerlijk allerhoogste, een zinnebeeld van de innerlijke ziel, de woonplaats van de allerhoogste. Maar het eigenlijke allerhoogste ligt in jezelf, in je eigen hart. Daar kun je met God spreken en daar wordt je hart doordrongen van de helende kracht van de liefde van God. (135) Het wordt nu voor jou een werkelijkheid, dat er geen ander levend wezen is dan de Vader, de Vader van allen en alles; en de geest van de Vader woont in iedere levende ziel; en ik ben die geest. (53)
(M.a.w. jij zelf als geest woont in je ziel.)
Hemel en aarde zijn het werk van de ene, eeuwige geest, die zich uitdrukt in de vorm, maar die geen gescheidenheid inhoudt. Het lichaam is het punt, door middel waarvan de onzichtbare mens werkt. De Christus Gods omgeeft zich, om zich te openbaren, met de geschapen vorm, maar leeft in het éne en het éne leeft in allen. (94) Je lichaam is het kleed van de geest, de tempel van de levende God en je gaat nu inzien, dat de geest de leiding heeft. (135) Ik heb de wereld overwonnen door de kracht van de geest. Het uiterlijke is het vlees en bloed. Zij zijn de middelen, waardoor de Christus zich op aarde uitdrukt. (101)
Mijn geestelijke lichaam is de substantie en is volmaakt. Alleen het geestelijke lichaam onderhoudt het vlees. (64) Er is een natuurlijk lichaam en een geestelijk lichaam (etherlichaam, levenslichaam, astraallichaam, vormenkrachtveld), maar de Christus is heerser over beide. (100) Als je begrijpt dat het geestelijke lichaam de volmaakte substantie is. (m.a.w. een uitstraling van de geest), dan zal elk deel van je lichaam werken in gehoorzaamheid aan de Christus. (de geest), de enige werkelijkheid. (70) De dood is slechts een verandering die plaatsvindt wanneer de geest, die in het aardse lichaam was gezaaid, in het geestelijke lichaam overgaat. (109) Ik ben geest en de geest stijgt op naar waar hij vandaan kwam. Het is de geest die leven geeft, het lichaam heeft geen leven van zichzelf. (63)
Ik ben het leven. Ik leef, omdat Gods leven leeft in mij. Leven is God en God is leven. Daarom zal mijn geest je vergankelijke vlees bezielen. (71) De geest van de levende God, de Christus, ademt van binnenuit door het uiterlijke lichaam. (49)
Ik vraag je niet het lichaam af te wijzen. Zolang je nog in het lichaam bent, is het lichaam nodig, maar het geestelijke is belangrijker. Je mag het lichamelijke evenmin verachten, maar je moet het erkennen en beseffen wat het waard is en het dienovereenkomstig behandelen en gebruiken. Het is van zichzelf geen werkelijkheid. Het is alleen een middel om het doel te bereiken, niet het doel zelf. (127) Liefde is de uitdrukking van God en doorgloeit het kleed, dat haar omhult. Het lichaam is het kleed, waardoor het leven zich uitdrukt op het stoffelijke vlak. Je moet dit kleed niet verachten, maar het aan Christus wijden, in het volle besef van de grootse kracht daarbinnen. (156)
(M.a.w. jij zelf als geest bent de levende zelfstandigheid en vormt, onderhoudt en gebruikt het lichaam, en verlaat het ten slotte.)

De Christus is in je, niets van buitenaf kan je van nut zijn. De ontwikkeling van die ene Ziel (in de betekenis van 'persoon') verheft de gehele mensheid, opdat allen één mogen zijn. (24) De ziel. (persoon) zoekt altijd naar de oorsprong van haar zijn en dit verlangen leidt, door inspiratie, naar de waarheid. Er is geen ziel op wier roepen geen antwoord uitgaat vanuit de geestelijke wereld. (82) Alle grote zielen op aarde brengen deze liefde op verschillende wijzen in de verschillende delen van de wereld tot uitdrukking. (17)
(Dit zijn een aantal teksten waarin de zíel de handelende zelfstandigheid, de persoon is, i.t.t. tot het grootste gedeelte van de lezingen, waarin het de géést is, die de handelende zelfstandigheid is.)
Je zult merken dat je een levende, ademende ziel bent, meer in leven dan ooit tevoren, want het is de ziel die ademt, niet het lichaam. (156) De geest van de levende God, de Christus, ademt van binnenuit door het uiterlijke lichaam. (49)
(M.a.w. in deze teksten is de 'ziel' gelíjk aan de geest en net als de geest de levende zelfstandigheid, de persoon die het lichaam gebruikt, i.t.t. eerdere teksten, waaruit blijkt dat het de geest is die de ziel schept en erin woont, zoals de geest ook in het lichaam woont.)
Ik moet mij wel van jouw woorden en uitdrukkingswijzen bedienen. Zij zijn volstrekt ontoereikend om geestelijke waarheden over te brengen, maar als je je openstelt voor de geest in je binnenste, zul je weten dat wat ik zeg, waar is. (31)
(Slotsom: de geest is de levende kern, de handelende eenheid, die ziel en lichaam heeft geschapen om zichzelf te kunnen uitdrukken. De geest kan scheppen en handelen d.m.v. de geestelijke vermogens (zie volgende))

terug naar de Inhoud

9. De geestelijke vermogens
Alle bewegingen in de hemel zijn door God uitgedrukte gedachten. (denken) Ook jij bent Gods gedachte en je moet dan ook zijn liefde (voelen) en helende kracht (willen) tot uitdrukking brengen. De gedachte is de rechtstreekse uitdrukking van het denken en staat nooit los van het denken. Het denken is het scheppende gebeuren, dat aan alle vorm en uitdrukking (willen) vooraf gaat. (136) God is het, die in en door je leeft, de Vader zelf, zijn bewustzijn, zijn leven, zijn denkvermogen. In zijn wijsheid (denken) drukt hij zich voortdurend in en door je uit. (62) De wil van de Vader wordt gedaan in je eigen hart. (65) Hoe meer je weet (waarnemen), des te groter wordt je eerbied (voelen) voor de wijsheid en orde (denken) in de schepping. (69)
Naar gelang men steeds meer de kracht van de Christus (de geestkracht) tot zijn eigen werkelijkheid maakt, wordt het ook duidelijker, dat zijn kracht (willen) liefde (voelen) en wijsheid (denken) moet zijn. Zij is de schepster van alle dingen. (48)
Als de Christus in het hart woont, heersen er liefde, wijsheid en kracht. (54) Als je aan mij vasthoudt, ken (waarnemen) je de liefde (voelen) van God, de wijsheid (denken) en de macht (willen) en weet je, dat dit alles in je leeft als een werkelijkheid, die het werkelijke 'jij' is. (90) Als je je volledig tot mij wendt en je volledig aan mij overgeeft, zullen uit je innerlijkste wezen (de geest) mijn leven, kracht (willen), wijsheid (denken) en liefde (voelen) vloeien. Je zult je verbazen over de dingen die je kunt doen; niets zal je onmogelijk zijn, als je maar in mij wilt geloven (voelen) en mij wilt verstaan (denken) (98) Ik sprak vanuit de geest en kon daardoor in alles leven doen vloeien. Als je met mij kunt denken en voelen, zul je weten wat ik bedoel. (73) Ik sta achter alle denken en spreken en ben alomtegenwoordig. Mijn liefde (voelen) is de sleutel tot alle kennis (waarnemen), wijsheid (denken) en macht (willen) (160) Je wil, gedachten en verstand worden in hun geheel door de heilige, onzichtbare geest geleid naar de kennis van alle waarheid. (65)
Met het oog gericht op de bron van liefde wordt het wezen van God ons wezen. Wat ik de Vader zie doen, doe ik evenzo. Mijn gedachten worden de helende kracht, die ziekte en dood omvormen tot gezondheid en leven. Door de kracht van de heilige gedachte zal ook je lichaam tot een geestelijke vorm worden veranderd. (28) De genezingen zijn tot stand gekomen door de erkenning en verwerkelijking van de macht, die de heerschappij heeft over alle dingen. (50)

Er is niets wat de stroom van zuivere gedachten, die van het leven uitgaat, kan tegenhouden, want er is geen afstand. Het enige noodzakelijke is een toestand van ontvankelijkheid. (18) Wanneer het menselijke denken bij het punt komt, waarop het alles doorgrond en in zichzelf de top heeft bereikt, verbreekt het de sluier die het van het al had afgescheiden. (142)
Het menselijke denken moet het vermogen worden, waardoor de Christuskracht zich kan uitdrukken. Dan is er een juist verstaan van alle dingen en daardoor worden alle dingen opnieuw geschapen. Die kracht schept immers alles opnieuw. Het is de kracht, die in je binnenste is gevestigd en zich doet gelden als het denken bevrijd is. (142) Mijn denkkracht, die in je bewustzijn werkzaam is, onthult je de waarheid. (87) Ieder individu bouwt zijn toekomst overeenkomstig zijn denken en doen in het nu van het heden. Alleen in het nu kun je scheppen. (45)
Het hart is de toegang tot goddelijke wijsheid en dat kan alleen in het eigen hart worden begrepen. Het verstand (denken) maakt dat je redeneert, dat je weet wat waarachtig en onwaarachtig is. Het verstand is de toegang tot het hart, maar als het hart niet vol Christusliefde is, is de Christuskracht evenmin in je. Het aanhalen van uitspraken en leringen, zonder ze te begrijpen, is van heel weinig waarde bij de ontwikkeling van het vermogen van de Christuskracht, die liefde en wijsheid is. (117) Al je gedachten van liefde en helende kracht worden, al zend je ze ook uit zonder een bepaalde richting, in de stroom opgevangen en ze helpen allen. Besef dat er niets verloren gaat in deze van liefde verzadigde wereld van gedachten. (18) Als je je met je gedachten en gevoelens naar binnen keert, zul je innerlijk de warmte gaan voelen van de Christus Gods. (95)

Verstandelijke kennis is niet voldoende, alleen met een begrijpend hart kun je de Vader kennen. Het verstand kan redeneren en redeneren is goed, maar dit weten moet verder gaan dan verstandelijk overleg. Je moet het voelen, je moet het weten met je hart. Aan waarachtig gevoel moet een liefdevol hart ten grondslag liggen. (117) Uitspraken en denkbeelden horen bij het verstand, maar het is het hart dat voelt, aan denkbeelden voorbij. De werkelijkheid is alleen te begrijpen, als je je hart ervoor openstelt (voelen) (117)
Een begrijpend geloof is een geloof met innerlijk verstaan. (133)
Zoek geen vergelding, want wat in je hart is, dat zal jou ook overkomen. Wat een mens denkt in zijn hart, zo is hij. Wat je over iemand anders denkt in je hart, breng je in jezelf teweeg. Wees zachtmoedig voor elkaar, vergeef elkaar. (123) ... wat je voelt in je hart, zal naar buiten toe vorm krijgen. Het is het woord, dat in je hart leeft, dat vorm aanneemt. (96) Je hart en je verbeeldingskracht (denken) zijn nauw verwant. Wat in je hart leeft, geeft je verbeeldingskracht weer. (147)
Het werk, dat in het innerlijke wordt gedaan, wordt weer uitgebeeld in het uiterlijke. (102) Je hebt de vrije wil gekregen om te handelen naar de jou bekende wet. (59)
(M.a.w. het is de geest, die uit zichzelf scheppend werkzaam kan zijn d.m.v. zijn geestelijke vermogens, het waarnemen, denken, voelen en willen.)

terug naar de Inhoud

10. De geestelijke ontwikkeling
Als je de geweldige innerlijke kracht verwerkelijkt, zul je weten, dat je eigen bewustzijn het scheppende beginsel bevat, dat je bewustzijn het middel is, waardoor dat bewustzijn tot uitdrukking komt. Door je bewustzijn neemt alles in je leven gestalte aan, want het is de Vader zelf, die in je leeft. Daar ben ik mij te allen tijde van bewust en daar moet ook jij je bewust van zijn. (32)
Het beseffen van deze waarheid maakt het mogelijk, dat wat altijd tegenwoordig is, ook in je eigen leven aan de dag treedt. Er werkt, in en door je heen, een grote scheppende kracht. (de geest), die je echter niet ziet. Toch is zij datgene, wat uit zichzelf scheppend werkzaam is en dat door jou moet doen, omdat je in het bijzonder voor dat doel bent geschapen. Overdenk deze waarheid goed om het zo tot werkelijkheid te maken. (32)

In de gelijkenis van de verloren zoon wordt de liefde van de Vader getoond en de losbandigheid van de zoon, zijn inkeer, de herwinning van zichzelf, zijn ware geestelijke toestand. Eerst ondergaat hij beproeving en lijden, verkwist hij zijn erfdeel, dan keert hij uit eigen vrije wil terug om dienstbaar te zijn, maar wordt hij weer de zoon, die hij altijd al was. (39)
Gods gedachte is zijn Woord en ik ben dat Woord; ik werd in het vlees geboren, kwam daarin tot bloei, ontgroeide het vlees om voor eeuwig met mijn Vader te leven en dit is de weg van alle mensen. (149) Dit is de wet van de omvorming, die in jou in werking is; door middel van mijn woorden tot jou, vorm je 'het lagere' (de lagere tóestand, de geest is immers één) in 'het hogere' (de hogere tóestand) om. (86) De overgang van de ene toestand in de andere is een wet. (20) Ik ben in de wereld om de wereld om te vormen, om allen geestelijk te verheffen, opdat zij de waarheid, die in hun binnenste woont, kunnen zien, zodat alle mensen zich bewust worden van hun goddelijke wezen. (33)
De bewustwording en de verwerkelijking doen zich niet plotseling voor. Je zult merken dat ze in je groeien. (53) Je huidige toestand is er een van scholing en ontplooiing. (65) Ontplooi op natuurlijke wijze de gaven. (vermogens), die God je heeft geschonken. (86) Je persoonlijkheid wordt steeds zuiverder, naarmate je je verwantschap met het geheel beter gaat beseffen. (58) Wees niet ontmoedigd als er geen onmiddellijke gevolgen te zien zijn. Er wordt aan gewerkt overeenkomstig de wijze waarop je denkt. Die wet is onfeilbaar. (136)
Het universele en het individuele zijn één. In het individu, dat dit tot zijn werkelijkheid maakt, ligt de oerbron van groei, waarin het oneindige leven, in het individu, het individu tot ontwikkeling brengt. Zodra je je dit bewust wordt, begint je eigen geestelijke ontwikkeling. (137) De groei van de Christus in je binnenste staat vast. Omdat het voor jou als individu noodzakelijk is om te groeien naar een volkomen inzicht in het onsterfelijke zelf, ben je op het aardse vlak geboren. Door je ervaringen word je steeds groter, groei je de onbegrensde ruimte tegemoet. (110) Geest kan niet van geest worden gescheiden. Geest is ondeelbaar. Velen zijn er die tegenkrachten toelaten in hart en geest en zo de openbaring van de Christus in de weg staan. Ik hef je op uit je sterfelijke natuur naar een geestelijke bewustzijnstoestand. (60)
De goddelijke mens heeft zijn volkomenheid in God. Hij doorloopt alle trappen van groei, tot hij zich bewust wordt van zijn ware oorsprong. Dan verwerkelijkt de goddelijke mens zijn almacht in de werkelijkheid van God. (150) Er zijn ontwikkelingstrappen van het leven naar de vorm, maar het leven op zichzelf is onpersoonlijk en drukt zich uit door de vorm, die het leven zelf heeft geschapen. (47)

Allen zijn engelen in wording; je bent engel van geboorte. (18) De geest van God wordt steeds meer het leven van God. (150) Deze grootse kracht (de liefde) wacht erop, om zich in je te ontplooien. Je bent het voertuig, dat zij heeft toegerust; je ziel is het voertuig waardoor zij zal stromen. Zich hiervan bewust te zijn is het geheim ven de godmens. (18)
Als je met overgave aan die bewustwording en verwerkelijking werkt, ontwaakt je innerlijke ziel, naarmate zij gaat inzien, dat het de geest van God is, die in haar binnenste woont en die de enige levende, scheppende kracht is in hemel en op aarde. (53)
Als het zaad van de waarheid is geplant, groeit het snel op. Toch groeit het onbewust in hem, die zich van het goddelijke bewust is, waar het grootste en het kleinste één zijn. (109) (In de godheid zijn het grootste en het kleinste één) Ik zeg je dat je bewustwording van je eenzijn met de Christus, het zaad is dat groeit en onbewust een ieder blijk geeft van zijn goddelijke wezen. (110)
God heeft alle volken gemaakt uit één bloed, om op de aarde te wonen, zodat zij naar God zouden streven en zoeken en hem vinden door middel van zijn liefde en schepping. (19) Als de mens zich deze waarheid bewust wordt, zal de mens in zichzelf weerspiegelingen. (overeenkomstige denkbeelden) scheppen van die volmaakte goddelijkheid die zijn hemel op aarde zal bewerkstelligen. (20) De ontplooiing van de geest ligt aan heel de mensheid ten grondslag. Het innerlijke zal uiterlijke vorm krijgen en het uiterlijke zal als het innerlijke worden. (154) Hiervoor ben je op de wereld geboren: om de wereld te overwinnen door de zege van de Christus in je. (110)

Je aard is goddelijk; maak je dan nu die aard eigen, want nu is de eeuwigheid, elk moment van het leven is nu. (21) De goddelijke kracht die in je is, is dezelfde als die in mij en naarmate je bewustzijn zich ontvouwt naar het godsbewustzijn, zult je mij ook beter leren kennen. (35)
Houd je innerlijk in een volmaakt evenwicht, zorg dat nooit een storende invloed van buitenaf je binnenste bereikt. (126)
Het geheim van vervulling is alle dingen te doen zonder ze aan te vechten of in twijfel te trekken. Dan wordt de scheppende kracht werkzaam, om vervulling te brengen. (59)
Streef naar onzelfzuchtigheid, dat is het geheim van ontvankelijkheid. (38) Zij, die mij in hun hart hebben toegelaten, moeten ieder toelaten, hoe moeilijk die mens ook moge zijn, hoe slecht die mens ook moge lijken; allen worden toegelaten in het ene hart van Christus; niemand, die tot mij komt wordt ooit buitengesloten. (93)
(M.a.w. de menselijke geest kan zichzelf omvormen en vervolmaken, door zijn geestelijke vermogens te leren gebruiken. Aanvankelijk wordt deze groei echter geremd door de onbewuste vereenzelviging.)

terug naar de Inhoud

11. Onbewuste vereenzelviging, gehechtheid en eenzijdigheid
De onwetendheid (onbewustheid) van de mens ten aanzien van de grote waarheid van de Christus, die zijn 'ware zelf' is, is zijn innerlijke armoede, waardoor hij zich gaat richten op het uiterlijke (onbewuste vereenzelviging), op zijn dierbaarheden (gehechtheden) Dat is de hel die de mens voor zichzelf schept, want hij vindt geen troost in de dierbare dingen van de wereld; hij zal ze verliezen, zelfs al klampt hij zich eraan vast (gehechtheid) (126)
De mensheid wordt begoocheld door de schijn der zintuigen en velen zijn in verwarring. Met hun eigen kracht scheppen zij hun eigen verwarring (de omkering van waarden) (120) Het lichaam van het vlees binnengaan, houdt de ondervinding van het scheidingsgevoel in. (102) Doordat je in het uiterlijke hebt geleefd, heb je het innerlijke niet gekend (de vereenzelvigde geest is onbewust van zichzelf) Toch is het uiterlijke slechts een weerspiegeling van het innerlijke. De verlangens van het vlees worden ook van binnenuit vervuld. (127) Wat heb je je bewustzijn (jezelf als geest) beperkingen opgelegd, gebonden als je was aan de sterfelijke natuur. Wanneer je het innerlijke bereikt, zul je zien hoe onwetend je was ten aanzien van de waarheid. (111) Veel van je lijden is vaak onnodig omdat het in het leven is geroepen door je eigen geworstel om kwijt te raken, wat je van buitenaf hebt aangetrokken. (114)
Geloven in het uiterlijke, geloven in de macht van iets, wat van zichzelf geen macht heeft, is de oorzaak van je (geestelijke) zwakheid. (98) Kijk voorbij de uiterlijke persoon, die slechts een uiterlijke uitdrukking is. Je kunt de waarheid niet buiten je vinden. Je moet voorbij het persoonlijke 'ik' en voorbij de uiterlijke persoonlijkheden om je heen kijken. De persoonlijkheid is het gevolg van de wijze, waarop het individu op omstandigheden reageert. (130)
Je laat je beïnvloeden door indrukken van buitenaf, onder invloed van de omstandigheden die je omgeven. Daardoor geloof je in de dood en in verval (de onbewuste vereenzelviging) Maar in werkelijkheid is er alleen verandering en dat is leven. Word je bewust van het altijd tegenwoordige leven achter elke verandering. (23)
De Christus blijft verborgen door de onwetendheid der zinnen, die slechts vanuit het uiterlijke functioneren. (58) Het is altijd de satan ('satan': tegenstander) der zinnen geweest, die je heeft verblind (onbewust heeft gemaakt) voor de werkelijke waarheid van de inwonende kracht van de geest, die in het innerlijk woont. (71) De stem van de aardse zintuigen is de stem van de schaduw, van de satan, die scheiding, beperking, ziekte en dood influistert. (36)
Wie zijn (stoffelijke) leven vast wil houden, die zal het verliezen, maar wie zijn. (stoffelijke) leven opgeeft, zal het (geestelijke leven) behouden. Een satan tracht de weg te versperren en die satan is de onware persoonlijkheid, de satan van de zintuigen, die allen moeten overwinnen. Dat waanbeeld van de aardse zintuigen is de enige hinderpaal voor de verwerkelijking van het ware geestelijke bewustzijn, want het Godsrijk is in je zelf. (35)
Het verjagen van de dieven en de rovers uit de tempel is zinnebeeldig voor het verjagen van de aardse zinnen uit de tempel van de levende God. De aardse zinnen zijn de dieven en rovers, die aan jou de kracht onttrekken, die in je is. (98) Bedenk hoe ontoereikend je aardse bewustzijn is, hoe je je hebt laten beperken, laten gevangenzetten in die aardse bewustzijnstoestand. (111)
Het geestelijke is altijd volmaakt; het lichamelijke is vaak onvolmaakt, wat is voortgekomen uit onwetendheid; geslacht op geslacht is van onwetendheid uitgegaan. (112) Wat komt de mens traag tot inzicht, dat God en mens één zijn. Je bent bang je beperkingen af te werpen, je klampt je vast aan je bezit (gehechtheid) (35) Er kan geen gebondenheid bestaan, behalve aan God. Elke andere gebondenheid is een beperking van de waarachtige uitdrukking van God de Vader in je. (167)

Angst vertroebelt het oog (angst veroorzaakt aandachtsstoornis), wat je belet helder te zien (waar te nemen) Het belet je geestelijke inzicht. (denkstoornis) Angst voor het kwade, voor de mensen, voor God, komt voort uit het materiële bewustzijn. (onbewuste vereenzelviging) en bestaat niet in de werkelijkheid. (156) Angst is de enige hindernis en die angst bestaat alleen in je denkwereld. Zij is geen werkelijkheid, je hebt haar zelf in het leven geroepen door je reacties op de buitenwereld, zonder iets van de innerlijke wereld te weten. (door onbew. vereenzelviging) (67)
Je bent waar je altijd bent geweest, je eeuwige thuis. Je was er je alleen niet van bewust. Je bent niet gescheiden van wat je liefhebt. In je sterfelijke staat heerst onwetendheid en onwetendheid maakt, dat angst bezit neemt van je ziel. (106) Angst is een 'gedachtekracht', die je zelf door gebrek aan begrip hebt opgeroepen en heeft als gevolg, dat de stroom van het leven (de geestelijke verwerking) door ziel en lichaam wordt onderbroken. (25) Angst heeft tot gevolg, dat het lichaam langs chemische (hormonale) weg verandert; pas om die toestand te boven te komen het tegenmiddel toe, de liefde, de enige blijvende kracht in het heelal. (25)

Het aardse bewustzijn ziet de dingen alleen aan de buitenkant. (de onbewuste vereenzelviging) en van wat het niet ziet, weet het niet wat het is. Het redeneert slechts vanuit het intellect (eenzijdig denken) Het is niet geïnspireerd, omdat inspiratie moet voortkomen uit innerlijke vergeestelijking. (71) Het uiterlijke is alleen een afbeelding van je 'ware zelf' en is vervormd door het verstandelijke vermogen, (wanneer) dat alleen door de zintuigen op de uiterlijke wereld reageert. (31) Door je 'fysieke instelling' (onbewuste vereenzelviging) komt het je voor, dat goed en kwaad beide gelijke kracht hebben. Dat is slechts getheoretiseer (eenzijdig denken) vanuit een 'aards bewustzijn' (de onbewuste vereenzelviging) Theoretiseer niet, maar geef de liefde van God de gelegenheid zich door je uit te drukken. Als je nadenkt zul je zien, dat je de angst en het kwaad schept in je eigen gedachtenwereld. (25)
Het is niet je lichaam dat je bindt, maar jouw manier van denken, jouw geloof in de macht van het kwaad. (122) De mens schept zijn eigen gevangenis door zijn eigen gedachten. Al naar zijn denkbeelden legt hij zich beperkingen op. (39) In je denken is veel van de Christuskracht ingekapseld en niet in staat zich uit te drukken, wegens de starheid van je overtuigingen. Het innerlijk kan pas vrij zijn, als het ontwaakt voor het inzicht in zijn eigen kracht. Ik ben in de wereld gekomen om je te bevrijden van de boeien van de bekrompenheid. Het is zo moeilijk voor hen, die zich blindelings bij hun overtuigingen hebben neergelegd, om hun gebondenheid van zich af te werpen. (142) Als je aan overtuigingen van anderen bent gebonden, dan ben je gebonden (gehecht) (107) Als je eens in je geest zou zien, welke gedachten, beelden en opvattingen je daar schept. Al die begrenzingen nemen vaste vormen aan in je geest. Laat al die begrenzingen die je tot last zijn, onmiddellijk van je afvallen, dan zul je in de hemel zijn. Je brengt de hemel met je mee, als je je geest bevrijdt van alle begrenzingen. (146)
De mens heeft op het vlak van het aardse bewustzijn getracht om met zijn beperkte denkvermogen (het eenzijdige denken) een verklaring te geven voor God. De mens, die zichzèlf niet kent, waagt het de heelheid van God te verklaren. (57)
In de wetenschap, dat je één bent met God, in het bewustzijn daarvan, ligt heel je redding. Dat is de open deur naar de vrijheid. Maar je denkwereld is tijdenlang volgepropt met waangedachten van buitenaf en zo heb je de deur dichtgedaan naar het goddelijke innerlijk, de enige werkelijkheid. (108)

De meeste mensen gaan gebukt onder zondebesef. De onwetendheid in de wereld en de zonde zijn het enige waar ze oog voor hebben. (24) Zonde is de grote dwaling, verbonden aan je uiterlijke, zintuiglijke 'zelf'; zonde hoort bij gescheidenheid en wanorde ('zonde' is: het doel missen) Ik heb je gezegd, dat je je niet langer mag blindstaren op de zonde van de wereld, waarover zovelen prediken. Hoe kun je de Christus zien, als je voortdurend naar de zonde blijft kijken?. (96)
De uiterlijke persoon(lijkheid) (het zelfbeeld) is de illusie van de zintuigen, maar de ware persoonlijkheid is de uitdrukking van de goddelijke geest in het dagelijkse handelen. De uiterlijke persoon(lijkheid) moet uit je gedachten verdwijnen. (127) De uiterlijke persoon(lijkheid) is slechts een masker, dat van buitenaf is opgelegd en zolang je je door uiterlijke invloeden laat leiden, leef je in een waanwereld. (166) In het 'kleine ik' ligt de oorzaak van alle ellende. Om het 'ik' te kennen, moet je je van de wegen van het 'ik' bewust worden en dat leidt tot vrijheid. (119)
Door. (verwerking van je) ervaring overwin je je moeilijkheden en zie je hoeveel kracht er is ingedamd ten gevolge van je overtuigingen (je eenzijdigheden), je haatdragendheid (je gehechtheden), je onwetendheid. (je onbewuste vereenzelviging) (151) De meeste mensen in de wereld hebben zich in onwetendheid (onbewust vereenzelvigd) en niet in alle opzichten volkomen (eenzijdig) ontwikkeld en daardoor is er zoveel ziekte in de wereld. (122)
(M.a.w. de geestelijke ontwikkeling wordt geremd door onbewuste vereenzelviging, gehechtheid en eenzijdigheid.)

terug naar de Inhoud

12. Bewustwording, bevrijding en zelfverwerkelijking
Je bent de gedachte van God. Haar bestemming is te ontluiken, tot rijpheid te komen. Niets kan haar groei belemmeren. Wat ogenschijnlijk de uitdrukking van de goddelijke gedachte in de weg staat, is geen belemmering, maar een middel om ervaring op te doen. (163) Alle moeilijkheden moeten als een (te verwerken) ervaring worden gezien. Dan zul je er sterker uit tevoorschijn komen en ook weten, dat je kracht van binnenuit komt. (163)
Je huidige toestand is een gelegenheid voor geestelijke vooruitgang. De toestand waarin je op dit ogenblik verkeert, is allernoodzakelijkst. (31) Je moet bewust onderkennen wat je groei en ontwikkeling in de weg staat. Alleen als je je van het éne bewustzijn, dat in alles bestaat, bewust wordt, is er sprake van vrijheid. (150)
Hier op het aardse vlak kent de mens tijd en ruimte. Tijd en ruimte zijn de moeilijkheden, die de mens moet overwinnen. Als je je losmaakt van het tijds- en ruimtebesef, zul je dat inzicht bereiken, waar alles nú is, waar geen scheiding is, geen afstand of tijd. (102) Kennis zal uit lijden voortkomen totdat de mens het Godsbewustzijn (albewustzijn) bereikt. Als je het bewuste besef bereikt van de enige, ene werkelijkheid en bestaande kracht, die zich in jou uitdrukt, zul je weten dat het lijden het middel is geweest om dit besef te ontwikkelen en dan houdt het lijden op. (121)

Al naar je inzicht drukt de Christus zich in je uit en zo wijd je je leven aan God. Dan komt de verzoeking. De verzoeking was in de wereld opdat de Christus haar zou overwinnen. De kruisiging betekent, dat iedereen wordt gekruisigd. Allen moeten door de poort van Gethsemane gaan, ieder op zijn eigen wijze. Zo word je door je ervaringen gelouterd. (24)
De duisternis om je heen, die je schijnbaar tegenwerkt, is het middel tot mijn groei in jou. Vrees niet, want ik ben de overwinnaar. Als verdriet en moeilijkheden op je pad komen, begroet ze dan met vreugde, want doordat je ze overwint, groei je in mij. (149) De Christus wordt niet beïnvloed door omstandigheden die van buiten komen. De Christus is de geest van God in je. De geest is almacht en kan elke toestand aan. Het lijden is een middel om ervaring op te doen en de Christus te leren kennen. (136)
(M.a.w. door als geest met je geestelijke vermogens je ervaringen te verwerken, maak je een geestelijke ontwikkeling door en word je geestelijk zelfstandig.)

terug naar de Inhoud

13. Zelfbewustzijn door zelfbezinning
Zelfkennis (kennis van jezelf als geest) komt het eerst aan de orde. Dan zal de kracht (de vermogende levenskracht), die alle moeilijkheden (door verwerking) overwint, zich doen gelden. (119) Dit is het geheim van waarachtig inzicht: wanneer het bewustzijn zich van zichzelf bewust wordt, zich van zichzelf bewust wordt als de geest van God, die alle dingen heeft geschapen en die zich uitdrukt zoals hij in den beginne was en eeuwig zal zijn. (105) Doorgrond in de eerste plaats dat je bent en voor altijd zult zijn. (30) Je zult je geleidelijk bewust worden van je goddelijke wezen, dat volmaaktheid is in zichzelf. (123) Je moet je bewust worden van de waarheid van de éne, eeuwige, levende geest, die zich in jou en mij openbaart. (155) Jij, je werkelijke 'jij', bent niet je zichtbare vorm, noch is je persoonlijkheid je werkelijke 'jij', want die is ver verwijderd van de ware gelijkenis van je werkelijke 'zelf'. Je bent een bewust wezen, dat leeft in de werkelijkheid. De werkelijkheid ligt op het geestelijke vlak en bestaat daar als je ware 'zelf'. (zelfbezinning) (31) Hoe meer je van je ware 'zelf' (de geest) weet, des te beter begrijp je mij. (33) Heb je er ooit aan gedacht dat je leven eeuwig is, dat je het leven zelf bent. (44)? Besef dat je je bewust bent, dat je leeft. (44) Kijk niet naar buiten maar naar binnen en weet, dat je bent. (49) Betreedt je innerlijke, goddelijke kern (door zelfbezinning), waar God woont en daar zal ik mij openlijk voor je uitspreken. Trek je terug in je binnenkamer waar de almachtige woont. (50)
Als je weet dat het leven God is en je je bewust wordt van dit levende leven als jezelf, zul je de Christus Gods kennen. (97) Zoals het bewustzijn van God plaats biedt aan jou, zo moet jij plaats bieden aan het bewustzijn van God, dat in je is, want je bent daarmee één. (131) Je bewustzijn moet de eeuwige eenheid gaan beseffen van het geheel, waarin wij allen bestaan. (104)
Het heilige woord is: Ik ben, ik ben, die ik ben. (48) Besef in je bewustzijn (door zelfbezinning) het grote geheim van macht: "Ik ben". Spreek het woord van macht "Ik ben" uit, dan zal je bewustzijn zich de overweldigende macht, die het als grondslag heeft, eigen maken. (72)

Het 'aardse bewustzijn' (onbewuste vereenzelviging) kan de heerlijkheid van de waarheid niet begrijpen, maar door innerlijk besef. (zelfbezinning) kan het aardse bewustzijn opgaan in het Christusbewustzijn (albewustzijn) (46) Het bewustzijn moet worden verhoogd van het persoonlijke naar het universele. Dat betekent geen verlies van eigenheid, maar een grotere waarde van de individualiteit, in eenheid met het al. (56) Eerst moet de erkenning er zijn, gevolgd door besef en rustperioden, zodat mijn kracht zich in je bewustzijn kan ontwikkelen. (42)

Als het bewustzijn zich van zichzelf bewust is (m.a.w. zelfbewust is), weet het, wat het is. Het bewustzijn geeft uiting aan datgene, waarvan het zich bewust is. Dat is een onwrikbare wet van het leven. Het bewustzijn moet zich van zichzelf bewust worden (zelfbewustzijn) als uitdrukking van het bewustzijn van God. (139) Het bewustzijn bepaalt de mate, waarin het leven zich uitdrukt. (47) Alleen het leven heeft bewustzijn (bewustzijn is een eigenschap van de geest) Ik ben het leven. Het leven schept de vorm. (niet het bewustzijn), maar is niet van de vorm afhankelijk. (139)
De erkenning en verwerkelijking van Gods leven in je eigen bewustzijn worden het middel, waardoor het leven zich uitdrukt. Jouw bewustzijn is het punt waardoor God zich uitdrukt en is het punt waardoor je God, de Christus in je, tot uitdrukking brengt. (47) Je bent de levende uitdrukking van de almachtige. Naarmate het bewustzijn in de mens deze onmetelijke kracht in zijn binnenste meer gewaarwordt, gaat het die kracht tot uitdrukking brengen. (56) Als je uitsluitend werkzaam bent vanuit het bewustzijn van de geest, zal je lichaam verfijnen. Als je een beroep doet op de Christuskracht en je de bron beseft, waaruit je voortkomt, zul je een kracht in werking stellen, die ver boven het bereik van de stoffelijke zintuigen is verheven. (73)

terug naar de Inhoud

14. Gebed als godsbezinning
De weg naar mij gaat door je eigen hart, want ik woon in je binnenste. (120) Stem je op mij af, ik ben eenvoudig te bereiken. God, jouw wezen is in ons allen vastgelegd. (40) God is in je en het gebed en het antwoord zijn als één. (50) Ik spreek vanuit het leven binnenin. (64)
Wanneer je bidt, moet er een gevoel van diepe eerbied zijn en moet je je afsluiten van het uiterlijke. Zo betreed je het innerlijke rijk. Voel als je bidt je eenheid met God, die jou in zichzelf heeft geschapen. (164) Als je bidt tot je Vader in de hemel, moet je de hemel binnengaan door de deuren der zintuigen af te sluiten die naar buiten leiden. Want alleen in het innerlijkste hart, waar de stilte van de liefde heerst, kan je gebed werkelijk worden verhoord. Betreed het hart van God door je eigen hart, met zuivere gedachten, onbaatzuchtig en onbevangen en sluit alles buiten wat te maken heeft met het uiterlijke. (168)
Als je bidt tot je Vader in de hemel, denk dan eerst aan hen, die een wrok tegen je koesteren (tegen wie je een wrok koestert, zie volgende uitspraken) Verzoen je met hen in je hart, dan zal de Vader je horen. Want in je hart ligt de sleutel om binnen te gaan in het huis van mijn Vader, waar schatten voor je liggen opgeslagen. Maak dat je hart zuiver is, zodat je met mij kunt spreken. Om de hemel binnen te kunnen gaan, moet je de hemel met je meebrengen. (167) Als je niet vergeeft in je eigen hart, kan er geen vergeving zijn. Het hart is de ontmoetingsplaats van God en mens. Je kunt God alleen ontmoeten, als je allen hebt vergeven. (169) Vraag om vergeving zoals een kind het zijn ouder zou vragen in de stellige wetenschap, dat die vergeving al was geschonken door een hart, dat liefheeft. (169) De Vader kan zich alleen in je uitdrukken, als je gerust bent. (als je geweten gerust is) (50)
De stilte moet eerst in je hart zijn, door de erkenning van de Vader, want alleen God mag je hart en geest vullen. Je kunt slechts doen wat hem behaagt, als je je hart te allen tijde voor God openhoudt. (115) De enige voorwaarde is dat je je voor God openstelt, zodat hij je kan vullen met zijn eeuwigdurende liefde. (166)
Het ware gebed is diepe ernst. Het heeft een grote aantrekkingskracht, ik wil je het belang op het hart drukken van de ernst van het gebed, niet tot een God buiten je, maar in gemeenschap met de Vader, door middel van de Christus in je. (148) Dit bedoel ik met ernstig zijn in het gebed: de scheppende kracht en het scheppende gebied liggen binnenin je; daar woon ik. Denk aan mij als hij. (de algeestvonk, het algeestbrandpunt), die leeft in het al. (de algeest) (148)
Bid het Onze Vader. Herhaal het in je hart. Zeg het elke dag van je leven. (169)
Als je in vertrouwen vraagt, in de wetenschap dat de plaats der schepping in je is, dan is er niets wat de Vader niet voor je zal doen, als je hem in mijn naam daarom vraagt. Met mij kun je alles, zonder mij niets. (160) Geloof wanneer je bidt dat je hebt ontvangen waarom je hebt gevraagd en je zult het verkrijgen. Vraag in de geest van God, dan ligt het vast in de geest en moet het naar buiten vorm krijgen, op voorwaarde dat je begrijpend gelooft. (28)

terug naar de Inhoud

15. Heden en nu, verleden en toekomst, ruimte en tijd
Het bewustzijn (de geest als bewuste, vermogende levenskracht) kan alleen maar scheppen in het nu, niet morgen, niet gisteren; gisteren is een herinnering, morgen een verwachting; nu is het enige, scheppende ogenblik. (38) Als je gaat inzien dat alle tijd het heden is, houd je op te verlangen ... Je doet je dat verlangen aan doordat je niet leeft in de alomtegenwoordigheid (als geestvonk, als algeestbrandpunt in de algeest). Je leeft in het verleden en in de toekomst en gaat voorbij aan de uitdrukking van het goddelijke leven in het nu. (21)
De werkelijkheid (de geest) had geen begin en zal geen einde hebben. De mens schept tijd en ruimte in zijn eigen bewustzijn (door onbewuste vereenzelviging met het tijdelijke bestaan) Dat is de illusie: het niet begrijpen en verwerkelijken van de heelheid (de geest), waarin geen tijd en ruimte, geen begin en einde zijn. Er is slechts één heelheid (de heelheid van de geest) en die drukt zich nu uit (door de werkzaamheid van de geestelijke vermogens) (129) Wat in den beginne was, is nu . (de geest) (120)

De eenheid van de geest met God! Hoe heerlijk en volmaakt is deze waarheid, hoe eenvoudig is deze waarheid, maar hoe moeilijk is zij grijpbaar voor hen, die zich ophouden in (die zich vereenzelvigen met) tijd en ruimte. (102)







^