De Levensweg


Boekhandel
Het boek De Levensweg kunt u bij de boekhandel bestellen met onderstaande gegevens:
  • Schrijver: Freek van Leeuwen
  • Titel: De Levensweg - Een inleiding tot geestkunde
  • Uitgeverij: Stichting De Levensweg, Terborg, 1991
  • ISBN 90-800673-1-8
  • Trefwoorden: spiritualiteit, mystiek, zelfkennis
  • Prijs: € 22,00; voor bestellingen uit Vlaanderen graag € 5 erbij i.v.m. de verzendkosten
  • 365 blz. geïllustreerd, met literatuuropgave

Klik hier om gedeelten van het boek in te zien:
Inleiding
Inhoud


Uitgeverij
U kunt het boek De Levensweg als volgt bij de Uitgeverij van Stichting De Levensweg bestellen (zie stap 1 en 2):

Stap 1. Bestellen: u kunt het boek bestellen door € 22,00 over te maken op:

rekeningnummer IBAN: NL 64 ABNA 0533228875
t.n.v. F. van Leeuwen
Nadat u ook uw adres heeft doorgegeven (zie het adresformulier hieronder) wordt het boek u per omgaande toegezonden.

Voor betalingen vanuit het buitenland: BIC ABNANL2A
rekeningnummer IBAN: NL 64 ABNA 0533228875
t.n.v. F. van Leeuwen

Stap 2. Adres: u kunt middels onderstaand formulier uw naam/adres/woonplaatsgegevens doorgeven

(* gemarkeerde velden zijn verplicht).



(Kopieer bovenstaande code om spam te weren)


Inleiding

Als je je bent gaan afvragen of dit nu alles is wat er is en waarom dit alles er eigenlijk is en je om die reden op zoek bent gegaan naar een weg, die leidt naar de geestelijke zin van dit aardse bestaan, dan kan dit boek je op weg helpen.
Of als je jezelf de vraag stelt wie je bent, waar je vandaan komt en waar je naar toe gaat, en hoe je daar tussen een zinvol bestaan kunt leiden, ook dan kan dit boek voor jou van belang zijn en zul je er - door arbeid aan jezelf - een antwoord in kunnen vinden.
Eveneens kan het nu volgende voor jou van waarde zijn als je tot de opvatting bent gekomen, dat maatschappelijk aanzien en stoffelijk bezit - maar ook bezit van kennis - op zichzelf niet in staat zijn een blijvende zin te geven aan het tijdelijke bestaan.

Wat dat bezit van kennis betreft wil ik met dit boek niet zozeer kennis overdragen, maar ben ik veeleer op datgene gericht, dat de bezitter van kennis is: de ‘kenner’. Met dit boek richt ik mij op de bewustwording van de ‘kenner van die kennis’. De reden hiervoor is de vergankelijkheid en feilbaarheid van kennis. Zij kan daarom op zichzelf niet het wezenlijke zijn, noch de blijvende zin van het tijdelijke bestaan.
Wezenlijk is wel dat jíj er bent, de menselijke geest als ‘de zelfstandige eenheid die kent’. Wezenlijk is jouw geestelijke vermógen om te kennen, om je bewust te zijn van kennis. Wezenlijk is ook jouw vermogen om de waarde van die kennis vervolgens te kunnen beóórdelen en er wat mee te gaan dóen. Dat wezenlijke is met andere woorden: jij zelf als geest, die beschikt over geestelijke vermogens.
In wat nu volgt gaat het daarom niet zo zeer om overdracht van kennis, maar in het bijzonder om aandacht voor:
- het eigen waarnemingsvermogen waarmee je kennis opdoet;
- het gaat ook niet om gedachten, levensbeschouwing of leerstellingen, maar voornamelijk om het denken zelf waarmee je die kennis verwerkt;
- vervolgens gaat het niet om zedelijke gebruiken, wetten of vermaningen, maar juist om jouw eigen voelen, waarmee je persoonlijk de waarde beleeft die deze kennis voor je bezit;
- ten slotte gaat het om jouw wilskracht, die op evenwichtige wijze zowel door je waarnemen en denken, alsook door je voelen moet worden bepaald, wil je kunnen komen tot aangepast en zinvol gedrag.

Het stoffelijke bestaan kan een geestelijke zin voor je krijgen, wanneer je het als middel dienstbaar weet te maken aan een wezenlijk doel. Dat doel is de ontwikkeling van jezelf als menselijke geest. Die ontwikkeling behelst aan de ene kant de ontplooiing van je geestelijke vermogens, maar aan de andere kant ook het aangaan van bepaalde, persoonlijke verhoudingen.
Deze verhoudingen betreffen naar buiten toe je medemensen. Naar binnen toe gaat het daarbij om de persoonlijke band met datgene, wat de uiteindelijke oorzaak is van het eenvoudige feit, dat je er bent: de oorsprong van ons aller geestelijke en stoffelijke bestaan: de algeest.
Met behulp van de oefening van zelfbezinning kun je de beheersing over je vermogens bevorderen, ze met elkaar in evenwicht brengen en doelbewust gaan gebruiken in de omgang met je medemensen in het dagelijkse bestaan. Daardoor kun je een ontwikkeling doormaken naar een toestand, waarin je geheel jezelf bent geworden.
Die vermogens lijken zuiver persoonlijk te zijn en alleen tot jou zelf te behoren. Breng je ze echter tot ontplooiing dan zal blijken dat je ook datgene ontwikkelt, wat wij állen - jij, je medemens én onze geestelijke oorsprong - gemeenschappelijk hebben. Daardoor zal ook je vermogen groeien je medemens en je oorsprong te leren kennen, begrijpen en aanvoelen, en om goede, persoonlijke betrekkingen met hen te vormen.
Je kunt je vermogens dan in opbouwende zin gaan gebruiken, niet alleen in het voordeel van jezelf en je naaste, maar ook voor het herstellen van de band met je oorsprong. Het is daardoor dat deze ontwikkeling je de mogelijkheid geeft de geestelijke zin van dit bestaan te verwerkelijken. Een zin die je er overigens alleen zelf aan zult kunnen geven.

Op deze wijze kun je in het kort het wezenlijke van jezelf omschrijven en de geestelijke zin van het tijdelijke bestaan - en eveneens de strekking van dit boek. De beschrijving die ik in de volgende hoofdstukken van dat wezenlijke zal geven, berust op mijn persoonlijke, bovennatuurlijke en door zelfbezinning verworven ervaringen. Deze ervaringen heb ik met overeenkomstige van anderen in heden en verleden, vergeleken om de betekenis ervan goed te kunnen plaatsen.
Deze beschrijving berust verder op mijn behoefte te trachten deze ervaring algemeen begrijpelijk en voor iedereen toepasbaar te maken. Voor wie wil, kan de verbinding met datgene, waaruit je geestelijk bent voortgekomen, daardoor een onmiddellijk ervaarbare werkelijkheid worden. Het denkbeeld omtrent het bestaan van je geestelijke oorsprong, de algeest, is dan niet meer afhankelijk van leer of geloof als hoopvol vermoeden, maar kan dagelijks worden gevoed door persoonlijke ervaring ermee.

Ergens kennis van hebben houdt niet alleen in dat je dan ook verantwoordelijk bent voor wat je met die kennis doet, maar bovendien blijft kennis zonder daad onvruchtbaar. Hiervan uitgaande heb ik dit boek bedoeld als een leer- en werkboek. Het is voor jou geschreven als je het niet alleen bij het opnemen van kennis wilt laten, maar er daadwerkelijk wat mee wilt gaan doen. Het is voor jou bestemd als je je kennis ook wilt trachten toe te passen in het dagelijkse bestaan - en wel in dit geval door aan jezelf te willen gaan werken en je te willen richten op je geestelijke bestemming.
In dit boek heb ik getracht die begrippen en ervaringen te verzamelen en te ordenen, waarmee je je weg naar die bestemming - je levensweg - zélf zult kunnen vinden en gaan. Het onderwerp van dit boek - geestkunde - lijkt aanvankelijk onwerkelijk en onzakelijk te zijn, en geen raakvlakken met het alledaagse bestaan te hebben. De oorzaak hiervan is, dat de menselijke geest en zijn oorsprong beide onzichtbaar en niet tastbaar lijken te zijn. Aanvankelijk zijn zij niet rechtstreeks ervaarbaar en kun je ze slechts langs een omweg leren kennen door hun - onstoffelijke, geestelijke - uitingen.
Bovendien moet je op een punt buiten dit stoffelijke bestaan gaan staan, als je de geestelijke werkelijkheid erachter in het oog wilt krijgen; een punt, dat alleen in je hart is te vinden! Daardoor beweegt de inhoud van dit boek zich voornamelijk in een geestelijke sfeer en lijkt zij aanvankelijk slechts denkbeeldig te zijn.
Alles wat ik in dit boek heb beschreven, zul je na voldoende oefening echter bij jezelf kunnen nagaan; door eigen onderzoek zul je zelf ondervinding kunnen opdoen. Iedereen die wil en doet, kan het eigen bestaan als geest én de geestelijke grondslag ervan, de algeest, zelf ervaren. Deze persoonlijke ervaring ermee is ook het enige bewijs voor de waarde die geestkunde voor de mens heeft.
Dit onderwerp - geestkunde - zal dan niet meer onwerkelijk lijken. Het zal integendeel de kern van je bestaan blijken te zijn. Die kern ben je zelf als geest - jij zelf als de eenheid, die leeft en handelt, ten goede of ten kwade, al naar de wijze waarop je je eigen vermogens gebruikt en al dan niet bewust met je medemensen en je bron bent verbonden.

De opzet van het boek is van dien aard, dat ik de inhoud ervan algemeen heb gehouden, zodat je je eigen levenservaring ermee kunt verbinden. Deze zelfbespiegeling is op zichzelf al een zelfvormende bezigheid. Ook komt je eigen levensweg - gezien vanuit het standpunt van de geest - je daardoor duidelijker voor ogen te staan.
De onderwerpen in het boek heb ik uitgaande van het onzichtbare, geestelijke middelpunt dat je zelf bent, beschreven. Daardoor liggen zij dicht bij elkaar en kunnen elkaar soms overlappen, waardoor herhaling soms onvermijdelijk is.
De opzet is verder zodanig, dat na de omschrijving van de geest en zijn vermogens de ontwikkeling ervan eerst wordt samengevat in paragraaf 2.5. Deze samenvatting doet dienst als een korte reisbeschrijving vooraf van de levensweg. Daarna volgt de uitgebreide beschrijving ervan in de overige hoofdstukken. De bedoeling hiervan is, dat je de - soms moeizame - stappen op de weg steeds zult kunnen bezien in het licht van het geheel en dat je het overzicht over de gehele ontwikkeling en het doel ervan, voortdurend in gedachten kunt houden.
Deel een en twee - begin en dal van de ontwikkeling - bevatten een ontleding van de menselijke persoon in de verschillende aanzichten ervan: de geest als zelfstandige persoon, de geestesgesteldheid ervan, de geestelijke vermogens waarover die persoon beschikt en de wijze waarop, vanuit die geestesgesteldheid, zij worden gebruikt. Deel drie - de opgang van de ontwikkeling - omvat de opbouw van de persoonlijkheid door middel van oefening van die geestelijke vermogens door zelfverwerkelijking, zelfbezinning en hereniging.
Mijn overweging voor deze opzet is, dat, als je eerst door een donker dal heen moet - de vereenzelviging, bewustwording en bevrijding - het bemoedigend voor je kan zijn als je in de verte de te bereiken, witte top - zelfverwerkelijking en hereniging - al in het zonlicht hebt zien schitteren.

Freek van Leeuwen

Inhoud

DEEL 1 GEEST, ZIEL EN LICHAAM

HOOFDSTUK 1 DE MENSELIJKE GEEST

Inleiding 13
1.1 Het waarnemen
1.1.1 Waarnemen als het zich bewustworden van ervaringen 15
1.1.2 Bewustwording 16
1.1.3 De aandacht 17
1.1.4 De schoonheidszin 18
1.1.5 Het schouwen 19

1.2 Het denken
1.2.1 Denken als het vergelijken van ervaringen 20
1.2.2 De denker, het denken en de gedachte 22
1.2.3 De waarheid 22

1.3 Het voelen
1.3.1 Voelen als het beleven van de ervaring 23
1.3.2 Het voelen tegenover het denken 26
1.3.3 Het zelfgevoel 28
1.3.4 Gevoel, tast, voorgevoel en aandoening 29

1.4 Het willen
1.4.1 De vermogens als kringloop 30
1.4.2 De wil als levenskracht 32

1.5 De geestelijke werkzaamheid
1.5.1 Verwerking en aanpassing 33
1.5.2 De vermogens als de ‘zinnen’
1.5.3 De instelling op persoon en gemeenschap 38
1.5.4 De vermogens als tegendelen 39
1.5.5 De mannelijke en vrouwelijke geest 40

1.6 De geest als persoon
1.6.1 De grondvorm van de persoonlijkheid 41
1.6.2 De ontwikkeling van de persoonlijkheid 42

HOOFDSTUK 2 GEEST, ZIEL EN LICHAAM

2.1 Het onderscheid tussen geest, ziel en lichaam
2.1.1 De oorspronkelijke betekenis van geest, ziel en lichaam 45
2.1.2 De geest als vormkracht 18
2.1.3 De ziel als vormbaar krachtveld 25
2.1.4 Bewustzijnsveld en geheugen 25
2.1.5 De onderscheiding 27

2.2 De samenhang tussen geest, ziel en lichaam
2.2.1 Gewaarworden en waarnemen 28
2.2.2 De ziel als schouwtoneel 30
2.2.3 Waarnemen, spreken en handelen 32

DEEL 2 DE GEESTELIJKE AANVANGSTOESTAND

HOOFDSTUK 3 DE VEREENZELVIGING

3.1 De onbewuste vereenzelviging
3.1.1 De vormbaarheid 81
3.1.2 Onbewustheid en vereenzelviging 83
3.1.3 De vormen van onbewuste vereenzelviging 87

3.2 De vermogens in de vereenzelvigde toestand
3.2.1 De onbeheerste werkzaamheid 89
3.2.2 Aandoening en onbeheerste verbeelding 93
3.2.3 De onbeheerste werkzaamheid en de tussenhersenen 94
3.2.4 De drift tot zelf- en soortbehoud 97

3.3 De bewuste vereenzelviging
3.3.1 De gehechtheid 100
3.3.2 Heb-, heers- en gemakzucht 104
3.3.3 Zelfzucht en begeerte 108

HOOFDSTUK 4 DE EENZIJDIGE VEREENZELVIGING

4.1 De eenzijdige ontwikkeling
4.1.1 De eenzijdigheid 111
4.1.2 De innerlijke verdeeldheid van de persoon 113
4.1.3 Eenzijdigheid en onaangepastheid 115

4.2 De eenzijdige ontwikkeling van de vermogens
4.2.1 Denken en voelen als tegendelen 117
4.2.2 Het eenzijdige denken 119
4.2.3 Het eenzijdige voelen 121
4.2.4 Waarnemen en willen als tegendelen 125
4.2.5 Het eenzijdige waarnemen 125
4.2.6 Het eenzijdige willen 127
4.2.7 De eenzijdige ontwikkeling van de instelling 131

4.3 Overdracht en inbeelding
4.3.1 De verdringing van wensen en angsten 133
4.3.2 De dreigende bewustwording 134
4.3.3 De overdracht van het onbekende 135
4.3.4 De ingebeelde voorstelling van de ander 137
4.3.5 Het onbewuste machtsstreven 139
4.3.6 De invloed van onverwerkte jeugdervaringen 140
4.3.7 Samenvatting van overdracht en inbeelding 143

HOOFDSTUK 5 KENMERKEN VAN VEREENZELVIGING

5.1 De gehechtheid aan het zelfbeeld
5.1.1 Het zelfbeeld 147
5.1.2 De betrekkelijkheid van het zelfbeeld 150
5.1.3 Zelfverzekerdheid en verlegenheid 152

5.2 De zintuiglijkheid
5.2.1 De zintuiglijke gehechtheid 154
5.2.2 Het geslachtelijke als gebrek 157

5.3 Het vereenzelvigde gedrag
5.3.1 Beheerst, onbeheerst en aangeboren gedrag 160
5.3.2 De uitingen van onbeheerstheid 163
5.3.3 Driftmatigheid en geestelijke onmacht 164
5.3.4 De macht van geld 167
5.3.5 De vereenzelviging met gedachten en gevoelens 169
5.3.6 Verstandelijk vermogen en onzedelijkheid 171

5.4 Het medemenselijke gedrag
5.4.1 Behandel je medemensen, zoals je het zelf zou wensen 174
5.4.2 Het vraagstuk van de mensheid is de mens 175
5.4.3 De koers op de levensweg 177

5.5 Teleurstelling en leed
5.5.1 De gehechtheid aan het voorbijgaande 181
5.5.2 De overmacht van herinneringen 182

5.6 Zelfbeklag en verzet
5.6.1 Gehechtheid en zelfmedelijden 184
5.6.2 Het verzet tot eigen schade 186

5.7 Boosheid en angst
5.7.1 Het verwachtingsbeeld 188
5.7.2 De angst 190

DEEL 3 DE GEESTELIJKE ONTWIKKELING

HOOFDSTUK 6 DE BEWUSTWORDING

6.1 De geestelijke bewustwording
6.1.1 Onwetendheid en zelfbewustwording 201
6.1.2 Onmacht en zelfbewustwording 204
6.1.3 Schaamte en zelfbewustwording 206
6.1.4 Angst en zelfbewustwording 207
6.1.5 Lotsbestemming en zelfbewustwording 209

6.2 De inzinking als gedwongen bewustwording
6.2.1 De inzinking 212
6.2.2 De gedwongen bewustwording 213
6.2.3 De verzetshouding 215
6.2.4 De weg van zelfbezinning 216

HOOFDSTUK 7 DE BEVRIJDING

7.1De bevrijding van gehechtheid
7.1.1 Onthecht zijn als innerlijke houding 231
7.1.2 De onthechting van het zelfbeeld 232
7.1.3 De onthechting van de zintuigen 234
7.1.4 De onthechting van denkbeelden 236

7.2 De geestelijke tweestrijd
7.2.1 De zinvolle strijd: die met jezelf 237
7.2.2 Vallen en opstaan 242
7.2.3 De innerlijke verdeeldheid 244
7.2.4 Denken en doen 247
7.2.5 De eenzaamheid 249
7.2.6 Het persoonlijke en algemene 251

7.3 De bevrijding van onbewuste zelfmisleiding
7.3.1 Het levende, het leven en het bestaan 253
7.3.2 De overdracht op gezinsleden 254
7.3.3 De overdracht op het werk 257
7.3.4 De overdracht op de taal 259

HOOFDSTUK 8 DE ZELFVERWERKELIJKING

8.1 De ouderlijke opvoeding
8.1.1 Opvoeding als persoonlijkheidsvorming 265
8.1.2 Opvoeding tot vrijheid of plichtmatigheid 267
8.1.3 De ongunstige invloed van opvoeding 269

8.2 De zelfopvoeding
8.2.1 Het wezenlijke werk 270
8.2.2 De omschakeling naar zelfopvoeding 271
8.2.3 De geestelijke arbeid 273
8.2.4 Wanorde en groei 274

8.3 Het ontwikkelen van het waarnemen
8.3.1 Het zuivere, beheerste waarnemen 276
8.3.2 Het gesprek als spreken en luisteren 277
8.3.3 Het in- en uitgekeerde waarnemen 279

8.4 Het ontwikkelen van het denken
8.4.1 De begripsmatige verwerking van ervaringen 280
8.4.2 Het onbevooroordeelde denken 282

8.5 Het ontwikkelen van het voelen
8.5.1 Het onvooringenomen voelen 283
8.5.2 De vergevingsgezindheid 284
8.5.3 Het innerlijke evenwicht 287

8.6 Het ontwikkelen van het willen
8.6.1 Het willen en de overige vermogens 289
8.6.2 Zelfbeheersing en geduld 290

8.7 Het geweten
8.7.1 Het geweten als zelfbeoordeling 293
8.7.2 Geweten en plicht 296
8.7.3 Doe het zelf 299

HOOFDSTUK 9 ZELFBEZINNING EN HERENIGING

9.1 Het wezen van zelfbezinning
9.1.1 De zelfbezinning 301
9.1.2 De eenheidstoestand 303
9.1.3 Zelfkennis als de uiterste eenvoud 304

9.2 Zelfbezinning als geestelijke oefening
9.2.1 De aandacht 305
9.2.2 De stille herhaling 306
9.2.3 De inkeer tot jezelf 308

9.3 Ervaringen onderweg
9.3.1 De zelfbezonnen toestand 310
9.3.2 De geleidelijkheid van groei 313
9.3.3 Het alledaagse bestaan 315
9.3.4 Het innerlijke licht 317

9.4 De geestelijke hereniging
9.4.1 De ontvankelijkheid 318
9.4.2 De hereniging 320
9.4.3 De geestelijke inwerking 322
9.4.4 De menselijke geest en de algeest 324
9.4.5 Het oervertrouwen 327

HOOFDSTUK 10 MENS- EN WERELDBESCHOUWING

10.1 Het scheppende en het geschapene
10.1.1 De samenhang met de oorsprong 329
10.1.2 De levensweg als terugkeer 336
10.1.3 Godsdienst en vormendienst 339
10.1.4 Zelfbeeld en godsbeeld 342
10.2 De schepselen
10.2.1 De gemeenschappelijke band 346
10.2.2 Godsliefde en naastenliefde 349
10.2.3 Huwelijk en gezin 352

10.3 De schepping
10.3.1 Het blijvende hier en nu in de tijd 356
10.3.2 De tijd bevrijdt het blijvende 358
10.3.3 De persoonlijke vrijheid 360
10.3.4 De loop van het lot 361

Boekenlijst 367







^