Het zinnebeeld 'algeestvonk'
Algeest, heilige geest en menselijke geest
De betekenis van het zinnebeeld 'algeestvonk' dat ik tijdens zelfbezinning mocht aanschouwen, is een weergave van de samengestelde verhouding die er is tussen:
- de goddelijke algeest in de ongevormde oertoestand: de oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, die zich uitstrekt in de eeuwige oneindigheid; op de afbeelding is dat a.h.w. de lege ruimte om het zinnebeeld heen (1),
- de menselijke geest die een bolvormige verdichting is van datzelfde licht en diezelfde warmte, de algeestvonk, uit en in de algeest - een zelfbeeld Gods, door Gods denken en liefde gevormd (2) - die a.h.w. in de ruimte van de druppelvorm aanwezig is en die hier als de mens op aarde schijnbaar aan zichzelf wordt overgelaten,
- terwijl de ruimte van de binnenkant van het zinnebeeld a.h.w. de scheppingsruimte van dit stoffelijke heelal weergeeft - een ruimte die binnen de algeest aanwezig is - met daarin deze aarde, de leerschool waarin de menselijke geest als leerling verblijft in een stoffelijke levensvorm, het lichaam (3)
- en Gods heilige geest (4) die de menselijke geest ongemerkt steunt en begeleidt op een ontwikkelingstocht van de nog ongevormde naar de gevormde geestestoestand: de toestand die met die van de algeest en de heilige geest overeenkomt, waardoor ten slotte de hereniging met hen kan plaatsvinden.
Vrees niet, want Ik ben bij je, wees niet bang, want Ik ben jouw God.
Ik maak je sterk en help je, en ondersteun je met de heilzame kracht
van mijn rechterhand. (Jesaja 41:10)
Van oudsher is God een schuilplaats,
zijn armen dragen u voor eeuwig. (Deut. 33:27)
Door de hereniging is de geestestoestand ingetreden die Jezus beschrijft in zijn toespraak tot zijn leerlingen tijdens het Laatste Avondmaal (Johannes 13-17):
Jezus antwoordde: "Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mijzelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij. Geloof me: ik ben in de Vader en de Vader is in mij." (Joh. 14:10-11)
[…] "Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en dat ik in jullie ben." (Joh. 14:20)
"Wanneer iemand mij liefheeft, zal hij zich houden aan wat ik zeg; mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en ik zullen bij hem komen en bij hem wonen." (Joh. 14:23)
"Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, […] Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad." (Joh. 17:21-22)
De toestand van de geestelijke vereniging van de mensheid met Gods heilige geest zoals Jezus die beschrijft tijdens het Laatste Avondmaal, komt overeen met het 'mystieke lichaam van Christus' van de apostel Paulus (Rom. 12:4-5; 1Kor. 12:20-27; Ef. 4:10-13, 5:29-32; Kol. 1:23-24) en met de kenmerken van de verenigde mensheid zoals de theoloog en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin die beschrijft als het punt Omega.
Omvorming en hereniging
De omvorming vindt uit vrije keuze en op eigen kracht plaats in en door de menselijke geest, de druppelvorm in het hart van het zinnebeeld, daarbij ongemerkt gesteund en aangemoedigd door Gods heilige geest daaronder in de vorm van Gods hand.
In de scheppingsruimte kunnen Gods heilige geest en de menselijke geest elkaar als geestelijke zelfstandigheden ontmoeten.
De regel van de overeenstemming
In feite wordt door de verdichting van de menselijke geest in de goddelijke algeest bij a muladhara chakra (de stuitchakra) en bij c sahasrara chakra (de kruinchakra) gevormd. Door de geestelijke ontwikkeling worden die voor de algeest geopend, waardoor Gods liefde en geestkracht door de mens kan gaan stromen en de hereniging met God is verwerkelijkt (vergelijkbaar met het stromen van de magnetische krachtlijnen door de magneet, wat beantwoordt aan de regel van de overeenstemming).
Als de menselijke geest zich bij b omvormt door zelfverwerkelijking, kan de algeest van a naar c doorstromen en is de menselijke geest weer op de stromingen van geestkracht in de algeest aangesloten.
De beschrijving van de toestand en van de ontwikkelingsrichting van de menselijke geest, de algeestvonk, is: door Gods verdichting... zijn wij algeestvonk... en daardoor ook geest Gods.
Liefdevol zijn wij in Gods geest verdicht, dus is God liefdevol in ons.
Wij zijn Gods jonge god, zoals Jezus godenzoon/dochter.
Laten wij daarom God liefhebben boven al en onze naaste alsof het onszelf betrof.
Volgens de regel van de overeenstemming hoort het menselijke lichaam bij de stoffelijke schepping zoals de menselijke geest bij de algeest hoort. Wij, als menselijke geest, horen bij God.
- Zoals de stoffelijke schepping in de vorm van voedsel door het maagdarmkanaal door het lichaam stroomt om het lichaam in leven te houden,
- zo moet de algeest in de vorm van Gods liefde door het hart van de menselijke geest kunnen stromen om de menselijke geest levend te houden.
- Hoe meer de menselijke geest door (begeleide) geestelijke zelfverwerkelijking erin slaagt zijn geestesgesteldheid met die van de algeest in overeenstemming te brengen, door aandachtig, gewetensvol en deugdzaam te handelen,
- hoe beter Gods liefde door de menselijke geest heen kan stromen en hoe meer de hereniging met God vorm krijgt.
De magneet als uitdrukking van de geest
De Engelse arts en natuurfilosoof William Gilbert (1544-1603) beschreef in 1600 in zijn werk De Magnete zijn onderzoek naar de magnetische eigenschappen van het gesteente magnetiet. Hij was de eerste die de aantrekking door magnetiet (magnetische aantrekking) en barnsteen (elektrische aantrekking) van elkaar onderscheidde.
Hij strooide ijzervijlsel op papier rond een staaf magnetiet, waardoor hij het magnetische 'veld' (het lijkt een 'veld' te zijn, maar in feite is het een ruimte) rond een magneet ontdekte. Hij noemde dit verschijnsel juist de 'aura' (Latijn voor: 'uitstraling') van de magneet en meende dat die van goddelijke afkomst moest zijn.
Hiermee komt het volgende overeen. De menselijke geest is een bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte, waarmee zijn geestelijke vermogens - het waarnemen, denken, voelen en willen - samenhangen. Als de geest in zichzelf met zijn vermogens werkzaam wordt, straalt die om zich heen een lichtruimte uit, de 'aura' of 'ziel', waarvan de geest het hart of de kern is, en waarin de geest a.h.w. woont (de oorspronkelijke betekenis van 'ziel' is: 'zaal', woning). Deze uitstraling was aanvankelijk ook bolvormig, maar heeft door de geestelijke ontwikkeling de vorm van de geestgedaante aangenomen, de menselijke gestalte.
William Gilbert had het daarom goed gezien... het magneetveld als een uitstraling van de magneet komt overeen met de ziel (de aura) van de werkzame geest.
Zie ook bij Zo boven, zo beneden, De geestgedaante en de zenuwcel, voor eenzelfde overeenkomst met de zenuwcel.
Het woord 'veld', ingevoerd door Faraday, is helaas een misleidend woord, want er is van een 'veld' geen sprake. Het gaat om een homogene 'krachtruimte' rondom de magneet, waarvan de kracht geleidelijk afneemt bij toenemende afstand van de magneet. Die krachtruimte heeft de vorm van een 'torus'. Dit Latijnse woord betekent: 'voetring van een zuil' en is afkomstig van het Griekse woord 'toros': omvatter; in de wiskunde heet het een 'ringoppervlak'.
De torus of ringoppervlak
De aura of de uitstraling van de menselijke geest heeft de vorm van een torus. Het kanaal in het midden van de aura als torus is de plaats waar de algeest, de begeleidende geest en de menselijke geest samenkomen. Dat is het 'hart' waar de vereniging kan plaatsvinden als het de menselijke geest lukt aandacht en toewijding op het midden in zichzelf te richten.
Het kanaal in het midden komt in de Indiase literatuur overeen met 'de stok van Brahman', de 'Brahmadanda' of met het kanaal 'sushumna' waarmee de chakra's samenhangen. De chakra erboven, Sahasrara chakra of de kruinchakra, is de poort van Brahman, de algeest.
Door dat kanaal heen kan de geestkracht van de algeest heen en weer gaan stromen als de menselijke geest zich voor de goddelijke algeest openstelt: de hereniging.
Een overeenkomstige verbinding vindt plaats bij een geestelijke verbinding met Gods heilige geest of met geestelijke begeleiders, als de menselijke geest zich uit liefde voor hun inwerking openstelt.
Hun krachtlijnen gaan dan ook door de mens heen lopen. Op deze wijze is die opgenomen in de uitstraling van geestelijke begeleiders. De menselijke geest wordt opgenomen in een gezamenlijke kringloop van geestkracht.
Het verloop van de krachtlijnen bij magneten in de stoffelijke wereld is een weergave van wat er bij geesten gebeurt.
Klik hier voor een tekst uit het boek 'Aarde en maan' van Jakob Lorber dat handelt over de geestelijke betekenis van het magneetveld.
Liefdevol word ik als geest
door Gods geest gedacht,
liefdevol word ik doorstroomd
met Gods levenskracht.
God heeft mij gemaakt en riep mij tot leven. 1)
Alles is uit God ontstaan, alles is door hem geschapen en heeft in hem zijn doel. 2)
Uit God komen wij voort en in God leven wij, bewegen wij en zijn wij. 3)
Ik vermag alle dingen door God, die mij kracht geeft. 4)
(1. Deut. 32:8, 2. Rom. 11:36, 3. Hand. 17:28, 4. Filip. 4:13)
䷀ 1 Tjièn (I Tjing) - Het scheppende
De weg van het scheppende bewerkt door verandering en omvorming,
dat eenieder zijn juiste aard en bestemming krijgt (begeleide zelfverwerkelijking)
en in blijvende overeenstemming met het scheppende komt (hereniging).
^