God is mens geworden, opdat de mens vergoddelijkt worde

Athanasius van Alexandrië
1. Context van de uitspraak
Athanasius formuleerde deze gedachte in het kader van zijn verdediging van de orthodoxe christologie tegen het Arianisme, een stroming die ontkende dat Jezus werkelijk God was. In zijn werk "De Incarnatione Verbi Dei" (Over de menswording van het Woord van God) benadrukt hij dat het Woord (Logos), de Zoon van God, volledig God is, en dat de incarnatie (menswording) noodzakelijk was voor de redding en transformatie van de mens.
De originele uitspraak luidt in zijn werk:
- "Αὐτὸς γὰρ ἐνηνθρώπησεν, ἵνα ἡμεῖς θεοποιηθῶμεν."
- "Hij is mens geworden, opdat wij vergoddelijkt worden."
Dit idee wordt ook wel theosis of vergoddelijking genoemd en is een centraal leerstuk in de Oosters-orthodoxe theologie.
2. De leer van theosis
De uitspraak drukt een theologische visie uit, die stelt dat de ultieme bestemming van de mens niet slechts vergeving of verlossing is, maar deelname aan het goddelijke leven. Dit is een kernidee in de Oosterse christelijke theologie, met wortels in zowel de Bijbel als de vroege kerk.
2 Petrus 1:4 spreekt over “deel krijgen aan de goddelijke natuur”.
De kerkvaders zoals Irenaeus van Lyon, Clemens van Alexandrië en Gregorius van Nyssa ontwikkelden dit idee verder.
In de woorden van Athanasius wordt het mysterie van de incarnatie een middel tot verheffing van de mens:
- God vernederde zich door mens te worden,
- niet om Zijn goddelijkheid te verliezen,
- maar om de mens op te tillen tot gemeenschap met God.
3. Vergelijkbare uitspraken bij andere kerkvaders
Hoewel Athanasius vaak als bron wordt aangehaald, komt een soortgelijke gedachte ook voor bij andere kerkvaders:
Irenaeus van Lyon (ca. 130–202) schreef in Adversus Haereses:
- "Het Woord van God werd mens, opdat de mens zou worden wat God is."
Gregorios van Nazianze (4e eeuw):
- "Hij neemt het slechtste aan, om ons het beste te geven."
Maximus de Belijder (7e eeuw) werkte de leer van theosis systematisch uit. De formulering bij Athanasius is echter het bekendst en het meest geciteerd, waardoor hij vaak als de auteur van deze uitspraak wordt beschouwd.
4. Filosofische en theologische implicaties
a. Ontologie van mens en God
De uitspraak suggereert een brug tussen het oneindige (God) en het eindige (mens), waarbij het goddelijke niet als volledig ongenaakbaar wordt beschouwd. Door de incarnatie wordt het goddelijke toegankelijk en het menselijke verheven.
b. Soteriologie
Het heil is niet louter juridisch of moreel (zoals in sommige Westerse theologieën), maar transformatief: de mens wordt innerlijk veranderd, vernieuwd en opgenomen in Gods wezen.
c. Anthropologie
De uitspraak impliceert dat de menselijke natuur potentieel goddelijk is - niet in de zin van almacht of aanbidding, maar in deelname aan het leven, licht en liefde van God. De mens is geroepen tot gemeenschap en eenwording met het goddelijke.
5. Vergelijking met Westerse theologie
In de Westerse (met name Augustijnse en later Thomistische) traditie ligt de nadruk vaker op zonde en vergeving, terwijl de Oosterse traditie meer accent legt op transformatie en vergoddelijking. Toch heeft ook Thomas van Aquino (13e eeuw) echo's van deze gedachte in zijn werk:
- "De Zoon van God werd mens, opdat wij kinderen van God zouden worden."
Ook in mystieke tradities in het Westen (zoals bij Meister Eckhart, Johannes van het Kruis of Hadewijch) vinden we soortgelijke ideeën van eenwording met God.
6. Moderne relevantie en interpretaties
In de moderne theologie en spiritualiteit blijft deze uitspraak uitdagend en inspirerend. Het roept vragen op over:
- De identiteit van de mens: wat betekent het om ‘goddelijk’ te worden?
- De aard van verlossing: is verlossing een juridische rechtvaardiging of een mystieke transformatie?
- De relatie tussen God en wereld: is God ver weg of aanwezig in de mens?
Theologen zoals Karl Rahner, Hans Urs von Balthasar en David Bentley Hart hebben in de 20e en 21e eeuw opnieuw aandacht gevraagd voor dit oosterse perspectief van vergoddelijking als kern van het christelijke geloof.
7. Kritische reflectie
Vanuit een wetenschappelijk en filosofisch perspectief kan men de uitspraak evalueren als:
Mythisch-symbolisch: De uitspraak drukt geen letterlijk biologisch of metafysisch proces uit, maar een symbolische waarheid over menselijke bestemming en goddelijke nabijheid.
Existentiële aansporing: Het nodigt uit tot een levenshouding van zelftranscendentie, groei, en liefde.
Grenzen van de vergoddelijking: Men moet onderscheid maken tussen participatie aan God en identificatie met God - een grens die in sommige esoterische of gnostische systemen wordt overschreden.
Conclusie
De uitspraak: "God is mens geworden, opdat de mens vergoddelijkt worde" is in haar kern theologisch en mystiek, afkomstig van Athanasius van Alexandrië en drukt de diepe overtuiging uit dat de mens niet slechts verlost wordt van zonde, maar ook opgeroepen wordt tot deelname aan Gods leven.
Zij vormt een krachtige synthese van Bijbelse inspiratie, filosofische doordenking en mystieke ervaring. Hoewel de formulering uit de 4e eeuw stamt, heeft zij tot op vandaag een diepe weerklank in zowel theologie als spirituele praktijk.
terug naar het overzicht
Klik hier voor het boek van John Anthony McGuckin - 'Mystieke teksten van de woestijnvaders' over de theologie van de eerste eeuwen van het christendom.
terug naar het weblog
^