De innerlijke stem

Het ervaren van je innerlijke stem in je eigen binnenwereld is de rechtstreekse aanwijzing voor het bestaan van jezelf als werkzame, menselijke geest.

Inhoud

1. Geest, ziel en lichaam
2. Geest en hersenen
3. De innerlijke stem
4. De innerlijke voorstelling

1. Geest, ziel en lichaam
Zoals beschreven zijn de vermogens de eigenschappen van de menselijke geest, want voor het geopende geestesoog ziet de geest er uit als een bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte; dat licht en die warmte kunnen zich in twee, tegenovergestelde toestanden bevinden: van buitenaf vormbaar en van binnenuit zelfvormend werkzaam door een scheppende zelfwerkzaamheid van de menselijke geest en met die eigenschappen hangen de vermogens samen:
door waar te nemen stelt de geest het innerlijke licht vormbaar open, waardoor daarin ervaringsbeelden van buiten kunnen ontstaan en de geest weet krijgt van wat daar gebeurt, zich er bewust van wordt, er kennis van krijgt;
door te denken vormt de geest daarover in zichzelf denkbeelden, wat lichtbeelden zijn;
door te voelen stelt de geest de warmte, de gemoedstoestand vormbaar open om zo met een ander mens mee te kunnen voelen, mee te kunnen leven;
en door te willen vormt de geest uit zichzelf zijn warmte om tot wilskracht, waardoor de geest gedachten en gevoelens kan uitspreken en daarnaar kan handelen.

Tijdens het verloop van die innerlijke, geestelijke werkzaamheid ontstaat een reeks van lichtbeelden en warmtetoestanden in de geest, die deze stroom met de wilskracht op bepaalde delen van de hersenschors afdrukt, zodat die naar buiten toe tot uiting komt als uitspraken, gemoedsuitingen en gedrag.
Daar die geestelijke werkzaamheid steeds doorgaat, zouden de voortbrengselen daarvan: de gevormde en daarna geuite gedachten, gevoelens en wilsbesluiten, na die uitingen verloren gaan. Om dat te voorkomen, houdt de geest tegelijkertijd een afdruk van die voortbrengselen vast in de uitstraling (de aura) om zich heen: dat is de 'ziel' (van Gotisch 'salida': zaal, woning). De werkzaamheid van de vermogens binnen de 'geest' (van Gotisch 'ghei': aandrijven, in beweging zetten) vormt die uitstraling.
De gevormde kennis, gedachten, gevoelens en wilsbesluiten kunnen daar worden vastgehouden in het geestelijke deel van het geheugen: een ruimte in de ziel om de geest heen. Daarin bevinden zich gedachten als lichtbeelden en gevoelens als kleuren. Tegelijkertijd wordt er ook een afdruk gemaakt op hersenschorscellen in de vorm van netwerken: die vormen het stoffelijke deel van het geheugen.
De ziel als zijn uitstraling is een eigenschap van de werkzame geest, geheel zoals de zon om zich heen licht en warmte uitstraalt.

terug naar de Inhoud

2. Geest en hersenen
De geest bestuurt het lichaam middels de hersenen, zowel letterlijk als figuurlijk het 'hoofdorgaan'. Om dat mogelijk te maken, zijn de hersencellen aangepast aan de eigenschappen van de geest, zoals een voertuig is aangepast aan de bestuurder. Zij zijn verdeeld in een linker- en rechterhelft, en overdwars door een middengroef in een voorste en achterste helft.
De werkzaamheid van het waarnemen hangt samen met het achterste, die van het willen met het voorste deel. De linkerhelft vóór bevat (bij rechtshandigen) gebieden met cellen die gevoeliger zijn voor de denkwerkzaamheid (zoals woordbegrip, grammatica en geheugen), zodat de geest daarop gedachten kan afdrukken; de rechterhelft vóór bevat gebieden gevoeliger voor het voelen (het aanvoelen van de gemoedstoestand in gezichtsuitdrukkingen, van de toon van de stem en van kunstvormen).
De hersenen vormen in het lichaam een uitzonderlijk orgaan, anders dan de andere organen. Hersencellen hebben zich zo ontwikkeld, dat zij geestelijke prikkelbaar zijn, waardoor de verbinding tussen geest en stof mogelijk wordt (zie daarvoor bij 'tijdschriftartikelen' in het Menu: 'wisselwerking geest hersenen'), waarvoor de ziel, uitstraling van de geest, het overdrachtsmiddel is. Alle gebeurtenissen in de hersenen zijn een weerspiegeling van geestelijke werkzaamheid in de stof; maar als de geest de hersenen niet gebruikt (slapen), dan sturen zij alleen de orgaanwerkzaamheid van het lichaam aan.

De wisselwerking tussen de geest en de cellen van de hersenschors verloopt als volgt. De werkzame geest vormt de ziel als uitstraling om zich heen, waarin de geest de voortbrengselen van zijn vermogens afdrukt. Ook de werkzame hersenschorscel vormt zo'n uitstraling in de vorm van een magneetveldje (meetbaar als het Magneto Encephalogram). Die twee vermengen zich met elkaar en dat maakt het mogelijk dat de geest zijn voortbrengselen - door beide uitstralingen heen - op de hersenschors overbrengt en daarmee op het lichaam; maar omgekeerd ook dat de zintuigen van het lichaam middels de schorscellen hun werkzaamheid overbrengen op de ziel en daardoor op de waarnemende geest in het midden van zijn ziel.
Als de geest zijn werkzaamheid op de cellen van de hersenschors overbrengt, worden de ermee verbonden zenuwen en spieren geprikkeld, waardoor de geest het lichaam in beweging kan brengen en zich ermee in de buitenwereld kan bewegen, en zich uitdrukt in de vorm van uitspraken en handelingen; door het achterste deel van de schors heen worden beelden van buiten eerst in de ziel gevormd en daar dan door de geest waargenomen.
De geest aanschouwt in zijn innerlijke wereld een afbeelding van de buitenwereld die in zijn ziel wordt gevormd. Die afbeelding is zó natuurgetrouw dat de geest werkelijk denkt geheel in de buitenwereld aanwezig te zijn (dit is de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met de buitenwereld; zie aldaar).

Voor het geestesoog zien de werkzame vermogens binnen de geest eruit als wervelende stromingen van verdunningen en verdichtingen van licht, waardoor lichtvormen, lichtbeelden ontstaan, samen met veranderingen in de warmtetoestand in de geest. Daardoor ontstaat een ruimtelijk, beweeglijk weefsel van licht- en warmtestromingen, die met kracht op de hersencellen en hun verbindingen worden afgedrukt, waardoor de hersenwerkzaamheid nauwkeurig de geestelijke werkzaamheid volgt. Zo verbindt de geest door middel van de hersenen de eigen werkzaamheid met het lichaam, kan die zich zo in de buitenwereld uitdrukken en omgekeerd die buitenwereld door de ziel heen in de geest.

terug naar de Inhoud

3. De innerlijke stem
Filosofen en godsdiensten maken wel een onderscheid tussen lichaam, ziel en geest, maar hersenwetenschappers niet; zij trachten geestelijke eigenschappen alleen vanuit de werkzaamheid van de hersenen te verklaren. Zo zou ook de 'innerlijke stem' een werkzaamheid van een hersencentrum zijn met de naam Gebied van Wernicke. Dit ligt net boven het linker oor in de hersenschors en is het geheugengebied voor de betekenis van woorden. Dat zou de oorzaak zijn van de innerlijke stem en daar zou die moeten klinken.
Als je echter met gesloten ogen tot jezelf inkeert voor innerlijke overwegingen, doe je de onmiskenbare ervaring op dat jouw innerlijke stem zich in de ruimte van je voorhoofd bevindt, in het midden, net boven je ogen. Daar bevinden zich de prefrontale hersenkwabben waar ook volgens die hersenwetenschappers wordt gedacht, gevoeld en besluiten worden genomen. Iedere mens die tot zichzelf inkeert, ervaart op die plaats in de 'innerlijke ruimte' van het voorhoofd aanwezig te zijn, met zelfbesef, bewust van zichzelf als de persoon, de menselijke geest. In die 'ruimte' in het innerlijk van jezelf, hoor je je innerlijke stem met je geestesoor als een gevolg van je eigen werkzaamheid met je geestelijke vermogens, in jezelf als menselijke geest.
Juist in de vóórwoordelijke stilte, tussen de woorden in, besf je er als menselijke geest nog steeds te zijn en ook de bron te zijn, waaruit het volgende woord tot klinken gaat komen.

Je herinnert je bijvoorbeeld een bepaalde gebeurtenis (1). Door die gebeurtenis waar te willen nemen, bekrachtig je die herinnering en neem je die in je innerlijk op, om die te beoordelen door die te overdenken en te doorvoelen (2). Die overwegingen zijn een innerlijk zelfgesprek (zoals je ook in de buitenwereld hardop in jezelf kunt praten); daarbij vorm je in jezelf gedachten en gevoelens over die overwegingen met de erbij behorende woorden, waarbij je in jezelf meerdere standpunten kunt innemen. Die verwoordende werkzaamheid neem je in jezelf met je geestesoor waar en dat is de oorzaak van je innerlijke stem. Die gedachten en gevoelens bewaar je daarna weer in je geheugen (3).
Ook als je je gedachten en gevoelens in de buitenwereld uit, hebben ze een ogenblik daarvoor in jezelf, in je eigen innerlijk, eerst geestelijk geklonken!
Door bewust naar je eigen innerlijke stem te luisteren (waar te nemen), terwijl je een bepaald onderwerp overdenkt en doorvoelt, word je je rechtstreeks bewust van jezelf als werkzame geest doordat je rechtstreeks verbonden bent met de werkzaamheid van je eigen, geestelijke vermogens, die immers alleen binnen jouzelf werkzaam zijn. Dit besef van je eigen geestelijke werkzaamheid leidt tot een onmiddellijke zelfbewustwording van jezelf als de vermogende, werkzame geest.

De innerlijke 'geluiden' die je zelf in jezelf vormt, zijn warmtebewegingen, warmtetrillingen, die je als levenskracht in jezelf als die bolvormige wolk voortbrengt; diezelfde innerlijke warmtebewegingen komen ook tot uiting in gebaren en bewegingen met het lichaam, waarmee het spreken en het maken of horen van muziek, vaak gepaard gaat.
Innerlijke beelden zijn lichtbeelden en hun kleuren zijn lichttrillingen, waarvan de kleur met één van je chakra's en daarmee met een van je vermogens overeenkomt. Net als klanken ontstaan kleuren pas binnen jouzelf als geest.
In de stoffelijke wereld om je heen zijn geen klanken, daar zijn alleen luchttrillingen zónder geluid; in de wereld om je heen is het stil; terwijl kleuren daar alleen elektromagnetische trillingen van een bepaald trillingsgetal zijn, die pas binnen jouzelf als geest als kleuren worden waargenomen; om je heen is alles kleurloos, zwart, grijs of wit.

terug naar de Inhoud

4. De innerlijke voorstelling
Veel mensen, 95% van de ondervraagden, zijn zich bewust van hun innerlijke stem. Daarvan ziet 35% ook innerlijke beelden. Zoals woorden worden gehoord met het geestesoor, een eigenschap van het waarnemingsvermogen, zo is dat ook het geval met het geestesoog voor innerlijke beelden.
In de binnenwereld die je als menselijke geest door je uitstraling om je heen hebt gevormd, bevindt zich, verderop in die nog donkere ruimte, het geestelijke deel van je geheugen. Stoffelijke knooppunten in de vorm van neurale netwerken, die met de inhouden daarvan zijn verbonden, bevinden zich in de hersenschors.
Als je je iets wilt 'her-inneren', als je dat 'weer in je innerlijk' wilt brengen, dan richt je bewust je waarnemingsvermogen, in de vorm van je aandacht, met kracht op dat onderwerp in je geheugen, want je wilt het. Daardoor wordt dat belevendigd, waardoor het dichter bij jouzelf als geest komt te staan. Door je aandacht op een geheugeninhoud te richten, 'put je het' als het ware uit je geheugen en 'haal je het voor de geest'. Je haalt het naar je toe en stelt het in je binnenwereld voor je, waardoor het een 'voorstelling' wordt, dat je door het waar te nemen in jezelf als menselijke geest verinnerlijkt.

Het onderwerp bevindt zich eerst in je 'bewustzijnsruimte': dat is het gebied in je ziel dicht om je heen, waarin zich al die onderwerpen bevinden, waarvan je je op dat ogenblik bewust bent. In die toestand ben je in staat die voorstelling, bijvoorbeeld een persoon, met je geestesoog waar te nemen door je aandacht erop te richten. Je ziet daardoor in de ruimte voor je een min of meer vaag, al dan niet doorschijnend beeld, dat je als de bedoelde persoon herkent, doordat je dat beeld in jezelf opneemt, waarneemt.
Je bent je als geest van dat beeld bewust, je hebt er weet van, doordat je door het waar te nemen een afdruk van dat beeld uit de binnenwereld van je ziel, in het innerlijk van jezelf als geest opneemt. Door iets in jezelf als geest op te nemen, krijg je er weet van. Aan die afdruk zijn allerlei feiten verbonden, ervaringen met die persoon en kennis over zijn of haar achtergrond in je geheugen. Die afdruk kun je nu in jezelf gaan beoordelen door de betekenis ervan te overdenken en te doorvoelen. Daarna ben je in staat om de nieuw gevormde gedachten en gevoelsoordelen over die persoon weer in je geheugen vast te leggen, door ze uit jezelf weer naar je geheugen, in je eigen uitstraling, over te brengen, er af te drukken. Hoe meer dat oordeel ook met een gevoel gepaard gaat, hoe beter je in staat bent het je later weer te herinneren.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^