1 De menselijke geest en de geestelijke vermogens
1.1 De lichtende warmte uit de donkere koelte
Om te kunnen begrijpen wat je als geest bent, moet je van de oorsprong van jezelf als geest uitgaan. Door als geestelijke oefening de zelfbezinning te doen, kun je als menselijke geest in de geestelijke wereld worden opgenomen. Die geestelijke wereld is een ijle wereld, die, onzichtbaar voor ons, deze stoffelijke wereld geheel doordringt en die er ook de grondslag van is. Die geestelijke wereld is je eeuwige tehuis en in die wereld kun je met je geestelijke oorsprong worden herenigd.
Tijdens de hereniging daarmee ervoer ik eerst een diepe rust als een 'aanwezigheid', die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van haar rust; een rust die zich aan mij voordeed als een aangename, donkere koelte. Daarna kwam er uit die rust een beweging voort ook als een 'aanwezigheid', die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van zijn beweging; deze beweging deed zich aan mij voor als een koesterende, lichtende warmte.
Nadat zij als twee zelfstandigheden te voorschijn waren gekomen, verenigden zij zich weer. Daarbij doordrong de beweging en zijn lichtende warmte de rust en haar donkere koelte, die zich liet doordringen; zij werkten samen en verenigden zich opnieuw tot een eenheid, maar nu nam op zijn beurt de lichtende warmte de donkere koelte geheel in zich op en vormde er een eenheid mee, waarbij zij elkaar temperden; de oorspronkelijke toestand van eenheid was daardoor omgekeerd en...
ik ervoer hun eenheidstoestand nu als een 'verwarmende koelte'!
De beweging en zijn lichtende warmte overstraalde nu het al, terwijl de rust en haar donkere koelte in liefde in hem was opgegaan... en ik keek nu in een zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, die zich uitstrekte in de eeuwige oneindigheid: de geestestoestand van de algeest.
Klik hier voor een bespreking van het gezegde: 'In de rust ligt de kracht.'
Klik hier voor een beschrijving van het lichtmolentje, dat door licht of warmte vanuit rust in beweging komt door het ontstaan van de tegendelen warmte en koude - een weergave van geestelijke eigenschappen in stoffelijke gebeurtenissen.
1.2 De verdichting van de menselijke geest uit en in de algeest
Tijdens hun vereniging ervoer ik dat ik als menselijke geest door verdichting als een bolvormige wolk van licht uit hun vereniging voortkwam: een lichtende wolk, die daarna met liefde door warmte uit de algeest werd doorstroomd... en zo tot leven kwam; terwijl, zoals ook bij de algeest, de donkere koelte in die wolk van lichtende warmte verborgen is en er een eenheid mee vormt. Ik zag mijzelf als menselijke geest ten slotte als een brandpunt van licht en warmte uit en in een zee van datzelfde geestelijke licht en diezelfde geestelijke warmte.
Aan mij was de voortkomst van mijzelf als menselijke geest door verdichting uit de algeest getoond. Deze geestelijke ervaring had in mij een grote vreugde tot gevolg, die met niets in dit tijdelijke bestaan is te vergelijken.
Liefdevol word ik
als menselijke geest
door Gods geest gedacht,
liefdevol word ik doorstroomd
met Gods levenskracht.
Als de mensen vragen: "Waar komt u vandaan?" zeg dan:
"Wij zijn uit het licht gekomen, daar, waar het licht uit zichzelf is ontstaan."
Als de mensen vragen: "Wat is het teken van uw Vader in u?" zeg dan:
"Het is beweging en rust."
Evangelie van Thomas, Logion 50
Klik hier voor een beschrijving van 'wolk' en 'vuur' in de bijbelboeken Exodus, Numeri en andere bronnen.
Klik hier voor een beschrijving van de 'verdichting' zoals die in de joodse mystiek, de Luriaanse Kabbalah, voorkomt in de vorm van het begrip 'tzimtzum'.
In deze stoffelijke wereld is van dit alles niets te zien en om daar toch een voorstelling van te kunnen maken, kan ik zeggen dat het beeld van de menselijke geest als dat brandpunt in die zee, overeenkomt met het beeld van een langzaam doorbrekende zon aan de hemel van een mistige dag.
1.3 Vormbaar en zelfvormend werkzaam
Tijdens de hereniging heb ik, zoals gezegd, mogen ervaren dat de menselijke geest zich in de geestelijke wereld voordoet als die bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte, waarin de donkere koelte tot een eenheid was opgegaan. Met dat licht hangt het bewustzijn samen en met die warmte de geestkracht, waardoor de geest in wezen een bewuste kracht is; de geest is de levenskracht, die bewust is.
In je óórsprong doet die bewuste kracht zich voor als die alomtegenwoordige, oneindige zee van dat geestelijke licht en die geestelijke warmte, wat de eeuwige en oneindige algeest is; terwijl je jezelf als geest - als die bewuste kracht - ervaart als die bolvormige wolk van datzelfde licht en diezelfde warmte, uit en in die oneindige zee.
Tijdens de hereniging met de algeest ervaar je ook, dat zowel het geestelijke licht alsook de geestelijke warmte zich in twee, tegenovergestelde toestanden kunnen bevinden, namelijk:
- in de vrouwelijke, ontvankelijke toestand, die samenhangt met de doordringbare donkere koelte
- en in de mannelijke, doordringende toestand, die samenhangt met het doordringende licht en de doordringende warmte.
In de vrouwelijke, ontvankelijke toestand van de geest zijn het licht en de warmte van buitenaf vórmbaar; in de mannelijke, doordringende toestand, zijn het licht en de warmte van binnenuit zélfvormend werkzaam.
Die vormbaarheid bestaat hieruit, dat er zich in jezelf als die lichtende bol wervelende stromingen van licht voordoen. Daardoor kunnen er zich in jezelf als die bol ook weer verdichtingen en verdunningen van licht voordoen, waardoor bepaalde plaatsen in het licht helderder kunnen zijn dan andere. Daardoor kunnen er in het licht dat je bent lichtbeelden worden gevormd, wat zowel van buitenaf als van binnenuit kan gebeuren: ervaringsbeelden en denkbeelden.
1.4 Waarnemen, denken, voelen en willen
Met die vórmbare en zélfvormende eigenschappen van het licht en de warmte hangen je geestelijke vermogens samen: het vermogen om waar te nemen, te denken, te voelen en te willen.
Al waarnemend breng je jezelf als geest in een toestand dat je licht - in jezelf als die bolvormige wolk - van buitenaf vórmbaar is tot een innerlijk ervaringsbeeld;
al denkend breng je jezelf als geest in een toestand dat je je licht van binnenuit zélf vormt tot een denkbeeld;
al voelend breng je jezelf in een toestand dat je warmte van buitenaf vórmbaar is tot een gevoel;
en al willend breng je jezelf in een toestand dat je je warmte van binnenuit zélf vormt tot wilskracht.
Het waarnemen en voelen zijn de vrouwelijke, ontvankelijke vermogens van de geest, het denken en willen de mannelijke, zelfvormende vermogens; alle vier vermogens zijn voor het innerlijke, geestelijke evenwicht en voor een zinvol verloop van hun werkzaamheid, gelijkwaardig en onmisbaar.
Dit is de kern van geestkunde: de hechte, onwrikbare band tussen de goddelijke algeest en de menselijke geest door de werkzaamheid van de geestelijke vermogens.
Het enige wat je kunt, is,
- dat je de dingen in je opneemt door ze waar te nemen,
- waarna je ze kunt beoordelen door ze te overdenken en te doorvoelen,
- om dan te besluiten er al dan niet iets mee te willen doen.
De geest is: ik, die in zichzelf
waarneemt, denkt, voelt en wil.
De geest is: dát wat wérkt in mij,
en daardoor ís... want 'wérkelijk' is.
De mens [de geest] die waarneemt,
weet tegelijkertijd de wetende te zíjn.
"Begrijpen en Zijn is een en hetzelfde." of
"Kennend-begrijpen en te Zijn, is hetzelfde."
Parmenides - Leerdicht
"Cogito, ergo sum."
(Latijn 'cogitare': waarnemen en denken)
René Descartes - Principia Philosophiae
"Ik denk na, dus ik [de geest] bén."
De mens [de geest] die twijfel voelt,
voelt zich onbetwijfelbaar de twijfelende.
"Ik weet het, omdat ik het voel."
Jean-Jacques Rousseau, Franse filosoof
"Schoonheid is het geestelijke, dat zich
gevoelsmatig van zichzelf bewust wordt."
Georg Hegel, Duitse filosoof
Jean-Jacques Rousseau, Franse filosoof
"Schoonheid is het geestelijke, dat zich
gevoelsmatig van zichzelf bewust wordt."
Georg Hegel, Duitse filosoof
"Liefde en wijsheid zijn te onderscheiden,
geheel zoals de warmte en het licht:
warmte wordt gevoeld, zo ook de liefde;
licht wordt gezien, zo ook de wijsheid."
Emanuel Swedenborg, Godd. Wijsheid 3c
geheel zoals de warmte en het licht:
warmte wordt gevoeld, zo ook de liefde;
licht wordt gezien, zo ook de wijsheid."
Emanuel Swedenborg, Godd. Wijsheid 3c
"Ik ben, ik weet en ik wil.
Ik ben wetende en willende.
Ik weet dat ik ben en wil.
Ik wil zijn en weten."
Augustinus, Belijdenis. Boek XIII, XI 12
Ik ben wetende en willende.
Ik weet dat ik ben en wil.
Ik wil zijn en weten."
Augustinus, Belijdenis. Boek XIII, XI 12
"Al het werk komt voort uit de geest;
zoals de geest is, zo is het werk."
Emanuel Swedenborg
Apocalyps Onthuld 76
zoals de geest is, zo is het werk."
Emanuel Swedenborg
Apocalyps Onthuld 76
"De wil is te vergelijken met een vlam
en het verstand met het licht daarvan."
E. Swedenborg, Hemel en hel 32
en het verstand met het licht daarvan."
E. Swedenborg, Hemel en hel 32
"Wie weet, wat in de mens is,
dan de geest van de mens."
Paulus, 1 Korinthiërs 2:11
dan de geest van de mens."
Paulus, 1 Korinthiërs 2:11
In Exodus 3:14 vraagt Mozes naar de naam van God en krijgt als antwoord:
"Jahweh, Jahweh": "Ik ben die ik ben." Het Oud-Hebreeuws is een medeklinkertaal zonder leestekens. De klinkers kunnen zelf worden ingevuld en dan is als vertaling mogelijk:
Ik ben, Ik was, Ik zal zijn en Ik dóe zijn (m.a.w. Ik schep, ik baar, ik wil).
Wat Ik heb doen zijn is de menselijke geest als Mijn godenkind. (Psalm 82:6; Joh. 10:34)
"Dasein ist Seiendes, das sich in seinem Sein verstehend zu diesem Sein verhält."
Martin Heidegger, Duitse filosoof
Bestaan is dat wat is, dat zich in zijn bestaan begrijpend tot zichzelf verhoudt. Het ’zijn’ is een weet hebben van het bestaan van zichzelf, met andere woorden het is ‘zelfbesef’, 'zelfbewustzijn', ‘zich van zichzelf bewust zijn’.
1.5 Geestelijke lichtbeelden en warmtetoestanden
Waaraan zijn in het stoffelijke bestaan de vermogens te herkennen? Een kenmerkende eigenschap van je vermogens is die vorming.
Als je waarneemt, dan laat je, door te kijken en te luisteren, de gebeurtenissen een indruk op je maken. Daardoor wordt er in jezelf als geest een lichtbeeld, een ervaringsbeeld van gevormd, waardoor je je bewust wordt van je ervaringen.
Doordat je de buitenwereld in jezelf opneemt, krijg je er weet van.
Als je denkt dan ben je in staat om zélfscheppend in jezelf lichtbeelden, wat dan denkbeelden zijn, te vormen.
Als je voelt dan laat je je ervaringen ook tot je geestelijke warmte toe. Daardoor wordt je warmtetoestand, wat dan je gemoedstoestand is, door de aard van je ervaringen gevormd, zodat je met je medemensen kunt meevoelen, meeleven.
Als je wilt dan vorm je zélf in jezelf een zodanige warmtetoestand, wat dan een innerlijke kráchttoestand is, dat je in staat bent om de gedachten en gevoelens, die je door te denken en te voelen in jezelf hebt gevormd, naar buiten toe te uiten en in een bepaald gedrag, in een uitspraak of handeling vorm te geven.
De geestelijke werkzaamheid met je vermogens begint doordat je een gebeurtenis in de omgeving een indruk op je laat maken (waarnemen), die je verwerkt door die in jezelf verstandelijk en gevoelsmatig te beoordelen, waarna je je gevormde gedachten en gevoelens met je wilskracht weer tot uitdrukking brengt. Deze beschrijving is mogelijk doordat je als geest die bolvormige wolk bent.
Er bestaat wel een 'gemoedstoestand' of een gemoedsgesteldheid, maar niet een daarmee overeenkomende 'gedachtentoestand'. De geest zelf bevindt zich als geheel in één bepaalde gemoedstoestand (een innerlijke warmtetoestand van de geest als geheel), maar vormt in zichzelf op zichzelf staande denkbeelden (lichtbeelden) als reeksen, een gedachtengang, die daarna in het geheugen (in de uitstraling van de geest) worden bewaard.
1.6 Bewustwording van eigen geestelijke werkzaamheid
Dit gebeuren: het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan en daarop aansluitend er iets mee willen doen, is de beheerste geestelijke werkzaamheid. Daarmee kun je je ervaringen bewust en beheerst verwerken, daardoor kun je komen tot aanvaarding van je ervaringen en je vervolgens zinvol aanpassen aan de voortdurend veranderende omstandigheden, die in de tijd als de schijnbare stroom van dagelijkse gebeurtenissen op je toekomen.
De werkzaamheid van deze vermogens is het énige, waaraan je in deze stóffelijke wereld het gééstelijke onmiddellijk kunt herkennen; en waardoor je ook jezélf als géést kunt leren kennen, namelijk als die bewuste levenskracht die je zelf bent en die in zichzelf alle dingen waarneemt, ze overdenkt en doorvoelt en dan besluit er iets mee te willen doen.
Je wilshandeling is de uiting van een - door je denken en voelen gevormd - antwoord op een gebeurtenis, bijvoorbeeld een bepaald voorval of vraagstuk, dat je eerst hebt waargenomen. Door de verwerking ervan door overdenking en doorvoeling, en door de daarop volgende terugwerking op de gebeurtenis door je wilshandeling, wordt daar iets aan veranderd: je beïnvloedt, je bewerkt de toestand in de omgeving.
Je innerlijke werkzaamheid met je vermogens hangt daardoor ook samen met de veranderingen die je door in te grijpen in de uiterlijke gebeurtenissen en omstandigheden hebt aangebracht. Door die verandering wordt vervolgens een nieuwe waarneming noodzakelijk om het gevolg van je handeling opnieuw met het denken en voelen te kunnen beoordelen. Zo ontstaat naast de kringloop van je innerlijke, geestelijke werkzaamheid met je vermogens, een tweede kringloop tussen jou en de gebeurtenissen in de buitenwereld.
Door iedere wilsuiting in de vorm van een uitspraak of handeling, breng je een bepaalde verandering aan in de omgeving, die je weer wilt waarnemen. Je wilt steeds weer zien (waarnemen) en beoordelen (denken en voelen), wat je hebt gedaan (willen). Je wilt erbij blijven en wilt blijven waarnemen of je denken, voelen en willen zinvol zijn geweest en in overeenstemming met je eigen bedoelingen en met de eisen of noden van de omstandigheden in je omgeving.
Door deze wisselwerking 'leeft' je waarneming als het ware van je wilsuiting en omgekeerd, doordat je uitspraken en handelingen zelf ook weer veranderingen in de stroom der gebeurtenissen veroorzaken. Hoewel waarnemen en willen het begin en einde van de innerlijke verwerking zijn, zijn zij in de kringloop van je vermogens daardoor toch met elkaar verbonden en houden elkaar voortdurend werkzaam. Door de eigenschappen zelf van de vermogens vormen zij een kringloop waar geen einde aan komt... door hún eigenschappen vormen zij het eeuwige leven van de geest.
Het zijn deze vermogens, die in geestkunde voortdurend ter sprake zullen komen.
1.7 De persoonlijkheid
Deze vermogens zijn ook de eigenschappen van wat we de persoonlijkheid noemen, de persoonlijkheid als: het geheel van kenmerken van de persoon.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de 'persoon' en de 'persoonlijkheid'. De persoonlijkheid is het 'geheel van eigenschappen' van die persoon; de persoonlijkheid is de kenmerkende wijze, waarop een persoon zich gedraagt.
Die persoon is de menselijke geest. Het enige wat je als geest kunt en waardoor je kunt worden gekenmerkt, is, dat je kunt waarnemen, denken, voelen en willen, op jezelf of op de ander gericht, ingekeerd of uitgekeerd. Doordat je in wezen een bol bent, kun je de werkzaamheid van je vermogens naar buiten richten, naar de wereld om je heen of naar binnen, naar jezelf in je eigen binnenwereld.
De persoonlijkheid wordt daardoor bepaald door de kenmerkende wijze waarop je je geestelijke vermogens gebruikt: de wijze waarop je de gebeurtenissen waarneemt (1), ze in jezelf door te denken en te voelen verwerkt (2) en je, als gevolg daarvan, op een bepaalde, kenmerkende, persoonlijke manier, naar buiten toe wilt gaan gedragen (3) en zo inwerkt op de omgeving (4). In dat gedrag, in jouw persoonlijke wijze van doen, komt de mate van bewuste beheersing van de vermogens tot uitdrukking. De bewuste beheersing van je vermogens is daarmee een maatstaf voor de beoordeling van je persoonlijkheid.
1.8 Persoonlijkheidsvorming of zelfverwerkelijking
Het zijn bovendien deze vermogens, die een bepaalde ontwikkeling kunnen doormaken, die kunnen worden opgevoed. Door ze bewust en beheerst te leren gebruiken, worden ze omgevormd en wel van een toestand van onbewustheid en onbeheerstheid naar een toestand van bewustheid en beheerstheid, van driftmatigheid naar geestdrift, wat je persoonlijkheid kenmerkt. Uiteindelijk worden je vermogens in je gedrag naar je medemensen toe gekenmerkt door het geweten en de deugden.
Het geweten is je vermogen tot zelfbeschouwing (waarnemen) naar binnen toe (ingekeerd), tot redelijke (denken) en zedelijke (voelen) zelfbeoordeling en zo nodig jezelf te beheersen (willen). De deugden zijn je vermogen om naar buiten toe (uitgekeerd) met liefde (voelen) aandacht (waarnemen) en begrip (denken) te hebben voor en geduld (willen) te hebben met je medemensen.
De evenwíchtige ontwikkeling van die vermógens is datgene, wat geestelijke ontwikkeling, zelfverwerkelijking of persoonlijkheidsvorming wordt genoemd.
De geestelijke omvorming vindt plaats in het dagelijkse bestaan, in het alledaagse leven, door alles wat je doet, ook de kleinste en schijnbaar onbetekenendste dingetjes, bewust en beheerst te doen, door bewust en beheerst de dingen waar te nemen, ze in jezelf te overdenken en te doorvoelen, en dan te besluiten er al of niet iets mee te willen doen. Daardoor stapel je in jezelf kleine dingen op, om iets hoogs en groots tot stand te brengen.
naar deel 2: geest, ziel en lichaam
^