Naar aanleiding van het verhaal van de aanbidding van het Gouden Kalf door het volk van Israël, toen Mozes weg was naar de berg Sinaï, laat Annine van der Meer zien dat het Gouden Kalf met zijn moeder door het volk der Hebreeën aanvankelijk niet als afgoden werden beschouwd, maar als manifestaties van de Grote Moeder met haar kind: de Moederkoe en haar stiefkalf.
1. Annine van der Meer - De heilige koe in bijbels perspectief
door Dr. Annine van der Meer, auteur en wetenschappelijk onderzoekerUit: Artikel in Nieuwsbrief Pansophia april 2017
Naar aanleiding van de studiedag Ave Eva in Groningen op 28 januari 2017 kreeg ik het verzoek om een stukje te schrijven over de heiligheid van de koe. Direct heb ik de daad bij het woord gevoegd en schreef op verzoek het volgende stukje.
Melk uit de fabriek?
Weinig kinderen weten tegenwoordig dat de melk van de koe niet uit de fabriek komt maar van de koe. Nog minder kinderen weten net als hun ouders dat de koe alleen melk geeft wanneer zij kalft en dat het kalfje tegenwoordig snel van haar gescheiden wordt zodat de melk in het fabriekspak kan vloeien.
De Moederkoe: het summum van moederliefde
Weinigen weten dat de Moederkoe in de oudheid als het summum van moederliefde werd beschouwd tot het moment dat drie (monotheïstische) wereldgodsdiensten de éne (mannelijke) God boven de natuurreligie plaatsten en die als afgoderij bestempelden. Zij beseften niet dat het dier, de boom en plant, de steen en elementen als water, lucht, aarde en vuur geen aparte goden waren of inwoning verschaften aan diverse geesten, maar uitstralingen waren van dat ene allesomvattende goddelijke.
Het gouden kalf afgoderij?
Heel lang heb ik gedacht dat het volk Israëls de weg kwijt raakte, toen men al het goud bijeenlegde en een heilig kalf ging vereren, nadat Mozes zo lang wegbleef op de berg in de Sinaï. (Ex. 32:1-30) Maar nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen hebben mij wijzer gemaakt. Ik ben van dat vermaledeide gouden kalf met zijn moeder gaan houden, zeker nu ik weet dat het aanvankelijk door het volk der Hebreeën niet als afgoden beschouwd werd, maar als manifestaties van de Grote Moeder en haar kind, de Moederkoe en haar stierkalf.
De correcties van de klerken
Pas vele generaties later hebben klerken die de teksten zijn gaan aanpassen aan de inzichten van de eigen tijd, de bijbelteksten hierop herschreven en de koe en haar kalf tot afgoden gemaakt. Zij wilden dat het joodse volk, toen het eind 6e eeuw v.Chr. terugkwam van Babylonische Ballingschap, maar één God vereerde; zij maakten deel uit van de zogenaamde 'Jahwe-alleen' partij. Zij wilden de oude drie-eenheid tussen Vader-Moeder en Kind met uitstralingen naar de vele goden- of engelengroepen niet meer erkennen.
God de Moeder werd in de tijd van de patriarchen en de Eerste tempel-periode vereerd onder andere in de de bron, de heilige boom, in de leeuwin én in de moederkoe. De koning werd gezien als de manifestatie van haar stierfkalf op aarde. De Moeder stond voor de natuur en de levenskracht in de natuur.
Hoe kan ik dit met zoveel stelligheid beweren?
Wat is het inzicht dat mij de moed geeft te tornen aan de huidige Hebreeuwse en in het Nederlands vertaalde bijbeltekst? Dat is een in 1975 opgegraven pithos of grote kruik uit de eerste tempelperiode, gevonden in een 'wegstation' in de Sinaï. De kruik die van voor en achter beschilderd is, drukt uit wat er in volks- en familiegodsdienst rond 850 v. Chr. leeft.
De volks- en familiegodsdienst herontdekt
Tot voor kort dacht men dat het koe-kalf-motief alleen buiten het grondgebied van de Israëlieten voorkwam, maar onlangs is in Kuntillet el-Agrud in de oostelijke Sinaï een grote kruik (pithos A) uit 850 gevonden. Voor- en achterzijde, hier beiden in beeld gebracht, zijn beschilderd en beschreven.
Aan de andere kant van de kruik zijn drie taferelen te zien: als eerste een vrouwe die troont en de lier bespeelt.
Als tweede staan in het midden een priesteres en priester met een koe- en een stiermasker en soortgelijk kostuum, die mogelijk in een sacraal toneelstuk Jahwe en Asjera manifesteren. De achterste figuur toont borsten en beide figuren dragen runderstaarten. Direct boven hun hoofden staat in het Hebreeuws 'Jahwe van Samaria en Asjrata'.
Als derde is er linksonder de moederkoe met haar netgeboren kalfje; het kalf wordt schoongelikt en het drinkt voor het eerst. Nu komt de spijsvertering op gang in de vorm van de eerste uitwerpselen.
Samenvattend: de vrouwe op de troon stelt mijns inziens Asjera voor. De moederkoe en haar stierkalf staan voor Asjera en Jahwe, net als de gemaskerde figuren met boven hun hoofd de beroemde tekst 'Jahwe van Samaria en Asjrata'.
Dit is een van de weinige teksten uit de 'volksreligie' van de mensen van het land, die aan de corrigerende schrijvers in de hoofdstad Jeruzalem ontsnapt is. De Grote Moeder van Israël genaamd Asjera is in de beeldtaal aanwezig in de symbolen van de levensboom, de lotus, de leeuwin, de (vrouwelijke) ibex en de koe met haar kalf.
De natuur is heilig en dus ook de koe
Wat een groot geschenk geeft Moeder Aarde uit het verdroogde woestijnzand in de Sinaï hier prijs. De koe als vrouwelijk beeld van God. Dat geeft een nieuw bijbels perspectief dat in overeenstemming is met de verering van de heilige koe in Oosterse landen. Wij hoeven niet meer bang te zijn voor afgoderij. Kijk je vanuit de ogen van de Moedergodin, dan worden haar aardse kinderen één, één als broeders en zusters met elkaar en één met de natuur.
Info uit Annine van der Meers boeken:
Van Venus tot Madonna, een verborgen geschiedenis, Den Haag, 2015 (3e dr), p. 399.
Van Sophia tot Maria, Den Haag, 2008, 142
Venus is geen Vamp, Den Haag, 2009, 270 [II.3.81] en 306 [II.4.30]
The Language of Ma, the primal Mother, The evolution of the female image in 40,000 years of global Venus Art, Den Haag, 2013, 386 [II.3.54] en 418 [II.4 31].
2. Het grote Johannes evangelie, deel 4
[...]
God schiep de mens naar Gods beeld als man en vrouw. (302)
[...]
Hoe kon ik de mensen voor de geslachtsgemeenschap geschikt hebben gemaakt zonder daar zelf toe in staat te zijn? Als de geslachtsgemeenschap voor de voortplanting volgens Gods orde is, dan moet God die net zo goed kunnen uitvoeren als de mens! (331)
[...]
Want het moet toch voor iedereen duidelijk zijn, dat bij God alle dingen mogelijk zijn. (332)
[...]
blz. 365-367
Wij zagen in Egypte in [de tempel van] Karnak twee merkwaardige beelden: ten eerste dat van I-sis ('i-sis': de voedingskracht van het oerleven) achter een dikke sluier verborgen en daarnaast de afbeelding van Osiris ('uo sir iez': de weide van de zuivere, geestelijke mens). (365)
Het eerste beeld was dat van een reusachtige vrouw, waarvan de borst helemaal bedekt was door borsten; ooit moet er in plaats van dat beeld ook wel een koe hebben gestaan. Het tweede beeld, dat van Osiris, stelde een merkwaardig wezen voor. Op een grote, weelderig begroeide weide stond een man, omgeven door een groot aantal kudden, die ijverig graasden en de man stond temidden van allerlei vruchten, die hij at. (365)
Met deze twee beelden stelden de Egyptenaren, eerst versluierd het oerbestaan voor van het goddelijke wezen, dat schept en het geschapene voedt en onderhoudt (Isis is Astarte); en met het tweede, niet versluierde beeld al het geschapene, levende en verterende van de gehele schepping.
Toen begon de overste van de priesters ons het wezen van de enige, eeuwige, altijd scheppende God uit te leggen. Wij beseften dat er een almachtig, alwijs [en alliefhebbend] oerwezen moet zijn, waaruit alle wezens zijn ontstaan en die door dat wezen ook steeds worden gevoed en onderhouden. Dat goddelijke wezen is voor niemand ook maar zichtbaar of begrijpelijk, doordat het de gehele oneindigheid vervult [de algeest] en heel verborgen overal aanwezig en tegenwoordig is, zowel in de ruimte als in de tijd, wat de reden was, waarom het beeld van Isis steeds verhuld was. (365)
[...] rechtvaardige en vrome mensen, die in een zekere geestesvervoering zijn gebracht, waarin zij de geest van God zagen als een licht, dat alle ruimten der oneindigheid vervulde [de algeest] en waarvan zij waarnamen, dat zij zelf een deel van dat licht waren [door verdichting uit de algeest: de menselijke algeestvonk]. (366)
Allen, die zo'n genade ten deel vielen, getuigen dat zij in dit licht door en door gegrepen werden door een onuitprekelijk geluksgevoel en begonnen te profeteren [...]. (366)
Aan het einde van de drie hallen bevindt zich nogmaals het gesluierde beeld van Isis en het ongesluierde van Osiris op een altaar staan en uitgehouwen in de steen de woorden 'Ja bu sim bil' (Ik was, ben en zal zijn) [M.a.w. Osiris is 'Jahweh']. (367)
terug naar God als man en vrouw
^