Geslachtelijke voortplanting en leiding
Voor de geslachtelijke voortplanting zijn twee geheel verschillende lichamen nodig, het vrouwelijke en het mannelijke. In dit artikel bespreek ik dat de evolutie van deze vorm van voortplanting alleen zinvol heeft kunnen verlopen door de sturing van boven, waardoor beide aparte levensvormen toch naadloos op elkaar zijn aangepast, met voortplanting als het beoogde gevolg.
De voortplanting van de eerste levensvormen verliep door celdeling. Wanneer en waarom begon de geslachtelijke voortplanting?
"Geslachtelijke voortplanting begon waarschijnlijk meer dan 1 miljard jaar geleden, ergens in de periode van de eencellige eukaryoten (cellen met celkern). Dit proces is geëvolueerd uit eerdere vormen van ongeslachtelijke voortplanting, zoals celdeling (binaire deling) en knopvorming. Hieronder volgt een overzicht van hoe en waarom geslachtelijke voortplanting zich ontwikkelde.
1. De eerste levensvormen en ongeslachtelijke voortplanting
De vroegste levensvormen op aarde waren prokaryoten (archaea en bacteriën, geen celkern, DNA los in de cel), die zich ongeslachtelijk voortplantten door binaire deling. Hierbij deelt een cel zich in twee genetisch identieke dochtercellen. Dit proces was snel en efficiënt, wat in de vroege evolutie voor de verspreiding van levensvormen op aarde voordelig was.
2. De opkomst van eukaryoten (ca. 2 - 1,5 miljard jaar geleden)
Rond 2 miljard jaar geleden ontstonden de eerste eukaryoten (cellen met DNA in een celkern en met organellen). Ze waren complexer dan prokaryoten en plantten zich nog steeds ongeslachtelijk voort. Sommige ontwikkelden echter al wel een vroege vorm van genetische uitwisseling, zoals conjugatie (bij bacteriën en sommige protisten), waarbij genetisch materiaal in een omhulsel (plasmide) wordt uitgewisseld, zonder echte geslachtelijke voortplanting.
3. De eerste geslachtelijke voortplanting (ca. 1,2 - 1 miljard jaar geleden)
De eerste echt geslachtelijke voortplanting ontstond vermoedelijk bij eencellige eukaryoten (zoals bepaalde protozoa en algen). Dit gebeurde door een 'meiotisch' proces, waarbij cellen hun aantal door deling halveren en vervolgens versmelten met een andere, ook zo gedeelde cel om een nieuw individu te vormen. Hierdoor ontstonden haploïde (geslachtscellen met gedeelde chromosomenparen; de chromosomen in de vorm van ketens DNA vormen de erfmassa en komen voor in de vorm van paren) en diploïde levenscycli (met chromosomenparen, vormen het organisme). Haploïde geslachtscellen vormen de basis van de geslachtelijke voortplanting.
Het oudste directe bewijs van geslachtelijke voortplanting is gevonden in fossiele rode algen (Bangiomorpha pubescens), die ongeveer 1,2 miljard jaar geleden leefden. Deze fossielen vertonen structuren die lijken op sporen of gameten (geslachtscellen).
4. Waardoor evolueerde de geslachtelijke voortplanting?
Hoewel ongeslachtelijke voortplanting sneller en eenvoudiger is, biedt geslachtelijke voortplanting evolutionaire voordelen:
- De combinatie van genetisch materiaal van twee individuen zorgt voor meer genetische variatie in de populatie.
- Door deze genetische diversiteit kan de natuurlijke selectie effectiever werken, wat de evolutie bevordert.
- Individuen met genetische variatie hebben een grotere kans om te overleven bij veranderingen in de omgeving en
- zijn beter bestand tegen ziektes.
5. Evolutie van geslachtelijke voortplanting bij meercellige organismen (ca. 800 - 600 milj. jaar geleden, Precambrium)
Na de eerste eencellige organismen met geslachtelijke voortplanting ontwikkelden ook meercellige organismen deze eigenschap. Dit zien we vooral in de vroege dieren (zoals sponzen en kwallen) en planten (Cambrium). De basisprincipes van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen (sperma en eicellen) ontstonden in deze, zeer vroege periode.
Conclusie
Geslachtelijke voortplanting begon al vroeg bij eukaryoten, waarschijnlijk tussen 1,2 en 1 miljard jaar geleden. Dit leidde tot grotere genetische diversiteit en bevorderde de evolutie van complexere levensvormen. Bij meercellige organismen werd geslachtelijke voortplanting steeds belangrijker en vandaag de dag is het de meest voorkomende vorm van voortplanting bij de meeste planten en dieren."
(Bron: ChatGPT-4-turbo, door mij bewerkt)
———————
Beschouwing over de geslachtelijke voortplanting
Voor de ongeslachtelijke voortplanting is maar één levensvorm nodig, die de eigenschap heeft zichzelf te vermenigvuldigen.
Daarnaast wordt er tijdens de evolutie de ontwikkeling van een tussenvorm ingezet, waardoor de ene levensvorm een eigenschap ontwikkelt waarbij chromosomen met bijzondere eigenschappen, die bijvoorbeeld antibioticaresistentie geven, worden uitgewisseld met andere levensvormen van dezelfde soort. Dit geschiedt door ‘conjugatie’: tussen twee bacteriën wordt een tijdelijk buisje (pili) gevormd, waar doorheen een ‘plasmide’ (pakketje) van de een naar de ander wordt overgedragen.
Bij conjugatie wordt de bacterie met het resistentiegen blijkbaar gewaar dat de buurman het gen nog niet heeft en die wordt weer gewaar dat de ander iets nuttigs bezit. De bacterie met het gen vormt een buisje en de buurman neemt het buisje aan; de eerste bacterie vermenigvuldigt middels een enzym het gen en geeft deze kopie door aan de buurman.
Bij deze vorm van chromosomenoverdracht is er echter nog geen sprake van een geslachtsverschil.
De geslachtelijke voortplanting
Voor de geslachtelijke voortplanting moeten er levensvormen binnen dezelfde soort ontstaan, waarbij er een onderscheid komt tussen één levensvorm, die chromosomen gééft en andere levensvormen van dezelfde soort, die chromosomen ontvángt (het geslachtsverschil, het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk).
Vraag: wie of wat besluit om dit op deze wijze te doen en wie zet dit vervolgens in gang?!
In de cel komen chromosomen altijd voor in de vorm van paren.
- De ongeslachtelijke vorm van celdeling heet 'mitose'; daarbij verdubbelen de chromosomenparen zich en gaan dan paarsgewijs uit elkaar om de chromosomenstellen in beide nieuwe cellen te vormen.
- De geslachtelijke vorm van celdeling heet 'meiose'; daarbij verdubbelen de chromosomenparen zich niet, maar delen zich en gaan dan in twee groepen uit elkaar. Om iedere groep gehalveerde chromosomenstellen wordt een celmembraan gevormd, waardoor de geslachtscel (gameet) ontstaat, die ‘haploïde’ is, met enkelvoudige chromosomen (I.t.t. de ‘diploïde’ lichaamscellen met dubbele chromosomen die na de conceptie ontstaan).
Echter… de gameten worden in twee verschillende levensvormen gevormd, die in zekere zin een overeenkomst hebben met de twee bacteriën, waarvan de ene een pili vormt om een resistentiegen op een buurman over te brengen, die dat gen mist.
Bij planten verspreidt de mannelijke plant zijn gameten in de vorm van pollen in de lucht in de hoop dat zij een vrouwelijke plant ontmoeten, die de pollen in de bloem ontvangt en door een buisje naar de vrouwlijke gameet, de eicel, leidt om die met elkaar te laten versmelten. Daarna wordt op of onderin het bloemdek een zaadje gevormd waaruit later een nieuwe plant kan groeien.
- Bij sommige dieren vindt de versmelting van de gameten buiten het lichaam plaats en moeten de nakomelingen zich maar zien te redden (kikkers, vissen);
- bij andere vindt de versmelting binnen het vrouwelijke lichaam plaats, maar moet de nakomeling eerst groeien in een ei en zich daar na de groei uit bevrijden (reptielen, vogels);
- bij de levendbarende zoogdieren vindt eerst een groei naar levensvatbaarheid plaats in de baarmoeder van het moederlichaam, dan volgt een geboorte uit haar en een verdere groei doordat de moeder de nakomeling voedt met melk, die in melkklieren uit haar bloed wordt gevormd.
Ontwikkeling in twee verschillende lichamen
Deze ontwikkeling naar geslachtelijke voortplanting heeft zich afgespeeld binnen twee verschillende lichamen, waarbij het vrouwelijke lichaam heeft wat het mannelijke lichaam niet heeft en omgekeerd.
Deze lichamelijke ontwikkelingen in mannelijk en vrouwelijk zijn vanaf een bepaald tijdstip in de evolutie gescheiden van elkaar gaan verlopen en ondanks die aparte ontwikkeling is er toch een toestand ontstaan, dat de mannelijke en vrouwelijke eigenschappen elkaar evenwichtig en naadloos aanvullen.
Er zijn natuurwetenschappers die ervan uitgaan dat al deze ontwikkelingsmogelijkheden al in de aard van de natuur aanwezig zijn en dat de natuur zichzelf, door uitproberen, zich heeft ontwikkeld tot wat het nu is geworden; waarbij toeval een rol speelde. Theoretisch zou men zich dat nog kunnen voorstellen als het één zich ontwikkelend individu betreft; maar hoe is dit zonder sturing van buitenaf mogelijk als het om twee verschillende individuen gaan, man en vrouw, waarbij die ontwikkeling toch zodanig moet verlopen, dat het gevolg is dat de mannelijke en vrouwelijke levensvorm zo is gevormd, dat zij elkaar naadloos aanvullen, waardoor hun voortplanting is gewaarborgd?!
Beide lichamen hebben zich gescheiden van elkaar ontwikkeld. Als er alleen toeval en uitproberen aan ten grondslag heeft gelegen, kan de ontwikkeling alle kanten opgaan en is het niet mogelijk dat een evenwichtige samenwerking zoals nu het geval is, het gevolg is.
De kernvraag
Wie of wat heeft ertoe besloten dat in de prokaryotisch cel er alleen een cirkelvormige DNA-streng is, terwijl de eukaryotische cel DNA heeft in de vorm van chromosomenparen (diploïd) die zich kunnen delen in enkelvoudige chromosomen (haploïd), zodat een versmelting van genetische eigenschappen tussen de mannelijke zaadcel en de vrouwelijke eicel kan plaatsvinden, waardoor een nieuw, uniek individu ontstaat?!
Zonder sturing door een boven hen staand beginsel dat leidend en doelgericht optreedt, is dit onmogelijk. Alleen door een geleide ontwikkeling kunnen twee aparte levensvormen ontstaan, die toch evenwichtig met elkaar kunnen samenwerken. Dat leidende beginsel heeft een plan dat in een bepaald doel voorziet en dat de ontwikkeling zo laat verlopen, dat die doelstelling wordt verwerkelijkt. Dat beginsel is God als de alomtegenwoordige levenskracht die als doel heeft, de mannelijke en vrouwelijke geest in een lichaam op aarde geboren te laten worden om een leergang door het aardse bestaan te laten meemaken.
Daarbij is de groei van de stoffelijke vrucht naar een toestand van lichamelijke volwassenheid, een weergave in de stof van een overeenkomstige ontwikkeling van de menselijke geest, die keer op keer een geestelijke groei meemaakt naar geestelijke volwassenheid.
Er is een overeenkomst tussen de vorming van de mens in de baarmoeder
en tussen de hervorming en de wederverwekking van de mens als geest.
Emanuel Swedenborg - Goddelijke Wijsheid 4
terug naar het overzicht 'godsaanwijzingen'
terug naar het weblog
^