De oorzaak van de verpersoonlijking van het woord 'ik' tot 'het ik'
Door de tijdelijkheid, veranderlijkheid en onvolmaaktheid van het zelfbeeld kan er op een gegeven ogenblik een vermoeden gaan groeien, dat er toch ook zoiets zou moeten zijn als een andere zelfstandigheid, een hoger staande eenheid, die het wezenlijke en duurzame van jezelf uitmaakt. Tijdens het begin van je geestelijke ontwikkeling groeit er naast het tijdelijke zelfbeeld langzamerhand een ermee samenhangend beeld van het blijvende en wezenlijke van jezelf, dat het veranderlijke zelfbeeld overstijgt.
Ook dat ontluikende vermoeden omtrent de ware en duurzame aard van jezelf is echter aanvankelijk, evenals het zelfbeeld, niet meer dan een denkbeeld; beide zijn denkbeelden die als inhouden van je ziel bestaan. Als gevolg van de onbewustheid van jezelf als geest, draag je het begrip van het woord 'ik' vanuit jezelf op beide beelden in de ziel over: op het tijdelijke zelfbeeld én op het vage beeld van het wezenlijke van jezelf. Van beide beelden wordt aangevoeld dat zij 'iets' met jezelf te maken hebben en beide denkbeelden in je ziel worden daardoor onbewust met het woord 'ik' verbonden.
Jij als de menselijke geest die zich ten slotte de wezenlijke vraag "Wie ben ik?" is gaan stellen, jij tracht niet alleen een bééld van jezelf te vormen, maar je hebt daarnaast ook een eerste begin gemaakt over jezelf als een zelfstandigheid te spreken, hoewel het nog niet duidelijk is hoe je je daar een voorstelling (namelijk van jezelf als menselijke geest) van moet vormen.
Door de dan toch nog steeds bestaande onbewústheid van jezelf en de daarmee samenhangende óverdracht, ga je als de - aan zijn ontwikkeling beginnende - geest er nu eerst toe over op die afstandelijke wijze over jezelf te spreken! Dit gebeurt door van het persoonlijke voornaamwoord 'ik' - waarmee de geest in feite alleen maar zichzélf kan aanduiden - toch op kunstmatige wijze een zelfstandig naamwoord te maken in de vorm van 'het ik'. Je beseft echter niet dat dat 'het ik' daardoor alleen een denkbeeldige zelfstandigheid wordt. Het is een beeld dat je zelf hebt bedacht om er met anderen over te kunnen spreken.
Toch is dit innerlijke gebeuren voor jou als de nog niet van zichzelf bewuste geest een noodzakelijkheid, doordat het zelfbeeld waarmee je je vereenzelvigt, door de overdracht van jezelf, voor je gevoel immers een zelfstandigheid móet zijn. Het is echter een zelfgevormd denkbeeld van jezelf, dat alleen in gedachten bestaat en in de binnenwereld van je ziel met je mee wordt gedragen.
Tegelijkertijd wordt door de onbewuste overdracht van het pas ontluikende werkelijkheidsbesef van jezelf als de ik-zeggende persoon, dat denkbeeld in de ziel verpersoonlijkt; ook daardoor wordt het als een zelfstandigheid aangevoeld. Door zowél de afstandelijke houding alsook door de onbewuste verpersoonlijking, wordt het woord 'ik' omgevormd tot 'het ik'; daardoor wordt het tot een denkbeeldige zelfstandigheid die voor je gevoel, zoals een werkelijke persoon, ook kan denken, voelen, beslissen en handelend optreden.
Deze verpersoonlijking strekt zich uit tot zowel je zelfbeeld alsook tot het besef van de aanwezigheid van een hogere, wezenlijke zelfstandigheid. Om toch tussen beide beelden een onderscheid te kunnen maken, spreek je vervolgens over 'het ik' en 'het Ik'. Doordat niemand de eigenschappen van dit 'ik' kan omschrijven, heeft iedereen er zo zijn eigen vage oordeel over en benoemt het ook anders, in een streven oorspronkelijk te zijn en de aandacht op zich te vestigen door zich van anderen te onderscheiden.
Zo is er een reeks aanduidingen ontstaan zoals: het 'lagere ik' en 'hogere ik', het 'valse ik' en 'ware ik', het 'lagere wezen' en 'hogere wezen' of met de Latijnse woorden 'het ego', het 'psychische ego', 'het Ego', het 'ego-ik' en zelfs 'het Ware Ik-Ego'(!).
Bij de soefi's is sprake van het 'ware ego' en het 'onware ego' en dat moet worden uitgewist.
Een andere aanduiding voor 'het Ego' is: 'het alter ego' (het 'andere ik'). Ook komt het onderscheid tussen 'het reële Ik' en 'het ideële Ik' voor (bij Schuurman).
Waar het echter om gaat, is, dat jij als géést die zélf deze gedachte bedenkt en die zélf het woord 'ik' vormt en uitspreekt, niet wordt genoemd. De aandacht, die van de geest uitgaat, blijft steken bij de denkbeeldige vóórstelling van zichzelf in de vorm van de gedachte 'het ik'.
Dat de verwarring groot is, blijkt uit het feit dat ik in een nieuwsbrief las: "Kon ik m'n ego maar eens wat meer loslaten en de geest z'n werk laten doen." De sprekende, maar zich onmachtig voelende persoon, duidt zichzelf met 'ik' aan (wat juist is), maar houdt tot zijn verdriet zijn 'ego' (wat Latijn is voor 'ik') stevig vast, waardoor een ergens in de hoogte zwevende 'geest' helaas werkeloos moet toezien.
Uit deze zin blijkt duidelijk dat de sprekende persoon het 'ik', 'ego' en de 'geest' als losse, van elkaar verschillende zelfstandigheden ziet. De in het Latijn met het woord 'ego' aangeduidde 'ik' is het kwade, de heb- en heerszuchtige, de 'geest' is blijkbaar het goede en de spreker die hier zichzelf met het woord 'ik' aanduidt, is de onmachtige, die wel iets wil, maar dat niet kan en daardoor toch de zelfstandige kern is, die in dit kleine psychodrama de hoofdrol speelt.
Iets dergelijks is te lezen in het boek 'De innerlijke bloei' van dr. Han de Wit. Op bladzijde 75 schrijft hij: "De vierde mentale beweging is ... de beweging waarin we ons (ego) met ons zelfbeeld identificeren." Maar wie is dan die vage 'we' die toch de handelende zelfstandigheid is die blijkbaar een 'ego' en een 'zelfbeeld' bezit (want hij gebruikt het bezittelijke voornaamwoord 'ons') en die 'ons ego' met 'ons zelfbeeld' vereenzelvigt?!
Opmerking. In het Nederlands en Duits kan er wel over 'het ik' en 'das Ich' worden gesproken, de talen lenen zich daarvoor. Angel-Saksisch-sprekers doen dat echter nooit! Niemand zegt of schrijft in dat taalgebied 'the I'(!) Er wordt daar alleen gesproken over 'the ego', men kent daar niet een woord dat met 'het ik' of 'het Ik' overeenkomt en men kan daar dus níet een onderscheid maken tussen 'het ik' en 'het ego'.
Die Angel-Saksisch-sprekers hebben daardoor wat minder last van verwarring, vandaar dat deze spreekwijze in het Engels veel meer voorkomt. Het woord 'the Self' is daar helemaal ingeburgerd en wordt - doordat Nederlanders zich als slaven door het Engels laten beïnvloeden - hier gedachteloos overgenomen.
Het woord 'ego' is zelfs al tot een woordenboek doorgedrongen. De Concise Oxford English Dictionairy omschrijft ‘ego’ als ‘het bewust denkende zelf’; volgens dat boek is ego een ander woord voor het intellect(!).
Wat een heel andere betekenis is dan die, waarmee het woord 'ego' in het Nederlands wordt gebruikt, waar het in de plaats is gekomen van 'egoïsme': zelfzucht.
terug naar het overzicht
^