Jakob Lorber - De Huishouding van God 3, hoofdstuk 61-62


In het boek De Huishouding van God deel 3 van Jakob Lorber (hoofdstuk 61-62) wordt de persoonlijke verhouding behandeld die er bestaat tussen God zelf en Gods schepselen, in dit geval de mensen.
Het gesprek vindt plaats in de tijd van Genesis, toen het geestesoog van de mens door begeleiders nog makkelijk was te openen. Bij dit gesprek zijn drie personen bij God aanwezig. Het blijkt dat de verhouding waarin zij tot God staan niet zodanig is, dat God in hun midden staat. In tegendeel, God plaatst twee van hen aan zijn rechter zijde en een aan zijn linker zijde. God zelf komt op de derde plaats in de rij te staan. Deze plaats van God temidden van zijn schepselen komt overeen met de verhouding van de gulden snede zie de afbeelding hieronder, door mij gemaakt. [Freek]

Hoofdstuk 61
Koning Lamech met Lamech van de hoogte door de Heer liefdevol ontvangen in de tempel. De verklaring van hetgeen koning Lamech in zijn slaap beleefde. De huis- en rangorde van de hemelse Vader (20 juni 1843)

l. Na deze woorden van Lamech van de 'hoogte' [hoogvlakte, maar ook hogere ontwikkeling] volgde Lamech uit de 'laagte' [laagvlakte, maar ook lagere ontwikkeling. Freek] zijn naamgenoot naar de tempel.
2. Toen zij daar beiden aankwamen, kwam de Heer [God verschijnt aan hen in zijn geestgedaante. Freek] samen met Henoch [Bijbelse figuur] hen beiden tegemoet en ontving hen met open armen.
3. Deze grote voorkomendheid van de kant van de allerhoogste Heer verwonderde Lamech uit de laagte buitengewoon, vooral juist in deze, althans in zijn eigen ogen, enigszins kritische situatie, waarin hij om zo te zeggen een duchtige terechtwijzing van de Heer voor zijn vleselijke slaap verwachtte.
4. Maar de Heer zei tegen Lamech, die zich nog enigszins bevreesd verwonderde: "Waarom verbaas je je nu toch zo over Mijn goedheid, liefde en grote genade? Was je dan als zondaar ooit voornamer dan nu? Destijds kwam Ik toch ook naar je toe?
5. Als Ik je toen als Mijn grote vijand graag tegemoet wilde komen om je, ten diepste gevallen, te verheffen, waarom zou het dan nu zo verwonderlijk zijn als Ik je tot aan de drempel van de tempel tegemoetkom nu je niet gezondigd hebt?!
6. Want wat je nu is overkomen, was immers puur een toelating van Mijn kant, om je te laten zien welke vruchten jij of in ieder geval je nakomelingen mettertijd wel eens kunnen verwachten tengevolge van een al te overmachtige liefde voor vrouwen.
7. Wat Ik je zo toonde is wel een goede boodschap voor jou en je nakomelingen maar zeker eeuwig nooit een zonde.
8. Als je die les op de juiste wijze ter harte neemt, dan zul je leven in de geest van de ware liefde en alle wijsheid daaruit.

9. Maar kom nu binnen met je begeleider, die Ik ten zeerste liefheb, dan kunnen wij rustig en genoeglijk met elkaar overleggen en spreken bij het heldere licht van het vlammende en stralende hart op het altaar!"
10. En beiden traden vergenoegd de tempel binnen en loofden de Heer in hun hart bovenmate.
11. De Heer leidde hen naar het altaar en zei toen tegen hen: "Een mens kan wel eens in een toestand terechtkomen, waarbij hij redelijkerwijze uit de nood een deugd kan maken en soms zelfs moet maken. Datzelfde kunnen ook wij nu doen!
12. Zie, de ronde treden om het altaar zijn weliswaar niet bedoeld om erop te zitten, maar aangezien hier helemaal geen andere rust- of zitbanken zijn gemaakt, gaan wij allen op deze ronde treden zitten en wel met onze gezichten naar de morgen gekeerd, waarmee wij dan van deze treden, die enkel als sieraad dienen, een nuttige rust- en zitbank hebben gemaakt.
13. En wie kan ons dat verwijten?! Want wij zijn het immers zelf voor wie de tempel samen met het altaar en die treden zijn gebouwd. Het staat ons daarom toch ook vrij de tempel te benutten waarvoor het ons belieft! Wat denk je, Lamech, heb Ik gelijk of niet?"
14. En Lamech antwoordde: "O Heer, lieve, goede Vader! Alleen Uw wil is immers heilig en geeft mij de allergrootste vreugde; laat daarom altijd gebeuren wat U het meest behaagt!

15. Wilt U, Heer en Vader, in al Uw mildheid en zachtmoedigheid nu ook nog de juiste volgorde bepalen waarin wij om U of bij U zullen gaan zitten, opdat ook op dit punt Uw wil vervuld moge worden!"
16. En de Heer zei tegen Lamech: "Jij gedraagt je nog heel erg als een hoveling en weet je van louter hoffelijkheid geen raad!
17. Maar Ik zeg je: Kijk eens heel opmerkzaam naar de kinderen van een vader die zijn kindertjes machtig liefheeft! Wat doen zij wanneer hun vader thuiskomt?

18. Zie, allemaal lopen ze wat ze kunnen hun lieve, goede vader tegemoet en de voorste en flinkste valt als eerste in alle liefde over zijn vader heen en dan de anderen zoals hun voeten het hun toestaan.
19. Het jongste kind blijft natuurlijk wel achter, maar de goede vader ziet het met kloppend hart hem tegemoet dribbelen en als het naderbij komt gaat hij het met een warm hart tegemoet, neemt het op zijn arm, drukt het aan zijn borst en kust en liefkoost het naar hartelust.

20. Zie, Mijn Lamech, precies zo is het ook met Mijn goddelijke en hemelse huisorde en hofregels gesteld! Wie het eerst komt, het eerst maalt; en de laatste en zwakste zal Ik op Mijn arm nemen en hem buitengewoon koesteren en liefkozen, omdat hij in zijn zwakheid ook de Vader heeft herkend en toen op zwakke voeten Mij, de lieve, goede Vader, tegemoet snelde!
21. En zo moeten jullie het ook doen en niet vragen naar de rangorde, dan zal Ik als de ware Vader aan jullie, Mijn kinderen, waarachtige vreugde beleven!
22. Zie, Ik ben al gaan zitten; gaan jullie nu ook bij Mij zitten!"
23. Hierop verdrongen alle drie zich uit machtige liefde rond de Vader en de Vader zei: "Zo is het goed; dat is de Ware orde van de hemelen! Blijf daarin voortaan eeuwig en altijd! Amen."

Hoofdstuk 62
De polaire innerlijke bouworde van de aarde en van alle organische lichamen als gelijkenis voor de door de Heer gekozen volgorde van zitplaatsen. (21 juni 1843)

1. Daarop namen allen naast de Heer plaats, en wel Henoch en Lamech van de hoogte aan de rechterkant en Lamech uit de laagte aan de linkerkant; en de Heer sprak:
2. "Zie nu, Mijn uitverkoren kinderen, zo zitten wij helemaal goed en nog bovendien in de mooiste ordening!


3. Dat zien jullie alle drie nog wel niet zo goed in; maar wij hebben nu immers rustig de tijd om over allerlei dingen met elkaar te praten! Zo zullen wij totdat de zon geheel is opgegaan nog veel kunnen bespreken en dus ook deze goede orde waarin wij nu zitten.
4. En Ik zie al dat Mijn Lamech aan de linkerzijde nog niet geheel bevrijd is van de gebruiken aan het hof en daarom meteen zou willen vernemen waarom de volgorde waarin wij zitten goed gekozen is. Wat is dan de reden daarvan, of wat zal die zijn? Wij kunnen die volgorde immers dadelijk voor ogen brengen; luister maar naar Mij!

5. Zie, de [stoffelijke] aarde die jullie bewonen, is een rond lichaam! De oppervlakte ervan is ongevoelig [want stoffelijk], maar het inwendige is opgebouwd uit levensvatbare organen [geestelijk] en het leeft dan ook net als een dier. [Aan ieder stoffelijk voorwerp met een bepaalde vorm is een geest verbonden; zo heeft de aarde een aardgeest in zich, die hier wordt bedoeld. Freek]
6. Om te kunnen leven [door de geest] is echter vooral een [geestelijk] middelpunt nodig, of beter gezegd een aantrekkingspunt, dus een zwaartepunt dat ten gevolge van zijn aantrekkingskracht alles naar zich toetrekt. En door dat samendringen naar dat punt wordt het noodzakelijkerwijs geprikkeld, verhit en ontstoken [door waar te nemen en het waargenomene te verwerken met de vermogens komt de geest tot leven]. Zo heeft ook deze aarde, zoals nog talloze andere aarden in Mijn eindeloze scheppingsruimte, alsook de zonnen en manen, zo'n middelpunt, dat geheel gelijk is aan het hart [de geest] van de dieren en ook van de mensen, in hun natuurlijke sfeer [verbonden met een stoffelijke levensvorm].
7. Maar dit zogenoemde middelpunt [de geest] mag zich noch bij dieren, noch bij mensen en hemellichamen precies in het midden van hun totale organische massa bevinden, maar het moet altijd ongeveer op drievierde daarvan zijn plaats hebben, opdat het niet volledig verdrukt wordt en zich daardoor niet meer kan roeren [veroorzaakt door de remmende, onbewuste vereenzelviging met de stof. Freek]
8. Maar als het zich altijd en overal buiten het eigenlijke [stoffelijke] massazwaartepunt bevindt, of buiten het eigenlijke midden, kan de hele zwaarte er niet van alle kanten op drukken, zodat het [de geest] dan vrije speelruimte heeft en zich ongehinderd kan bewegen. Want wordt het van de kant van de grote [stoffelijke] massa te zeer bekneld, dan kan het [de geest] naar de kleine en dus ook minder zware kant van de massa uitwijken [zich door onthechting bevrijden].

9. Wanneer echter de [stoffelijke] hoofdmassa ten gevolge van de traagheid [eigen aan de stof] die haar noodzakelijk eigen is en van haar eigen natuurlijke zwaarte zich toch niet zo ver boven haar massazwaartepunt kan verheffen, maar zeer spoedig weer van haar streven moet afzien om zich dan, daar ze niet anders kan, weer naar haar [stoffelijke] massazwaartepunt te begeven, dan kan het eigenlijke, stimulerende zwaartepunt [het hart, de geest] weer vrij terugkeren en prikkelt dan door de haar eigen aantrekkingskracht weer het [stoffelijke] trage massazwaartepunt, dat dan weer naar het eigenlijke aantrekkingspunt [de geest] opdringt. En zodra dat [de geest] weer onder te grote druk komt te staan, begeeft het zich onmiddellijk weer naar de lichte of kleine kant.

10. Door dat steeds heen en weer bewegen [een harmonische trilling], dat weliswaar slechts zeer mechanisch en eentonig is, wordt dan het zogenaamde natuurlijke dierlijk-organische leven tot stand gebracht.
11. En is de bewegende kracht [het hart, de geest] in een organisme [de stoffelijke levensvorm] zo bewerkstelligd, dan deelt die zich [de geestkracht] vanzelf aan de gehele massa mee, prikkelt deze min of meer en het gehele organisme wordt daardoor dan [door de geest] tot leven gebracht en kan naargelang de aard van dat leven [door de geest] worden gebruikt.
[Als de in beweging zettende geest (het hart) zich in het stoffelijke zwaartepunt zou bevinden, zou hij even traag worden als de stof. Nu bevindt hij zich buiten dat zwaartepunt en behoudt daardoor de vrijheid zich te kunnen bewegen en uit eigen beweging zijn levenskracht aan de stoffelijke levensvorm mee te delen]

12. Van Mijn kant is daar natuurlijk wel alles voor nodig en van tevoren moet Ik het hele massa-organisme [de levensvorm] punt voor punt opbouwen en het zo, als beschreven, pas geleidelijk aan inrichten.
13. Is het eenmaal op die wijze doelmatig ingericht, dan leeft het organisme voort, zolang als Ik het [de levensvorm. Freek] de benodigde voeding wil geven; onttrek Ik die echter, dan wordt het [de stoffelijke levensvorm. Freek] al gauw zwak en traag, zakt dan in elkaar, verdrukt en verteert zichzelf dan weer punt voor punt, zoals het voordien was opgebouwd, om tenslotte geheel uiteen te vallen en als een volledig opgeloste wilssubstantie [de levensvorm. Freek] geestelijk in Mij terug te keren.

14. Zie, dat is een basis van Mijn organische bouwplan! Dat zal pas in het licht van jullie eigen geest geleidelijk aan duidelijker worden; [dit is het kernpunt van de redenering] en daarvan hoeven jullie nu niet meer te begrijpen dan alleen maar dat de volgorde waarin we nu zitten precies overeenkomt met de bouworde van Mijn schepping. Hoe echter, dat zal dadelijk blijken!

15. Zie, Ik ben immers het belangrijkste levens- en aantrekkingspunt van de hele oneindigheid; jullie echter zijn Mijn organen ter opname van het leven uit Mij! Maar zeg Me, Mijn Lamech, zit Ik nu precies in het midden tussen jullie?"
16. Hier verbaasde Lamech zich en zei: "Neen, o Heer en Vader! Want bij vier personen is dat immers onmogelijk; maar zie, het midden zou tussen U en Henoch liggen!"
17. En de Heer zei daarop: "Zie, daarom is dit een juiste en goede ordening, omdat Ik als grond van al het leven en bewegen Mij in het drievierde deel temidden van jullie bevind [op de plaats van de gulden snede] en jij zo de kleinere en lichtere noordpool en Henoch en Lamech de zware en veel grotere zuidpool voorstellen!
18. En zo willen wij ons dan ook wederzijds aantrekken en opwekken door allerlei grote beschouwingen in de eindeloze sfeer van het leven!
19. Wie iets heel bijzonders weet, laat die het te kennen geven, dan kunnen wij het daarover wel met elkaar eens worden! Dat is Mijn geringste zorg - en daarom kan jij, Lamech, meteen een begin maken! Amen."


terug naar de Gulden Snede






^