Emanuel Swedenborg - De Ware Christelijke Godsdienst
Emanuel Swedenborg (1688-1772) werd op 29 januari 1688 te Stockholm geboren. Zijn vader was hofpredikant en hoogleraar dogmatiek, en werd later bisschop van Zweden. Al op zeer jeugdige leeftijd hield Swedenborg zich met levensvragen bezig en voerde hij gesprekken met theologen, waarbij zijn ondogmatische zienswijze opviel.
Hij studeerde mijnbouw- en werktuigbouwkunde, deed een aantal uitvindingen op allerlei gebied, begon een wetenschappelijk tijdschrift en wees een aanbod om hoogleraar te worden af. Hij deed geologisch onderzoek, stelde vast dat aardlagen zeer oud waren en Zweden in het verleden onder water moest hebben gelegen, een revolutionaire gedachte voor die tijd. Ter afwisseling van zijn vele bezigheden schreef hij Latijnse gedichten. Hij werd lid van het Zweedse Hogerhuis en spande zich in om het onderwijs te verbeteren en drankmisbruik terug te dringen. Hij werd benoemd tot lid van de Academie van Wetenschappen te Stockholm en St. Petersburg. Hij maakte veel studiereizen en was in zijn tijd een van Europa's bekendste geleerden.
In 1734 gaf hij een diepzinnig boekje uit over het oneindige, dat het begin was van een nieuwe richting in zijn openbare leven, die in zijn gedachtenwereld echter altijd al aanwezig was geweest. Het onderwerp was de verhouding tussen God en mens, geest en stof, ziel en lichaam. De veelzeggende titel was: Inleiding tot een filosofische beschouwing aangaande het oneindige en de eerste oorzaak van de schepping, en aangaande het werktuiglijke van de werking van de ziel en het lichaam.
Het was Swedenborgs streven het bewijs te leveren van het bestaan van God en de menselijke ziel. Hij wilde dat bereiken door een grondige studie van het menselijke lichaam, dat hij als een microkosmos beschouwde waarin alle eigenschapen van de schepping tot uitdrukking komen. Hij was ervan overtuigd dat het lichaam een afbeelding is van de ziel, en de ziel op haar beurt een afbeelding van God.
Hij bestudeerde de werking van de organen van het lichaam in verband met de geestelijke natuur van de mens; in Italië deed hij een anatomische studie van de hersenen en gaf over deze onderwerpen meerdere boeken uit. Hij trok de aandacht van veel geleerden, o.a. Immanuel Kant, die met instemming de overeenkomsten zag met zijn eigen gedachtengoed.
In 1736 begon hij bijzondere dromen en geestelijke ervaringen te krijgen die hij moeilijk kon verklaren, maar die hij later herkende als het begin van de grote verandering in zijn leven. De dromen lieten hem zijn menselijke tekort zien waardoor hij zich bewust werd van zijn eerzucht en hoogmoed, wat hem in een toestand van innerlijke tweestrijd bracht. Hij trachtte zich te bevrijden van zijn wereldse gezindheid om zich geheel tot God te kunnen wenden. Hierdoor kwam er een einde aan zijn streven om alleen op natuurwetenschappelijke wijze inzicht te krijgen in de geheimen van Gods schepping en het geestelijke en lichamelijke bestaan van de mens.
Door de dromen besefte hij zich te moeten overgeven aan Gods leiding. In een aantekening over een van deze dromen schrijft hij: "Dit was een voorspelling dat God Zelf mij zal onderrichten zodra ik zal gekomen zijn tot die staat waarin ik niets zal weten en al mijn vroeger gevormde begrippen verwijderd zullen zijn, welke staat de eerste staat van onderricht is. Met andere woorden: Ik moet eerst worden gelijk een klein kind, daarna kan ik met kennis worden gevoed. Dat is nu met mij het geval."
Toen hij deze staat van deemoed had bereikt, werd het hem gegeven de geestelijke wereld te mogen aanschouwen doordat zijn geestesoog werd geopend, waarna hij met de ervaringen die hij daar mocht opdoen en de leringen die hij verkreeg, een godsdienstige filosofie kon gaan ontwikkelen. Hij stond nu rechtstreeks in verbinding met de geestelijke wereld en met engelen die daar bij hem waren. Zij lazen gezamenlijk de Bijbel en de engelen legden hem de geestelijke betekenis van de teksten uit. Dat was noodzakelijk doordat de Bijbel in de kerk een onbegrepen boek was geworden.
Swedenborg zegt dat hij als taak had gekregen de geestelijke strekking van de Bijbel weer duidelijk te maken en het inzicht in de Christelijke leer te herstellen. Hij stelt nadrukkelijk dat hij een dienstknecht van God is en dat de waarheden die hij bekend maakt, niet van hem afkomstig zijn. God opende zijn geestelijke oog zodat hij die waarheden kon zien en wat hij zag deelde hij aan de wereld mee.
De kerk en het christelijke onderwijs waren in die tijd geheel werelds geworden. Daardoor was het noodzakelijk de kerk weer inzicht te geven in het wezen van de mens en in de betrekking tussen de geestelijke en stoffelijke wereld. Over het leven in het hiernamaals, over de geestelijke werelden, hemelen en hellen, was niets bekend.
Swedenborg leert dat er twee rijken zijn: het geestelijke en het natuurlijke. Het geestelijke rijk is het wezenlijke, dat van de natuur is daar een afdruk van. Tussen het geestelijke en stoffelijke heerst de wet van de overeenstemming, waardoor de betekenis van de geschapen natuur alleen kan worden begrepen vanuit de scheppende geest. Met zijn geopende geestesoog kon hij deze algemeen geldende betrekking tussen geest en stof, de wet van de overeenstemmingen, leren kennen. Zijn uitgebreide kennis van de stoffelijke wereld, in het bijzonder van het menselijke lichaam doordat hij ook natuurwetenschapper was, stelde hem in staat deze wet volledig toe te passen.
De wet van de overeenstemmingen bleek in het bijzonder van toepassing toen engelen hem de geestelijke betekenis van de Bijbel uitlegden. Swedenborgs voornaamste taak was de ware betekenis van de Bijbel voor de kerk te herstellen. Van de theologische werken die hij uitgaf was twee derde aan verklaring van de Bijbel gewijd en ook het niet uitgegeven werk gaat voor het grootste deel over bijbelverklaring. Als hij de geestelijke wereld beschrijft, heeft dat als doel die wetten en beginselen te verduidelijken. Voor Swedenborg is Gods Woord de enige bron van geestelijk inzicht voor de mens. Hij las de Bijbel vele malen en schreef tekstvergelijkingen.
In 1747 vertrok Swedenborg naar Nederland waar hij het eerste deel van zijn theologische hoofdwerk schreef, de Arcana Coelestia of Hemelse Verborgenheden, daar door hemzelf uitgegeven. In de Arcana past hij de wet van de overeenstemmingen stelselmatig toe op de uitlegging van de Bijbel. In dit werk geeft Swedenborg aan het begin en het einde van ieder hoofdstuk een beschrijving van de geestelijke wereld en van de bewoners van andere planeten uit eigen ondervinding; verder schreef hij over het Laatste Oordeel en de Wederkomst van God.
In de verhandelingen over de Goddelijke Liefde toont hij aan dat Gód alleen de Liefde Zelf is, omdat Hij het Leven Zelf is: mensen en engelen zijn alleen ontvangers van dat leven. In de verhandeling over de Goddelijke Wijsheid wordt de schepping van de mens beschreven en de overeenstemming die er is tussen deze eerste geboorte en de geestelijke wedergeboorte van de mens. In het boek over de Engellijke Wijsheid aangaande de Goddelijke Voorzienigheid stelt hij dat Gods doel met de schepping het vormen van een Hemel met vrije en redelijke wezens is en toont hij aan dat alle gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid in overeenstemming zijn met dat geestelijke doel. Het werk over de Echtelijke Liefde behelst een belangrijk onderwerp, omdat die liefde haar oorsprong heeft in de vereniging van Liefde en Wijsheid in God Zelf.
Swedenborg ontving veel bezoekers wat hem veel tijd kostte, maar desondanks was hij in staat om een groot aantal boeken te schrijven. Hij zei dat zijn engel hem dicteerde en dat hij vlug genoeg kon schrijven. Hij schreef 25 titels met meerdere banden die zijn uitgegeven.
Bron: Swedenborg Genootschap
en www.swedenborg.nl Digitale Swedenborg Bibliotheek
Iedereen die dit onderwerp wil onderzoeken,
zal ontdekken dat liefde onze levenskern is.
We worden warm door de aanwezigheid ervan
en koud vanwege de afwezigheid,
en wanneer het geheel afwezig is, gaan we dood.
We moeten toch echt beseffen,
dat het de kwaliteit van onze liefde is
die de hoedanigheid van ons leven bepaalt.
Emanuel Swedenborg, Hemel en Hel 14
terug naar het overzicht
^