Helena Blavatsky - Theosofie



Helena Blavatsky
Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891) werd op 12 augustus 1831 in Dnjepropetrovsk in Rusland (nu Oekraïne) geboren; ze was de dochter van kolonel Peter Alexejevitsj von Hahn en de romanschrijfster Helena Andrejevna (geboren De Fadjejev). In 1849 trouwde ze met N.V. Blavatsky, en kort daarna begon ze aan een periode van meer dan 20 jaar van reizen over de hele wereld; op zoek naar wijsheid en kennis kwam ze in contact met veel religieuze/mystieke tradities en ontmoette ze haar oosterse leermeesters.
In 1873 kwam Blavatsky vanuit Parijs aan in New York waar ze, aangespoord door haar leraren, haar werk begon. Aanvankelijk probeerde ze de spiritisten te interesseren in de filosofie achter de verschijnselen, maar zij waren verontwaardigd over haar weigering om hun standaardverklaringen te accepteren. In juli 1875 kreeg ze de opdracht om 'een filosofisch-religieuze society' op te richten, en in de herfst van datzelfde jaar werd ze de hoofdstichter, samen met H.S. Olcott en W.Q. Judge, van de Theosophical Society. De rest van haar leven wijdde ze aan de humanitaire en opvoedkundige doelstellingen daarvan.
Ongeveer in de tijd dat de Society werd opgericht, begon ze haar eerste grote boek te schrijven, Isis ontsluierd, en na publicatie ervan vertrokken zij en H.S. Olcott in 1878 naar India. Daar werkten ze om de oosterse filosofische en religieuze ideeën opnieuw te vestigen, grotendeels door middel van The Theosophist, een tijdschrift dat Blavatsky oprichtte en redigeerde.
In 1884, toen Blavatsky door Europa reisde, gingen ontevreden TS-medewerkers in India met vervalste documenten naar de missionarissen, en beschuldigden HPB van fraude. De Society for Psychical Research (SPR) stuurde toen Richard Hodgson om de beschuldigingen te onderzoeken en daarop publiceerde hij een ongunstig rapport. (In 1986 publiceerde de SPR een analyse van het 'Rapport van Hodgson' geschreven door dr. Vernon Harrison, een SPR-lid en expert op het gebied van het onderzoek naar vervalsingen en handschriften, waarin werd geconcludeerd dat het Rapport van Hodgson bevooroordeeld, onwetenschappelijk en helemaal niet overtuigend was.)
In 1885 verliet ze India en vertrok naar Europa, waar ze verder werkte om 'De geheime leer' te schrijven, haar meesterwerk. In 1887 vestigde ze zich in Londen, en begon met een nieuw tijdschrift, Lucifer (de 'Lichtbrenger'). In 1888 werd De Geheime Leer uitgegeven, en in hetzelfde jaar, geholpen door W.Q. Judge vormde ze de Esoterische Sectie van de Theosophical Society. Kort daarna schreef ze De sleutel tot de theosofie en De stem van de stilte. In 1890 werd ze hoofd van de nieuw-opgerichte Europese afdeling. Ze stierf in Londen op 8 mei 1891 na zich een leven lang te hebben ingezet voor het welzijn van de mensheid.

Kerngedachten van de theosofie
Sinds ongeveer 2000 jaar wordt in het Westen het woord theosofie gebruikt als aanduiding van goddelijke wijsheid of kennis ontleend aan zowel inzicht en ervaring als intellectuele studie. Het is afgeleid van het Griekse theos (god, godheid) en sophia (wijsheid). Hoewel de Theosofische Beweging van deze tijd teruggaat tot Blavatsky en haar leraren, maakt ze deel uit van een spirituele beweging die even oud is als de denkende mensheid. Haar filosofie is een eigentijdse weergave van de eeuwige wijsheid die ten grondslag ligt aan de religies, wetenschappen en filosofieën van de wereld. Haar denkbeelden zijn geen dogma's en evenmin kent ze een geloofsbelijdenis waarin haar beginselen worden opgesomd. Theosofische boeken worden niet als openbaringen beschouwd en ook niet als definitief en gezaghebbend, maar als leidraad bij individueel onderzoek.
De kerngedachte van de theosofie is dat alle wezens in essentie één zijn. In de kosmos is overal leven, want alles komt voort uit dezelfde onkenbare goddelijke bron. Alles leeft dus en ontwikkelt zich - van het subatomaire tot planten, dieren, mensen, planeten, sterren en melkwegstelsels. Elk van deze is in zijn kern goddelijk en drukt zich, afhankelijk van zijn graad van ontwikkeling, uit op spirituele, mentale, psychische, etherische en stoffelijke gebieden van bewustzijn en substantie. Evolutie is een proces van zelfexpressie waarbij een verscheidenheid van stoffelijke vormen worden aangenomen; daarna worden – tijdens de terugkeer naar de goddelijke oorsprong – in de loop van kosmische tijdsperioden vooral aspecten van geest en bewustzijn ontwikkeld. Het leven van een individu, van de mensheid en van de hele aarde maakt deel uit van dit kosmische proces.
Omdat we in essentie één zijn, zijn altruïsme en mededogen uitingen in het menselijk leven van kosmische en planetaire werkelijkheden. Mensen zijn op het innerlijke gebied onderling nauwer verbonden dan op het fysieke gebied; onze gedachten en gevoelens hebben dan ook een krachtige invloed op anderen. Door te proberen zo goed mogelijk in harmonie met het goddelijke te leven, zijn we niet alleen een zegen voor onze directe omgeving, maar ook voor de mensheid als geheel. Het ideaal is om het welzijn van de mensheid en van al wat leeft boven de eigen ontwikkeling te plaatsen.

Reïncarnatie en karma zijn de belangrijkste ideeën waaraan in het Westen door theosofen algemene bekendheid is gegeven. Hoewel de reïncarnatiegedachte als oosters werd beschouwd, is ze te vinden in de filosofie van Plato, de joodse leer en het vroege christendom, en werd ze pas in de zesde eeuw uit de leer van de Kerk verwijderd. Reïncarnatie en karma verwijzen beide naar het denkbeeld dat iemands karaktereigenschappen en leefomstandigheden worden bepaald door gedachten, daden en verlangens in dit of een vorig leven. Wij mensen zijn daarom verantwoordelijk voor ons eigen leven, en geen ander wezen - goddelijk of menselijk - kan de gevolgen van ook maar een van onze daden wegnemen of neutraliseren. Ieder van ons is het product van zijn totale verleden en ontwikkelt zich spiritueel door eigen doelgerichte inspanningen gedurende een reeks levens.
Omdat wij mensen in het goddelijke zijn geworteld, hebben we het vermogen de werkelijkheid zelf te ontdekken. Om ons te ontwikkelen moeten we het onderscheid leren kennen tussen waar en onwaar, tussen werkelijkheid en bedrog; we groeien niet door blindelings de voorschriften van autoriteiten te volgen, hoe hooggeplaatst ook. De Purucker vergelijkt de onderzoeker van de theosofie met een wetenschapper en voegt daaraan toe:
Is ons niet telkens weer gezegd dat we ons geweten moeten raadplegen vóór we iets aanvaarden? Om dat te doen moeten we nadenken; we weten ook dat zelfs al zouden we daarbij door onze eigen blindheid of ons onvermogen een waarheid die ons wordt voorgehouden, verwerpen, we niettemin juist hebben gehandeld, omdat we onszelf en ons geweten trouw zijn gebleven... de innerlijke mens begrijpt, en de waarheid zal eens tot trouwe harten doordringen. (Beginselen van de esoterische filosofie, blz. 282-3)
Door onze spirituele intuïtie te volgen, activeren we onze latente mogelijkheden. Daarom is het schadelijk anderen te dwingen die denkrichting te volgen die wij als de 'juiste' zien; ieder mens heeft zijn of haar unieke weg van ontplooiing te gaan.

Bron: Het Theosofisch Genootschap (www.theosofie.net)


terug naar het overzicht










^