De levensbeschouwing van het Corpus Hermeticum


Overgenomen uit het Corpus Hermeticum; ingeleid, vertaald en toegelicht door prof. R. van den Broek en prof. G. Quispel
Zie hiervoor in het Literatuuroverzicht bij Hermetisme

De levensbeschouwing van het Corpus Hermeticum
a. Doelstelling
Wanneer men de verhandelingen van het Corpus Hermeticum en de overige 'filosofische' Hermetica onbevangen leest, kan er geen twijfel aan bestaan, dat ze maar één doel hebben:
- de lezer geestelijke leiding te bieden. Ze willen hem of haar
- tot inzicht brengen in de samenhang der dingen,
- inwijden in de werkelijkheid die zich in en achter de zichtbare werkelijkheid bevindt
- en zo middels kennis van de Kosmos en zichzelf, opvoeren tot
- een intuïtieve godskennis
- en een persoonlijke, rechtstreekse godservaring. Het hermetische denken cirkelt onophoudelijk om drie polen, die tezamen een magische driehoek vormen:
- God, de Kosmos en de Mens.

b. God
God is de verborgen Bron van het Al, die geen naam heeft, maar ook met alle namen kan worden genoemd. God is man noch vrouw, maar androgyn. Hij is onpersoonlijk én persoonlijk, het Ene en de Ene, het Goede en de Goede. De God van de hermetici is niet de bleke, abstracte god van de filosofen, maar een levende, ervaarbare werkelijkheid, over wie het vrome gemoed niet anders dan met persoonlijke woorden kan spreken.

c. Kosmos
God is weliswaar transcendent en nooit ten volle kenbaar, maar de mens kan een idee krijgen van de grootheid van zijn wezen door de beschouwing van de Kosmos. Hij is op verborgen wijze in de Kosmos aanwezig, de Onzichtbare wordt daardoor zichtbaar. De Kosmos is een levend wezen, hij ontvangt zelf het leven van God en schenkt op zijn beurt het leven aan alles, wat zich in hem bevindt. Kennis van de Kosmos in al zijn aspecten is voor de hermeticus dan ook zeer belangrijk, omdat daardoor de weg tot God wordt ontsloten.
Hij is er echter ook van overtuigd, dat dit geen makkelijke weg is. Er zijn in het aardse leven zoveel hindernissen, dat veel mensen die weg nooit vinden, of hem weer kwijt raken. Naarmate de hermetische auteurs zich meer op het einddoel: de directe kennis en ervaring van God, concentreren, lijken zij ook negatiever over de aarde en de Kosmos als geheel te spreken. De waardering van de Kosmos is dan ook niet in alle hermetische geschriften dezelfde.
Men heeft die op grond daarvan wel ingedeeld in een optimistische en een pessimistische groep, en daaruit conclusies getrokken over hun verschillende herkomst. Maar zelfs in een geschrift als tractaat VI, waarin de Kosmos 'de totaliteit van het kwaad' en God 'de totaliteit van het Goede' wordt genoemd, wordt de Kosmos niet als geheel en al slecht gezien. Integendeel, hij is goed voor zover hij alles voortbrengt, in zijn productieve aspect dus.
Nergens in de Hermetica wordt de Kosmos als het product van een minderwaardige of ronduit slechte god beschouwd. Dat is een fundamenteel verschil met de Gnostiek in de strikte zin van het woord: alles komt uit God, er is geen slechte Demiurg. In het licht van Gods absolute Goedheid kan men de Kosmos soms niet-goed noemen, maar over het algemeen bezingen de hermetici de schoonheid en volmaaktheid van de Kosmos. De aardse levenssfeer wordt echter veel minder positief gewaardeerd, omdat daar negatieve krachten werken die de mens ervan weerhouden tot zijn uiteindelijke bestemming te komen.

d. Mensbeeld
De mens wordt het derde levende wezen genoemd, na God en de Kosmos. Hij overtreft alle andere levende wezens op aarde en is, in de woorden van de Asclepius (6), 'een groot wonder'.
- De mens is van nature niet volmaakt, maar kan dit wel worden [geestelijke ontwikkeling],
- wat samenhangt met de tweevoudige natuur die hem kenmerkt:
- naar zijn lichaam is hij stoffelijk en sterfelijk, en geneigd tot het kwade,
- naar zijn innerlijke wezen is hij geestelijk en onsterflijk, en in staat tot het goede.
Door zijn lichamelijkheid kan hij door hartstochten worden beheerst, die hem laten geloven dat de aardse geneugten de zin van het leven uitmaken. Maar in het stoffelijke lichaam bevindt zich ook de hele, de wezenlijke mens, die wordt gekenmerkt door geest (nous) en verstand (logos).
Deze wezenlijke mens kan door de begeerten die het lichaam opwekt in een staat van onbewustheid worden gebracht, een toestand van een diepe slaap of dronkenschap [de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging van de geest met de stof, het lichaam].

e. De weg van Hermes
Om tot zichzelf te komen, tot wie hij wezenlijk is, moet de mens weer wakker en nuchter worden. Daarbij heeft hij hulp nodig en dat is wat Hermes Trismegistus hem wil geven. Hij helpt de mens op weg door hem te onderrichten over zijn eigen [geestelijke] aard, de Kosmos en God. Hij begeleidt hem op de weg van de Gnosis [de geestelijke ontwikkelingsweg]; maar het uiteindelijke doel, de ervaring van de goddelijke werkelijkheid [door zelfverwerkelijking en hereniging], kan niet geleerd, maar slechts persoonlijk worden beleefd. Deze ervaring wordt beschreven als een bevrijding, een verlichting, een goddelijke gave. De gangbare opvatting is, dat het verstand de mens doet begrijpen en zijn geest hem het intuïtieve inzicht in de eenheid van het Zijn schenkt.
De ervaring van de verlichting als goddelijke gave brengt echter de auteur van tractaat IV tot de stelling, dat alle mensen wel verstand hebben, maar dat ze de geest geschonken moeten krijgen, en dat dit lang niet iedereen ten deel valt.
Ondanks alle onderlinge verschillen, gaat het in alle tractaten van het Corpus Hermeticum om 'de weg van Hermes' [de Levensweg, de weg van geestelijke omvorming]. Zij plaatsen de lezer in de positie van:
- de hermetische leerling,
- willen hem bewust maken van zijn hele wezen,
- hem onderrichten over de Kosmos
- en hem leiden tot een persoonlijke godservaring.
In die zin vormt het Corpus Hermeticum een eenheid.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^