'Zo boven, zo beneden'

en de uitstraling van de geest en die van de zon

Als de menselijke geest als bolvormige wolk van licht en warmte in zichzelf werkzaam wordt met zijn geestelijke vermogens, dan straalt die geest een lichtkrans om zich heen uit: de ziel of 'aura' (Latijn: 'uitstraling'). De ziel is zevenvoudig door de eigenschappen van de geest, de vermogens: het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan, en er vervolgens iets mee willen doen; deze werkzaamheid kan de geest naar buiten keren door de uitgekeerde instelling en naar binnen door de ingekeerde instelling; bovendien is er de geest zelf als zevende die de eenheid en samenhang van de zes vermogens bewaart.
In de ziel die bij het waarnemen (w) hoort, wordt kennis bewaard, in die van het denken (d) de gedachten ('geheugen' betekent oorspronkelijke: geheel van gedachten), in die van het voelen (v) de ervaringen met een gevoelslading en in die van het willen (w) de wilsbesluiten. Met de inhouden van zijn eigen ziel staat de geest voortdurend in verbinding, er is spraken van een wisselwerking tussen geest en ziel.

Eenzelfde uitstraling is er op de zon, zichtbaar tijdens een zonsverduistering: de corona (Latijn: 'kroon'); maar ook massa in de vorm van waterstofgas wordt voortdurend langs magnetische krachtlijnen door de zon uitgestoten, die vervolgens weer in de zon terugvalt.
De uitstraling van de mens werd in vroeger tijden, toen wij nog min of meer helderziende waren, ook gezien bij hen die geestelijk krachtig en werkzaam waren: koningen en priesters in de vorm van hun ziel (het gewone volk had die uitstraling veel minder). Dit is de oorzaak van het verschijnsel dat veel koningen 'Zoon van de Zon' werden genoemd, zoals de Egyptische farao's en de Inca-koningen, en een kroon ('corona') droegen als teken van hun waardigheid.




terug naar het overzicht










^