Elektromagnetisme in het licht van geestkunde
Verschenen in het blad Gamma, jrg. 20/nr. 2, juni 2013Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin
Door Freek van Leeuwen
Inhoud
Inleiding
2. De eigenschappen van de algeest en de menselijke geest
3. De eigenschappen van de algeest en elektromagnetisme
4. De eigenschappen van de menselijke geest en de voortplanting van licht
5. Samenvatting
6. Literatuur
1. Inleiding
In de afgelopen eeuwen hebben de natuurwetenschappen een vruchtbare ontwikkeling doorgemaakt, waardoor het inzicht in de eigenschappen van de natuur enorm is toegenomen. Aan het einde van de 19e eeuw was zelfs een punt bereikt dat men meende alles te hebben begrepen. Weliswaar was nog niet duidelijk hoe het kon dat een elektrische lading en een magneet op afstand een kracht konden uitoefenen op andere ladingen of ijzeren voorwerpen; maar Faraday had de voorstelling 'krachtveld' bedacht en Maxwell had de vier wetten voor het elektromagnetisme opgesteld, zodat men er in ieder geval mee kon rekenen. De formules werkten en daar nam men genoegen mee.
De natuurwetenschappelijke zelfgenoegzaamheid werd echter verstoord door twee nieuwe ontwikkelingen in het begin van de 20e eeuw. Einstein stelde de speciale en algemene relativiteitstheorie op en mede voortbouwend op zijn verklaring van het foto-elektrische effect ontwikkelde een groep geleerden de kwantummechanica. Bij de uitkomsten daarvan verbleekte het belang van de onwetendheid betreffende het wezen van een krachtveld. Het determinisme dat met de klassieke natuurkunde samenhing, bleek namelijk in de moderne natuurkunde die nu ontstond, onhoudbaar.
De verwarring begon al eerder met de uitkomsten van de tweespletenproef van Young, waarbij bleek dat deeltjes zich ook als golven kunnen gedragen, en nog wel afhankelijk van de proefopstelling die de onderzoeker kiest; het zich daardoor aandienende 'meetprobleem' is nog steeds niet opgelost. Schrödinger stelde een vergelijking op waarmee aan het 'golfdeeltje' kon worden gerekend, maar de uitkomsten waren zo 'spookachtig' dat hij zijn levenswerk later betreurde en het een gedrocht vond; Heisenberg was genoodzaakt zijn 'onzekerheidsrelatie' op te stellen en Einstein kon het allemaal niet geloven, en hield zijn vakgenoten voor dat volgens hem "God niet dobbelt"! Niels Bohr schreef: "Als de uitkomsten van de kwantummechanica je nog niet diep hebben geschokt, dan heb je het nog niet goed begrepen."
Einstein was op zijn manier een gelovig mens en bleef dat ook. 1) De uitkomsten van het kwantummechanische onderzoek dat op gang was gekomen, waren zodanig onthutsend (de golf-deeltjedualiteit, het meetprobleem, het tunneleffect, de kwantumverstrengeling, het nulpuntenergieveld) dat het sommige materialistisch ingestelde natuurwetenschappers deed twijfelen en hen op een andere manier aan het denken zette. Zij trachtten de verwarrende uitkomsten van de kwantummechanica te relativeren en te verbinden met een spiritueel of godsdienstig gedachtengoed, zoals o.a. Capra, 2) Fagg, 3) Charon, 4) Polkinghorne, 5) Campbell, 6) Bohm en Arnette.
Natuurwetenschappers uit het vakgebied van de biologie missen dit spirituele raakvlak. Zij menen zich door 'bio-logie' met de 'kennis van het leven' bezig te houden, maar vergissen zich door de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met de stof, waarin de menselijke geest in deze wereld verkeert. 7) Zij beseffen daardoor niet dat zij alleen de eigenschappen van 'levensvormen' bestuderen, waar het leven zelf - de geest - gebruik van maakt. Aangezien op dat gebied nog veel werk is te verzetten (hersenonderzoek), hebben zij nog niet de grens tussen de stoffelijke en geestelijke wereld bereikt (behalve bv. John Eccles 8)), zoals dat al wel het geval is op het gebied van de moderne natuurkunde.
Met de kwantummechanica staan de natuurwetenschappen wel voor die grens, waardoor mystieke, paranormale kenmerken er hun intrede hebben gedaan. Wie zich innig met het wezen van het natuurlijke licht (dat zich zowel als een golf en als een deeltje kan gedragen) bezighoudt, kan daardoor tot inkeer komen en ten slotte (maar nu geestelijk) 'het licht gaan zien'!
In dit artikel zal ik die grens tussen de stoffelijke en geestelijke wereld van de gééstelijke kant benaderen. Ik zal uiteenzetten dat met de vier wetten van Maxwell en de zichzelf voortbewegende lichtstraal, gééstelijke eigenschappen in de stóf tot uitdrukking komen. Dat dit het geval is, heeft een doel. Het bestaan van deze stoffelijke wereld heeft namelijk een geestelijk leerdoel: het mogelijk maken dat de menselijke geest in een toestand kan verkeren dat die schijnbaar aan zichzelf is overgeleverd, om zo in de gelegenheid te zijn over een vrije keuze te beschikken en door eigen arbeid zich bewust te worden van zichzelf. Natuurwetenschappers die door de verworvenheden van het elektromagnetisme en de kwantummechanica tot nadenken zijn gekomen en ook de geest als onderzoeksgebied hebben gekozen, hebben voor zichzelf de eerste stap gezet om dit leerdoel waar te maken.
terug naar de Inhoud
2. De eigenschappen van de algeest en de menselijke geest
Dit onderwerp heb ik al eerder besproken, 9)10)11) maar om de samenhang duidelijk te maken hoe in het elektromagnetisme en de kwantummechanica de eigenschappen van de algeest en de menselijke geest tot uiting komen, zal ik dit onderwerp kort behandelen met de uitkomsten van de moderne natuurkunde in gedachten.
De algeest
Mij werd de gelegenheid geboden de algeest met het geopende geestesoog waar te nemen, waarbij ik ongevormd aanwezig was als niet meer dan een 'punt van bewustzijn'. De algeest deed zich eerst aan mij voor als een geestestoestand van de diepste rust, die op aangename wijze tot uitdrukking kwam in een geestelijk donker en een geestelijke koelte. Deze geestestoestand bleek toe te behoren aan een alomtegenwoordige zelfstandigheid, die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van haar rust.
Op een gegeven ogenblik ontstond er vanuit die rust een beweging, die als het ware vanuit de rust werd opgewekt. Deze geestestoestand van beweging openbaarde zich op aangename wijze aan mij als een geestelijk licht en een geestelijke warmte. Deze geestestoestand bleek de eigenschap te zijn van een tweede alomtegenwoordige zelfstandigheid, die zich ook persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van zijn beweging.
Daarna verenigde de beweging en zijn lichtende warmte zich weer met de rust en haar donkere koelte door die te doordringen, terwijl de ander zich liet doordringen in een gezamenlijke wisselwerking; in de nieuwe evenwichtstoestand temperden zij elkaar en hielden elkaar in evenwicht. Door dit gebeuren vond een ompoling plaats van de aanvankelijke, rustende toestand. In de nieuwe, beweeglijke evenwichtstoestand was de beweging en zijn lichtende warmte a.h.w. de buitenkant geworden en de rust en haar donkere koelte de binnenkant. Daardoor deed de algeest zich nu aan mij voor als een alomtegenwoordige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, die zich uitstrekte in de eeuwige oneindigheid.
Het ontstaan van de menselijke geest
Tijdens de vereniging van beide zelfstandigheden nam ik waar, dat ik als menselijke geest door verdichting van hun licht uit hun midden voortkwam als een bolvormige wolk van geestelijk licht. Daarna kwam deze wolk tot leven doordat hij door geestelijke warmte uit de algeest werd doorstroomd. Ik was er getuige van dat ik als menselijke geest door verdichting van licht en warmte als een 'hoeveelheidje' (kwantum) uit de goddelijke algeest werd 'geboren' en door diens liefde tot leven kwam.
Dit alles geschiedde in een ongevormde oertoestand, er was alleen sprake van 'geestestoestanden'. Later maakte ik hetzelfde mee, maar nu in de gevormde toestand. De lichtende warmte was nu een gebied vóór mij, de donkere koelte een gebied achter mij. Ik als geest stond in mijn geestgedaante in het midden van die ruimte op de grens tussen beide. In de lichtende warmte verscheen schuin rechts vóór mij God als mijn geestelijke vader in zijn mannelijke geestgedaante en na mij te hebben omgedraaid bleek schuin links achter mij God als mijn geestelijke moeder in haar vrouwelijke geestgedaante te staan.
Later zag ik hoe beide geestgedaantes geheel in elkaar waren opgegaan op dezelfde wijze als ook de lichtende warmte de donkere koelte had doordrongen en in zich had opgenomen; daardoor verscheen God als mijn vadermoeder als één geestgedaante voor mij met een mannelijke buitenkant en vrouwelijke binnenkant.
Deze en meerdere vergelijkbare ervaringen met de algeest maakten een diepe en onuitwisbare indruk op mij en betekenen voor mij ervaring met de grondslag van het al. Vanuit deze godservaring bezie ik de betekenis van alles wat zich vanuit deze stoffelijke, vergankelijke wereld aan mij voordoet.
De geestelijke vermogens
Doordat de menselijke geest door verdichting uit de algeest is ontstaan, zijn de eigenschappen van de algeest in aangepaste vorm en in aanleg in de menselijke geest aanwezig: binnen de bolvormige wolk kunnen het geestelijke licht en de geestelijke warmte daardoor in twee toestanden voorkomen: in een doordringbare toestand waarin zij van buitenaf vormbaar zijn en in een doordringende toestand waarbij zij van binnenuit zelfvormend werkzaam zijn. Met deze eigenschappen hangen de vermogens samen:
door waar te nemen stelt de geest het licht vormbaar open voor inwerking van buitenaf, waardoor de buitenwereld zich als lichtbeelden, wat ervaringsbeelden zijn, in de geest kan afdrukken;
door te denken vormt de geest zelfscheppend in het licht van zichzelf lichtbeelden, wat denkbeelden zijn, die naar buiten toe onder woorden kunnen worden gebracht;
door te voelen stelt de geest de warmte in zichzelf, de gemoedsgesteldheid, vormbaar open voor de ervaringen van medemensen, waardoor die met hen kan meeleven;
door te willen vormt de geest de eigen warmtetoestand zodanig om dat er een krachtstoestand ontstaat, waardoor begripsmatig en gevoelsmatig gevormde besluiten in handelen kunnen worden omgevormd.
De geest neemt de dingen waar, vormt er een oordeel over door overdenking en doorvoeling, en neemt dan het wilsbesluit er iets mee te gaan doen. Door inkeer kan deze eigen werkzaamheid in zichzelf worden herkend, waardoor de geest rechtstreeks tot zelfbesef kan komen. De stelling van Descartes: "Cogito, ergo sum," (Ik denk na, dus ik besta), betekent het hoogtepunt van menselijke zelfbewustwording.
De vormbare vermogens, het waarnemen en voelen, zijn de vrouwelijke vermogens van de geest; de zelfvormende vermogens, het denken en willen, de mannelijke. Al deze vermogens zijn de eigenschappen van zowel de vrouwelijke als de mannelijke geest; in de vrouwelijke geest is hun volgorde: waarnemen, voelen, denken en willen, in de mannelijke: waarnemen, denken, voelen en willen.
terug naar de Inhoud
3. De eigenschappen van de algeest en elektromagnetisme 12)
Om de overeenstemming tussen de eigenschappen van de geestelijke grondslag van het al en het aardse elektromagnetisme te laten zien, is het nodig de belangrijkste kenmerken ervan te beschrijven. In de oudheid ontdekten de Grieken dat door barnsteen (Grieks: elektron) op te wrijven dit fossiele mineraal kleine voorwerpen aantrok, terwijl men in de landstreek Magnesia in Turkije het ijzermineraal magnetiet vond, dat ijzeren voorwerpen aantrok.
Vanaf de 17e eeuw deden onderzoekers proeven met beide natuurkundige verschijnselen. De aantrekkende kracht die van opgewreven barnsteen uitging, werd 'elektrische kracht' genoemd en de mogelijkheid deze kracht van het ene naar het andere voorwerp te laten stromen, 'elektriciteit'. Bovendien werd ontdekt dat er twee soorten elektriciteit zijn, een aantrekkende soort door barnsteen en een afstotende door glas op te wrijven. De elektriciteit op barnsteen werd een 'negatieve lading elektriciteit' genoemd en die op glas een 'positieve lading'. Het bleek dat twee tegengesteld geladen voorwerpen een aantrekkende kracht op elkaar uitoefenden en twee gelijk geladen voorwerpen elkaar afstootten; Coulomb stelde daarvoor een vergelijking op. Door Thompson werd het elektron als een geladen deeltje ontdekt en toen bleek dat elektrische stroom in feite een stroom van elektronen is, die in een geleidende draad van atoom naar atoom springen en zo worden voortbewogen.
Ondertussen had Gilbert ontdekt dat een staaf magnetiet een aantrekkend en afstotend uiteinde had, die hij de noord- en zuidpool noemde. Hij strooide ijzervijlsel op papier en hield de staaf eronder, en zag dat het vijlsel zich richtte naar wat we nu het 'magnetische veld' noemen; hij noemde dit verschijnsel echter de 'aura' (Latijn voor: 'uitstraling') en meende dat die van goddelijke afkomst moest zijn(!).
Oersted ontdekte dat een elektrische stroom een kracht uitoefende op een kompasnaald en dat ijzervijlsel op een vel papier rondom een stroomvoerende draad zich net als bij een magneet volgens het bekende lijnenpatroon vormde: hij ontdekte de samenhang tussen elektriciteit en magnetisme.
Faraday opperde het denkbeeld dat er sprake moest zijn van 'veldlijnen' of 'krachtlijnen' waar het ijzervijlsel zich naar voegde en het geheel van veldlijnen noemde hij een 'magnetisch veld': een 'veld' is een kracht die de gehele ruimte rondom een magneet doordringt (als een bolvormige wolk); de kracht in een veld wordt door een 'veldsterkte' gekenmerkt, die zwakker wordt met toenemende afstand; de richting waarin de kracht werkt, wordt voorgesteld door krachtlijnen die bij een magneet van de noordpool naar de zuidpool lopen.
Ook elektrische ladingen bleken zo'n krachtveld om zich heen te hebben; overeenkomstig een magneet oefent een elektrische lading een aantrekkende kracht uit op een tegengestelde lading en een afstotende op een gelijksoortige lading. Aangenomen wordt dat veldlijnen tot in het oneindige doorlopen en weer terugkomen.
Eigenschappen van elektrische en magnetische velden
1. Een elektrisch veld wordt veroorzaakt door rustende elektrische ladingen en is daardoor een elektrostatisch veld; een magnetisch veld wordt veroorzaakt door bewegende elektrische ladingen en is daardoor een elektrodynamisch veld.
2. Als in een elektrostatisch veld een geleider wordt gebracht, dan past het patroon van veldlijnen zich aan de geleider aan (zij gaan er loodrecht op staan), het veld is doordringbaar en vormbaar, en het doordringt de geleider niet; als een geleider in een magnetisch veld wordt gebracht, heeft dat nauwelijks invloed op de vorm van het veld; het veld blijft op zichzelf en het doordringt de geleider.
3. Bij een elektrostatisch veld beginnen de krachtlijnen op de (mono)pool met een positieve lading en eindigen op de andere (mono)pool met een negatieve lading; een magnetisch veld hangt altijd samen met één dipool: de noord- en zuidpool ervan zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en de krachtlijnen vormen lussen zonder begin of einde, die door de noordpool naar buiten komen en door de zuidpool naar binnen gaan.
4. De krachtlijnen van een elektrostatisch veld verbinden de éne en de ándere pool, (een kenmerk van het voelen: gerichtheid op de ander); de krachtlijnen van een magnetisch veld staan geheel op zichzelf, de krachtlijnen zijn gesloten (een kenmerk van het denken dat op zichzelf wil blijven).
5. Elektrostatische velden spelen een grote rol in biochemische reacties en daardoor in levensvormen; door elektrostatische krachten kunnen niet alleen bepaalde moleculen zich met elkaar verbinden, maar zijn door de zwakke binding ook weer los te maken (bv. elektrostatische krachten tussen de DNA-dubbelspiralen); zij zijn ook werkzaam bij cohesie en adhesie. Magneetvelden worden uitgebreid toegepast in de techniek en in gereedschappen, zoals elektromotoren, dynamo's, relais, kompassen, luidsprekers, transformatoren. Elektrostatische velden zijn zwak vergeleken met magnetische velden, die tot grote sterkte kunnen worden opgevoerd.
Gevolgtrekking
De eigenschappen van het vrouwelijke aanzicht van de algeest zijn de rust die zich uit in de doordringbare donkerte en koelte, waarmee de vormbare vermogens waarnemen en voelen samenhangen; de eigenschappen van het mannelijke aanzicht zijn de beweging die zich uit in de doordringende lichtende warmte, waarmee de zelfvormende vermogens denken en willen samenhangen. Aangepast aan de beperkende omstandigheden van deze stoffelijke, ongeestelijke wereld, komen de vrouwelijke eigenschappen van de algeest in die van het elektrostatische veld tot uitdrukking en de mannelijke in die van het magnetische veld. Zoals de algeest zich in de eeuwige oneindigheid uitstrekt, lopen ook de veldlijnen van deze velden door in het oneindige.
In de eigen wereld van de algeest is die volkomen zichzelf en doet zich aan de menselijke geest voor zoals boven beschreven; in andere werelden die de algeest in zichzelf heeft gevormd om daar de ontwikkeling van de geschapen geesten mogelijk te maken, zoals de stoffelijke wereld, heersen omstandigheden die met de ontwikkelingstoestand van die geesten overeenkomen. Daardoor zijn de eigenschappen van de algeest hier aangepast en is er niet sprake van gelijkvormigheid, maar van een zekere overeenstemming.
terug naar de Inhoud
4. De eigenschappen van de menselijke geest en de voortplanting van licht
Om de overeenstemming duidelijk te maken die er bestaat tussen het verloop van de werkzaamheid van de vermogens van de menselijke geest en de zelfstandige voortplanting van licht, is het nodig inzicht te krijgen in licht als elektromagnetisch verschijnsel.
De vergelijkingen van Maxwell
Oersted had gevonden dat elektrische ladingen die door een geleider stromen, in en om die geleider heen een magnetisch veld opwekken. Faraday veronderstelde dat wanneer omgekeerd een magneet in beweging wordt gebracht bij een geleider, daarin dan een elektrische stroom moest gaan lopen; proefondervindelijk bleek dat het geval te zijn en hij noemde het verschijnsel 'inductie' (opwekking). Ampère vond dat een magnetisch veld niet alleen kan worden opgewekt door een elektrische stroom, maar ook door een veranderend elektrisch veld. Er bleek een wisselwerking tussen elektrische en magnetische velden te bestaan, zij waren met elkaar verstrengeld.
Maxwell vatte alle elektromagnetische verschijnselen samen in vier wetten met vier vergelijkingen:
- de eerste wet beschrijft het elektrische veld en zijn bronnen, elektrische ladingen; elektrische veldlijnen beginnen en eindigen op ladingen;
- de tweede wet beschrijft het magnetische veld; magnetische veldlijnen zijn gesloten, ze hebben geen begin of einde;
- de derde wet beschrijft dat een elektrisch veld wordt opgewekt door een veranderend magnetisch veld en
- de vierde dat een magnetisch veld wordt opgewekt door een veranderend elektrisch veld (zoals de beweging en zijn lichtende warmte werd opgewekt door de rust en haar donkere koelte) of door een elektrische stroom.
Licht als elektromagnetisch verschijnsel
Maxwell ontdekte dat een veranderend elektrisch veld door inductie een veranderend magnetisch veld opwekt. Dat veranderende magnetische veld wekt op zijn beurt weer een veranderend elektrisch veld op, enzovoort. Het gevolg van deze wisselwerking tussen veranderende velden is een golf van elektrische en magnetische velden, die zich zelfstandig voortplant door tijd en ruimte: een elektromagnetische golf of straling.
Als er in een bron een impuls is geweest om een elektromagnetische golf te doen ontstaan (zender, lamp), dan blijven de opgewekte velden deze impuls zelfstandig voortzetten. Daarbij blijken de elektrische en magnetische velden in de golf loodrecht op elkaar te staan.
Nabij de bron ontstaan beide velden om de beurt door nog aanwezige wisselwerking met de bron (het nabije veld) zoals boven beschreven, een eindje van de bron vandaan wekken zij elkaar voortdurend en tegelijkertijd op, zoals in de afbeelding is te zien (het verre veld).
De geestelijke vermogens en hun werkzaamheid
Het enige wat de menselijke geest in zichzelf vermag, is het waarnemen van de dingen, het overdenken en doorvoelen ervan en er vervolgens iets mee willen doen; dit innerlijke gebeuren vindt voortdurend in de geest plaats. Doordat de geest een bolvormige wolk van licht en warmte is (dit is in de stoffelijke wereld niet te zien), kan deze werkzaamheid zowel naar binnen als ook naar buiten worden gericht. Daardoor wordt de geest niet alleen door de werkzaamheid van de vier vermogens gekenmerkt, maar ook door het vermogen zich zowel op de eigen binnenwereld alsook op de buitenwereld in te stellen: de ingekeerde en uitgekeerde instelling.
Daardoor vindt het verloop van geestelijke werkzaamheid plaats in de vorm van een kringloop: het waarnemen van een gebeurtenis wekt (induceert) het denken en voelen op en het redelijke en zedelijke oordeel dat daarmee wordt gevormd wekt een wilsbesluit op, waardoor de geest na de eerst waargenomen gebeurtenis door te handelen veranderingen aanbrengt in de omgeving, die weer moeten worden waargenomen om te beoordelen of ze zinvol zijn geweest en de gewenste uitwerking hebben gehad. Door deze kringloop worden de geestelijke vermogens gekenmerkt door een zichzelf voortstuwende werkzaamheid zoals ook licht als elektromagnetische golf dat is.
In de mannelijke geest worden de vormbare, vrouwelijke vermogens beurtelings afgewisseld door de zelfvormende, mannelijke vermogens (zie afbeelding).
In de vrouwelijke geest vormen de vrouwelijke vermogens een samenhang, afgewisseld door eenzelfde samenhang tussen de mannelijke vermogens, waardoor de vrouwelijke geestelijke werkzaamheid en de uiting ervan levendiger is.
In de volledig tot ontwikkeling gekomen geest vormen de vermogens en de beide instellingswijzen een evenwichtig met elkaar samenhangende, elkaar aanvullende en elkaar voortstuwende werkzaamheid.
Daarbij is de uitgekeerde instelling gericht op de wijde omgeving en op de plaats die in de gemeenschap wordt nagestreefd, zij blijft meer aan de oppervlakte: de mannelijke instelling in het horizontale vlak. De ingekeerde instelling is gericht op het innerlijk, op het persoonlijke bestaan en op een kleine kring van vertrouwde personen, zij gaat de diepte in en is gericht (in welke vorm dan ook) op een persoonlijke band met het goddelijke: de vrouwelijke instelling in het verticale vlak. De beide instellingswijzen staan daardoor loodrecht op elkaar.
terug naar de Inhoud
5 Samenvatting
De eerste twee wetten van Maxwell beschrijven het elektrische veld dat bestaat tussen twee elektrische ladingen en dat doordringbaar en vormbaar is, de tweede wet beschrijft het magnetische veld dat van een dipool uitgaat, dat gesloten is en andere voorwerpen doordringt. Zij beschrijven de wijze waarop vanuit de algeest de rust en haar doordringbare donkerte en koelte, en de beweging en zijn doordringende lichtende warmte in de stoffelijke wereld als elektrische en magnetische krachtvelden tot uiting komen.
De laatste twee wetten beschrijven hoe elektrische en magnetische krachtvelden elkaar opwekken, wat er de oorzaak van is dat beide velden elkaar blijven voortstuwen in de vorm van de zichzelf voortplantende elektromagnetische golf, bijvoorbeeld als licht. Zij beschrijven de wijze waarop de zichzelf voortstuwende werkzaamheid van de geestelijke vermogens in de eigenschappen van elektromagnetische golven in de stoffelijke wereld tot uitdrukking komen. Met het natuurlijke licht bestudeert de menselijke geest een primitieve uitingsvorm van zichzelf. 13)
Uitgaande van de eigenschappen van de goddelijke algeest, de grondslag van de schepping, is te beschrijven dat elektromagnetische verschijnselen in de stoffelijke wereld een uitdrukking zijn van de eigenschappen van de geest. Met geestkunde is niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke werkelijkheid te beschrijven, aangezien een bron zijn eigenschappen meedeelt aan alles, wat uit die bron is voortgekomen. Daardoor moet er een wetmatige overeenstemming zijn tussen de scheppende bron, God, en de scheppingen daaruit. (zie hiervoor ook 11)
6 Literatuur
1. Einstein, Albert, The world as I see it; Citadel Press
2. Capra, Fritjof, De tao van fysica; Servire
3. Fagg, F.W., Op de grens van geest en stof; Synthese (verkrijgbaar door € 10 over te maken op rek.nr. 413864952 t.n.v. Stichting Teilhard de Chardin)
4. Charon, Jean E., Ik leef al 15 miljard jaar; Lemniscaat
5. Polkinghorne, John, Quantum Theorie; Het Spectrum
6. Campbell, Thomas, My Big TOE; www.My-Big-TOE.com
7. Leeuwen, Freek van, Geestkunde; Boekenplan, Hoofdstuk 7
8. Eccles, Sir John, Evolution of the Brain, Creation of the Self, Taylor & Francis Ltd
9. Leeuwen, Freek van, Geestkunde; Boekenplan, Hoofdstuk 1
10. Leeuwen, Freek van, Neurofysiologie als onderbouwing van geesteswetenschappen; Gamma, jrg. 18, nr. 1 en 2
11. Leeuwen, Freek van, De wisselwerking tussen geest en hersenen; Gamma, jrg. 19, nr. 2 en 3
12. Giancoli, D.C., Natuurkunde Deel 2; Pearson
13. Steiner, Rudolf, De kleuren; Vrij Geestesleven
Drs. Freek van Leeuwen is werkzaam geweest als beherend apotheker in een openbare apotheek. Naast de farmacie heeft hij op wijsgerig-godsdienstig gebied onderzoek gedaan naar mystieke ervaringen van anderen om zijn eigen ervaringen daarmee juist te kunnen beoordelen.
terug naar de tijdschriftartikelen
^