Rex Brico - Teilhard de Chardin en De zin van de kosmos
Verschenen in DELTA +, juli en augustus 2020, tijdschrift van Stichting Teilhard de ChardinDit artikel verscheen eerder in Elsevier op 2 april 1983
In GAMMA jrg. 19, dec. 2012 p. 06-15, drukten wij eerder een recensie af van zijn boek De Odyssee van een Journalist - Een levensverhaal over pers, religie en homoseksualiteit, Uitg. Ten Have, sept. 2012, alsmede zijn artikel 'Ondergang of nieuw begin'? - De transformatie van оns bewustzijn.
Vanaf onze website is dit te downloaden.
Naarmate de grenzen van het wetenschappelijk onderzoek in onze tijd zichtbaarder worden, groeit de behoefte om de samenhang te verhelderen tussen mens en kosmos. Niemand voorzag meer in die behoefte dan Pierre Teilhard de Chardin, over wie vorige week in Nederland een internationaal compendium verscheen, dat zijn actualiteit voor de jaren '80 aantoont. Aan de hand van dit boek en gesprekken met prof. dr. Max Wildiers schetst Elsevier de grote Franse geleerde tegen de achtergrond van onze christelijke cultuurcrisis.
De ontwikkeling van de wetenschap
De kosmos - het geordende heelal waarvan onze wereld deel uitmaakt - komt steeds meer binnen onze aandacht. Dat is niet alleen merkbaar aan het dagelijkse wereldnieuws, zoals dat tot ons komt door krant, radio en televisie, maar ook aan de literaire fictie, schilder- en filmkunst van onze tijd. De ene dag betreft het nieuws een gaswolk in de grootte van zeven melkwegstelsels die door een groep radio-astronomen van de Amerikaanse Cornwell Universiteit is ontdekt. De andere dag gaat het om een gecoördineerde bestudering van de komeet Halley, die in 1986 onze aarde zal naderen. Weer een andere keer staat de Nederlandse fabricatie van pionen en muonen in het nieuws - elementaire deeltjes, die van groot belang zijn voor het onderzoek naar de diepste fundamenten van de materie en het ontstaan van het heelal. Elke dag is er wel nieuws over de menselijke speurtochten van astronomie, ruimtevaart, microbiologie en kernfysica.
Dat die speurtochten niet slechts hobby's zijn van wetenschappers, maar tot de fantasie van de grote massa spreken, blijkt bovendien uit de toegenomen belangstelling voor science fiction. Successen als Close Encounters of the Third Kind, 2001, Alien, Star Wars, ET, het zijn evenzovele bewijzen voor het feit, dat het raadsel van de kosmos ons persoonlijke levensraadsel geworden is, dat we ons menselijke leven niet meer los kunnen denken van dat wonderlijke organisme om ons heen, van die miljoenen sterren, planeten. stenen, planten en dieren.
Het ontmenselijkte wereldbeeld
Wat ons, mensen, die kosmos dan wel aangaat? Dit is een vraag die door de eeuwen heen niet altijd op gelijke wijze beantwoord is. Zowel de klassieke Grieken als de middeleeuwers voelden zich zeer sterk met de kosmos verbonden, zij meenden dat met de zin van de kosmos ook de zin van hun levens gegeven was. Maar vanaf de 17de eeuw wordt dat heel anders. Met denkers als Descartes wordt de mens het centrale object van filosofische en theologische beschouwingen en verschuift de kosmos naar de achtergrond. Voor de zingeving aan het menselijk bestaan wordt enige tijd houvast gezocht in de geschiedenis, maar deze poging lijdt schipbreuk. En zo wordt de mens geheel teruggeworpen op zichzelf, een proces waaruit het existentialisme geboren wordt.
In dit existentialisme is elke hoop op een zinvolle integratie van de mens in een natuurlijke of historische orde opgegeven en wordt de mens, om een woord van Bertrand RusselI te gebruiken, veroordeeld tot "kosmische eenzaamheid". Maar ook die eenzaamheid laat weinig plaats voor menselijke zingeving: Jean-Paul Sartre is een existentiële pessimist en Albert Camus zegt ronduit dat het hoofd geen antwoord weet op de vragen die het hart stelt. We moeten de absurditeit van het bestaan eenvoudig recht in de ogen zien, haar niet verbloemen of ervan wegvluchten, maar pogen ermee te leven en desondanks gelukkig te zijn.
De evolutietheorie
Intussen komt uit geheel andere hoek - namelijk de natuurwetenschappelijke - een nieuwe stroming op gang, die zich eerst manifesteert in de evolutieleer van Lamarck, Darwin, Mendel, (Thomas) Huxley e.a. en later in een explosie van natuurwetenschappeljk onderzoek en toepassing ervan in technische vooruitgang. De kosmos keert terug in het vizier, maar wel op heel andere wijze dan in de tijd van Grieken of Middeleeuwen.
Zag men in die tijden de kosmos als een statische ordening, door God geschapen zoals hij thans is en bestuurd volgens onveranderlijke wetten, de evoltieleer laat zien dat het universum met zijn sterren, planeten, stenen, planten, dieren en mensen evenzeer in wording en aan groei onderhevig is als de mens zelf. Ook de kosmos blijkt een levend organisme te zijn, dat klein, primitief, bijna levenloos is begonnen en, voortgedreven door een innerlijke dynamische kracht, in fasen van miljoenen jaren is uitgegroeid tot de sterren, planeten, stenen, planten, dieren en mensen die het omvat.
Het neopositivisme
De nieuwe stroming heeft immense invloed op het Westerse wereldbeeld. Allerlei aspecten van de schepping, die tot dusver tot de terreinen van mystiek en magie behoord hebben, worden doorzichtig. De mens voelt de dynamiek van de evolutie in zich en acht zich tot alles in staat, ook om zelf richting aan die evolutie te geven. En dank zij de wetenschappelijke explosie en de techniek meent hij daar ook de middelen toe te hebben.
Het wetenschappelijke denken luidt een nieuwe episode in het menselijke bestaan in, de mens heeft eindelijk de ketenen afgeschud die hem bonden aan het neolithische tijdperk. En dat nieuwe mens-zijn dankt hij aan zijn rationele, kritische instelling, die afrekent met alles wat hij vroeger goedgeloofs heeft aangenomen. De filosofie van het neopositivisme ontstaat, dat alles afwijst wat niet experimenteel verifieerbaar is. De waarheid, die vroeger gezocht werd in de kerk, komt nu van het laboratorium. Laboratorium locutum, causa finita est: het laboratorium heeft gesproken, de zaak is gesloten.
Ex kathedra!
Toch ademt de nieuwe leefwereld niet alleen optimisme, maar ook angst en onzekerheid, ja, zelfs zwart pessimisme. Want waarheen voert de ingeslagen weg? Heeft de scepsis van het wetenschappelijk evolutionisme het niet onmogelijk gemaakt de mens nog te situeren in het geheel van de kosmische werkelijkheid?
Als de mens niet door God in de wereld geplaatst is, maar gegroeid is vanuit de kosmos zelf, hoe valt het dan te verklaren dat die mens gekenmerkt wordt door zelfbewustzijn en vrijheid, terwijl de kosmos van die typische menselijke eigenschappen verstoken lijkt?
Jacques Monod: kosmos en mens als toeval
De Franse geleerde en Nobelprijswinnaar Jacques Monod heeft er wel een antwoord op. In zijn boek Le hasard et la necessité noemt hij die menselijke eigenschappen 'ongelukken' van het kosmische evolutieproces, dat hij vergelijkt met een roulettespel: slechts door een uiterst zeldzame samenloop van omstandigheden kwamen de scheikundige processen tot stand, die aan de opbouw van de organische materie vooraf dienden te gaan. Maar ook in de verdere ontwikkeling van het menselijke leven, die hoofdzakelijk door een onafwendbare wetmatigheid werd beheerst, deden zich enkele volstrekt toevallige afwijkingen voor.
De mens is volgens Monod als zodanig het resultaat van een samenspel tussen toeval en noodzaak, zodat hij als een zeldzame uitzondering, ja, zelfs als een anomalie in het geheel van de kosmos beschouwd dient te worden, die er waarschijnlijk beter niet had kunnen zijn. In zijn sombere boek waarschuwt Monod zijn lezers er evenwel voor hun kosmische angsten niet te laten bedaren door vrome utopieën.
Wetenschap ontkracht theologie
Ligt een dergelijke klinische wetenschappelijke stroming min of meer in de lijn van het kille neopositivisme en het uitzichtloze existentialisme van Sartre en Camus, ze staat zonder de minste twijfel haaks op de christelijke theologie, zoals die ons voornamelijk uit de Middeleeuwen is overgeleverd. Die theologie weet er geen raad mee, want fundamenteel dateert ze uit een tijd, dat theologen de kosmos nog zagen als een statische ordening, waarin disharmonie slechts ontstaan was door de zondeval in het paradijs.
Thomas van Aquino stelde zich de vraag: Wat betekent Christus voor een wereld, die in volmaakte orde geschapen en door de erfzonde verstoord was? Zijn antwoord daarop, neergelegd in zijn Summa, luidde: door Christus werd de oorspronkelijke wereldorde hersteld. En dit antwoord werd het uitgangspunt voor theologen en bleef dat min of meer tot in onze dagen. Maar of dit antwoord in onze tijd nog relevant genoemd mag worden, valt sterk te betwijfelen.
De Belgische geleerde prof. dr. Max Wildiers, tot 1975 hoogleraar in de relatie tussen theologie en natuurwetenschappen aan de universiteiten van Leuven, San Francisco en Alberta in Edmonton, meent van niet. "De vraag die wij ons vandaag stellen, is niet meer de vraag die St. Thomas zich stelde," zegt Wildiers. "De vraag die christenen van vandaag zich stellen, luidt: Wat heeft Christus te betekenen voor een wereld in evolutie, voor een wereld zoals deze te voorschijn komt uit het werk van Darwin, Marx en Einstein? En een nieuwe vraagstelling moet noodzakelijkerwijs een nieuw antwoord te voorschijn roepen.
Elke theorie wordt door de vraagstelling bepaald: dit geldt zowel voor de theologie als voor de natuurwetenschappen. De traditionele theologie ging uit van een verouderde vraagstelling, die voor ons waardeloos is geworden."
Kloof tussen wetenschap en geloof
De belangrijkste onderliggende oorzaak van de huidige crisis in onze Westerse cultuur is volgens prof. Wildiers dan ook het feit, dat de christelijke godsdienst geen antwoord heeft weten te geven op het volstrekt nieuwe wereldbeeld, dat het natuurwetenschappelijk en evolutionair denken in de loop van deze eeuw gecreëerd hebben. Doordat de godsdienst aan dit nieuwe wereldbeeld geen zin heeft kunnen verlenen, is ze irrelevant geworden en min of meer uitgeschakeld als inspiratiebron van onze cultuur. Ze heeft de eenheid binnen die cultuur verstoord.
"Doordat alle gebeurtenissen in de bijbel zijn opgetekend vanuit het perspectief van een statische en gesloten wereld, was het onvermijdelijk dat de Openbaring werd uitgedrukt in de begrippen van een statisch wereldbeeld," aldus prof. Wildiers. "Met behulp van diezelfde begrippen heeft de theologie zich ontwikkeld. Maar toen het heersende wereldbeeld dynamisch werd, paste de theologie zich niet aan."
De gespleten situatie, waarin de christen zich dientengevolge bevindt, zal dan ook niet verbeteren totdat de theoloog, en in het algemeen de christen, weer in staat zal zijn om religie en natuurwetenschappen in één enkel wereldbeeld te verenigen. "Pas dan zal de huidige atrofie van religieus gevoel ophouden," aldus de professor.
In dezelfde zin schrijft ook de Westduitse filosoof-theoloog prof. dr. Karl Schmitz-Moormann. "Veel christelijke kinderen vandaag leren twee verhalen over de kosmos: één uit de bijbel en één in de natuurkundeles," aldus de hoogleraar. "Ondanks alle mogelijke pogingen om deze verhalen met elkaar in overeenstemming te brengen, zijn ze niet verenigbaar. Theorieën, die proberen aan te tonen dat Genesis in de beschreven zes dagen de verschillende fasen van de evolutie volgt, slaan de spijker mis: ze zijn gewoon niet waar.
Er bestaat een groeiende kloof tussen twee visies op de menselijke werkelijkheid: de wereld, zoals het christelijke geloof haar voorstelt en die steeds ontoegankelijker wordt voor de menselijke ervaring, en de wereld van de wetenschap, die voor de meeste mensen een gesloten boek lijkt en waarbinnen nauwelijks plaats is voor de God van de Bijbel."
Teilhard de Chardin
Is er dan niemand (geweest) die althans gepoogd heeft de moderne wereld van de natuurwetenschappen en die van het christelijk geloof met elkaar te verzoenen? Bestaat er geen visie, die zowel de God van de bijbel als de verworvenheden van modern wetenschappelijk onderzoek recht doet, die een samenhang in de kosmos aantoont waarin menselijk leven meer is dan een bedrijfsongeval? Die denker is er inderdaad geweest en zijn visie omvatte precies dát. Zijn naam is Pierre Teilhard de Chardin, een Franse pater jezuïet, die leefde van 1881 tot 1955.
Behalve geoloog van faam - hij was vooral paleontoloog, dit is onderzoeker van fossielleven - stond hij ook te boek als theoloog en filosoof, allemaal disciplines die in zijn zeer uitgebreide oeuvre tot gelding, vernieuwing en integratie kwamen. Voor een groot deel van zijn leven werkte hij in China, waarheen hij verbannen werd op instigatie van zijn orde, die zijn opvattingen weinig orthodox en dus onwenselijk achtte. Zijn laatste jaren bracht hij door in New York, waar hij ook stierf, in grote desolaatheid.
Complexiteit en bewustzijn
Hoe zag Teilhard de kosmos vanuit zijn wetenschappelijke kennis en zijn geloof als christen? In tegenstelling tot wetenschappers als Darwin, Monod en anderen, die bij hun visie op de evolutie van de materie uitgingen, nam Teilhard het geestelijk gehalte van de mens tot uitgangspunt, dat hij als het hoogst bereikte niveau van de kosmische evolutie beschouwde. Hoe was de kosmos tot een zo hoogwaardig 'produkt' gekomen, zo luidde zijn vraag. Loopt er wellicht een lijn van wetmatigheid door de evolutie heen, die tenslotte bij de mens uitkomt? Ja, meende Teilhard, naarmate de uiterlijke complexiteit van een organisme toeneemt, groeit zijn innerlijke bewustzijn in evenredige mate.
Complexiteit en bewustzijn schrijden dus hand in hand voort door de kosmische geschiedenis. Vanaf de stofdeeltjes en het waterstofatoom tot aan de hersenen van de mens, blijkt het ontstaan van steeds ingewikkelder structuren en vanaf het ontstaan van de eerste levensvormen gaan deze structuren gepaard met een steeds rijker wordend psychisme (verinnerlijking) om ten slotte in de mens het zelfbewustzijn en de scheppende vrijheid te bereiken. De evolutie is dus wel degelijk gegaan in de richting van de mens als vaste oriëntatie, zij het niet linea recta, maar zoekend en tastend.
Divergentie en convergentie
De evolutieleer heeft zich volgens Teilhard, evenwel niet geleidelijk voltrokken, maar sprongsgewijs, waarbij de sprongen telkens nieuwe fasen inluiden. Net als bij water, dat bij een temperatuur van 100 graden in stoom overgaat, stijgt de druk dan tot onhoudbare hoogte totdat de nieuwe fase doorbreekt en de evolutie in een nieuwe richting verder gaat. Die nieuwe richting wordt erdoor gekenmerkt, dat zij zich ook voltrekt dank zij een nieuwe strategie. Men vergeljke dit bijvoorbeeld met een drietrapsraket, die over het geheel een vaste oriëntatie heeft, maar in onderdelen op verschillende wijzen wordt voortbewogen.
Zo drukt in de fase van vóórmenseljk leven (de zgn. biosfeer) de eerder genoemde complexiteit zich uit in een groot aantal verschillende diersoorten, in divergentie dus, terwijl ze zich na het ontstaan van menselijk leven (de zgn. noösfeer) manifesteert binnen het ene menselijke ras in de vorm van steeds complexer psycho-sociale relaties, neigend naar steeds grotere eenheid van de mensheid. Anders gezegd: in convergentie.
Het psychisme
De tegenpool van deze groeiende complexiteit naar binnen toe, het groeiende psychisme, laat parallel daaraaan een soort involutie zien doordat het bewustzijn zichzelf overtreft in zelfbewustzijn. Ofschoon de oorsprong van het bewustzijn voor de wetenschap nog een geheim is, maakte Teilhard, met behulp van de hypothese dat psychisme al op een of andere verborgen wijze in de stof aanwezig is, het dus mogelijk het hele evolutieproces te zien als één stroom van gebeurtenissen, waarin steeds twee facetten in groeiende mate aanwezig zijn: complexiteit aan de buitenkant en psychisme (verinnerlijking, bewustzijn) aan de binnenkant. Maar doordat dit proces thans in de schoot van de mensheid zelf plaatsvindt, maakt het bewust meewerken met dit proces er zelf deel van uit.
De 'radiale' energie, die volgens Teilhard het evolutieproces van binnenuit voortstuwt, heet in zijn optiek dan ook 'liefde', in onze noösfeer uitmondend in moraal. Want alleen de liefde kan de verschillende rassen, volken en andere sociale groepen socialiseren, verenigen en daarmee de laatste fase van de evolutie voorbereiden.
Het punt-Omega
Dat de evolutie na ons verder gaat, stond voor Teilhard vast. Ook in de toekomst zal de wetmatigheid van groeiende complexiteit gepaard aan groeiend psychisme zich voortzetten. Binnen onze noösfeer zal de psychische druk tenslotte zo hoog oplopen, dat de mensheid als het ware boven zichzelf uitstijgt, uitmondend in wat hij noemde het punt-Omega. Dit punt-Omega is een superbewustzijn, waarin alle menselijke bewustzijnen hun grootst mogelijke eenheid bereiken, waarin de convergentie haar voltooiing vindt.
Dit superbewustzijn drukt zich uit in een onderscheiden superpersoon, maar zonder dat de personen, die in deze persoon verenigd worden hun individualiteit verliezen. Integendeel, hoe meer de mens het punt-Omega nadert, deste meer ontplooit hij zichzelf. De eindfase is, paradoxaal genoeg, dan ook een zichzelf geheel terugvinden door zichzelf geheel te verliezen. Een gedachte die overigens ook het evangelie niet vreemd is.
Vanuit zijn christelijk geloof heeft Teilhard het punt-Omega dan ook concreet ingevuld. Hij noemde het de eschatologische Christus, in wie God, die als punt-Alfa de wereld schiep, de schepping tot volheid brengt. Dit is mogelijk, zegt Teilhard, doordat Christus heel concreet de menselijke geschiedenis is binnengetreden en sindsdien in en door ons de schepping 'christifieert'.
Met name deze laatste invulling maakte van Teilhards theorieën een geloofsvisie, ofschoon hij zelf in het voorwoord van zijn boek 'Het verschijnsel mens' spreekt van een "natuurwetenschappelijke verhandeling". In die strikte zin was het dat niet, wel echter maakte hij voor zijn geloofsvisie gebruik van natuurwetenschappelijke gegevens, die hij daartoe niet vervormde, maar vanuit een bepaalde hoek belichtte, namelijk vanuit het gezichtspunt van de mens als tot dusver hoogst bereikte niveau van de schepping.
Volgens Teilhard was de evolutieleer niet ver genoeg gegaan doordat zij wel had aangetoond hoe de mens biologisch met het dierenrijk verbonden is, maar niet voldoende het specifiek eigene van de mens, het zelfbewustzijn, in haar onderzoekingen betrokken had. Als wetenschappelijk onderzoeker van de menselijke prehistorie (zijn naam zal voor altijd verbonden blijven met de historische vondst van de pekingmens) pionierde Teilhard dan ook vooral in de paleoneurologie, het onderzoek naar prehistorische hersenen en zenuwstelsels, nadat Darwin en de zijnen niet veel verder gekomen waren dan het onderzoek van prehistorische skeletten.
De stoffelijke en geestelijke evolutie
Dat Teilhard op deze wijze geprobeerd heeft de mens geestelijk in de kosmische evolutie te situeren, is hem, zoals gezegd door de Kerk niet in dank afgenomen. De encycliek Humani generis van Pius XII was voor een niet onaanzienlijk deel tegen hem gericht (alsmede tegen de theoloog Henri de Lubac, vriend en verdediger van Teilhard, die onlangs op 87-jarige leeftijd tot kardinaal werd gecreëerd).
De consequenties van Teilhards visie waren dan ook niet weinig ingrijpend. Gezien vanuit Teilhards visie wordt Christus een inspiratiebron voor actie in de wereld op elk terrein. Door te arbeiden aan de vooruitgang en voltooiing van de mensheid wordt in zijn optiek immers een bijdrage geleverd aan de voltooiing van deze wereld in Christus. Alle menselijke activiteit, leidend tot grotere innerlijke eenheid van de mensheid, krijgt dan een intrinsieke religieuze waarde. Het welslagen van de kosmische evolutie is dan van menselijke medewerking afhankelijk geworden, zonder die bijdrage is zij tot mislukken gedoemd.
Teilhard meende dat convergentie of eenheid van de mensheid alleen vanbinnenuit tot stand kan komen, als een spirituele ontwikkeling, in vrijheid gekozen en niet onder dwang vanbuitenaf. Unificatie was voor hem weliswaar de Wet van ons menselijke leven, doch alleen unificatie door unanimiteit was zijns inziens biologisch geldig. We moeten er vanbinnenuit kosmisch naar toe groeien. Die groei valt niet samen met Christus' wederkomst, maar hij staat er ook niet los van. In de ogen van Teilhard is die wederkomst slechts dan zinvol, als zij aansluiting vindt in een mensdom, dat door zijn innerlijke eenheid en vergeestelijking op deze transformerende gebeurtenis is voorbereid. Een gedachte die sterk doet denken aan de apostel Paulus, waar deze zegt: "En wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zichzelf onderwerpen aan Degene, die het al aan Hem onderwierp, opdat God zij alles in allen" (1 Kor. 15:28).
The desire to be human
Wat is - tegen de geschetste achtergrond van wetenschappelijk sceptisme en opdringend cultuurpessimisme - de invloed van Pierre Teilhard de Chardin geweest en wat betekent hij voor onze dagen? Is hij natuurwetenschappelijk of theologisch achterhaald of moet men zijn invloed beschouwen als de bijbelse graankorrel, die eerst moet sterven om pas na geruime tijd vrucht voort te brengen? Hoe actueel is Teilhard voor de jaren '80 en, zo men wil, de jaren '90?
Het antwoord op deze vragen is in zoverre actueel, dat vorige week in Nederland een Teilhard-compendium verscheen, waarin niet minder dan 36 geleerden en publicisten uit alle delen van de wereld hun licht over hem laten schijnen en met elkaar tot de conclusie komen dat hij voor hen (nog steeds) een gids is in de verschillende disciplines die zij beheren. Het boek, getiteld The desire to be human, bevat weliswaar uitsluitend Engelse en Franse teksten, Teilhardkenners van zowel natuurwetenschappelijke als theologischen en psychologischen huize vinden er een schat van informatie in betreffende de huidige stand van zaken in relatie tot de grote geleerde.
Zo constateert bijvoorbeeld prof. dr. Hendryk Skolimowski, hoogleraar aan de Universiteit van Michigan, dat als gevolg van haar eigen ontdekkingen, de natuurwetenschap, en wel met name de subatomaire fysica, de werkelijkheid in toenemende mate ervaart als ongrijpbaar. Waarom? Omdat het inzicht in 'materie' kleiner lijkt te worden naarmate de fysici haar dieper onderzoeken. "Deze groeiende ongrijpbaarheid," zegt Skolimowski, "kan niet anders dan ons begrip van 'waarheid' aantasten. Als de werkelijkheid ons steeds weer door de wetenschappelijke vingers glipt, dan is onze waarheid op zijn best verkennend, voorlopig, experimenteel. Ons wetenschappelijke wereldbeeld valt dan ook niet samen met de waarheid, doch vormt er slechts één enkel beschrijvend aspect van.
Willen we ons echter binnen de kosmos een toekomst verschaffen, dan hebben we daar niet genoeg aan en zullen we de oude tegenstelling tussen enerzijds natuurwetenschap en anderzijds menselijke ervaring, religie, mystiek op moeten heffen en al deze benaderingswijzen als legitieme aspecten moeten zien van één en dezelfde poging om de werkelijkheid te doorgronden. Welnu", aldus Skolimowski, "niemand heeft enkel- voudig zoveel daartoe bijgedragen als Teilhard. In dat opzicht was hij zijn tijd ver vooruit. Want het is vandaag dat meer dan ooit tevoren de grenzen van de wetenschap zichtbaar worden."
Skolimowski wijst er ook op, dat bekende eigentijdse wetenschappers als Prigogine (die verklaard heeft dichter bij Teilhard dan bij Monod te staan) en Dabrowski impliciet voortbouwen op Teilhard. Zo heeft Prigogine aangetoond dat als organismen de groeiende evolutionaire druk niet meer aankunnen, ze, in plaats van te bezwijken en te desintegreren, zichzelf veelal reorganiseren in nieuwe entiteiten van hogere orde. Het systeem bevordert zichzelf als het ware tot een hoger niveau en ontvlucht de druk eerder door méér dan door minder uit zichzelf te maken. Vanuit de psychologie onderstreept Dabrowski deze tendens.
De overgang van de ene menselijke fase naar de andere is volgens hem onverholen traumatisch: we ondergaan een positieve desintegratie van onze persoonlijkheid, waaruit een opnieuw geïntegreerde, nieuwe entiteit ontstaat. Het groeipatroon is, zoals ook Teilhard beweerde, uitgesproken dialectisch.
Volgens een andere auteur van het Teilhardcompendium, de Amerikaanse analist Arthur Fabel, toont recent laboratoriumonderzoek naar fossiele moleculen in bepaalde houtsoorten aan dat er een ononderbroken lijn loopt van chemische naar organische evolutie, die zichzelf organiseert en doortrekt en duidelijk niet afhankelijk is van toeval. De Britse bioloog Conrad Waddington concludeert in deze context dat er overtuigend bewijs bestaat van een evolu- tionaire orde, waarin de hogere wezens zijn voortgekomen uit de lagere volgens een vaste oriëntatie. De mens is daarvan het 'eindprodukt' en hij is als zodanig geroepen al zijn mogelijkheden te gebruiken om die lijn in de toekomst voort te zetten.
Vanuit een heel andere hoek is het de eerder genoemde Karl Schmitz-Moormann, die in het compendium consta- teert dat steeds meer groepen, waaronder vooral jongeren, geen genoegen meer nemen met een louter klinisch wereld- beeld. Door hun toevlucht te zoeken in het religieus-exotische en het wetenschappelijk-fantastische, bevestigen deze mensen vaak, aldus Schmitz-Moormann, Teilhards op- vatting dat de mens op weg is naar het 'transnaturale' en het 'transwetenschappelijke'. Het gebeurt immers maar al te vaak dat science fiction, hoe fantastisch ook, de voorloper is van een werkelijkheid die de droom verwezenlijkt. Weer een andere auteur, Marilyn Ferguson, ziet in het aanbreken van een geheel nieuw tijdperk, waar zij een bestseller over schreef onder de titel 'De aquarische samenzwering', de verwezenlijking van Teilhards profetische visie over de richting, die onze mensheid zal inslaan.
In hoeverre de auteurs van The desire to be human de doorsneeopvattingen van wetenschappers in de jaren '80 vertegenwoordigen staat uiteraard ter discussie. Maar zeker is in elk geval dat de wetenschap haar belangstelling voor Teilhard niet heeft verminderd. Dat blijkt uit deze bundel, zowel als uit de nog steeds groeiende stroom van wetenschappelijke publikaties die over hem verschijnen. Zo registreerden bibliografen in de jaren 1970, 1980 en 1982 respectievelijk 2228, 3691 en 9000 verschillende werken. De conclusie die hieruit mag worden getrokken is dat, terwijl in Nederland de belangstelling voor Teilhard de laatste tien jaar is ingezakt, ze in landen als de VS, Engeland, Frankrijk en Italië alleen nog maar toeneemt.
Max Wildiers
Vanwaar deze grote belangstelling, een kwart eeuw na Teilhards dood en een halve eeuw na het schrijven van zijn belangrijkste werken? "Omdat Teilhard niet alleen niet verouderd is, maar omdat men hem nu pas echt begint te ontdekken," zegt de eerder geciteerde hoogleraar prof. dr. Max Wildiers OFM Cap. Voor die, deels hernieuwde, belangstelling geeft Wildiers verschillende redenen aan. Ten eerste constateert hij dat, hoewel sinds Teilhard de paleonto- logie met sprongen is vooruitgegaan, deze de visie van Teilhard niet heeft aangetast. "Natuurlijk moeten we hierbij essentie onderscheiden van bijkomstigheden," zegt Wil- diers." Maar voor de evolutieleer bestaat geen alternatief, geen bioloog kan er omheen. En wat Darwin biologisch begonnen is, heeft Teilhard geestelijk voortgezet.
Teilhard wilde een nieuwe wetenschap vestigen, die zowel de fysica als de metafysica (leer van het zijn) omvatte en die de samenhang in de kosmos zou verhelderen. Nu de ecobiologie (leer van het leven in de ruimte) meer en meer in de belangstelling komt, pakt de wetenschap die draad ook steeds vaker op. Meer en meer wetenschappers zien zich dan ook gedwongen om filosofie te bedrijven, iets dat vroeger geheel uit den boze was. En die filosofie zie ik duidelijk in de richting van Teilhards visie gaan, ofschoon men zich daar niet altijd van bewust is. Dat bijvoorbeeld stof en geest wezenlijk één zijn, zoals Teilhard beweerde, is nu gemeengoed. Natuurlijk, men mag Teilhard een te grote optimist vinden, maar velen moeten ook van Monods pessimisme niets hebben."
Wildiers wijst er overigens op dat Teilhards optimisme ook in deze tijd niet zo irreëel is als het wel lijkt. "Teilhard liet zien dat het leven in de geschiedenis van de wereld altijd weer rampen overleefd heeft en die zijn er in groten getale geweest," zegt hij. "In de mens zit kennelijk een reflex ingebouwd tegen dreigend gevaar. En zien we dat ook vandaag niet in de vredesbeweging, de milieubeweging en andere bewegingen, die rampen willen voorkomen?"
Anderzijds heeft Teilhard erop gewezen dat voortzetting van de evolutie onze medewerking behoeft en dat wij, mensen, ook in staat zijn die evolutie te doen mislukken. Rond 1939, toen hij dat schreef, was de mensheid echter nog niet in staat zichzelf nucleair op te blazen, zoals dat vandaag het geval is. En wat te denken van Teilhards opvatting, neergeschreven omstreeks diezelfde tijd, dat de mensheid op weg is te involueren, anders gezegd: kleiner te worden door toenemende communicatie in het psychosociale vlak? In 1939 waren er nog geen VN, geen Unesco, geen EG, geen tv die de Sahel in onze huiskamer brengt en geen satellieten.
Het statische en dynamische wereldbeeld
De wetenschappers, die Teilhard nog nauwelijks ontdekt hebben, zijn volgens prof. Wildiers de theologen. En daar draagt de kerk dan ook duidelijk de sporen van. Want niet kan worden ontkend dat daar waar de natuurwetenschappen de meeste invloed gehad hebben, de kerk het meeste aan kracht heeft ingeboet. Toch is tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie geen enkele naam zo vaak gevallen als die van Teilhard, zo liet de reformatorische geschiedschrijver George A. Lindbeck onlangs weten. En de constitutie Gaudium et Spes zou zonder de indirecte invloed van Teilhard ongetwijfeld anders zijn uitgevallen. Trouwens, paus Johannes Paulus II heeft zijn postume bewondering voor Teilhard niet onder stoelen of banken gestoken.
Dit betekent evenwel niet dat de Kerk de breuk heeft hersteld tussen haar statische Godsbeeld uit het verleden en het dynamische wereldbeeld, dat dank zij wetenschap en evolutieleer ons gemeengoed is geworden.
Het Woord is vlees geworden, maar vlees bederft. En als het Woord niet steeds opnieuw geïncarneerd wordt, in iedere mens, in elke gemeenschap, in elke tijd, dan verstolt het met de beelden, waarin het ons is overgeleverd. Geen wonder dan ook dat jonge mensen de taal van de kerk niet meer verstaan. Waar hun ouders nog worden heen en weer geslingerd tussen twee werelden, de statische wereld van het oude geloof en de dynamische wereld van alledag, hebben jongeren meestal gekozen voor de laatste met uitsluiting van de eerste. En waarlijk niet omdat jongeren geen behoefte zouden hebben aan hogere waarden, maar omdat ze weigeren in een gespleten wereld te leven, een wereld waar ideaal en werkelijkheid uit elkaar gerukt zijn.
De kerk zit nog te veel vast aan haar tradities. En toch... wie zal ontkennen dat de mens niet twee keer in dezelfde rivier kan stappen, zoals een oosters spreekwoord luidt? Als we aan onze oerschepping denken, moeten we toegeven dat het eerste begin, in het kosmische stof, alles behalve goddelijk was,” zegt Skolimowski. “Het is pas aan het einde dat we misschien vergoddelijkt worden. Doch alleen als we God verwerkelijken in onszelf. God is in de maak - in ons. Ons doel moet dus zijn steeds verder boven onszelf uit te stijgen en nooit meer om te keren. Want terugkeer betekent zondeval.”
Of prof Wildiers: “De mensheid valt niet meer voor te stellen zonder de wetenschappen. Maar de wetenschappen zijn niet langer mogelijk zonder religieuze inspiratie. Want het is slechts binnen een religieus perspectief dat wetenschappelijk onderzoek zijn uiteindelijke betekenis krijgt. En alleen de religieuze inspiratie kan de wetenschapper de noodzakelijke kracht verschaffen om de problemen te overwinnen, die zijn taak meebrengt."
terug naar het literatuuroverzicht
^