Het geheime boek van Johannes - de Ene
"De Ene is de onzichtbare Geest.
We moeten die niet zien als een god of als lijkend op een god.
Want het Ene is groter dan een god, omdat het niets boven zich heeft, geen heer boven zich heeft.
Het bestaat niet in iets dat minder is, omdat juist alles er in bestaat, want het heeft zichzelf geschapen.
Het is eeuwig, omdat het niets nodig heeft. Want het is volkomen en volledig.
Nooit heeft iets eraan ontbroken waarmee het zou kunnen worden voltooid.
Integendeel, het is altijd volkomen volledig in het licht.
De Ene is:
onbegrensd, omdat er niets vóór haar is om haar te beperken,
ondoorgrondelijk, omdat er niets is om het te doorgronden,
onmeetbaar, omdat er niets was om het te meten,
onzichtbaar, omdat niets het heeft gezien,
eeuwig, omdat het eeuwig bestaat,
onbegrijpelijk, omdat niets het kon bevatten om het uit te spreken,
onnoembaar, omdat er niets is om het een naam te geven."
Deze gnostische beschrijving van het Ene doet mij denken aan mijn ervaring met de algeest.
De meeste keren dat ik door gebed in vervoering raakte, uittrad en de algeest ervoer, was dat doordat ik als menselijke geest werd opgenomen in een zee van geestelijk licht en geestelijke warmte, die zich voor mijn geestesoog uitstrekte in de eeuwige oneindigheid.
Aanvankelijk was het een bevreemdende ervaring, maar later voelde ik mij volkomen thuis in deze zee van licht en warmte.
Ook overkwam het mij dat ik terechtkwam in een opening, die zich bevond in een scheidingswand, waardoor de ruimte van de eeuwige oneindigheid in twee delen werd verdeeld, een linker en een rechter deel, beide delen door de lichtende warmte gekenmerkt. Ik zat met opgetrokken knieën in die opening en kon links en rechts zien.
Eén keer overkwam mij het volgende.
Ik trad weer uit, maar kwam nu in een geestestoestand van een aangename, donkere koelte terecht. Deze donkere koelte werd gekemerkt door de diepste rust. Deze rust en de donkere koelte, waarin zij zich uitdrukte, deed zich aan mij voor als een aanwezigheid, die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van haar rust.
Daarna kwam uit die rust een beweging voort, die er eerst blijkbaar in opgelost was geweest. De beweging deed zich aan mij voor als een lichtende warmte. Ook deze beweging en zijn lichtende warmte deed zich aan mij voor als een aanwezigheid, die zich persoonlijk met mij verbond en mij liet delen in de vreugde van zijn beweging.
Daarna verbond de beweging en zijn lichtende warmte zich met de rust en haar donkere koelte, waarbij de beweging de rust doordrong en de rust zich liet doordringen, het licht doordrong het donker en het donker liet zich doordringen, de warmte doordrong de koelte en de koelte liet zich doordringen. Er was sprake van een evenwichtige samenwerking.
Daarna was de toestand omgekeerd, er had een ompoling plaatsgevonden, want op het eind had de lichtende warmte nu de donkere koelte in zich opgenomen en was nu a.h.w. de ervaarbare 'buitenkant' geworden. Maar zij temperden elkaar en hielden elkaar in evenwicht, zodat er nu een getemperd licht en een koesterende warmte was.
En ik ervoer een 'verkoelende warmte'!
Tijdens die vereniging ontstond er a.h.w. tussen hen in door verdichting een bolvormige wolk van geestelijk licht. Later werd die wolk van licht vanuit de algeest liefdevol met warmte doorstroomd, die zich met het licht verenigde, waarop er een rustige werveling van licht en warmte in die bolvormige wolk ontstond. De wolk kwam tot leven en op dat ogenblik drong tot mij door dat ik getuige was geweest van het ontstaan van mijzelf als menselijke geest, door verdichting uit en in de goddelijke algeest! Een golf van vreugde voer door mij heen! En nu was ik zoals ik vroeger had ervaren als een vonkje bewustzijn weer aanwezig in die oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte.
Later overkwam mij het volgende:
Ik raakte door mijn gebed weer in vervoering, maar kwam nu in een soort van 'ruimte', een kamer, waarvan ik echter de omtrekken niet zag.
De ruimte was in twee delen verdeeld, een voor- en achterkant en ik stond op de scheidingslijn in het midden van die ruimte. De voorkant was nu de lichtende warmte, de achterkant de donkere koelte, die zich voordeed als een doorzichtbare, schaduwrijke koelte.
Na enige tijd verscheen God als mijn vader rechts, schuin voor mij, in die lichtende warmte. Ik vroeg hem waar God als mijn moeder was. Ik moest mij naar links omdraaien en daar stond God als mijn moeder, links schuin achter mij. Zij zag eruit als een Griekse godin.
Daarna vervaagde de omgeving en kwam ik weer terug op aarde.
Bron van de tekst uit 'Het geheime boek van Johannes': de video 'What is Gnosticism?'
https://youtu.be/ockwMVE7PgM
terug naar het literatuuroverzicht
^