Johannes Greber - Omgang met Gods geestenwereld

Uitgeverij Mirananda, Den Haag, 1987
(dit is een uittreksel van Jaap Poort; bron: www.spirituelevrienden.nl)

Inhoud

Inleiding
Deel 1  Persoonlijke ervaringen van Greber met de geestenwereld
Deel 2  De wetten voor het verkeer van de geesten met de materiële schepping
Deel 3  Het geestenverkeer in de na-apostolische tijd
Deel 4  Mededelingen van de goede geestenwereld over grote religieuze vraagstukken
Enkele misvattingen in de kerkelijke leer


Inleiding

Johannes Greber
In 1923 kwam een parochiaan bij Greber met de vraag: Hoe denkt u over spiritisme. Hij moest het antwoord schuldig blijven, want de kerk houdt zijn dienaren ver van zulke praktijken. Na enige aarzeling bezocht hij een seance, waar een jongen van 17 jaar medium was. Alles verliep zeer liefdevol met aanbidding en verering van God de Vader. Voor Greber was dit een openbaring. Dit kon niet van de duivel zijn. Een hoge geest, wiens naam niet bekend mocht worden, sprak door het medium.

Greber mocht vragen stellen: 
1. Waardoor heeft het Christendom steeds minder invloed op de hedendaagse mensheid?
De leer van Christus is niet in haar oorspronkelijke zuiverheid bewaard gebleven. De kerk werd een machtsinstituut en paste de Bijbel op veel plaatsen aan door vervalsingen en toevoegingen, om haar positie te behouden.
2. Kun je een paar foutieve veranderingen in de Bijbel aangeven?
a. De uitroep van Thomas: "Mijn Heer en mijn God", moet zijn: "Mijn Heer en mijn meester". Jezus is namelijk niet God, maar zijn Zoon en dus ondergeschikt aan God.
b. Joh. 20:23: "Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven". Dit moet zijn: "Wanneer u de zonden van anderen vergeeft, worden zij uzelf vergeven". In het Onze Vader staat dit ook: "Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren."
3. Wat is de christelijke wet in eigenlijke zin?
Heb God lief boven alles en je naaste als je zelf, dat is de vervulling van de wet.
4. De kerk leert een voortleven na de dood van de mens. Prediker 3:19-21: "Wie weet dan van de levensadem van de mens, of hij opwaarts vaart naar boven, of van de levensadem van het dier, of hij neerwaarts vaart naar de aarde?"
De kerk ontkent het voortleven van de geest van het dier. In de doorgevingen wordt wel melding gemaakt van het voortleven van dieren in hun geestelijke wereld. Planten, dieren, mineralen hebben een groepsziel. Ook de mens had oorspronkelijk een groepsziel, maar deze heeft zich tot het 'Ik-ben' ontwikkeld, een persoonlijke ziel (zie Rudolf Steiner in 'Het Johannes Evangelie').

Alle verkondigers van een nieuwe waarheid, die eigenlijk al zo oud is als de schepping zelf, werden bespot (Judith 1:10). Zo ook Jezus door de farizeeërs, Gallileï door de Rooms Katholieke kerk.
Jodendom en Christendom staan door de teksten in het Oude en Nieuwe Testament op de grondslagen van het occulte, het verborgene, het spiritualisme. De kerk verbiedt echter het vragen aan doden, omdat ze het begrip 'dode' verkeerd heeft geïnterpreteerd. De 'doden' zijn hier de geestelijk doden, zij die zich van God hebben afgekeerd, de lagere verkeerde geesten uit het rijk van Lucifer. De 'levenden' zijn de goede geesten, die God volgen, die de joden ontmoetten in de tent der openbaring (Ex. 23:7) en die Mozes ontmoette in het brandende braambos.
Het tweede testament zegt in 1 Kor. 14:12: "Streeft naar verbinding met geesten" of Joh. 1:51: "Gij zult de geesten zien opstijgen en nederdalen". Dit wijst op contact tussen de aardse mens en de geestenwereld. Deze uitspraken zijn uit de Bijbel verdwenen. De bijbel werd vervalst, omdat de kerk een bedrijf was geworden waar het om de macht draaide. Om haar gelijk te krijgen, paste men de Bijbel aan. Jeremia zegt al in hoofdstuk 8:8-9: "Zij hebben Gods woord verworpen." De kerk is mensen werk, maar de Kerk is Christus' werk.
De eerste Christengemeente uit o.a. Handelingen stond in contact met Gods geestenwereld door mediums (Stefanus: Hand. 6:8 e.v.; Hand. 8:39;  Filippus; 1 Cor. 12: de gaven van de geest). Zo hoorde men Gods waarheid. Dit is in de loop der tijden verdwenen. De mens verzon zijn eigen waarheden en raadpleegde God niet meer, waarna God zich terugtrok. Als de kerk nu alles zou toegeven, dan zou dat gezichtsverlies betekenen. Het zou betekenen dat ze haar macht en dagelijkse brood kwijt zou raken.
Nogmaals Jer. 33:3: "Vraag mij en ik zal je antwoorden en je bekend maken de grote en ongelooflijke dingen, waarvan je tot nog toe niets hebt geweten."
Pas als mediums geaccepteerd worden in onze tijd, kan dit weer werkelijkheid worden. Paulus zegt niet voor niets dat we de geesten moeten beproeven (1 Thess. 5:21).

terug naar de Inhoud

Deel 1  Persoonlijke ervaringen van Greber met de geestenwereld

Een hoge geest moet Greber in opdracht van God onderwijzen.
In het begin van de menselijke ontwikkeling, toen deze nog in het water leefde als 'Ichthus' ('vis'), was er uitsluitend een astrale verbinding met God. De mens had nog geen fysiek lichaam. Hij begon als een soort vis. Pas later, toen de mens fysiek werd en er een scheiding ontstond tussen het fysieke/etherische lichaam enerzijds en het astrale/Ik-zijn anderzijds, ontstond het woord 'religie', d.i. verbinding tussen de fysieke mens en de geestenwereld, zoals ons in de Bijbel wordt meegedeeld. Dit is dus niet nieuw en bestaat al sinds het ontstaan van de mensheid, ook nu in de 20e eeuw. Geesten kunnen zich aanpassen aan aardse omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de drie mannen die Vader Abraham bezochten. De vurige wolkkolom in de woestijn, Jozua als medium in het tabernakel enz. (zie hiervoor het 'Johannesevangelie' van Rudolf Steiner). Ook bekend is het borstschild van de hogepriester met de 'urim' (ja) en 'tumim' (nee). Dit was een orakelschild, denk aan het orakel van Delphi.

Het gevoel van de goddelijke aanwezigheid in de eerste christengemeente (1 Cor. 14) moet Greber weer oproepen met behulp van een aantal mensen uit zijn parochie. Dat lukt, een van deze mensen blijkt mediamiek te zijn. Dit wordt zo bestuurd vanuit de geestenwereld. Een frappant voorbeeld van zijn mediamieke gaven kwam tot uiting in de kerk. Hier deelt hij mediamiek mee dat het altaarbeeld, waar Jezus aanwezig is bij Jozefs sterven, niet juist is. Jezus was daar niet bij. Veronica's zweetdoek is geen legende, maar werkelijkheid. De jongen wist niet dat hij dit allemaal vertelde, omdat hij in trance was. Zo speelde hij prachtig orgel en gaf aan wat er kapot was in het orgel. Zelf kon hij niet orgelspelen, maar wel in trance zo bleek.

Een andere vervalsing die werd doorgegeven, betrof Flavius Josephus. De christelijke overschrijvers van bijbelgedeelten hebben van hem een Christusvereerder gemaakt, terwijl hij volgens de oorspronkelijke geschriften een Christusverachter was.
Bij doorgevingen in het algemeen moet een onderscheid worden gemaakt tussen lagere en hogere geesten. Lagere geesten hoeven niet altijd kwade geesten te zijn. Het gaat dan echter meestal om materiële zaken en nooit om geestelijke verrijking. Hier ontbreekt altijd een controlegeest: een hoge geest die toeziet of de doorgeving juist is. Het spiritisme houdt zich te vaak bezig met eerst genoemde seances. Het spiritualisme wordt geleid door hogere geesten. Zij beginnen de seance meestal met een groet als: "De vrede Gods zij met u".
Een doorgeving die telkens weer wordt gedaan is de mededeling dat niemand verloren gaat, zoals ook in de Bijbel wordt vermeld (God wil dat iedereen wordt behouden). We moeten deze tekst letterlijk nemen. De hellen zullen leeg raken en tenslotte zal ook de vorst der duisternis, Lucifer, zich gewonnen geven aan Christus. Christus is degene geweest die door zijn aardse dood en nederdaling ter helle een brug heeft geslagen tussen hel en hemel, waardoor het mogelijk zal zijn dat eens de rijke man door de arme Lazarus gelaafd zal worden.
 
Een belangrijke doorgeving die Greber ontving, stamt van twee Egyptische vorsten, Arras of Hario en Isaris, die 5000 voor Chr. regeerden. Zij deelden Greber mee dat er zich in hun graven twee documenten bevinden: 'Oproep aan het volk' en 'De Rol', waarin de wetten m.b.t. de witte magie omtrent het geestenverkeer staan opgetekend (zie ook 'Tussen leven en dood' van Jozef Rulof). Deze graven zullen gevonden worden, nadat bepaalde gebeurtenissen in de wereld hebben plaatsgevonden. God zal de tijd bepalen.

terug naar de Inhoud

Deel 2  De wetten voor het verkeer van de geesten met de materiële schepping

De geestenwereld maakt vaak gebruik van eenvoudige mensen met weinig intellectuele vorming. Teveel aardse kennis, teveel ratio in dit verband, bemoeilijkt de zuiverheid van de doorgevingen door overmaat aan kritische zin. Voor iedere geest geldt dat hij de natuurwetten in acht moet nemen, evenals de aardse mens.
De kracht waarvan geesten, maar ook de mens gebruik maakt heet: levens­kracht of 'odkracht' ('od' van 'odem': 'adem'; het is geestkracht). Het leidingstelsel van deze kracht is bloed. Vandaar dat bloed wel de ziel van het leven wordt genoemd (Deut. 12:23). Het odmengsel is bij individu en ras verschillend, evenals in de natuur. Lucht, water en voedsel kunnen alleen in vergeestelijkte vorm naar de organen in het lichaam gebracht worden, dat is 'od'. Dit 'od' komt uit de aarde. Ook het od van de hemellichamen heeft invloed op ons aardse bestaan. Denk maar aan geboren worden onder een gelukkig gesternte. Alle lichamen op aarde zijn dus verdicht od. Deze kracht kunnen geesten gebruiken, om voor de aardse mens zichtbaar te worden, zoals Jezus na zijn opstanding, de drie mannen die bij Abraham op bezoek kwamen, het betreft kortom: materialisatie. Dit is te vergelijken met verdamping van vochtigheid, die zich daarna kan verdichten tot sneeuw.

Als de mens sterft blijft de odkracht bij de geest. Het lichaam heeft geen odkracht. Mensen met een sterke odkracht kunnen anderen genezen. We noemen dat 'magnetiseren'. Denk aan de moeder die haar zieke kind tegen zich aandrukt, waardoor het zich beter kan voelen.
Mensen met een sterke lichamelijke odkracht kunnen zich zelf ook genezen. Men kan ook teveel odkracht afstaan waardoor men zelf verzwakt, daarom is het niet goed als jonge kinderen bij oude mensen in bed slapen. Oude mensen zuigen odkracht bij jongeren weg.
De uitstraling van de odkracht heet 'aura', of 'fluïde lichaam'. Wanneer de mens door eigen toedoen disharmonie schept in zijn odtrillingen, ontstaat er geestelijke dood, waardoor de mens zijn eigen hel schept, zijn afgekeerd-zijn van de Schepper. Dus niet God werpt je in de hel, dat doe je zelf. Ook de odstraling van andere mensen kan worden opgenomen. Zulke mensen zijn heldervoelend.
 
Het od kan uit het lichaam verdrongen worden door bijvoorbeeld een breuk, een beroerte, drank of drugs. Bij beenamputatie heeft men vaak pijn op de plek, waar geen been meer is, dat komt omdat het 'odbeen' nog aanwezig is, daarom voelen geesten van gestorvenen nog de pijn die ze zouden voelen als ze zich nog in het lichaam zouden bevinden, tenzij de geest, afhankelijk van zijn geestelijke bewustzijnstoestand, al snel naar een hogere sfeer gaat, dan is die pijn snel voorbij. Hoe hoger de geest, hoe heerlijker de odgeur; hoe lager de geest hoe onaangenamer. Vandaar dat men in oude boeken zegt: de duivel verschijnt met een enorme stank.
De odband weerspiegelt ons gehele bestaan. Het is het boek des levens. De hoofdpunten van ons lot zijn bepaald. Hoe je je daarin gedraagt is een kwestie van vrije wilsbeschikking, de innerlijke wil. Slaag je, dan ga je verder aan gene zijde. Zak je, dan mag je terug naar de aarde en het weer proberen (reïncarnatie, karma). De vooraf bepaling van het lot vinden we terug in de volgende Bijbelverzen: Prediker 6:10-12; 8:8; 9:12; Psalm 139:16; Psalm 31:15; Jerem. 10:23; Deut. 32:35; Matth. 6:27. Soms wordt de leeftijd verlengd, zoals bij Hiskia (15 jaar, 2 Kon. 20:6). De sterftijd staat vast, maar de manier van sterven niet altijd. Een helderziende die in verbinding kan treden met het od van een persoon kan zijn dood voorzien.

Harmonie of disharmonie van de geest wordt door het odlichaam (geestgedaante) op het lichaam overgedragen. Het karakter van de mens is daardoor in de eigenschappen van het lichaam en vooral in de lijnen op het gelaat zichtbaar.
Hoe gebruikt de geestenwereld het aardse od voor het te verrichten werk bij de stoffelijke wezens. Hij doet dat door zijn geestelijke ledematen te omkleden met het od van de media.
Het leven aan gene zijde is net als het stoffelijke leven, dus ook het od. Het ene is geestelijk en het andere is stoffelijk. Het is dit od dat Christus gebruikte om te genezen, om brood te vermeerderen en om over het water te lopen.

Het gebruik van de odkracht bij het verkeer met de geesten in de Bijbel
Het od ziet er in verdichte toestand uit als rook of vuur. Lees hierover in de Bijbel: 1 Gen. 15, 17; Exodus 3:2; 13:21; Num. 11:24-25, de berg Sinaï (Exodus 19). Maria Magdalena mocht Jezus na zijn opstanding niet aanraken, omdat de materialisatie nog niet klaar was. Aanraking zou de opbouw van het lichaam vernietigd hebben. De verschijning op de berg van Mozes en Elia, was ook in een verdicht odlichaam, evenals de tongen als van vuur op het Pinksterfeest.
De offers van het oude verbond waren de odbronnen voor het spreken met Gods geestenwereld. Zo luiden nu eenmaal de kosmische wetten die God geschapen heeft. Ook Hij heeft zich daaraan te houden. Als God met de mens spreken wilde, had hij het aardse odmengsel nodig. Dit moest zuiver zijn en werd onttrokken aan goud, zilver en koper, aan blauwe, purperen en karmozijnen stoffen en zuiver linnen, aan acaciahout, aan mirre, kaneel, kalmoeswortel, kassia, roggebrood, meel, wijn en olijfolie vermengd met specerijen als: stakte, onycha, galbanum, zuiver wierook en zout. Uit deze materialen bestond de openbaringstent, de tabernakel en de kleding van de hogepriester en priesters bij het volk Israël.

De voorgeschreven dierenoffers bevorderden het od, omdat bloed de beste geleider van het od is. Daarom gebruikten zowel de heidenen als de joden dierenoffers. Alleen reine dieren mochten gebruikt worden. Het varken is onrein, zijn vlees is niet bevorderlijk voor de gezondheid, dat geldt ook nu nog. Het is beter geen varkensvlees te eten, zeker voor opgroeiende kinderen (scrofulose). Tenslotte geeft onrein od een houvast aan de boze geestenwereld.
De zuiverheid van het odmengsel werd bewerkstelligd door de cherubijnen. Deze figuren werden symbolisch op de ark en op de kleden aangebracht.
De odstroom was zo sterk, dat, als men hiermee in aanraking kwam, men werd gedood. Daarom mocht Aäron pas na oplossing van de odverdichting de openbaringstent in. Daarom ook mocht het volk Israël de berg Sinaï niet naderen toen God sprak en daarom mocht de ark niet aangeraakt worden.

Media en mediumscholen in de Bijbel
In de Bijbel lezen we veelvuldig: ... en God sprak met... bijv. Adam, Abel, Kaïn, Abraham, Izaäk, Jacob en Mozes, dan is er sprake van verbinding met de geestenwereld. De odkracht is de brug die de verbinding vormt tussen de mensen en de geestenwereld. In de Bijbel is vaak sprake van profeten. Zij zijn de media in de Bijbel, door wie de geesten Gods spreken. Dit zijn de ware profeten. Dan zijn er de leugengeesten of valse profeten door wie lagere en boze geesten spreken bij de heidenen (de Baälprofeten) en overal, waar de controlegeest ontbreekt.
Profeten werden opgeleid in profetenscholen, zoals de profetenschool te Rama van Samuël. Ook Elia en Elisa behoorden tot de profetenschool en waren leiders. Velen waren in die tijd mediamiek (1 Samuël 19:18-24).
De leugenprofeten vertelden na betalingen altijd die dingen die de materieel ingestelde mens wilde horen. Hij of zij deed dit met behulp van het gegoten of gesneden beeld. Wij noemen dit een planchet. Vandaar dat er in de Tien Geboden staat: Gij zult u geen gesneden beeld maken. Zie hiervoor Ez. 13:17-20.
In het Nieuwe Testament zijn geen mediumscholen meer, omdat de bijeenkomsten van de eerste christengemeente van dien aard waren, dat ze de mediumschool konden vervangen.
Over de gaven van de geest verhalen de hoofdstukken 12 en 14 uit de brief aan de Corinthiërs. Een foute vertaling is o.a : "Wat de geestelijke gaven betreft, wil ik u niet in het onzekere laten". Dit moet zijn: "Wat het geesten­verkeer betreft, wil ik u niet in het onzekere laten".

Onder 'stomme afgoden' verstond men 'dode goden' dat zijn de demonen. In de Griekse tekst ontbreken voor vers 3 de volgende twee zinnen: "Zo werd u de deelgenoten van de boze geesten, die Jezus niet als hun Heer erkennen. Nu echter, nu u tot Christus behoort en aan zijn heerschappij bent onderworpen, staat u in verbinding met de heilige geesten" en dan volgt vers 3: "Daarom verklaar ik u, dat niemand, die door de geest van God spreekt, kan zeggen: "Vervloekt zij Christus!" En niemand kan zeggen: "Jezus is de Heer", behalve dan door de heilige geest." Hierin staat een fout. Het is niet de geest van God en de heilige geest, maar "een geest van God" en "een heilige geest". Zij waren de plaatsvervangers van God, zoals op aarde de dienaren des konings plaatsvervangers waren van de koning.
Als geesten door een medium een toespraak hielden in de moedertaal, dan moest het gezegde door de toehoorders beoordeeld en besproken worden volgens Paulus. Was er iets niet duidelijk, dan traden de geesten weer op. "Onderzoekt alle dingen en behoud het goede" of "Beproeft de geesten of zij uit God zijn".
 
Het vragen om raad aan God volgens de vermeldingen in de Heilige Schrift
In alle tijden van het oude verbond en het eerste christendom was het vragen aan en het spreken met God normaal. Overal lezen we in de Bijbel dat de mens met God sprak en dat God "zeide":... Neem bijvoorbeeld Ex. 25:22, waar staat dat de Israëlieten niets van enig belang ondernamen voordat ze God om raad hadden gevraagd. Er moest dus een duidelijk antwoord van God komen en dat kan alleen door direct contact. Dit gebeurde o.a. in de openbaringstent. Ook gebruikte men de zogenaamde planchette en de efod met urim (ja) en tumim (nee).

Het vragen aan de doden in bijbelse betekenis
De 'doden' in bijbelse zin zijn niet zij die gestorven zijn, maar zij die gescheiden zijn van de geest van God en in de duistere sferen (hellen) leven. Met God verenigd zijn en hem toebehoren betekent leven. "Wat zoekt ge de levenden bij de doden" wordt nu duidelijk. Wat zoekt ge het licht bij de duisternis, bij hen die God de rug hebben toegekeerd. "Laat daarom de doden de doden begraven". Enkele teksten in verband hiermee vindt men o.a. in: Spreuken 19:16; Joh 8:51; Rom. 6:16; Jac.1:15.
Wie zich van de goede of kwade geesten aan de mens openbaart, wordt door gene zijde bepaald en niet door de mens. Het oproepen van geesten is daarom uit den boze. Men heeft maar rustig af te wachten. Daarom is spiritisme niet goed.
Als de mens zich in verbinding stelt met dodenbezweerders, zij die zich met lage en verkeerde geesten bezighouden, dan laat men bloedschuld op zich, dat is niet het natuurlijke bloedvergieten, maar het geestelijk doden, d.w.z. mensen van God afhouden. Lees bijvoorbeeld 1 Sam. 28:3-19, het verhaal van Saul te Endor.
Toch zal God ervoor zorgen dat de mens weer met de goede geestenwereld in contact komt, zoals staat vermeld in Joël 3:1-2: "Het zal geschieden, dat ik mijn geestenwereld uitstort over alle vlees, zodat uw zonen en dochters profeteren, uw ouden openbaringen en visioenen ontvangen, uw jongelingen zullen gezichten zien; ja, zelfs over de knechten en maagden zal ik in die dagen mijn geestenwereld uitstorten." Misschien zijn die dagen nu aangebroken aan het eind van de 20e eeuw.

terug naar de Inhoud

Deel 3  Het geestenverkeer in de na-apostolische tijd
 
Veel ongerechtigheid uit bijv. de tijd van de Romeinse heersers in de na-apostolische tijd en ten tijde van de Baäl, en in onze tijd werd en wordt veroorzaakt door boze geesten. De media die tijdens seances gaan razen, staan onder invloed van boze geesten. Goede geesten openbaren zich altijd rustig.
Een medium heet in de na-apostolische tijd naar het Grieks: 'pneumaticus' (geestelijke).
Er is in die oude tijden sprake van wonderen door afgodenbeelden verricht, zoals sprekende beelden. De christenen ontkennen dit niet (Athenagoras deelt dit mee). Hier is sprake van demonen. Op die manier probeerde de boze geestenwereld de christenen van God weg te lokken. Zij deden en doen dat vaak als wolven in schaapskleren, als engelen des lichts. De christenen in die tijd stonden nog open voor het verkeer met de geestenwereld, daarom voelden zij zich door de boze geestenwereld bedreigd, want ook die was werkelijkheid voor hen en geen veronderstelde werkelijkheid. De christen zag in letterlijke zin de demonen in de slechte mens aan het werk.
De wijze waarop de geesten in de na-apostolische tijd zich openbaren, is dezelfde als in de tijd ervoor. Zo kan een geest bidden door een medium, zoals bij de bekende martelaar Polycarpus. Dit geldt ook voor de Schwabische dominee Blumhardt. De volle-trance extase (uittreding) kwam vaak voor bij de media der Montanisten, navolgers van Montanus. Volgens Eusebius was dit uit de duivel. Toch dacht zelfs Tertullianus, een vermaarde katholieke kerkleraar, erover om over te stappen naar de Montanisten. Sindsdien is er het dogma van de katholieke kerk, dat een werktuig van God niet in volle-trance extase spreekt.
Opvallend is dat een door en door spiritualistisch boek als 'De herder van Hermas' opgenomen werd in de Heilige Schrift. Helaas is het er nu uit verdwenen.

Drie kenmerken van een goddelijke geest zijn:
1. Geen door God gezonden geest laat zich vragen stellen. Nieuwsgierigheid naar de toekomst wordt niet beantwoord, alleen vragen die betrekking hebben op het door de geest meegedeelde.
2. Niet de mensen bepalen of en wanneer de geest spreekt. Hij spreekt pas als God het wil.
3. Een geest van God is nooit dwingend en straalt grote liefde uit.
 
De vorming van een medium wordt versneld in een godsdienstige bijeenkomst, waar men elkaar vasthoudt, dit vergroot namelijk de odstroom, die nodig is voor de manifestatie van de geest.
Het spreken vanuit de geestenwereld, zoals in de eerste christengemeenten, is verdwenen doordat de katholieke kerk dit tegenwerkte. De leiders van de kerk die een gesloten wereldse organisatie is geworden, kan de concurrentie van de geestenwereld niet gebruiken. Dit was al zo in de tijd van Iraneus. Bisschoppen, presbyters enz. werden niet meer aangewezen door de zich openbarende geesten, maar door mensen.

De werking van geesten in het leven van een protestantse en katholieke geestelijke
Blumhardt, een protestantse geestelijke in de 19e eeuw in Möttlingen, kwam in aanraking met het Poltergeist-verschijnsel. Het lawaai dat deze 'Geist' maakte was tot ver in de omtrek te horen, zodat men het wel moest geloven. Het meisje Gottliebin was bezeten door vele demonen. Denk aan de bezetene uit de Bijbel: Ik heet Legio (veel). Ze was op dat moment beslist geen 'Liebin Gottes'. Dat was precies wat de demonen wilden. Door het od dat Gottliebin afgaf, konden de geesten dat lawaai veroorzaken. Na vele exorcistische pogingen verlieten de demonen haar en werd ze weer 'Gott-Liebin'. Hier zij vermeld dat de bewoners van krankzinnigengestichten grotendeels slachtoffers zijn van de lage geestenwereld. Deze machten zijn vaak ook werkzaam bij zelfmoordenaars (zie ook: 'Zielszieken van Gene zijde bezien' en 'Kringloop der ziel', beide van de esoterische schrijver Jozef Rulof).
Ds. Blumhardt kreeg hierna de gave der genezing.
Ook een katholieke geestelijke, Johannes Baptista Maria Viany van 1780-1840, in dezelfde tijd als Blumhardt, kreeg te maken met een Poltergeist. Hij heeft zelf een enorme strijd moeten leveren voor hij medium werd en kon helderzien en genezen. Ieder die medium wordt, moet deze strijd tegen boze geesten strijden, net als Jezus dat 40 dagen en nachten in de woestijn moest doorstaan. Blumhardt en Viany behoorden tot verschillende kerkgenootschappen met verschillende belijdenissen, maar dat is voor God geen belemmering. Juist doordat deze mensen hun kerk trouw bleven, kon God op deze wijze ook binnen de kerk werken.
Het lijkt erop dat de hemelse krachten uit de apostolische tijd zich hebben teruggetrokken, omdat de ratio de overhand kreeg. Er zal een strijd gestreden moeten worden om deze krachten weer terug te krijgen. Toch kan iedere mens, christen of niet-christen, in contact komen met de goede geestenwereld; als hij dat in ernst wil en deze zoekt, zoals hier in dit boek beschreven, zullen de goede geesten als de tijd rijp is, zich openbaren.
 
Het spiritisme in het licht van de hedendaagse wetenschap
Hier worden de ongelooflijke verrichtingen van de media Kluski uit Warschau en Mirabelli uit Brazilië vermeld. Hier wordt eens en temeer duidelijk, dat als een medium ten eigen bate gebruik maakt van zijn gaven, hij het werktuig wordt van duivelse geesten. In deze verhalen krijgt het begrip 'occultisme' (verborgenheid) een zeer ongunstige gevoelswaarde. Veel spirituele kerken in Amerika, die zich uitgeven als vertegenwoordigers van God, blijken occulte genootschappen te zijn in negatieve zin.

terug naar de Inhoud

Deel 4  Mededelingen van de goede geestenwereld over grote religieuze vraagstukken

Inleiding
De kerk heeft altijd gewaarschuwd tegen 'openbaringsspiritualisme'. Dit is begrijpelijk, want zodra men daaraan toegeeft, beginnen de fundamenten van de kerk te wankelen. Het is met de kerk als met Herodes, die om zijn heerschappij te redden de 'nieuwgeboren koning' trachtte te doden. Met die 'kerk' zal gebeuren, wat in Matth. 2:20 staat: "Zij zijn gestorven die het kindeke naar het leven stonden."
 
1. God (lees ook van Jozef Rulof 'Kosmologie 1')
"De voor het mensenverstand niet te begrijpen grote Schepper van het werelduurwerk noemt gij 'God'. Het wezen van God is aan de mens niet duidelijk te maken." Heeft God een gestalte? "Het antwoord is ja, want de stoffelijke wereld is een afspiegeling van de geestelijke wereld. Zo heeft ook de geestelijke wereld vorm en gestalte als de stoffelijke wereld."
Exodus 33:15-18: hier zegt God tegen Mozes: "Mijn gelaat kunt gij niet zien, want geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven".
Alles wat op aarde leeft en groeit is ook in de sferen aanwezig, maar dan in geestelijke vorm en veel mooier. Johannes beschrijft dat bijvoorbeeld in het boek Openbaringen en velen die bewust mochten uittreden, getuigen hiervan, evenals mensen die een BDE hebben gehad.
God heeft gedaante en is in die zin niet alomtegenwoordig, wel is Hij zich van alles bewust, want het kwam alles tot aanschijn door Zijn wil. Hij weet wat was en wat is en wat komt, maar op één ding heeft God geen invloed en dat is de vrije wil, die hij zelf in de mens heeft gelegd.
Hij weet wat er gaat gebeuren, maar hóe, dat bepaalt de mens door zijn vrije wil. Anders gezegd: "Het niet kennen van de vrije toekomstige beslissingen van Zijn schepselen, is geen tekort van Gods volkomenheid, maar een noodzakelijk gevolg van de vrije wil". Daarom beproeft God bijvoorbeeld Zijn volk, om te zien of het Hem wil volgen; God weet dit niet, want het is de vrije wil van de mensen. De Bijbel staat vol van dit soort voorbeelden: Abrahams offer, de beproeving van Job.
Het begrip: de vader, de zoon en de heilige geest zijn één in persoon en dríe in getal, is niet juist. Slechts de Vader is God. Alle andere heilige geesten zijn scheppingen van God, evenals de Zoon. Geen van hen is gelijk aan God.
Ook de eeuwige hel is een dwaling van de kerk: God is liefde. Uiteindelijk zullen de hellen leeg stromen omdat God, zoals de Bijbel zegt, wil dat iedereen wordt behouden. Hij wil dat niemand verloren gaat. Hierover spraken wij al, verderop komt dit nog eens ter sprake. (Zie de parabel over De herder en zijn schapen: Matth. 18-12:14)

2. Gods schepping en haar lot
De stof is niets anders dan de belichaming van de geest, mannelijk en vrouwelijk. Zo zijn er in de sferen evenveel mannelijke als vrouwelijke geesten. Voor elkaar geschapen geestenparen noemt men 'dualen'. Vandaar ook de uitdrukking: "Huwelijken worden in de hemel gesloten". Vroeg of laat ontmoet men zijn tweelingziel. Dit is soms al mogelijk bij een aards huwelijk.
Deze paarsgewijze verbinding geldt niet voor God en zijn eerste schepping, die de Christus heet. Er zijn nog 6 andere zonen Gods, die hun ontstaan, evenals de hele geestenwereld, te danken hebben aan Christus. Rafaël is een van hen.
Een andere zoon is de tweede zoon van God genaamd Lucifer, die afvallig werd. Hij was ook 'lichtdrager', maar wilde de plaats van Christus innemen. De opstand werd niet door God in de kiem gesmoord: ook hier was de vrije wil beslissend. Na de scheiding der geesten moest de engel Michaël de strijd aanbinden met de opstandelingen en hen ten val brengen. Zij werden ondergebracht in de laagste sferen. Hoe deze strijd was, staat o.a. in Luc. 10:18; Openb. 12:7-8; 2 Petrus 2:4; Ezechiël 28:11-19.
Er waren veel meelopers in de geestenwereld, van hoog tot laag. Een van hen was Adam, die zich als mens manifesteerde. Zij werden naar het paradijs gebracht, een hemelsfeer. De proef die alle afvallige geesten, de meelopers, in het paradijs moesten doorstaan, wordt in de Bijbel de verboden vrucht genoemd, de boom van kennis van goed en kwaad. Wie hiervan at, zou de dood sterven, dat is: in de duistere sferen terechtkomen. Het paradijs is dus niet een aards paradijs. De bijbelschrijvers hebben dit niet begrepen.
Met deze geesten bemoeiden zich zowel God als Lucifer. Het is de strijd tussen goed en kwaad, die nu nog woedt onder de mensen op aarde. Wil Satan iets gedaan krijgen, dan probeert hij personen van aanzien voor zich te winnen. Dat deden de boze geesten in het paradijs bij Adam door zich te bedienen van zijn duaal Eva en dat lukte. De tweede zondeval was hiermee een feit. Zij werden uitgeworpen in de buitenste duisternis, waar het geween is en tandengeknars. Cherubijnen bewaakten daarna de hemelsfeer die 'paradijs' heet.
Zo is er een kloof tussen hemel en hel, zoals beschreven in de gelijkenis van de arme Lazarus en de rijke man. De komst van Christus zorgde voor een brug tussen het rijk van licht en duisternis. Het verlossingsplan dat God heeft gemaakt, is aan Paulus en de overige apostelen meegedeeld; maar men kon toen deze vaste spijs nog niet verdragen, daarom kreeg en krijgt men nog melk zoals kinderen.

3. Gods verlossingsplan
Voor de afvallige, misleide geesten en misleiders, zoals Lucifer, moest een mogelijkheid tot terugkeer geschapen worden. Daartoe schiep God een aantal verbeteringssferen in de hel. Zo kunnen ze komen tot de eerste trap op aarde. Iedere soort, dieren, planten, kruiden, bloemen en mineralen, volgt zijn eigen ontwikkeling. Dit vindt plaats op meerdere wereldlichamen.
Door reïncarnatie kan een geest op een hogere trap komen. Een geest kan niet terugvallen naar een lagere trap. De reden is dat een geest die op een bepaald punt slechter wordt, dan voordien, zich op een ander punt verbetert. Zo blijft er evenwicht.
Alles wat hier vermeld wordt, stond ook in de oorspronkelijke Bijbel. Boze machten hebben ervoor gezorgd dat dit uit de Bijbel verdween. Maar één ding staat onomstotelijk vast: Tim. 2:3-4, "want God wil dat alles wordt gered en tot inzicht in de waarheid komt." Alle esoterische literatuur getuigt daarvan. Er staat ook geschreven: "Niet altijd zal hij toornen..."

In het scheppingsverhaal staat o.a. deze verwarring: God schiep de mens en noemde hen Adam en Eva. Hier worden echter de geesten bedoeld en niet de belichaming. Daarom staat er: "Hij schiep ze naar Zijn beeld en gelijkenis."
De twee scheppingsverhalen spreken elkaar (schijnbaar) tegen. In het eerste was alles al geschapen voor de mens werd geschapen en in het tweede verhaal staat de mens op de (door geestloosheid) kale aarde. Voor de belichaming van de geest van Adam gebruikte God het aardse od en niet leem. Voor Eva gebruikte God het od van Adam. In de Bijbel heet dat uit een rib van de man. Adam moest het afgegeven od weer terug hebben van de geesten. Dit heet in de Bijbel de toesluiting van de plaats waar de rib had gezeten, met vlees.
De geesten die in de lichamen incarneren, zijn gevallen geesten. Deze zielen ontwikkelen zich, totdat ze niet meer terug hoeven naar de aarde, tenzij ze dat zelf willen om nog een taak te vervullen. Het eerste mensenpaar op aarde was de hoogste aardse verbeteringstrap in de opgang van de gevallen geesten. Hier lag de grens van Lucifers macht, want er waren ook mensen, waarin een hemelse geest was geïncarneerd, zoals Henoch, Abraham, Jacob, Mozes en Elia bijvoorbeeld. Zij incarneerden om de mensen tot het godsgeloof te brengen, zodat ze eens in de hemelse sferen zouden komen. (Zie voor de beschrijving van de geestensferen het boek 'Een blik in het hierna­maals' van Jozef Rulof.)
Deze hemelse geesten waren zich van hun afstamming niet bewust, omdat ze gereïncarneerd waren. Zij weten dus niet waarom zij op aarde zijn. Zij moeten zich dus ook tegen het kwaad weren, net als de niet-hemelse geesten en dat kost veel strijd. Als ze stand hielden, dan volgde vaak een martelaarsdood. Als beloning geeft God zulke geesten de macht om in het geestenrijk met succes tegen Lucifer te strijden.
Het zijn de geesten die in het boek van Rulof worden beschreven als de geesten van licht, die de duistere sferen bezoeken om daar de 'verlorenen' te helpen. Door deze acties zullen uiteindelijk de hellen leeg raken en zelfs Lucifer behouden worden, zoals hierboven vermeld. Dan is er geen 'dood' in geestelijke zin meer.
Omdat door de strijd tussen Lucifer en Christus de hellen ontstonden, wilde de belangrijkste hemelvorst Christus naar de aarde om een brug te slaan tussen de hemelen en de hellen. Deze hemelgeest kwam als de mens Jezus op aarde. Dit heilsplan van God is uit de heilige schrift, het Oude Testament, verdwenen, behalve de aankondiging van de komst van de Messias Christus (zie ook 2 Cor. 5 en Hand. 26.).

4. Christus - zijn leven en zijn werk
Aldus sprak de geest die Greber onderrichtte: Christus is de enige directe schepping Gods, uit wie de geestenwereld ontstond. Aan het hoofd van deze geestelijke gemeenschap staat de Christus. Hiertegen verzette zich Lucifer. Na zijn val begon Christus' verlossingswerk. Hij begon met de schepping van de verbeteringssferen en het materiële universum. Dit met elkaar vormde de ladder voor de gevallen geestenwereld naar de hemelse sferen. De gevallen geesten incarneerden in de mens en zo begon de strijd op aarde tussen Christus en Lucifer. Een figuur als Henoch was een geïncarneerde hemelgeest, die God onder de mensen bracht en hen vertelde over de goede geestenwereld. Er was toen alleen contact met de boze geestenwereld. Deze boze geesten waren o.a. de zonen Gods die met de dochters van de aarde gemeenschap hadden door mannelijke media (Gen. 6).
Deze zonen waren de gevallen geesten. De bekering mislukte en daarom kwam de zondvloed. Een nieuw mensengeslacht moest het beter doen. Ook dit mislukte, zoals tot op vandaag is te zien.
Christus ging door met zijn verlossende werk d.m.v. Abraham, een mens geworden hemelgeest. Abrahams betrouwbaarheid werd getest d.m.v. het offer van zijn zoon. Het nageslacht van Abraham zou talrijk worden. Met dit nageslacht werd de gevallen geestenwereld bedoeld en niet de volken der aarde. Door Jacob komt het volk in Egypte, waar demonische machten door middel van de farao en trawanten het volk probeerden uit te roeien, omdat het God bleef gehoorzamen. Mozes, een geïncarneerde hemelgeest, leidt het volk dan uit Egypte.
Hoe belangrijk al deze Bijbelse verhalen zijn, lezen we nog eens in 1 Cor. 10. Christus gaf de wetten aan het volk om hen te beproeven, zodat ze trouw bleven aan God. Voor dit doel moest de boze geestenwereld in toom worden gehouden, daarom werden bepaalde volken uitgeroeid, vanwege hun demonische afgodendienst. Deze 'wreedheid' was nodig om het Godsgeloof te redden.
Deze volken kregen door reïncarnatie opnieuw de gelegenheid geestelijk bewust te worden. Ook Gods volk wordt in de Bijbel herhaaldelijk gestraft ter bescherming van het geloof in de enig ware God. Zo kwam het tijdstip van de komst van de Christus in de mens Jezus. Christus zond de hemelse geest Elia voor de tweede keer naar de aarde. Toen heette hij Johannes de Doper, de heraut van Christus.

5. De menselijke geboorte van Jezus
Door het medium Jozef deelt Gabriël Maria mee, dat zij de moeder van Christus zal worden. Een heilige geest zal haar overschaduwen. Hier wordt bedoeld, dat de Christus door Jozef mens wordt. Jozef wordt de natuurlijke vader van Jezus. Dit gebeurde in trancetoestand. Het was voor Jozef in eerste instantie dan ook moeilijk te aanvaarden. Het bracht hem aan het twijfelen en dat wilde de duivel juist. Een geest Gods lichtte Jozef in de droom in. Deze gang van zaken was bij de eerste christengemeente bekend. Christus had zijn komst met behulp van profeten en het volk voorbereid en wilde dat ook zelf afmaken. Dat alles zo gegaan is als hier beschreven, zegt Paulus in Fil. 2:7, "Christus is ons in alles gelijk geworden."

Maria was een belichaming van een hemelse geest, niet onbevlekt en niet zonder zonde, ze was gewoon mens. Ze was echter geen gevallen geest. In die zin wel zonder dé zonde en in die zin onbevlekt en zonder zonde. Het bekend maken van de geboorte, zoals in de Bijbel beschreven, is juist, evenals de komst van de wijzen uit het oosten. Zij waren mediamieke werktuigen van God. De ster was een verlichte odwolk, zoals tijdens de tocht van het Joodse volk in de woestijn.
Jezus groeide op als een gewoon kind, dat af en toe ondeugend was. Jezus was hoogbegaafd en zag daardoor de fouten in de theologische leerstellingen. Langzamerhand ontwikkelden zich zijn mediamieke gaven. Dankzij de goede geestenwereld "nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen." (Luc. 2:52).
Menselijke zwakheden waren Jezus niet vreemd: "Laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan, maar niet mijn wil geschiede, maar de Uwe". Hieruit blijkt weer dat hij niet God is. Paulus maakt dit duidelijk in Hebreeën 5:7-9. De 'dood' is hier de geestelijke dood.
Tot aan zijn doop in de Jordaan was Jezus zich niet bewust van zijn taak. Hier werd hij gedoopt met de Christusgeest (Rudolf Steiner). Hier werd verteld dat hij Gods eerstgeboren zoon is (de duif). De Christusgeest, die vermoedelijk al aanwezig was in hem, ontwaakte hier. Of Jezus dit aankon, moest hij bewijzen in de woestijn, waar hij 40 dagen verzocht werd door Lucifer. Ook hier was Jezus door God verlaten, evenals aan het kruis. Tenslotte beloonde God hem met goddelijke kracht.
 
De opdracht van Christus is te vergelijken met die van Mozes: hij moest zijn volk redden. Christus moest de gevallen geesten redden. Dit hing bij beiden van twee dingen af. Ten eerste moest het volk bereid zijn te vertrekken en ten tweede moest Farao ze laten gaan. Christus moest belichaamde geesten zover krijgen dat ze het licht wilden zoeken en ten tweede moest hij Lucifer en zijn trawanten er toe dwingen hen los te laten. Voor deze strijd "daalde hij neder in de hel". Bij zijn aardse strijd eindigde hij als martelaar. Lucifer kreeg geen vat op hem en dat was zijn verlossende werk. Hij sloeg de brug tussen hemel en hel. De rijke man kan nu water krijgen van Lazarus dankzij de Christus, maar de rijke moet zelf het initiatief nemen.
Hoewel Christus alle macht in hemel en op aarde had, was hij niet gelijk aan God, want hij kreeg die macht van God, zoals Jozef van de Farao. Zegt Christus niet zelf: "Wat noemt gij mij goed, niemand is goed dan God de Vader." Als hij God was dan zou hij weten, wanneer de dag des oordeels zal komen en dat weet niemand dan de Vader, zegt Jezus. Dat Jezus de Christus was hebben zijn verwanten (Joh. 7:5 en Marc. 3:21) en de apostelen pas veel later begrepen. Petrus zegt op een gegeven moment: "Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God." "Vlees en bloed hadden hem dit niet geopenbaard, maar God" (Matth. 16:17), het is daardoor een openbaring.

Evenals Mozes en de andere profeten stond ook Jezus in contact met de geestenwereld; alleen waren zijn mediamieke gaven de grootste van allen die er waren en nog zullen komen, omdat hij de eerst geschapen zoon van God was. De opdracht die Christus had, moest hij volbrengen onder het motto: "Help je zelf, zo helpt jou God". God komt Christus te hulp als hij niet meer kan. Denk aan de verzoeking in de woestijn, aan Gethsémane en de opstanding.
Voor Jezus stonden altijd de juiste geesten klaar, zoals die der genezing bijvoorbeeld. Zij konden pas wat doen, als de betrokkene geloofde in God en Christus. Soms kwamen ziekten terug, omdat ze God ontrouw werden. Alle doden die Christus opwekte, waren nog door het zilveren koord (de odband, het levenskoord) met het stoffelijke lichaam verbonden, maar niet meer zelf in staat terug te keren naar de aarde. Daarom kon men bij Lazarus al de lijklucht ruiken, omdat zijn odband te zwak was. Dat Jezus hier huilde betekende dat hij huiverde door de sterke odstraling van de geesten die hem hielpen Lazarus 'op te wekken'.
Ook het veranderen van water in wijn gebeurde met behulp van geesten, maar op de tijd dat zij er klaar voor waren. Daarom zei Jezus tegen zijn moeder: Mijn tijd is nog niet gekomen. Ook mocht daarom Maria Magdalena Jezus na zijn opstanding niet aanraken, omdat de transformatie van zijn lichaam nog niet klaar was. Christus was altijd op rustige plaatsen in de natuur om contact te krijgen. Hij zegt daarom dan ook tegen de mens: "Als ge wilt bidden, ga dan naar uw binnenkamer."
Dat Christus God is, is niet te bewijzen door zijn wonderen, want dat konden velen met hem, zoals Mozes, de tovenaars in Egypte en anderen. Dan zou ook Mozes, de profeten en de apostelen dus God zijn.
Het lijden, dat Christus lichamelijk en geestelijk moest ondergaan, had geen profeet volgehouden. Bij hen zou Lucifer overwonnen hebben.

Het voornaamste deel van zijn opdracht kwam na zijn kruisdood. Dat was het gevecht met Lucifer. Zoals al eerder gezegd, staat er geschreven: "Nedergedaald ter helle". Deze strijd heeft Christus met behulp van de hemelse legioenen gewonnen. Deze strijd is te vergelijken met de strijd van de afval van Lucifer. Nadat Lucifer overwonnen was, smeekte hij om genade. Christus verklaarde hierna dat Satan niet alle macht ontnomen zou worden en dat merken we tot op de dag van vandaag. Alleen mocht Satan niemand meer tegenhouden, die wilde opklimmen naar God. De geesten van licht onder leiding van Christus gingen de duistere sferen in om hen te helpen, die God wilden vinden. We lezen hierover in 1 Petrus 3:19-20: "Zo ging hij heen en predikte in de kerker..." (lees hiervoor ook 'Een blik in het hiernamaals' van Jozef Rulof). Of de gevallenen terug willen keren, hangt van hen zelf af (de vrije wil). Sommigen hebben daar enkele levens voor nodig en anderen vele reïncarnaties.
God heeft Christus in de totale strijd tegen de duivel alleen gelaten: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Ge mij verlaten?" Dit had God Lucifer toegezegd. Alleen lichamelijke kracht kreeg Jezus, anders was hij in de Hof al bezweken (het zweten van bloed). Veel van het lijden dat Christus moest ondergaan tijdens de verzoeking in de woestijn en in de dagen voorafgaand aan de kruisiging, staat niet in de Bijbel. De Bijbel geeft aan dat Zijn familie bij het kruis stond, wat niet klopt. Het was voor hen niet om aan te zien. Dat de doden uit de graven kwamen na de kruisiging is onjuist, waar bleven ze dan? Wat hier gebeurde, nadat de voorhang was gescheurd, was een aardbeving, waardoor de graven openspleten en de lijken eruit geslingerd werden. Door deze bijbelvervalsing konden de theologen bewijzen, dat we na onze dood lichamelijk opstaan. In onze geloofsbelijdenis staat nog steeds: "Ik geloof in de opstanding 'des vlezes'." Deze opgewekten verschenen in de stad ná de opwekking van Jezus, want er staat geschreven dat ze pas opgewekt konden worden, nadat Jezus zelf was opgewekt.
 
6. De leer van Christus en het hedendaagse christendom
Hoe komt het dat de leer van Christus geen invloed meer schijnt te hebben op het hedendaagse christendom? Omdat de zuivere leer van Christus niet meer voorhanden is, zoals we beschreven hebben. We zitten nu aan de monding en niet meer aan de bron van de rivier. Door de eeuwen heen is de bron (Christus) gaan stromen en vervuild door de mens. Terugkeer naar de bron (God) is alleen mogelijk door de geestelijke boodschappers. Door deze geesten kon Christus zijn werk doen. Christus moest dat als belichaamde geest leren. Dat is een kosmische wet. De belichaming wist het geestelijke geheugen uit. De apostelen moesten ook telkens door de geesten der waarheid onderwezen worden (Joh. 14:1­6). Paulus: "Wij spreken niet met woorden, zoals de menselijke wijsheid u leert, maar met woorden die een geest van God u leert, zo geven wij de boodschap van een geest door in dezelfde woorden, waarin de geesten ze ons geven" (1 Kor. 2:10-14).
Overal in de gemeenten waren media, aan hen kon men vragen stellen tijdens de samenkomsten. De huidige christelijke predikers zijn niet door Gods geesten aangesteld zoals dat toen ging, maar door de kerken. Hoe het nu gaat, wordt bepaald door theologen zoals professoren, bisschoppen, kardinalen en synodes. Er zijn miljoenen geleerde verhandelingen geschreven, wat is daarvan gedicteerd door Gods geesten? Lees de waarschuwing in Col. 2:8; Judas 19; 1 Timoth. 1:7.
Helaas werden de goede geesten verdreven door de dwaalgeesten (1 Timoth. 4:1-2). Het ging tenslotte om de trots van de geleerden, om macht en geld. De wortel van alle kwaad is hebzucht. Zo ontstond de versplintering van het christendom. Gods geesten trokken zich in alle bescheidenheid terug. Nog steeds is het zo dat engelen bijvoorbeeld pas te hulp schieten als we ze nodig hebben. Anders blijven ze op de achtergrond.
 
De katholieke kerk voerde de onfeilbare paus in als plaatsvervanger van Christus, dus hoefde Christus zelf niet meer te komen. Als we de geschiedenis van het pausdom bestuderen, zullen we ontdekken dat er veel duivels tussen zaten, zoals de De Medici's, en dat zou dan uit God zijn en onfeilbaar? Het is eerder zo dat dan Lucifer de plaatsvervanger van Christus is.
De méns Petrus was niet de rots waarop de Kerk gebouwd zou worden - het was het gelóóf van Petrus. De persoon Petrus verloochende Jezus driemaal, voorwaar een wankelende rots.
Let wel: tot de ware Kerk van de Heer behoren alle godsdiensten die de waarheid (de sleutels van het hemelrijk) zoeken.
De presbyters en episcopalen in de eerste christelijke gemeente werden door geesten van God aangewezen. De presbyters waren vertrouwenspersonen en bestuurders der gemeente en mediamieke genezers. De episcopalen waren de coördinatoren van de diverse gemeenten. Ze waren ook mediamiek. Zij zorgden ervoor dat de arme gemeenten werden geholpen door de rijkere broeder- en zustergemeenten. Dit was ware gemeenschapszin.

terug naar de Inhoud

7. Enkele misvattingen in de kerkelijke leer

1. God in drie personen (Vader, Zoon en Heilige Geest)
Jezus zegt: "Alleen de Vader is God, niemand is aan Hem gelijk, de Vader is groter dan Ik". Lees Joh. 10:29; 14:28; 17:2; 20:17. God is dus één in persoon. In Christus zou anders een menselijke en goddelijke geest huizen; hij zou dan een tweevoudige wil hebben.
Iedere geest is een zelfstandige persoonlijkheid (Ik ben). De heilige Geest is daarom ook één heilige Geest. Jezus is niet God, anders had Hij aan het kruis niet geroepen: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Hoe zou God zichzelf kunnen verlaten? Om toch gelijk te krijgen heeft de kerk de Bijbel vervalst. Bijvoorbeeld Rom. 9:3: waar staat "...uit wier midden de Messias lichamelijk stamt. De over alles heersende God zij daarvoor geprezen". Dit werd vertaald als: "...uit wier midden de Messias lichamelijk stamt, die is de over alles heersende God..." Ook in Titus 2:13 wordt Christus tot God: "Daar moeten wij vol verwachting uitzien naar onze God en redder Jezus Christus..."
Hier moet staan: "...en naar onze redder..."
Wat betreft de drie-eenheid. In 1 Joh. 5 luidt de juiste vertaling: "Zo zijn het er dus drie, die getuige­nis afleggen: de geest, het water, het bloed; en deze drie stemmen in hun getuigenis overeen, i.p.v.: "En drie zijn er in de hemel die getuigen: de vader, het woord en de geest en deze drie zijn één".
De eenheid die bestaat tussen Vader, Zoon en de Heilige Geesten is de eenheid van wil en werken.
De doop is een inwijdingsritueel, waarbij men zich innerlijk aan God geeft, dat kan een kind niet. Dus is kinderdoop niet goed. De doopformule luidt: "Ik doop u in de naam des Vader en des Zoons, in een heilige geest." Deze geest hielp de apostelen bij de doop.

2. Over de schepping
De waarheid over de schepping, zoals hiervoor beschreven, staat niet in de Bijbel. Paulus wijst af en toe op deze waarheden: Romeinen 8:19-24: "Ook de schepping verlangt vurig...",  mens, dier, plant en mineraal hebben geest.

3. Gods heilsplan
Het ligt in Gods heilsplan besloten alles weer tot God terug te voeren.
Paulus zegt in Romeinen 11:25-32: "Overschat uzelf niet broeders. Ik moet u een geheim openbaren: de verharding over een deel van Israël duurt slechts totdat de massa van de heidense volken is binnengegaan. En zo zal tenslotte heel Israël gered worden. Zo heeft God alles wegens ongehoorzaamheid opgesloten (in het stoffelijk omhulsel: het lichaam). Na deze verbeteringstrappen zal de dood overwonnen zijn.
Dit is de geestelijke dood, dan zullen we één zijn met God. Hier zorgt Christus voor. Daarom staat er in Openbaringen: "De dood gaf haar doden terug". Lucifer moest hen afstaan. Daarom is het onzin om te spreken van een eeuwige hel. Jesaja zegt al: "...iedere knie zal zich voor Hem buigen, iedere tong zal op hem zweren, waarop allen tot Hem zullen komen..." Het Griekse woord 'aeon' is verkeerd vertaald als 'eeuwig' en 'eeuwigheid'. 'Aeon' betekent een onbepaalde tijdsduur, dan weer korter, dan weer langer. Overal wordt het woord 'aeon' juist met 'tijdelijk' vertaald in de Bijbel, behalve waar het de hel betreft. Dit geldt ook voor eeuwig leven in de hemelse sferen. Er kan weer een val der engelen komen, omdat de geestenwereld ook over een vrije wil beschikt. Kortom, niets is eeuwigdurend.

4. De herkomst van de menselijke geest
De menselijke geest wordt geschapen op het moment van de bevruchting, leert de kerk. In zonde ontvangen en geboren: de erfzonde. Dit is fout: de menselijke geest is een gevallen geest die langs de trappen der verbetering, dus door belichaming, naar de hemelse sferen onderweg is na vele incarnaties. Vóór de zondeval in de hemel waren al deze geesten zuiver en zonder fouten geschapen door God. Alle ellende in de wereld hangt samen met de miljoenen jaren durende geleidelijke ontwikkeling van de mens. Als we al onze levens zouden terugzien, zouden we niet meer zeggen: "Waaraan heb ik dit verdiend?" Het is ons karma. Dat weet men alleen voor zichzelf, maar nooit voor een ander.

5. Wat is zonde?
"Als iemand zijn broeder een zonde ziet bedrijven die niet voert tot de dood, dan moet hij voor zijn broeder bidden en God zal hem in leven houden. Voor iemand die een doodzonde begaat, hoef je niet te bidden (1 Joh. 5:16-17). Een doodzonde is bijvoorbeeld godsloochening. Dat is desertie, daar staat de doodstraf op. Hier is men dan geestelijk dood. De weg terug is een lange. Wie hier uitkomt is met recht opgestaan uit de doden.
De eerste opstanding uit de doden was de terugkeer van Christus uit de hel. "Nedergedaald ter helle, opgevaren ten hemel, zittende aan de rechter hand van God".
Een aards lichaam staat niet op. Bij Jezus, Henoch en Elia is het een dematerialisatie door de geestenwereld geweest. Het woord 'graf' wordt in dit verband ook fout geïnterpreteerd. Joh. 5:28: "Er zal een uur komen dat allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen." Hier wordt de kerker van Satan bedoeld, de buitenste duisternis.

6. Het avondmaal
Het paasmaal was het symbool van de redding door God uit Egypte. Bij Christus betekende deze maaltijd het afscheid van zijn aardse bestaan en zijn vereniging met hen in de geest. Daarom: "Neem, eet het zinnebeeld van mijn lichaam; neem, drink het zinnebeeld van het nieuwe verbond in mijn bloed." Wanneer men dit herinneringsmaal niet doet met liefde in het hart, drinkt men zich een oordeel. Haat en vijandschap weerhouden de mens van het avondmaal, tot verzoening heeft plaatsgevonden.
Jezus zei vlak voor het avondmaal, dat Hij in beelden sprak. Dus ook de avondmaalswoorden zijn zinnebeelden en niet echt vlees en bloed, want dan zou Jezus zichzelf tijdens het avondmaal hebben gegeten (en de gelovige zou een kanibaal zijn). De viering van het avondmaal behoeft geen priester of predikant. Men kan dat zelf in huiselijke kring doen.
 
7. De biecht
Hierover kunnen we kort zijn. Niemand kan zonden vergeven dan God alleen. Niemand kan heilig verklaren dan God alleen. Alle riten, alsook kastijding en vasten zijn niet van Christus, maar ingevoerd door kerkelijke instanties. Men leze 1 Tim. 4:1-5.

8. Het celibaat
De ongetrouwde priester, vaak een rijke edelman, moest ongetrouwd blijven, zodat zijn vermogen aan de kerk kwam en hij afhankelijk bleef. Het was een kwestie van macht. Christus kende het celibaat niet. Paulus zegt: "Wie trouwt doet goed, wie niet trouwt doet beter." Hij voegt eraan toe dat dit zijn eigen mening is en niet van Christus. Nadat Christus hem hierover heeft onderhouden, herziet hij zijn mening. We lezen dit in 1 Cor. 6 en 7.
De katholieke kerk kent vele geloften zoals van armoede, gehoorzaamheid, celibaat. Dit is tegen Gods wil, want blinde gehoorzaamheid moet men alleen tegenover God betrachten. Gehoorzaamheid tegenover wereldlijke machthebbers is toegestaan, voorzover ze niet in strijd handelen met Gods wetten.

9. Het laatste oliesel
Het eerste christendom kende het zalven van de zieken met olie. Het was een lichamelijk geneesmiddel. Het had te maken met de zonde. Het was de bedoeling dat de zieke de begane zonden uit zijn hart wilde bannen en tot verzoening moest komen met degenen tegen wie de zonde werd begaan. Die innerlijke gemoedstoestand herstelde de band met God, tegen wie hij een overtreding had begaan. Hoe inniger de band met God, hoe groter de kans op genezing. Nu wordt het gedaan als men gaat sterven, door een priester en dient het tot vergeving der zonden. Dit kan alleen God doen.

Tenslotte
De oorspronkelijke Kerk, waarin Gods geesten de leiding hadden, was een Kerk van vrijheid van de kinderen Gods. De latere kerk die de geesten van God uitschakelde, werd onder de invloed van de boze machten die in haar werkzaam waren, een kerk van geestelijke knechting, waarin de leiders zich een macht aanmaten die indruiste tegen Gods wil en die door deze macht de gelovigen de directe weg naar God versperden.


terug naar het literatuuroverzicht






^