Inayat Kahn - De vier paden die naar het doel leiden
A. Tekst uit een lezing die Inayat Khan in de tweede helft van 1925 heeft gegeven met als doel te verhelderen welke weg de weg van de leerling is.
(Hieronder staat bij B. dezelfde tekst, maar dan met een uitwijding van mij erbij tussen haakjes)
In de tekst staat dat er verschillende wegen zijn die kunnen leiden tot het doel van het leven. Het kan zijn dat het pad van de leerling er een is van intelligentie, dus van inzicht in het leven. Maar ook het goede doen kan leiden tot volmaaktheid. Een derde weg is die van discipline, concentratie en meditatie. Het vierde pad is een weg van devotie: leven in het licht van een goddelijk ideaal.
Sociale Gatheka nr. 52 De vier paden die naar het doel leiden.
Er is een pad dat men de weg van de intellectueel kan noemen. Wanneer een intellectueel persoon boven zijn intellectualiteit is uitgestegen dan kan men hem een intelligent persoon noemen. Want er kan verschil worden gemaakt tussen een intellectueel en een intelligent persoon. Een intellectueel persoon is iemand die door impressies en studies kennis heeft vergaard en die de koning is van het domein van zijn intellect. Hij beschikt in het boek van zijn geest over datgene wat hij heeft geleerd, heeft bestudeerd en wat hij heeft ervaren en dat is zijn wereld. Zonder twijfel maakt hem dat tot een gevangene van een omlijnde horizon van kennis en het uitstijgen boven die kennis kan men intelligentie noemen. De intellectuele persoon is in staat om intelligent te worden. Het intellect is een bedekking over de intelligentie en wanneer deze bedekking wordt weggenomen wordt iemand vanzelf intelligent.
De intelligente persoon is die persoon die voor zichzelf waarneemt, die voor zichzelf leert, die voor zichzelf begrijpt, die de dingen door zichzelf herkent en die tegelijkertijd binnenin zichzelf zowel leerling als leraar is. Wanneer iemand eenmaal boven de grenzen van zijn beperkte kennis is uitgestegen, begint de hogere kennis uit zichzelf naar hem toe te komen. Hij begint in een seconde tijd meer te leren dan een intellectueel persoon in zes jaar tijd zou leren na het lezen van alle boeken in de bibliotheek. Wanneer een intelligente persoon eenmaal inzicht heeft verkregen in de verborgen wetten van de natuur dan begint hij een weg te zien die zich naar de hogere kennis aan het openen is. Zijn beredeneren verandert van aard en wordt de essentie van de rede. Hij begint de dingen niet te zien vanuit de rede die hij vanuit de wereld heeft geleerd, maar hij begint de rede der reden te zien, de rede die door het gewone beredeneren wordt bedekt.
De vraag is: hoe kun je intelligent worden? Het antwoord daarop is dat de mens intelligent wordt geboren en dat hij vervolgens zijn intelligentie bedekt en dat graag intellect noemt. Dan wordt hij namelijk erkend als zijnde geleerd en denkt hij dat hij wat kennis heeft verworven. En dat is het moment waarop hij zijn intelligentie begrenst. En zolang zijn intelligentie wordt begrensd kan hij niet verder kijken dan wat hij ziet. In iemands leven is er een tijd waarin hij aan het leren is en komt er een tijd waarin hij zelf de kennis is. Op het moment dat een ziel de kennis zelf wordt begint ze glimpen op te vangen van de verborgen wetten van de natuur en deze verlichting kan zich zodanig ontwikkelen dat iemand in het licht van intel-ligentie de gehele manifestatie op heldere en volledige wijze kan zien.
De Koran zegt: 'God is het Licht van de hemelen en van de aarde'. Als er al een vonkje van God in de mens te vinden zou zijn dan is dat z’n intelligentie. Wanneer dus dit Goddelijk Licht dat in de mens ligt verborgen eenmaal tot opvlammen wordt gebracht, wanneer het eenmaal als een vlam is opgestegen, dan verlicht het zijn pad naar volmaaktheid.
Het tweede pad naar volmaaktheid is het pad van rechtschapenheid, van plicht, van goede handeling. Iemand mag dan niet intelligent zijn, maar hij kan wel nauwgezet zijn in wat hij doet en in wat hij zou moeten doen opdat hij altijd gebruik maakt van zijn bereidwilligheid om een rechtschapen handeling te verrichten. En door zo te handelen volbrengt hij die wet van harmonie, die zijn ziel automatisch opheft naar volmaaktheid.
Iemand verbaast zich vaak over vrienden of relaties, die hij als de goedheid zelve beschouwt en wier handelingen hij als rechtschapen handelingen beschouwt en die toch nooit enige neiging tot religie of meditatie vertonen. En vaak denkt men dan: 'Wat jammer als ze niet tot spirituele volmaaktheid komen!' Mijn reactie hierop is: ‘Ja, het is mogelijk dat zij eerder bij die volmaaktheid aankomen dan de zoeker die er zoveel ophef over maakt en weinig doet. Zij zullen eerder bij die volmaaktheid aankomen dan degene die te veel over spirituele zaken spreekt en er weinig van weet. Zij zullen sneller tot die volmaaktheid komen dan degene die zich aan het vastklampen is aan de uiterlijke zaken van religie en spiritualiteit. Louter door zijn rechtschapen handelingen, door zijn goede daden, zal zo iemand bereiken. Hij mag het dan niet weten, maar het is op automatische wijze werkzaam, omdat hij het pad van rechtschapenheid aan het bewandelen is dat hem zeker naar volmaaktheid zal leiden’.
Het derde pad is het pad van discipline. Op het pad van discipline is concentratie nodig, zijn meditatie en concentratie nodig, zijn alle vormen van discipline nodig om die verwerkelijking te bewerkstelligen die het uiteindelijke doel is. Het pad van meditatie stelt de mens in staat om verschillende niveaus van leven te ervaren, niet altijd op de manier zoals mensen classificeren door te zeggen dit of dat niveau of deze of die graad. De ware ervaring van het innerlijke leven kan niet zo goed geclassificeerd worden. Als iemand bijvoorbeeld een meditatief iemand vraagt: 'Zijn er zeven bestaansniveaus?', dan zal hij antwoorden: 'Ja'. Een ander vraagt echter: 'Ik heb in de Griekse filosofie gelezen dat er negen bestaansniveaus zijn, kan dat waar zijn?' 'Zeker'. En weer een ander zegt: 'Ik denk dat er slechts drie niveaus zijn'. Hij antwoordt: 'Zeker, ik ben het met je eens'. Hij zegt dit niet om hem een plezier te doen, maar hij is in staat ze als vijf, zeven, negen of in net zoveel vormen als je maar wilt, te zien omdat hij ze werkelijk ziet.
Ga bijvoorbeeld eens naar iemand die net begonnen is met muziek en vraag hem eens: 'Hoeveel tonen zijn er in een octaaf?' Hij zal antwoorden: 'Er zijn zeven tonen'. 'Zijn er daarnaast ook nog halve tonen?' 'Ja.' Ga je echter naar een zeer ervaren musicus die wellicht zijn hele leven aan de muziek heeft gegeven en de essentie van geluid is beginnen te begrijpen en vraag je hem: 'Is het niet zo dat er zich twintig tonen in een oktaaf bevinden zoals de Chinezen zeggen?' dan zal hij antwoorden met: 'Ja, dat zou zo kunnen zijn.' Als je echter zou zeggen: 'Maar in India zegt men dat er zich vierentwintig tonen in een oktaaf bevinden'. Dan zal hij zeggen: 'Dat is waar, als je het zo bekijkt; maar het is niet zo dat het oktaaf absoluut vierentwintig tonen bevat, het is maar hoe je het bekijkt’.
Alles wat de mens op intellectuele wijze van de metafysica leert beperkt hem tot boekengeleerdheid. Hij haalt geen profijt uit zijn verbazing bij het weten dat er zoveel verschillende niveaus van ons wezen zijn, hij haalt er maar een voorbijgaande interesse uit. Hij gaat niet verder dan dat. Ook al zou hij de niveaus willen zien en willen weten wat ze zijn, hij zou ze niet kunnen zien. Door middel van meditatie echter kan hij ze verwerkelijken. En door deze verwerkelijking kan hij van elke filosofie een interpretatie geven. Of het nu de boeddhistische, de oude griekse of de vedantafilosofie is, van elke filosofie die je hem voorlegt zal hij een interpretatie kunnen geven, want hij weet wat hij via meditatie heeft ervaren.
De weg van zelf-discipline is ongetwijfeld een heel moeilijke weg. Het is een weg van mysterie, het is een weg van macht, maar het is een zware en moeilijke weg. Bedenk maar eens hoe moeilijk het voor je is discipline op te brengen bij het langere tijd zitten in een houding of pose. Bedenk hoe moeilijk het zou zijn als je de belofte af zou leggen: 'ik zal geen fruit, zoet of zuur meer eten'. Bedenk dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn als je een belofte aflegt om te zwijgen, om te vasten of om zoveel uur te blijven staan of te wandelen of om een gedeelte van de nacht of de gehele nacht wakker te blijven. Zelfdiscipline wordt geleerd door tegen je neigingen, je eigen neigingen, in te gaan.
Je zou je af kunnen vragen: 'Zijn dat dan geen natuurlijke neigingen, waarom zou je daar tegen in dienen te gaan?' Het antwoord is dat je niet kunt zeggen welke neiging je eigen neiging is, want alle neigingen zijn aangeleerd en wat je natuurlijk noemt is datgene waaraan je gewend bent geraakt. Het woord natuurlijk is een woord dat je jaren en jaren kunt bestuderen en waarvan je uiteindelijk zult ontdekken dat er niet zo iets als ‘natuurlijk’ bestaat.
Er bestaan natuurlijke neigingen tot plezier en comfort die botsen met de nog grotere en diepere neigingen die we hebben tot grotere macht en kracht, tot meer licht en meer leven. De neigingen kunnen dus in twee aspecten worden verdeeld: de meest innerlijke neigingen en de neigingen die je in je alledaagse leven ervaart. Tussen die twee bestaat er altijd een conflict. De meest innerlijke neigingen worden soms ondermijnd door de uiterlijke neigingen. Door zelfdiscipline te ontwikkelen leer je de uiterlijke neigingen te onderdrukken om daarmee de innerlijke neigingen de ruimte te geven op te stijgen en op te bloeien, wat uiteindelijk culmineert in wat we meesterschap noemen.
Het vierde pad naar perfectie zou men het pad van devotie kunnen noemen, een pad dat in zijn waarde en in zijn diepte niet vergeleken kan worden met enig ander pad. De reden hiervoor is dat devotie rechtstreeks uit de geest van God komt. Lang niet iedereen kan dit pad aan, want in sommige mensen wordt het hart door de hoofdkwaliteit, door het intellect, op slot gedaan en in andere mensen is de hartkwaliteit het belangrijkste. De eerste stap op het pad van devotie is onderricht in zelfloosheid, dat maakt je onzelfzuchtig.
Maar wat is devotie? Devotie is het afstemmen van het hart op zijn natuurlijke toonhoogte. Met andere woorden de gezondste conditie die er in een mens mogelijk is is die conditie waarin devotie tot bloei is gekomen. Alleen devotie bedekt het zelfzuchtige zelf voor de mens, of die devotie nu voor een mens of voor God is. Als er al ooit Waarheid te zien is dan is dat in devotie, want de wereld van het hart is een andere wereld dan de wereld waarin iedereen leeft. De wet van die wereld is anders, het weer is er anders, de lucht van die wereld is anders, de zon en de maan van die wereld zijn anders; de natuur van die wereld is anders, het is een wereld op zich. Door devotie wordt de Hemel naar de aarde gebracht.
En hoe vaak zegt iemand desondanks niet: 'Maar is dat dan niet eenvoudig devotie?' In de eenvoud is de grootste subtiliteit te vinden, want het hart van de toegewijde is vloeibaar vergeleken met het hart van anderen bij wie het hart gekristalleerd is geraakt. Het is opgewekt tot sympathie, het staat open voor het waarderen van alle schoonheid. Krishna heeft gezegd: 'Ik bevind me bij mijn toegewijden'. En dus als iemand vraagt: 'waar is God, bevindt Hij zich in de zesde of in de zevende hemel, of in een bepaald paradijs of in een bepaald paleis waarin mensen zich Hem voorstellen?' Het paradijs of het paleis of de verblijfplaats van God bevindt zich in het hart van de toegewijde. Het is voor een mens zonder twijfel niet gemakkelijk om op te stijgen tot een devotie voor God.
Daarom werd devotie door soefi’s in alle tijden geleidelijk aan beoefend, door sympathie voor hun leraar, door devotie voor hun heer en door de culminatie van die devotie in God. Devotie tilt het object van haar devotie, of haar ideaal, op tot de hoogste hemel. Door devotie zijn rotsen veranderd in goden. Iemand vroeg een Hindoe: 'wat win je door het aanbidden van een God die in steen is uitgehouwen, is dat niet een God die jij hebt gemaakt?'
'Ja', antwoordde de Hindoe, 'mijn handen hebben deze God van steen gemaakt en mijn devotie heeft er leven aan geschonken; als je in een vormloze God gelooft en geen devotie bezit dan heb je Hem nog niet bereikt, Hij is dan nog ver van jou verwijderd; mijn God bevindt zich vlak voor mijn ogen, maar jouw God is nog ver van jou.' Zoals de Bijbel zegt: 'God is liefde.' Als God overal te vinden is is Hij ook te vinden in het hart van de mens. En wanneer wordt Hij gevonden? Wanneer het hart is opgewekt tot sympathie, tot liefde, tot devotie.
B. In bijgaande tekst staat dat er verschillende (vier) wegen zijn die kunnen leiden tot het doel van je leven (tussen haakjes is van mij, Freek).
Het kan zijn dat jouw pad er een is van intelligentie, dus van inzicht in het leven (denken).
Maar ook het goede doen kan leiden tot volmaaktheid (willen).
Een derde weg is die van discipline, concentratie en meditatie (ingekeerd waarnemen).
Het vierde pad is een weg van devotie: leven in het licht van een goddelijk ideaal (voelen).
Het is een lezing die Inayat Khan in de tweede helft van 1925 heeft gegeven, maar nog steeds kan helpen om te verhelderen welke weg jouw weg is. (In feite komt de strekking van de tekst overeen met de Bergrede van Jezus in Mattheus en met de vierde Edele Waarheid van Boeddha: het Achtvoudige Pad)
Soefi meditatie: De vier paden die naar het doel leiden.
1. Het intellectuele pad (denken)
Er is een pad dat men de weg van de intellectueel (denken) kan noemen. Wanneer een intellectueel persoon boven zijn (aardse) intellectualiteit is uitgestegen, dan kan men hem een ‘intelligent (geestelijk) persoon’ noemen. Want er kan verschil worden gemaakt tussen een ‘intellectueel’ en een ‘intelligent persoon’.
Een intellectueel persoon is iemand die door impressies en studies (aardse) kennis heeft vergaard en die de koning is van het domein van zijn intellect. Hij beschikt in het boek van zijn geest over datgene wat hij heeft geleerd, heeft bestudeerd en wat hij heeft ervaren en dat is zijn wereld. Zonder twijfel maakt hem dat tot een gevangene van een omlijnde (eng begrensde) horizon van kennis (aardse kennis) en het uitstijgen boven die kennis kan men intelligentie noemen (geestelijke kennis). De intellectuele persoon (de aardse persoon) is in staat om intelligent te worden (een geestelijke persoon te worden). Het intellect (aards) is een bedekking over de ‘intelligentie’ (geestelijk) en wanneer deze bedekking wordt weggenomen wordt iemand vanzelf intelligent.
De intelligente persoon is die persoon die voor zichzelf waarneemt, die voor zichzelf leert, die voor zichzelf begrijpt, die de dingen door zichzelf herkent en die tegelijkertijd binnenin zichzelf zowel leerling als leraar is (die zichzelf geestelijk ontwikkelt: de zelfverwerkelijking). Wanneer iemand eenmaal boven de grenzen van zijn beperkte (aardse) kennis is uitgestegen, begint de hogere kennis uit zichzelf naar hem toe te komen. Hij begint in een korte tijd meer te leren dan een intellectueel persoon in zes jaar tijd zou leren na het lezen van alle boeken in de bibliotheek.
Wanneer een intelligente persoon eenmaal inzicht heeft verkregen in de verborgen wetten van de natuur dan begint hij een weg te zien die zich naar de hogere (geestelijke) kennis aan het openen is. Zijn beredeneren verandert van aard en wordt de essentie van de rede. Hij begint de dingen niet te zien vanuit de rede die hij vanuit de wereld heeft geleerd, maar hij begint de rede der reden te zien (de geestelijke reden), de rede die door het gewone (aardse) beredeneren wordt bedekt.
De vraag is: hoe kun je intelligent worden? Het antwoord daarop is dat de mens intelligent (geestelijk) wordt geboren en dat hij vervolgens zijn intelligentie bedekt (onbewust wordt door het contact met de aarde) en dat graag (aards) intellect noemt. Dan wordt hij namelijk erkend als zijnde geleerd en denkt hij dat hij wat kennis heeft verworven. En dat is het moment waarop hij zijn intelligentie begrenst (door de onbewuste vereenzelviging). En zolang zijn intelligentie wordt begrensd kan hij niet verder kijken dan wat hij ziet.
In iemands leven is er een tijd waarin hij aan het leren is en komt er een tijd waarin hij zelf de kennis is. Op het moment dat een ziel de kennis zelf wordt, begint ze glimpen op te vangen van de verborgen (geestelijke) wetten van de natuur en deze (geestelijke) verlichting kan zich zodanig ontwikkelen, dat iemand in het licht van intelligentie de gehele manifestatie (de geestelijke betekenis van de aardse leerschool) op heldere en volledige wijze kan zien.
De Koran zegt: 'God is het Licht van de hemelen en van de aarde'. Als er al een vonkje van God (de menselijke geest) in de mens te vinden zou zijn, dan is dat z’n intelligentie. Wanneer dus dit Goddelijke Licht dat in de mens ligt verborgen (onbewust is geworden) eenmaal tot opvlammen wordt gebracht (zich van zichzelf bewust wordt), wanneer het eenmaal als een vlam is opgestegen, dan verlicht het zijn pad naar volmaaktheid (de weg over de aarde wordt een geestelijke ontwikkelings weg).
2. Het pad van gewetensvol en deugdzaam handelen (willen)
Het tweede pad naar volmaaktheid is het pad van rechtschapenheid (geweten en deugd), van plicht, van goede handeling. Iemand mag dan niet intelligent zijn, maar hij kan wel ‘nauwgezet zijn’ (gewetensvol zijn) in wat hij doet (willen) en in wat hij zou moeten doen (willen) opdat hij altijd gebruik maakt van zijn bereidwilligheid om een rechtschapen handeling te verrichten. En door zo te handelen volbrengt hij die wet van harmonie, die zijn ziel automatisch opheft naar volmaaktheid (de ontwikkelde geestelijke vermogens in de vorm van het geweten en de deugden).
Iemand verbaast zich vaak over vrienden of relaties, die hij als de goedheid zelve beschouwt en wier handelingen hij als rechtschapen handelingen beschouwt en die toch nooit enige neiging tot religie of meditatie vertonen. En vaak denkt men dan: 'Wat jammer als ze niet tot spirituele volmaaktheid komen! ' Mijn reactie hierop is: ‘Ja, het is mogelijk dat zij eerder bij die volmaaktheid aankomen dan de zoeker die er zoveel ophef over maakt en weinig doet. Zij zullen eerder bij die volmaaktheid aankomen dan degene die te veel over spirituele zaken spreekt en er weinig van weet (of er weinig mee doet). Zij zullen sneller tot die volmaaktheid komen dan degene die zich aan het vastklampen is aan de uiterlijke zaken van religie en spiritualiteit.
Louter door zijn rechtschapen (gewetensvolle, deugdelijke) handelingen, door zijn goede daden, zal zo iemand het doel bereiken (want hij komt in overeenstemming met de goddelijke geestesgesteldheid). Hij mag het dan niet weten, maar het is op automatische wijze werkzaam, omdat hij het pad van rechtschapenheid aan het bewandelen is dat hem zeker naar volmaaktheid zal leiden’.
3. Het pad van discipline (waarnemen van het innerlijk)
Op het pad van discipline is concentratie (ingekeerd waarnemen, aandacht) nodig, zijn meditatie en concentratie (ingekeerd waarnemen, aandacht) nodig, zijn alle vormen van discipline nodig om die verwerkelijking te bewerkstelligen die het uiteindelijke doel is. Het pad van meditatie stelt de mens in staat om verschillende (innerlijke, geestelijke) niveaus van leven te ervaren (waar te nemen), niet altijd op de manier zoals mensen classificeren door te zeggen dit of dat niveau of deze of die graad. De ware ervaring van het innerlijke leven (door innerlijke, ingekeerde waarneming) kan niet zo goed geclassificeerd worden.
Als iemand bijvoorbeeld een meditatief iemand vraagt: 'zijn er zeven (geestelijke) bestaansniveaus?’, dan zal hij antwoorden: 'ja'. Een ander vraagt echter: 'ik heb in de Griekse filosofie gelezen dat er negen bestaansniveaus zijn, kan dat waar zijn?' 'Zeker'. En weer een ander zegt: 'ik denk dat er slechts drie niveaus zijn'. Hij antwoordt: 'zeker, ik ben het met je eens'. Hij zegt dit niet om hem een plezier te doen, maar hij is in staat ze als vijf, zeven, negen of in net zoveel vormen als je maar wilt, te zien omdat hij ze werkelijk ziet (het waarnemen van geestelijke werelden).
Ga bijvoorbeeld eens naar iemand die net begonnen is met muziek en vraag hem eens: 'hoeveel tonen zijn er in een octaaf?'. Hij zal antwoorden: 'er zijn zeven tonen'. 'Zijn er daarnaast ook nog halve tonen?' 'Ja.' Ga je echter naar een zeer ervaren musicus die wellicht zijn hele leven aan de muziek heeft gegeven en de essentie van geluid is beginnen te begrijpen en vraag je hem: 'is het niet zo dat er zich twintig tonen in een oktaaf bevinden zoals de Chinezen zeggen?' dan zal hij antwoorden met: 'ja, dat zou zo kunnen zijn.' Als je echter zou zeggen: 'maar in India zegt men dat er zich vierentwintig tonen in een oktaaf bevinden'. Dan zal hij zeggen: 'dat is waar, als je het zo bekijkt; maar het is niet zo dat het oktaaf absoluut vierentwintig tonen bevat, het is maar hoe je het bekijkt’ (het waarnemen van tonen).
Alles wat de mens op intellectuele wijze van de metafysica leert, beperkt hem tot boekengeleerdheid. Hij haalt geen profijt uit zijn verbazing bij het weten dat er zoveel verschillende niveaus van ons wezen zijn, hij haalt er maar een voorbijgaande interesse uit. Hij gaat niet verder dan dat. Ook al zou hij de niveaus willen zien en willen weten wat ze zijn, hij zou ze niet kunnen zien (waarnemen).
Door middel van meditatie echter kan hij ze verwerkelijken (kan hij ze leren zien). En door deze verwerkelijking kan hij van elke filosofie een interpretatie geven. Of het nu de boeddhistische, de oude griekse of de vedantafilosofie is, van elke filosofie die je hem voorlegt zal hij een interpretatie kunnen geven, want hij weet wat hij door meditatie heeft ervaren (heeft waargenomen).
De weg van zelf-discipline is ongetwijfeld een heel moeilijke weg (de weg naar binnen door ingekeerd waarnemen). Het is een weg van mysterie, het is een weg van macht, maar het is een zware en moeilijke weg. Bedenk maar eens hoe moeilijk het voor je is discipline op te brengen bij het langere tijd zitten in een houding of pose. Bedenk hoe moeilijk het zou zijn als je de belofte af zou leggen: 'Ik zal geen fruit, zoet of zuur meer eten'. Bedenk dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn als je een belofte aflegt om te zwijgen, om te vasten of om zoveel uur te blijven staan of te wandelen of om een gedeelte van de nacht of de gehele nacht wakker te blijven. Zelfdiscipline wordt geleerd door tegen je neigingen, je eigen neigingen, in te gaan.
Je zou je af kunnen vragen: 'Zijn dat dan geen natuurlijke neigingen, waarom zou je daar tegen in dienen te gaan?' Het antwoord is dat je niet kunt zeggen welke neiging je eigen neiging is, want alle neigingen zijn aangeleerd(?) en wat je natuurlijk noemt, is datgene waaraan je gewend bent geraakt(?). Het woord natuurlijk is een woord dat je jaren en jaren kunt bestuderen en waarvan je uiteindelijk zult ontdekken dat er niet zo iets als ‘natuurlijk’ bestaat(?).
(het woord ‘natuur’ komt van het Latijnse ‘nasci’: ‘geboren worden’; de ‘natuur’ is het geschapene)
Er bestaan natuurlijke (aardse) neigingen tot plezier en comfort die botsen met de nog grotere en diepere neigingen die we hebben tot grotere (geestelijke) macht en kracht, tot meer licht en meer leven. De neigingen kunnen dus in twee aspecten worden verdeeld: de meest innerlijke neigingen (door je naar binnen te keren) en de neigingen die je in je alledaagse leven ervaart (de aardse neigingen). Tussen die twee bestaat er altijd een conflict.
De meest innerlijke (geestelijke) neigingen worden soms (vaak) ondermijnd door de uiterlijke (aardse) neigingen. Door zelfdiscipline te ontwikkelen, leer je de uiterlijke (aardse) neigingen te onderdrukken om daarmee de innerlijke (geestelijke) neigingen de ruimte te geven op te stijgen en op te bloeien (zelfverwerkelijking), wat uiteindelijk culmineert in wat we meesterschap noemen.
4. Het pad van devotie (aanbidding, voelen)
Het vierde pad naar perfectie zou men het pad van devotie kunnen noemen, een pad dat in zijn waarde en in zijn diepte niet vergeleken kan worden met enig ander pad. De reden hiervoor is dat devotie rechtstreeks uit de geest van God komt (er is niets wat je zo innig met God kan verbinden dan een gevoel van liefde voor God). Lang niet iedereen kan dit pad aan, want in sommige mensen wordt het hart door de hoofdkwaliteit (het eenzijdig ontwikkelde vermogen, het denken), door het intellect, op slot gedaan en in andere mensen is de hartkwaliteit (het gevoelsleven) het belangrijkste.
De eerste stap op het pad van devotie is onderricht in zelfloosheid, dat maakt je onzelfzuchtig. Maar wat is devotie? Devotie is het afstemmen van het hart (afstemmen van het gevoelsleven) op zijn natuurlijke toonhoogte (op God). Met andere woorden de gezondste conditie die er in een mens mogelijk is, is die conditie waarin devotie (aanbidding) tot bloei is gekomen. Alleen devotie bedekt het zelfzuchtige zelf voor de mens, of die devotie nu voor een mens of voor God is.
Als er al ooit Waarheid te zien is, dan is dat in devotie, want de wereld van het hart (de innerlijke wereld, de gevoelswereld) is een andere wereld dan de (aardse) wereld waarin iedereen leeft. De wet van die wereld is anders, het weer is er anders, de lucht van die wereld is anders, de zon en de maan van die wereld zijn anders; de natuur van die wereld is anders, het is een wereld op zich. Door devotie wordt de (gevoelssfeer van de) Hemel naar de aarde gebracht (in het innerlijke leven van de mens). En hoe vaak zegt iemand desondanks niet: 'Maar is dat dan niet eenvoudig devotie?' In de eenvoud is de grootste subtiliteit te vinden, want het hart van de toegewijde is vloeibaar (heeft zich opengesteld) vergeleken met het hart van anderen bij wie het hart gekristalleerd is geraakt (verhard is, gesloten). Het is opgewekt tot sympathie, het staat open voor het waarderen van alle schoonheid.
Krishna heeft gezegd: 'ik bevind me bij mijn toegewijden'. En dus als iemand vraagt: 'waar is God, bevindt Hij zich in de zesde of in de zevende hemel, of in een bepaald paradijs of in een bepaald paleis waarin mensen zich Hem voorstellen?' Het paradijs of het paleis of de verblijfplaats van God bevindt zich in het hart van de toegewijde (de devote, aanbiddende mens). Het is voor een mens zonder twijfel niet gemakkelijk om op te stijgen tot een devotie voor (aanbidding van) God.
Daarom werd devotie door soefi’s in alle tijden geleidelijk aan beoefend, door sympathie voor hun leraar, door devotie voor hun heer en door de culminatie van die devotie in God. Devotie tilt het object van haar devotie, of haar ideaal, op tot de hoogste hemel. Door devotie zijn rotsen veranderd in goden.
Iemand vroeg een Hindoe: 'Wat win je door het aanbidden van een God die in steen is uitgehouwen, is dat niet een God die jij hebt gemaakt?'
'Ja', antwoordde de Hindoe, 'Mijn handen hebben deze God van steen gemaakt en mijn devotie heeft er leven aan geschonken; als je in een vormloze God gelooft en geen devotie bezit dan heb je Hem nog niet bereikt, Hij is dan nog ver van jou verwijderd; mijn God bevindt zich vlak voor mijn ogen, maar jouw God is nog ver van jou.’
Zoals de Bijbel zegt: 'God is liefde.' Als God overal te vinden is, is Hij ook te vinden in het hart van de mens. En wanneer wordt Hij gevonden? Wanneer het hart is opgewekt tot sympathie, tot liefde, tot devotie (door aanbidding).
terug naar het literatuuroverzicht
^