C.G. Jung - Psychologische typen

Servire, den Haag 1958
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)

Inhoud

1. Het extraverse denktype (het uitgekeerde denken)
2. Het extraverse gevoelstype (het uitgekeerde voelen)
3. Het extraverse gewaarwordingstype (het uitgekeerde waarnemen)
4. Het extraverse intuïtieve type (het uitgekeerde willen)
5. Het introverse denktype (het ingekeerde denken)
6. Het introverse gevoelstype (het ingekeerde voelen)
7. Het introverse gewaarwordingstype (het ingekeerde waarnemen)
8. Het introverse intuïtieve type (het ingekeerde willen)
9. De transcendente functie (de geest als evenwichtig werkzaam middelpunt)


Carl Gustav Jung
(1875-1961)
1. Het extraverse denktype (het uitgekeerde denken)

Het denken van de extraverse denker is opbouwend, het bezit scheppende kracht. Het leidt tot nieuwe feiten of tot algemene samenvattingen van uiteenlopende ervaringsfeiten. Het oordeel is over het algemeen samenvattend, want ook als het denken ontledend te werk gaat, blijft het toch opbouwend, omdat het toewerkt naar iets nieuws in de vorm van een nieuw inzicht, een andere opvatting. Het denken ontleedt wel, maar is niet waarde-berovend, daar het altijd weer een nieuwe waarde in de plaats stelt van het afgebrokene.
Het bewuste leven wordt beheerst door het redelijke oordeel; maar wordt de afstand tussen het beheerste denken en het onbeheerste gevoel te groot, dan gaat ook de onredelijke vooringenomenheid en de onzedelijkheid een rol spelen, waardoor er vaak anders wordt gehandeld dan de bewuste bedoeling was.
Het extraverse denken richt zich op zintuiglijk waarneembare feiten en objecten. De oorsprong van de denkwereld ligt in de buitenwereld en ook de richting van de gevolgtrekkingen wijst weer terug naar die buitenwereld. Het denken groeit nauwelijks boven het zintuiglijk ervaarbare uit.
Doordat deze denkwereld berust op het onmiddellijk ervaarbare, wordt zij geacht in overeenstemming te zijn met de zin der wereld en wordt zij daardoor tot een wereldwet, die altijd en overal geldig moet zijn. Zoals de extraverse denker zich onderwerpt aan deze wet, zo moeten ook de anderen dat doen, voor hun eigen heil, want deze wereldwet is immers de zuiverste omschrijving van de ervaarbare werkelijkheid. Daardoor kan de extraverse denker tot een dogmaticus en een eigengereide criticus worden, een leermeester die anderen in het keurslijf van zijn denkwereld wil persen.
Alle andere levensuitingen en levensvormen kunnen ondergeschikt worden gemaakt aan verstandelijke overwegingen. Als zij niet met de denkwereld overeenkomen, worden zij afgewezen of onderdrukt. In het bijzonder geldt dit voor gevoelsuitingen en uitingen van kunstzinnigheid. Wordt er een bepaald ideaal nagestreefd, dan schrikt de extraverse denker niet terug voor leugens en bedrog om het nagestreefde doel te kunnen bereiken.
Zo onpersoonlijk en zakelijk als de bewuste houding is, zo buitengewoon persoonlijk en overgevoelig is het onbewuste gevoel. De spreektoon wordt daardoor vaak scherp en geprikkeld. Verdachtmakingen komen vaak voor. De gevoelens zijn minderwaardig en kleinzielig wantrouwend. Het verdrongen gevoel veroorzaakt vaak aanvallen van twijfel. Ter afwering van deze twijfel wordt de bewuste houding fanatiek, want fanatisme is niets anders dan gecompenseerde twijfel.

terug naar de Inhoud


2. Het extraverse gevoelstype (het uitgekeerde voelen)

Het extraverse gevoel richt zich naar de buitenwereld en die is ook bepalend voor de geaardheid van het voelen. Het is in overeenstemming met algemeen geldige waarden. Het extraverse gevoel vindt iets schoon of goed omdat het nu eenmaal zo hoort en omdat een ander oordeel storend zou kunnen werken op het algemene gevoelen. Het extraverse gevoel poogt een aangename gevoelssfeer te scheppen, waarvoor het nodig is dat alles aangenaam wordt gevonden en men zich in de gevoelstoestand van het ogenblik inpast. Zonder deze wijze van voelen is een aangenaam gezelschapsleven ondenkbaar. In dit opzicht is het extraverse gevoel een weldadig werkzame kracht.
Het leven wordt beheerst door het zedelijke oordeel; maar wordt de afstand tussen het beheerste gevoel en het denken te groot, dan gaan ook de onredelijkheid en het vooroordeel een rol spelen, waardoor er vaak anders wordt gehandeld dan de bewuste bedoeling was.
Richt dit voelen zich teveel naar de buitenwereld, dan gaat het persoonlijke karakter van dit voelen verloren. Het wordt dan koud, zakelijk en ongeloofwaardig. Het verliest dan zijn menselijke warmte en geeft de indruk van een toneelspel, dat wordt gespeeld met geheime bijbedoelingen. Het past zich dan zodanig aan de omstandigheden aan, dat men de ene keer dit, en de volgende keer iets geheel anders is. De persoonlijkheid lost zich als het ware op in het gevoel van het ogenblik. Een geringe wijziging in de toestand kan dan ook een volkomen tegenovergestelde waardering van dezelfde persoon of zaak veroorzaken.
Aangezien het extraverse gevoel er voor alles om te doen is een innige gevoelsband met de omgeving tot stand te brengen, zullen verdubbelde pogingen worden gedaan om dit te bereiken, als de omgeving wat afstandelijk is. De gevoelsuitingen worden daardoor opdringerig, wat tot een verslechtering van de toestand leidt en een noodlottige kringloop doet ontstaan.
Het denken kan ontwikkeld zijn, maar blijft altijd een aanhangsel van het gevoel. Elk oordeel, hoe verstandig ook, dat storend zou inwerken op het gevoel en de gevoelssfeer, wordt niet geuit en onmiddellijk verdrongen. Het denken wordt alleen toegelaten als dienaar van het gevoel. Is het denken onbewust, dan heeft het een kinderlijk karakter.

terug naar de Inhoud


3. Het extraverse gewaarwordingstype (het uitgekeerde waarnemen)

De objectieve zin voor de feiten is bij dit type sterk ontwikkeld. Hoe uitgesprokener dit type is, hoe meer het bij de dingen blijft en hoe minder het waargenomene tot een beleving, tot een ervaring wordt. Wat het gewaar wordt, dient hoogstens om de weg voor te bereiden tot nieuwe gewaarwordingen.
Deze uitgesproken zin voor feitelijkheid maakt deze mensen tot praktische mensen. Voor hen is de gewaarwording de werkelijke uitingsvorm van het leven; dit laat hen streven naar een tastbaar genieten, wat zich kan voordoen vanaf een ruwe zintuiglijkheid over een onbekommerd levensgenot tot de hoogste kunstzinnigheid.
Meestal is dit type de mens van de nuchtere werkelijkheid, zonder neiging tot overwegen of overheersen. Het verlangt eenvouding voortdurend iets te beleven en daar zoveel mogelijk van te genieten. Dit type is een aangenaam mens, vol opwekkend, levend vermogen om te genieten, een vrolijke kameraad of iemand met goede smaak. Het kleedt zich goed, in overeenstemming met de omstandigheden, het eet en drinkt goed en zit er makkelijk bij. Zijn liefde stoelt zonder twijfel op de zintuiglijke bekoorlijkheid van het object.
Dit type hunkert naar een zo krachtig mogelijke gewaarwording, die het echter alleen van buitenaf kan ontvangen; wat uit het binnenste komt, beschouwt het als ziekelijk en verwerpelijk.
Krijgt de gewaarwording teveel de overhand, dan kan dit type ongenietbaar worden. Het ontwikkelt zich tot en ruwe genotsmens of tot een geraffineerde aestheet. Zo weinig als het dan het object kan missen, zozeer berooft het ?t dan ook van zijn waarde als iets, wat op zichzelf kan bestaan. De binding aan het object kan dan tot het uiterste worden doorgedreven.

terug naar de Inhoud


4. Het extraverse intuïtieve type (het uitgekeerde willen)

De intuïtie richt zich, als functie van de 'onbewuste waarneming', geheel op de uitwendige objecten. Daar de intuïtie een onbewust proces(?) is, valt het zeer moeilijk het karakter ervan bewust te vatten. Het is een zekere houding van verwachting, van schouwen. Het schenkt ons beelden of opvattingen, die met behulp van de andere functies niet te verkrijgen zijn. Deze beelden hebben de waarde van een zekere kennis, die een doorslaggevende invloed heeft op het handelen (willen).
De extraverse intuïtie streeft naar het ontdekken van alle mogelijkheden (tot handelen, ondernemen), die in het object verborgen liggen. Zij zoekt voortdurend naar nieuwe mogelijkheden voor uitwendig leven (handelen, ondernemen). Voor de intuïtieve levenshouding worden alle levensomstandigheden al snel tot een gevangenis, waar men zich uit wil verlossen. Zodra objecten dienst hebben gedaan als nieuwe mogelijkheden, schijnen zij geen waarde meer te bezitten en worden verworpen. Zich voordoende mogelijkheden zijn voor dit type dwingende beweegredenen, waar het zich niet aan kan onttrekken en waar het al het andere weer aan opoffert. Het heeft een fijne neus voor wat bezig is te ontkiemen en toekomstmogelijkheden in zich bergt. Het kan nieuwe mogelijkheden met buitengewone geestdrift aangrijpen, on ze daarna koelbloedig weer te laten vallen als de mogelijkheden uitgeput zijn. Dit type kan geen weerstand bieden aan de kracht van de intuïtie.
Wanneer dit type niet al te zelfzuchtig is ingesteld, kan het door het initiatief nemen tot of door het bevorderen van alle mogelijke nieuwe dingen, zich zeer verdienstelijk maken voor de gemeenschap. Het kan zinvol werkzaam zijn als bemoediger van anderen door hen moed in te spreken en hen warm te laten lopen voor en nieuwe zaak. Het kan mensen en dingen om zich heen tot leven wekken en een stroom van leven om zich heen verwekken, waarbij het echter niet zelf leeft, maar het anderen laat doen.
Wordt dit type te eenzijdig, dan wordt de gewaarwording onderdrukt, waardoor het het object zelf niet meer ziet en er eenvoudig overheen loopt (het gebrek aan de zin voor de werkelijkheid van het waarnemen).

terug naar de Inhoud


5. Het introverse denktype (het ingekeerde denken)

Het introverse denken richt zich in de eerste plaats naar de 'subjectieve factor' (de geest), die de uiteindelijke oordeelvelling bepaalt. Het denken kan zich wel met concrete of abstracte onderwerpen bezighouden, maar richt zich toch altijd naar het subject. Het voert de concrete ervaring niet meer terug naar de dingen, maar naar de subjectieve inhoud. Uitwendige feiten zijn geen oorzaak en doel van dit denken, maar het begint in het subject en leidt daar naar terug.
Het introverse denken houdt zich veel meer bezig met opvattingen dan met feitenkennis. Het stelt vragen en oppert theorieën, het opent perspectieven en dringt tot het wezen der dingen door. Feiten hebben alleen waarde als voorbeelden, ze worden slechts verzameld als bewijs, maar nooit om hunzelfs wil. Feiten zijn van minder betekenis, van overwegende betekenis is de ontwikkeling van de persoonlijke gedachte, die voor het geestesoog staat. Zijn scheppende kracht bewijst dit denken, doordat het ook een gedachte kan vormen, die niet reeds in de uitwendige feiten was gelegen, maar toch een passende uitdrukkingsvorm voor die feiten is. Dit denken kan opbouwend en wijsgerig beschouwend zijn.
Het introverse denken heeft echter ook de gevaarlijke neiging feiten in de vorm van het vooropgestelde denkbeeld te persen of ze geheel af te wijzen, als ze het denkbeeld zouden kunnen verstoren.
Dit denken kan zich verliezen in allerlei denkstelsels, waardoor weliswaar opvattingen over tal van mogelijkheden tot stand komen, maar hoegenaamd niets meer van de uitwendige werkelijkheid tot uitdrukking brengen. Het kan geheel vervluchtigen in het zich voorstellen van wat onvoorstelbaar is. Het stelt zich dan tevreden met zijn eigen, blote bestaan.
Het introverse denken streeft naar verdieping, niet naar verbreding. In de inwendige wereld deinst het daarbij niet terug voor de meest revolutionaire denkbeelden; maar dit type wordt door een grote angst overvallen (het uitgekeerde gevoel) wanneer de denkbeelden werkelijkheid dreigen te worden. Neemt dit type de stap zijn eigen denkbeelden te gaan uitdragen, dan doet het dit zo onhandig, dat meestal het tegendeel wordt bereikt van wat wordt bedoeld. Door het onontwikkelde gevoel laat dit type zijn toehoorders gewoonlijk merken, hoezeer zij hem eigenlijk teveel zijn.
Omdat dit type zijn vraagstukken zo ver mogelijk doordenkt, maakt hij ze vaak nodeloos ingewikkeld en zit daardoor vaak vol met allerlei bezwaren, die niet op de werkelijkheid berusten, maar denkbeeldig zijn. Hij kan er slechts moeilijk in berusten, dat iets, wat voor hem zo duidelijk is, dit niet voor iedereen is. Zijn stijl wordt meestal ingewikkeld door allerlei toevoegingen en beperkingen, voorzichtigheden en twijfels, die het uitvloeisel zijn van zijn aarzeling naar buiten te treden. Dit is vaak pijnlijk nauwgezet of onhandig. Hij is een slechte leraar, aangezien hij onder het doceren over de stof nadenkt i.p.v. zich ertoe te bepalen en het eenvoudig door te geven.
Door het onontwikkelde gevoel is dit type uiterst beïnvloedbaar voor persoonlijke en zelfs minderwaardige invloeden. Het onontwikkelde gevoel maakt hem prikkelbaar en overgevoelig. Hij tracht zich tegen gevoelens te beschermen door ze af te weren.

terug naar de Inhoud


6. Het introverse gevoelstype (het ingekeerde voelen)

Dit voelen is hoofdzakelijk aan persoonlijke voorwaarden onderworpen en houdt zich slechts op de tweede plaats met de buitenwereld bezig. Het tracht zich dus niet aan de buitenwereld aan te passen, maar deze aan het eigen gevoel ondergeschikt te maken. Het zoekt voordurend naar een in de werkelijkheid niet aan te treffen ideaalbeeld, dat het in zekere zin van te voren heeft geschouwd.
Het streeft naar een innerlijke belevingswereld, waartoe de buitenwereld hoogstens een prikkel kan bijdragen. Het maakt dit type stil en moeilijk toegankelijk, omdat het zich als een kruidje-roer-me-niet voor de overmacht van het object terugtrekt, om op de diepe achtergrond van het subject te gaan doorvoelen. Als beschermende maatregel keert het ongunstige gevoelens naar buiten toe of geeft blijk van een opvallende onverschilligheid. Het valt dit type heel moeilijk eigen gevoelens op een ander over te dragen om zich zodoende aan een ander te kunnen meedelen.
Zoals het introverse denken eigenlijk alleen nog maar zichzelf denkt, zo voelt het introverse gevoel ook alleen maar zichzelf. Het introverse gevoelstype is meestal stil, moeilijk toegankelijk, onbegrijpelijk, dikwijls achter een kinderlijk masker verborgen, met een melancholisch temperament. Zij trekken niet de aandacht en treden niet op. Hun beweegredenen om iets te doen blijven meestal verborgen. Men voelt duidelijk de van het object afgekeerde beweging van het gevoel, vooral wanneer het object te sterk inwerkt.
Ofschoon er steeds een bereidheid aanwezig is tot een rustig en evenwichtig naast elkaar voortgaan, ondervindt de ander geen beminnelijkheid of een warme tegemoetkomendheid, maar eerder een onverschillige, koele tot afwijzende houding. Van buitenaf gezien zou dit type geen gevoelstype kunnen worden genoemd, wat echter niet juist is. Terwijl een extravers gevoel van medelijden bijvoorbeeld zich uit in woord en daad, en zich daarna weer van dit gevoel vrijmaakt voor een ander gevoel, sluit een introvers medelijden zich af voor elke uiting en verkrijgt een hartstochtelijke diepte, die de ellende van de hele wereld in zich opneemt en daarin verdrinkt. Dit voelen brengt zich voor zichzelf tot uitdrukking in een verborgen godsdienstigheid en in voor de buitenwereld beveiligde dichterlijke vormen.
Het introverse gevoel komt in de persoonlijkheid tot uiting in een moeilijk te omschrijven, overheersende invloed, die de omgeving ondergaat als een drukkend gevoel. Daardoor verwerft dit type een zekere geheimzinnige macht, die in het bijzonder de extraverse man in hoge mate kan boeien (door zijn eigen ingekeerde gevoel).

terug naar de Inhoud


7. Het introverse gewaarwordingstype (het ingekeerde waarnemen)

De subjectieve factor (de menselijke geest) verandert de zintuiglijke waarneming reeds bij haar ontstaan, waardoor deze haar berooft van het karakter van een zuivere objectswerking. Zij is dan alleen nog maar een prikkel voor de subjectieve factor. Het object zelf dringt niet meer tot het subject door en het subject ziet de dingen anders dan ze in werkelijkheid zijn. Het subject houdt zich niet meer bezig met de objectieve, maar met de subjectieve waarneming van het object. Aan de objectieve waarneming wordt door de subjectieve factor een eigen, subjectieve beeldenwereld gehecht, waar de objectieve prikkel achter verdwijnt.
Het introverse gewaarwordingstype wordt gekenmerkt door de moeilijkheid om zich te uiten, waardoor het wordt gekenmerkt door een uiterlijke rust of lijdzaamheid, of door een nuchtere zelfbeheersing. Het is immers nauwelijks betrokken op het object. Van buitenaf bezien krijgt men de indruk, dat de gewaarwordingsprikkel nauwelijks tot het subject doordringt. Dat wordt veroorzaakt doordat in het subject iets anders wordt wakker gemaakt, dan men zou vermoeden. De reacties op de uitwendige prikkel zijn dan ook vaak onverwacht en onbegrijpelijk.
Door de lijdzaamheid komt het introverse gewaarwordingstype gemakkelijk onder de invloed van de omgeving, die dit type gaat overheersen. Dergelijke mensen laten zich in de regel makkelijk voor het karretje van anderen spannen. Op niet passende ogenblikken kunnen zij echter in opstand komen en koppig worden.
Dit type is voor het objectieve begrip moeilijk toegankelijk en ook van zichzelf begrijpt het bitter weinig. Wanneer er geen kunstzinnige mogelijkheden aanwezig zijn om zich te uiten, dan gaan alle indrukken de diepte in en houden het bewustzijn in hun ban, zonder dat daarvan naar buiten toe veel blijkt. Komt het al eens tot een uiting, dan gebeurt dit in eenvoudige vormen als onbeheerst lachen of huilen.
In de regel heeft dit type vrede met zijn ingesloten-zijn en met de - in zijn ogen - banaliteit van de werkelijkheid.

terug naar de Inhoud


8. Het introverse intuïtieve type (het ingekeerde willen)

De introverse intuïtie richt zich naar de innerlijke objecten (de inhouden van de ziel: kennis, denkbeelden). Zij verschijnen aan de intuïtieve waarneming als subjectieve beelden. De subjectieve factor (de menselijke geest) richt zich m.a.w. op datgene, wat door het uitwendige in het innerlijk wordt wakker geroepen. Hieruit ontstaat de prikkel tot onmiddellijke activiteit (willen).
De introverse intuïtie neemt de beelden in het bewustzijn ongeveer met dezelfde duidelijkheid waar, als de extraverse gewaarwording de uitwendige objecten. Voor de intuïtie krijgen de inwendige (denk)beelden de waarde van uitwendige objecten.
Zoals de extraverse intuïtie steeds weer nieuwe mogelijkheden waarneemt en deze najaagt (willen), zo beweegt het introverse type zich van het ene (denk)beeld naar het andere en houdt zich bezig met de mogelijkheden ervan (willen). De introverse intuïtie neemt de inwendige beelden in zich op en en gebruikt ze om er profetisch mee vooruit te zien (willen). Daardoor kan het introverse intuïtieve type een mystische dromer of profetische ziener zijn, daarnaast een fantast of een kunstenaar. De verdieping in de intuïtie kan vaak een buitengewone vervreemding van het individu van de tastbare werkelijkheid tot gevolg hebben.
Komt het verstand of het gevoel naast de intuïtie tot ontwikkeling, dan worden de innerlijke beschouwingen op het zedelijke terrein gebracht. De vraag doet zich dan aan dit type voor, wat de geschouwde beelden voor zichzelf en voor de wereld te betekenen hebben, of er een plicht of een taak ten aanzien van de wereld bestaat. Door dit besef acht dit type het zijn plicht het visioen in het eigen leven te gaan omzetten (willen).
De rijkwijdte van de denkbeelden zijn echter zo ruim en verheven, dat het zich niet kan aanpassen aan de feitelijke werkelijkheid van het heden. Het blijft daardoor onbegrijpelijk voor de ander, de taal is te subjectief. Het ontbreekt de argumenten daardoor aan overtuigingskracht. Hij of zij kan daardoor slechts getuigen en prediken, dit type blijft een roepende in de woestijn.
Dit heeft tot gevolg dat dit type vaak een bars afwijzende houding naar buiten heeft, wat het niet opzettelijk doet en waarvan het zich ook niet bewust is.

terug naar de Inhoud


9. De transcendente functie (de geest als evenwichtig werkzaam middelpunt)

De transcendente functie is een proces, waarbij ik onder functie niet een elementaire functie versta (gewaarwording, intuïtie, denken, voelen), maar een gecompliceerde functie, die door de samenwerking van de andere functies tot stand is gekomen. Met transcendent bedoel ik, dat door deze functie een overgang van de ene levenshouding naar de andere tot stand kan worden gebracht. Daardoor verenigt zij de tegenstellingen in zich en oefent invloed uit op alle psychische functies. Zij wordt een het geheel beheersende inhoud, die de gespletenheid opheft en de tegenstellingen in een gemeenschappelijk stroombed leidt.
Het Ik vormt een middenweg tussen these en antithese, waarop de tegenstellingen elkaar kunnen vinden. Dat geeft het Ik zijn eigen, ongedeelde uitdrukkingsmogelijkheid.


terug naar het literatuuroverzicht






^