Bernardo Kastrup - Why Materialism is Baloney (Waarom materialisme onzin is)
IFF Books, Alresford, Hampshire, UK (ISBN 978 1 78279362 5)Boekbespreking door Peter Renaud, verschenen in
Delta +, Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin, 29 juni 2021
Bernardo Kastrup is nu, in 2021, directeur van de stichting 'Essentia Foundation'. Hij is Nederlander van (vermoedelijk) Deense afkomst. Hij heeft een doctorsgraad in de computerwetenschappen (computerarchitectuur, hardware, software en artificiële intelligentie) en een tweede doctorsgraad in de filosofie (Ontologie en Filosofie van de Geest). Hij heeft wetenschappelijk werk verricht voor het Natuurkundig Laboratorium van Philips en voor het Europees centrum voor nucleair onderzoek, CERN, en hij is medewerker geweest van ASML te Veldhoven. Hij heeft vele wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan en hij heeft reeds verscheidene boeken geschreven over filosofie.
De Essentia Foundation is opgericht door prof. Fred Matser in april 2020 en is gevestigd in Amsterdam. Essentia Foundation is niet filosofisch neutraal. Het doel van de stichting is de openbare communicatie over analytische en wetenschappelijke inzichten waarmee onderbouwing kan worden gegeven aan de stelling dat metafysisch materialisme een fundamenteel verkeerd beeld geeft van de werkelijkheid. De stichting staat open voor bijdragen van derden, maar stelt daaraan hoge kwalitatieve eisen. Voor de beoordeling van de bijdragen is een wetenschappelijke adviesraad ingesteld, bestaande uit 8 hoogleraren in verschillende disciplines en twee PhD's.
De kern van het metafysisch idealisme
Het filosofisch werk van Kastrup is leidend in de renaissance van het 'metafysisch idealisme'.
- De kern van het metafysisch idealisme is dat de geest niet voortkomt uit de materie, maar dat (het beeld van) de materie voortkomt uit de geest. Het bewustzijn wordt niet geproduceerd door de hersenen, maar (het beeld van) de materiële werkelijkheid wordt geproduceerd in het bewustzijn en bestaat alleen maar in het bewustzijn. Er bestaat geen materiële werkelijkheid buiten het bewustzijn.
- De tweede grote veronderstelling van Kastrup is dat het collectieve bewustzijn niet is opgebouwd als de som van vele persoonlijke bewustzijns, maar dat er slechts één grote en algemene stroom van bewustzijn bestaat, verbonden met het eerste en eeuwige subject. De hersenen van mensen (en dieren) vormen een soort 'bewustzijnsfilter' dat een klein gedeelte van de grote stroom van het bewustzijn ervaarbaar maakt in het persoonlijke bewustzijn.
- Het bewustzijn is een onlosmakelijke eigenschap van de geest; het onderscheid tussen geest en bewustzijn vervalt. Kastrup gebruikt daarom de woorden 'geest' en 'bewustzijn' als synoniemen.
- Het enige waarvan wij zeker weten dat het bestaat en waarvan wij de essentie kennen, is de ervaring. Van materie kennen wij slechts de onderlinge relaties die voldoen aan de wetten van de fysica, maar niet de essentie van materie en energie 'an sich'.
Wereldbeeld
Een wereldbeeld is een set van ideeën en aannames op basis waarvan men zichzelf ziet in relatie tot de wereld in het algemeen. Wie of wat ben ik? Waar kom ik vandaan? Wat is het universum? Wat is de aard van de werkelijkheid? Wat is mijn rol daarin? Het gaat om de persoonlijke in- of expliciete antwoorden op deze meest fundamentele bestaansvragen.
Alhoewel een wereldbeeld strikt genomen een individuele zaak is, bestaat er toch een grote samenhang en wisselwerking van de verschillende menselijke wereldbeelden. Terwijl de meerderheid van de individuele wereldbeelden bepalend is voor de wijze waarop de maatschappij wordt georganiseerd, is er ook andersom een grote invloed, door opvoeding, onderwijs en media, van het meest gangbare collectieve wereldbeeld op de vorming van de individuele wereldbeelden.
Geen enkel volk of samenlevingsverband op aarde is er tot nu toe in geslaagd een wereldbeeld te vormen dat de levens van alle aardbewoners coördineert. Alleen al in de Westerse wereld bestaan talloze verschillende wereldbeelden: religieus geïnspireerd, consumptiegericht, politiek activistisch, New Age, antimilitaristisch, vegetarisch en vele andere. De onderlinge tegenstellingen leiden voortdurend tot allerlei maatschappelijke spanningen.
Toch kan niet worden ontkend dat er, heel diep verborgen, een set van ideeën bestaat, die door bijna alle culturen en volkeren als een soort basis wordt aangehangen. Het is de set van ideeën die kan worden aangeduid als het 'metafysisch realisme', de opvatting dat de werkelijkheid bestaat uit tastbare en zichtbare materie buiten onszelf en dat wijzelf een stoffelijk lichaam hebben dat de basis vormt van ons bestaan. Buiten de stoffelijke werkelijkheid zijn wij, mensen, bovendien bewust en bestaat er een geestelijke wereld die op onverklaarbare wijze bestaat in onze hoofden. Maar wat nu als het lichaam sterft? Gaat ons bewustzijn dan met het lichaam het graf in? Bestaat er een geestelijk leven na de dood? De vragen die voortkomen uit het materialistisch realisme zijn van alle volkeren en van alle tijden.
De kracht van het materialistisch realisme in onze tijd en onze cultuur is afkomstig van de omarming ervan door de intellectuele elite en van de bevestiging ervan door de moderne media. Als we de erkende specialisten op de belangrijkste wetenschappelijke deelgebieden niet meer zouden kunnen vertrouwen, op wie of wat zouden we dan moeten vertrouwen?
De echte kennis van de specialisten betreft echter altijd maar een klein gedeelte van alles wat er te weten valt. Niemand heeft meer het totale overzicht van alle kennis en dus moeten ook de specialisten vertrouwen op de inzichten van andere specialisten als het gaat om de beeldvorming van de werkelijkheid als geheel. Het proces van de vorming van een wereldbeeld is dus altijd maar voor een klein gedeelte gebaseerd op de kennis van bewijzen en voor het overgrote deel op die van de psychosociale dynamica in de wetenschappelijke wereld, zoals beschreven door Thomas Kuhn.
Als in het wetenschappelijk milieu eenmaal een wereldbeeld naar boven is gekomen dat algemene erkenning heeft verworven, dan beschouwen de meeste leden van die gemeenschap het als hun taak om dat beeld te versterken en te bevestigen om te voorkomen dat zij als ondeskundig worden beschouwd en uit de eigen kring worden verbannen.
De wetenschap kan een organisme verklaren in termen van weefsels, weefsels in termen van cellen, cellen in termen van moleculen, moleculen in termen van atomen en atomen in termen van fundamentele deeltjes. Maar dan houdt het op. De wetenschap kan niet verklaren wat de ware aard is van de fundamentele deeltjes. We weten wel dat deze fundamentele deeltjes nu eens moeten worden gezien als golven en op andere momenten of plaatsen als deeltjes, maar de ware aard van de golven en deeltjes zelf kunnen we niet kennen. De ware aard van 'de materie an sich' is ons niet bekend.
Kastrup gaat uitvoerig in op de rol van de wetenschap sinds de Verlichting en op het ontbreken van voldoende holistisch nadenken.
De basis van het materialisme
De meest basale veronderstelling van het materialisme is dat de werkelijkheid uitsluitend wordt gevormd door materie. Zelfs de fundamentele natuurkrachten worden overgebracht door deeltjes. De werkelijkheid bestaat buiten de geest in groepen van materiedeeltjes die gezamenlijk het raamwerk van de ruimtetijd vormen. Ook al waren er geen bewuste wezens, dan zou de werkelijkheid er nauwelijks anders uitzien. Dat er bewustzijn bestaat is het buitengewoon toevallige gevolg van de evolutie van de materie, aangedreven door de kracht van de natuurlijke selectie. Ons bewuste bestaan is niet meer dan 'een schitterend ongeluk'. Afgaande op wat er nu als bekend wordt verondersteld in de thermodynamica, zal alle leven en bewustzijn eindigen in een koud heelal, waarin geen leven meer mogelijk is.
Chalmers' 'The Hard Problem'
Het ontstaan van het verschijnsel 'bewustzijn' kan tot op heden niet wetenschappelijk worden verklaard, maar het kan niet anders dan dat het is voortgekomen uit bijzondere configuraties van de materie, want dat is nu eenmaal de enige erkende werkelijkheid. Als het dan toch over bewuste ervaringen moet gaan - wat de roodheid van rood betekent, wat de bitterheid van spijt betekent, of de warmte van het vuur - dan bestaan er tot nu toe geen fundamentele deeltjes of natuurkrachten die het ons mogelijk maken om de eigenschappen van subjectieve ervaringen te verklaren.
Dit wordt door David Chalmers 'The Hard Problem' genoemd. Het is nog denkbaar dat het menselijke (en dierlijke en plantaardige) handelen kan worden verklaard met behulp van chemische posities en neurologische stroompjes, maar hoe daaruit ooit een persoonlijke, innerlijke ervaring kan ontstaan, blijft een onoplosbaar probleem in het materialisme. De onoplosbaarheid van 'The Hard Problem' in het materialisme heeft er zelfs toe geleid dat verscheidene gerenommeerde wetenschappers het bestaan van bewustzijn en subjectieve ervaringen ontkennen en tot illusies verklaren.
Een andere groep wetenschappers erkent het bestaan van bewuste ervaringen wel en komt dan tot de onvermijdelijke conclusie dat er zoiets moet bestaan als panpsychisme: alle materie gaat gepaard met een vorm van oerbewustzijn. In voldoende complexe structuren kan het bewustzijn manifest worden en bij de mens en enkele andere diersoorten zelfs tot zelfbewustzijn komen. Een probleem van het panpsychisme is dat er nog nooit enig bewijs is gevonden van bewustzijn in dode objecten, hoe complex ook samengesteld. De enige reden voor de veronderstelling van het panpsychisme is: een verklaring te kunnen bieden voor het handhaven van een uiteindelijk materialistisch wereldbeeld.
Als we er nu eens van uitgaan dat de materialistische wereldvisie correct is, dan betekent dit, dat het beeld dat wij vormen van de werkelijkheid buiten onszelf zich geheel afspeelt in ons hoofd. En als we er bovendien van uitgaan dat het darwinisme in zijn essentie correct is, dan mogen we veronderstellen dat het menselijk bewustzijn slechts dat gedeelte van de werkelijkheid weergeeft, dat nodig is voor onze overleving en niet een compleet beeld van de werkelijkheid.
Onze zintuigen geven inderdaad slechts een klein gedeelte van de werkelijkheid weer. Onze ogen zijn slechts geschikt voor het zien van elektromagnetische golven met een zeer beperkt frequentiebereik. Onze oren horen eveneens maar een klein gedeelte van de geluidsgolven. Onze reuk is maar een fractie van de reuk van een hond en vele andere dieren, die voor het vinden van hun voedsel veel meer afhankelijk zijn van die zintuigen. Het beeld dat wij in ons hoofd vormen is dus slechts een weergave van een klein gedeelte van de werkelijkheid.
Zelfs het gebruik van wetenschappelijke instrumenten, zoals microscopen, radio-ontvangers en deeltjesversnellers geeft ons weliswaar meer details van de werkelijkheid, maar bevrijdt ons niet van onze eigen beperkingen. De gefragmenteerde beelden van de wetenschappelijke instrumenten geven ons zeker geen beter beeld van de holistische werkelijkheid. Zij werken eerder verwarrend. Een wereldbeeld gevormd op basis van deze gedetailleerde, maar onvolledige gegevens, moet op zijn minst worden gewantrouwd. Toch wordt het materialisme in onze cultuur verkocht voor de meest intuïtieve en vanzelfsprekende wereldvisie.
Het holistische beeld van gras is dat het prachtig groen is en dat het zacht aanvoelt; de wind ruist door de bomen en het zonlicht weerspiegelt op de bewegende blaadjes en geeft een twinkelend beeld voor onze ogen; we kennen de pijn van verdriet en de schrik en angst als we een snelle auto maar net kunnen ontwijken. Als je er goed over nadenkt, dan is het materialistisch wereldbeeld eigenlijk helemaal niet intuïtief. De directe ervaringen van de holistische werkelijkheid om ons heen worden ontkend en afgedaan als hallucinaties, die zich alleen in onze hoofden afspelen. Het materialisme ontkent datgene, wat het meest dwingend aanwezig is in ons bestaan: het bewustzijn, de persoonlijke ervaring.
Welk alternatief wereldbeeld kunnen we daartegenover stellen? Slechts weinig belangrijke filosofen hebben zich eraan gewaagd. Het probleem is niet zozeer dat het zo moeilijk is om een ander wereldbeeld samen te stellen, maar te weinigen hebben echt serieus pogingen ertoe ondernomen. Kastrup wil met dit boek een poging ondernemen om een basis te leggen voor anders denken. Hij heeft niet de pretentie volledig te zijn of de waarheid in pacht te hebben, maar hoopt dat het een startpunt kan bieden voor verder denken en discussiëren over een beter wereldbeeld, dan het metafysisch materialisme.
Een alternatieve hypothese
Alle wetenschappelijke denkmodellen zijn uiteindelijk gebaseerd op zogenaamde ontologische primitieven, niet reduceerbare aspecten van de natuur, die niet kunnen worden uitgelegd, maar waarvan eenvoudig moet worden verondersteld dat ze waar zijn. In het huidige dominante, materialistische wereldbeeld is de basale veronderstelling dat al het bestaande is opgebouwd uit de fundamentele deeltjes, zoals benoemd in het zogenaamde 'Standaard Model' van de deeltjesfysica. Het materialisme probeert de bewuste ervaring te reduceren tot fysische grootheden: bewustzijn is daarin een afgeleide grootheid en niet een fundamentele.
Dit standpunt wordt in het materialisme nog steeds ingenomen, ondanks het feit dat in de moderne fysica al bijna een eeuw lang sterke bewijzen bestaan voor de stelling, dat geen enkele fysische grootheid of welk verschijnsel ook kan worden verklaard zonder subjectieve ervaring en begrip in het bewustzijn. Het bewijsmateriaal is uitgebreid gepubliceerd in de meest vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften en behoort onder de naam van de 'Kopenhaagse interpretatie' eveneens tot het heersende wereldbeeld. Kastrup noemt een recente publicatie van Gröblacher e.a. van het bestaande bewijsmateriaal in het blad Nature in 2007.
Als de Kopenhaagse interpretatie correct is, dan volgt daaruit toch logischerwijze dat bewustzijn niet kan worden gereduceerd tot materie, maar dat het fundamenteel is, een ontologische primitieve. Als bewustzijn inderdaad een primitieve is, dan zijn daarmee al direct twee problemen opgelost: 'hoe kan de geest ontstaan uit materie' en 'hoe kan een persoonlijke ervaring ontstaan uit materie', 'The Hard Problem' van Chalmers.
Let wel, het bewustzijn is niet een andere fundamentele eigenschap van de materie, zoals in het panpsychisme, maar is een ontologische primitieve op zichzelf, onafhankelijk van materie. Kastrup brengt als hypothese naar voren dat de hersenen fungeren als plaats-bepaler voor het vastpinnen in de ruimtetijd van een klein gedeelte van het totale bewustzijn in een individueel bewustzijn. De hersenen moduleren de bewuste ervaring in overeenstemming met de eigenschappen van het lichaam.
Het bewustzijn bestaat op zichzelf en is ongebonden aan enig lichaam. Het algemene bewustzijn is geen persoonlijke eigenschap, maar het omvat alles wat er is in ruimte en tijd en misschien zelfs wel daarbuiten. Het persoonlijke bewustzijn wordt door de hersenen als het ware 'uitgefilterd' uit de grote algemene stroom van het bewustzijn. Het persoonlijke bewustzijn zorgt voor de plaatsbepaling en het omvat slechts een klein gedeelte van de totale bewustzijnsstoom.
Het selectieproces van de hersenen kan worden vergeleken met een radio-ontvanger. De grote stroom van het bewustzijn kan worden vergeleken met het totale aanbod van radioprogramma's; met de radio-ontvanger filteren we daaruit slechts die zender die we willen beluisteren. De patronen van elektrische activiteit van het brein vormen een afspiegeling van het filterproces in het bewustzijn. Het ontstaan van het uitgefilterde bewustzijnspatroon wil niet zeggen dat het individuele bewustzijn wordt geproduceerd door de hersenen, evenmin als de muziek van de beluisterde radiozender door de radio wordt geproduceerd. Concluderend kan worden gesteld dat de zojuist besproken hypothese consistent is met alle meetbare breinactiviteiten.
De voorspellingen van het filterproces
De filterhypothese brengt met zich mee dat het algemene bewustzijn aan geen enkele persoon is gebonden. Het algemene bewustzijn moet ook uniform zijn. Elk individueel en persoonlijk bewustzijn omvat slechts een relatief kleine subset van de gehele bewustzijnsstroom, afhankelijk van de eigenschappen van het individuele brein.
Met het individuele bewustzijn wordt niet alleen bedoeld het onderwerp of de gebeurtenis waarop zich onze aandacht focust, maar omvat alle bewuste en onbewuste ervaringen van de geest van het betrokken ego. Het overgrote gedeelte van de onbewuste ervaringen is gelijk voor alle, of althans voor vele ego's. Het filtermechanisme voorspelt zo het bestaan van het 'collectief onbewuste', zoals Carl Jung dat ook al heeft aangegeven. In het materialistische model is dat onbestaanbaar.
Bovendien, als het brein alleen functioneert als filter, dan is het goed voorstelbaar dat er sprake kan zijn van verstoorde bewuste ervaringen als het brein tijdelijk of plaatselijk is gestoord door anesthesie, beschadigingen of bijna overlijden. Zo is het denkbaar dat de lokalisering van het bewustzijn verbroken wordt en dat er waarnemingen van buiten het lichaam kunnen plaatsvinden.
Kastrup bespreekt een tiental voorbeelden ter onderbouwing van deze tweede voorspelling en de belangrijkste tegenwerpingen van de materialisten.
De geest als drager van de werkelijkheid
Wat is de geest? Het meest natuurlijke en voor de hand liggende antwoord op deze oude vraag is: de geest is het medium van alles wat je ooit hebt geweten, waargenomen of gevoeld, van alles wat ooit iets voor je heeft betekend.
Zelfs als het materialisme waar zou zijn en de wereld een extern rijk zou zijn van abstracte energievelden, en zelfs als het waar zou zijn dat jouw geest zuiver een product zou zijn van jouw breinactiviteit, dan nog zou jouw geest de enige drager zijn van de werkelijkheid die je kunt kennen. Alles wat verondersteld wordt te bestaan in een werkelijkheid buiten jouw zelf en onafhankelijk van de geest, inclusief je lichaam en je brein, wordt door jou uitsluitend gekend via beelden en abstracties in jouw geest.
Idealisme versus realisme
Het deel van het materialistische wereldbeeld dat inhoudt dat de werkelijkheid bestaat uit objecten en gebeurtenissen buiten de geest, wordt 'realisme' genoemd. Tegenhanger van het realisme is het 'idealisme', dat ervan uitgaat dat de gehele werkelijkheid uitsluitend in de geest bestaat.
Merk op dat het materialisme en dus ook het materialistische wereldbeeld, het realisme omvat, maar bovendien poneert het materialisme dat de geest wordt geproduceerd door de materie. En in die geest vormen wij ons een beeld van de wereld buiten onszelf.
De intuïtieve aantrekkingskracht van het materialisme kan niet worden ontkend. Als we ons in een kamer bevinden met een tafel en een paar stoelen, dan veronderstellen wij dat diezelfde tafel en stoelen er nog steeds staan als we de deur achter ons hebben dichtgetrokken en ze niet meer kunnen zien. Het postuleren van een complete 'schaduwwereld' buiten onze eigen waarneming kan alleen worden gerechtvaardigd als we geen zinnige verklaring voor de werkelijkheid zouden kunnen vinden zonder die 'schaduwwereld'. Maar, dat kunnen we wel, volgens Kastrup.
Veronderstel dat we de 'schaduwwereld', de werkelijkheid buiten onze geest, verwerpen. Wat er dan overblijft is een concept voor de werkelijkheid dat precies weergeeft, wat de werkelijkheid lijkt te zijn, namelijk al datgene wat wij ervaren. Volgens het materialisme zijn de beelden in ons hoofd van de tafel en de stoelen in de kamer gehallucineerde kopieën van de werkelijkheid die zich buiten onze geest bevindt. Volgens het idealisme zijn de tafel en de stoelen die je waarneemt alles wat er is, de gehele werkelijkheid.
Een belangrijke conclusie die we moeten trekken uit het idealistisch wereldbeeld is: als het idealisme correct is, dan bevindt de geest zich niet in de materie, maar de materie bevindt zich in de geest.
Volgens het idealisme bevindt het gehele universum zich in de geest, maar let op: niet in zijn geheel in jouw eigen persoonlijke deel van de geest, maar wel in de grote stroom van het algemene bewustzijn.
De geest is de basis van de werkelijkheid. De geest is niet gebonden aan enige materiële constructie, want alle materiële constructies ontstaan in de geest.
De hypothese van Kastrup is dat de geest een zeer breed en continu medium is, onbegrensd in ruimte en tijd, een platform waarop zich de gehele werkelijkheid afspeelt, inclusief tijd en ruimte zelf. Het algemene bewustzijn is voortdurend in beweging. Het algemene bewustzijn evolueert voortdurend.
Het ego-deel van de geest - dat kleine stukje bewustzijn waarmee je jezelf identificeert - is in deze context uitsluitend een klein segment van dit brede platform van de algemene geest.
Misvattingen betreffende idealisme
Het idealisme betekent dat de gehele werkelijkheid zich in de geest bevindt. Dat impliceert niet dat stenen, tafels en stoelen een eigen vorm van bewustzijn hebben, hetgeen wel een consequentie is van het panpsychisme.
Als Kastrup beweert dat de gehele werkelijkheid zich in de geest bevindt, dan bedoelt hij daarmee te zeggen dat objecten en gebeurtenissen alleen bestaan, voor zover zij voorkomen in de geest van een bewuste waarnemer.
Een andere misvatting is de gedachte dat het idealisme inhoudt dat dus alles is gemaakt van het substraat van de geest. Het antwoord hierop is dat de geest geen substraat heeft. Dit is impliciet toch weer een poging om terug te keren tot een soort materialistische opvatting van de geest. De geest is de waarnemer en de waarnemer kan zichzelf niet waarnemen, zoals een oog zichzelf niet kan zien. De geest is het subject en niet een object.
Nog een veel voorkomende misvatting is opgesloten in de vraag: als alles zich in de geest bevindt, waarom kan ik dan de objecten en gebeurtenissen om mij heen niet beïnvloeden? Het antwoord op die vraag is ook simpel. Het ego-bewustzijn van een individu omvat maar een heel klein segmentje van de algemene geest. Behalve ikzelf zijn er nog vele andere ego's die ik niet kan beïnvloeden. Bovendien houdt het feit dat de werkelijkheid zich geheel afspeelt in de geest niet in dat we zouden moeten ontkennen dat de werkelijkheid zich ontvouwt volgens de vaste regels van de natuur, die we de wetten van de fysica noemen. In het idealisme zijn de natuurwetten de vaste patronen waarlangs de geest zich ontwikkelt. De evolutie van de kosmos is niet een evolutie van de werkelijkheid buiten de geest, maar is juist een evolutie van de geest, die mede tot uiting komt in de objecten die we waarnemen. Het idealisme betekent dat de wereld om je heen, inclusief je eigen lichaam, wordt gevormd door wat je bewust ervaart en waarneemt.
Het materialisme daarentegen beweert dat achter de 'kopie van de werkelijkheid die je als hallucinatie in je eigen brein ervaart', er bovendien een werkelijke wereld bestaat, die je niet ervaart en waarop je geen invloed kunt uitoefenen. De dynamica van die buitenwereld wordt geregeerd door de wetten van de fysica, die alleen van toepassing zijn buiten de geest.
Het ego-bewustzijn
In het voorgaande is besproken dat in het idealisme het brein gezien kan worden als een soort filter van de geest voor het uitfilteren van het ego-bewustzijn uit de grote stroom van het algemene bewustzijn. Ook hebben we gezien dat het brein wordt gevormd door een bewustwording ervan in de geest. Een beetje kort door de bocht kunnen we nu concluderen dat de geest wordt gebruikt om een gedeelte van zichzelf uit te filteren uit de grote stroom van de algemene geest. Een waterfilter kan niet worden gemaakt van water. Een koffiefilter kan niet bestaan uit koffie.
De eerste stap om dit schijnbare conflict in de theorie op te lossen is te benadrukken dat het woord 'filter' gebruikt is als metafoor. Wat er werkelijk gebeurt is dat de functie van het brein gezien moet worden als een proces van plaatsbepaling van een klein deel van de stroom van het bewustzijn voor de tijdelijke vorming van een ego-bewustzijn. De wetenschappelijke waarneming dat de breintoestanden goed correleren met bewustzijnstoestanden klopt heel goed met de veronderstelde functie van het brein als plaatsbepaler van een gedeelte van het ego-bewustzijn. Chemische, elektrische of mechanische veranderingen aan het brein kunnen zorgen voor een tijdelijke of blijvende onderbreking van het proces van plaatsbepaling.
De metaforen voor het ego-bewustzijn
Kastrup gebruikt vele pagina's, en zelfs een paar hoofdstukken, om het functioneren van het persoonlijke bewustzijn als onderdeel van het algemene bewustzijn beter inzichtelijk en aannemelijk te maken. Wat mij betreft had dat korter gemogen. Ik geef hier slechts een sterk verkorte weergave en de belangrijkste punten van de overeenkomst met het ego-bewustzijn.
Kastrup gebruikt drie metaforen voor het inzichtelijk maken van verschillende aspecten van het ego-bewustzijn. De eerste metafoor betreft een waterkolk. Het grote algemene bewustzijn wordt voorgesteld door een snel stromende watermassa, die op vele plaatsen kolken vertoont. De kolken draaien zo hard, dat ze diepe trechters vormen. Elke kolk stelt een individueel bewustzijn voor. Slechts een klein deel van het stromende water draait mee in elke afzonderlijke kolk. Elke kolk wordt gevormd door het water en vanzelfsprekend wordt het water niet geproduceerd door de afzonderlijke kolken. Na kortere of langere tijd verdwijnt elke kolk, maar het water blijft stromen.
De tweede metafoor is opnieuw een draaikolk, maar nu in een snelle stroom van vloeibaar kwikzilver. Het bijzondere van het kwikzilver is dat het niet doorzichtig is, maar dat het oppervlak wel goed spiegelt. Al het kwikzilver dat door de draaikolk mee in het rond stroomt, behoort tot het ego-bewustzijn, maar alleen dat deel van de vloeistof dat zich aan de binnenwand van de trechter bevindt is door reflectie direct zichtbaar en verbeeldt het bewuste gedeelte van de ego-geest. Het onzichtbare deel stelt het onbewuste gedeelte van de ego-geest voor. De spiegeling van het wand-oppervlak van de draaikolk maakt dat de kolk ook zichzelf weerspiegelt en dat er sprake is van zelfreflectie in de diepe trechter van de draaikolk temidden van de overige zichtbare delen van de kwikzilverstroom.
Tenslotte wordt er een derde metafoor gebruikt van de grote algemene bewustzijnsstroom als een groot trillend membraan, dat als tweedimensionaal of meerdimensionaal mag worden gezien. In het membraan komen allerlei plooiende en lussende uitstulpingen voor die meetrillen met het grote membraan, maar niet met alle frequenties op gelijke wijze. Door de verschillende vormen en afmetingen van de uitstulpingen is er sprake van verschillende eigen frequentiepatronen. Elke uitstulping trilt mee op zijn eigen wijze. De metafoor dient om inzichtelijk en aannemelijk te maken waarom niet ieder bewustzijn dezelfde werkelijkheid waarneemt en waarom de vrije wil (waarover straks meer) door ieder op een andere wijze gebruikt wordt om keuzen te maken en initiatieven te nemen. Alle bewuste elementen van de ego-geest zijn permanent en gelijktijdig aanwezig, maar door zelfgekozen resonantiepatronen komen specifieke onderwerpen dominant in de aandacht.
De vrije wil
In alle metaforen tot nu toe is sprake geweest van enige vorm van beweging: de stroming van water, de rimpels in het kwikzilver en de trillingen in de membranen. Iets in beweging zetten kost energie. Zo ook kost de voortgang van de veranderingen in de geest energie. Wat is het dat de geest in beweging brengt? Merk op dat het antwoord niet een vorm van gewaarwording kan zijn, want gewaarwording, of ervaring, is nu juist een beweging van de geest. De oorzaak van de beweging kan dus niet worden gevonden in de fysica, in de biologie of in de psychologie. De moeilijkheid hier is van dezelfde orde als bij de beantwoording van de vraag over het substraat van de geest zelf. Het antwoord toen was: er is geen substraat voor de geest. En omdat alle kennis voortkomt uit beweging van de geest, kan ook de oorzaak van de beweging niet worden gekend.
Als we kijken naar de gevolgen van deze energie die de geest in beweging zet, dan kunnen we alleen afgaan op intuïtie voor het vinden van een oorzaak van de beweging van de geest en komen dan uit bij de 'vrije wil'. Als je ooit een beslissing neemt, bijvoorbeeld het maken van een vuist van je hand, dan heb je achteraf heel sterk het gevoel dat je ook iets anders had kunnen besluiten, maar de keuze zelf heeft geen enkele gewaarwording opgeleverd. Hij was er opeens en heeft zich op slinkse wijze in de tijd geplaatst. We ervaren het voorspel van een denkproces en we ervaren de gevolgen van de keuze, maar niet de keuze zelf.
Kastrup geeft zelf aan dat hij dit punt als moeilijkste punt van zijn argumentatie beschouwt, omdat het meer berust op introspectie en intuïtie dan op logica. Toch stelt hij: ik beweer dat de vrije wil juist de primaire oorzaak is van alle beweging van de geest, de vrije wil van het enige subject van het gehele bestaan. De vrije wil kan nooit direct worden ervaren: het is de drijvende kracht achter alle gewaarwording en kan dus zelf niet worden ervaren.
De vrije wil kan op twee manieren de geest in beweging brengen - en nu grijpt Kastrup terug op zijn metafoor van het trillende membraan met zijn uitstulpingen - hij kan a) het gehele membraan in trilling brengen en b) hij kan de topologie en de topografie van het membraan veranderen en nieuwe uitstulpingen maken. Merk op dat a) en b) bijna hetzelfde zijn: de trillingen van a) zijn snelle bewegingen en de bewegingen van b) zijn meer langzame veranderingen met een duurzamer karakter. De vrije wil moet niet worden beschouwd als een nieuwe primitieve, maar eerder als een intrinsieke eigenschap van de geest zelf.
Merk op dat de beschrijving van de eigenschappen van de grote algemene geest en die van de vrije wil heel dicht bij het godsbegrip komen.
Herinterpretatie van de werkelijkheid
De kerneigenschappen van het idealistisch wereldbeeld hebben we in het bovenstaande besproken. Er blijven echter nog tal van vragen over die een herinterpretatie van de werkelijkheid noodzakelijk maken.
Enkele van deze vragen zijn: Als de gehele werkelijkheid zich in de geest bevindt, is het dan nog wel zinnig om over een 'Oerknal' te spreken? Wat betekenen leven en dood? Als het lichaam een beeld is in het proces van de geest, waarom blijft het lichaam dan nog enige tijd bestaan na de fysieke dood? En: Wat kunnen we in onze nieuwe wereldvisie maken van een ziel, van geesten en verschijningen, van psychische verschijnselen als een dubbele persoonlijkheid?
Kosmologie
Kastrup stelt de kosmologie zich voor op basis van een essay dat werd geschreven door een lezer van zijn eerdere publicaties. - Rust. In den beginne was het grote membraan van de geest in rust. Het bewoog niet en het vibreerde niet. De topografie en de topologie van het membraan waren zo eenvoudig als maar denkbaar is: geheel vlak, geen uitstulpingen geen rimpelingen. Er was geen zelfreflectie en er was nog geen enkele gewaarwording. Er was alleen een grote ervarings-leegte, de diepe, droomloze slaap van de natuur.
- Beweging. Toch was de leegte niet niets. Er was potentie. Op een zeker punt kwam een gedeelte van het membraan in beweging als in een onwillekeurig spasme. Terstond werd de beweging opgemerkt door het enige subject van het bestaan, een eerste ervaring was geboren. Het eerste subject was tot leven gewekt.
Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat deze eerste ervaring tot een soort schrikreactie leidde van het enige subject, dat met zijn reactie het gehele membraan in beweging bracht, een golf van beweging met een grote golf van ervaringen tot gevolg. Het duurde niet lang of er was een kokende beweging in het membraan van de geest en een kettingreactie van ervaringen.
De materialistische metafoor van een oerknal en een directe inflatie van tijd en ruimte lijkt hier wel op zijn plaats. Er waren echter nog geen terugplooiende of lussende delen in het membraan, er was nog geen zelfbewustzijn. Het bestaan was nog een verwarrende maalstroom van instinctieve ervaringen, waarin het eerste subject geheel werd ondergedompeld. Liefde en haat, gelukzaligheid en verschrikking, kleur en duisternis vormden zich allemaal onbeheersbaar door elkaar, als in een orkaan. Maar alles was nog steeds een eenheid.
- Verdichting. Op enig moment veroorzaakten de woeste bewegingen van het membraan een plooi of lus in het membraan die zich terugvouwde op zichzelf en terstond was er een eerste flard van zelfbewuste gewaarwording: Wat ben ik? Wat is hier gaande?
Een fundamentele ontwaking vond plaats en een eerste ontwikkelingspad werd ontdekt, een pad naar zelfbewuste gewaarwording. Plooien en lussen begonnen ook elders in het membraan te ontstaan in een precaire poging tot herhalen en uitbreiden van de eerste oorspronkelijke gebeurtenis. En ook vandaag de dag leven we nog in het verlengde van dat proces van steeds groeiende gewaarwording en groeiend bewustzijn. Het doel: volkomen zelfbewustwording van de gehele stroom van het bewustzijn.
In het materialistisch wereldbeeld wordt aangenomen dat na miljarden jaren van geestloze en levenloze materiële evolutie er zich een moment voordeed, waarop bepaalde complexe materiële structuren een eerste teken van leven en bewustzijn vertoonden.
In het idealisme daarentegen heeft de geest altijd bestaan behorend bij het enige subject van het bestaan en kan er een moment worden aangewezen dat zich de materie begon te vormen uit de chaotische flarden van de geest, als een bijzondere modaliteit van de geest.
Kastrup meent dat wij de mogelijkheid onder ogen moeten zien dat nu, in onze tijd, in dit stadium van de evolutie, niemand alle antwoorden heeft op de existentiële vragen. Wij zijn zelf de meest recente producten van de geest die op weg is zichzelf geheel te leren kennen. We zijn zelf onderdeel van het proces dat probeert zichzelf te begrijpen. Leven, dood, liefde en haat, goed en kwaad behoren allemaal tot de potentie van de geest. Dat velen van ons in opstand komen tegen bepaalde aspecten van het bestaan is eveneens onderdeel van het proces van bewustwording. Wat kunnen we anders doen dan te onderzoeken wat er gaande is?
En bedenk wel dat, als onze veronderstellingen juist blijken te zijn, ons bestaan geen 'schitterend ongeluk' van het toeval is en dat wij geen overbodige wezens zijn. Onze bijdragen doen ertoe en geven zin aan het leven.
Alhoewel het panpsychisme - of panenpsychisme - van Teilhard de Chardin afwijkt van het idealistische beeld van de geest als oerbron van het bestaan, lijkt het veronderstelde doel van de kosmische evolutie zeer vergelijkbaar: de volkomen zelfbewustwording van de goddelijke geest. Ook de positieve boodschap van de zin van het menselijke bestaan komt overeen met de boodschap van Teilhard.
Leven, ziel en lichaam
In het boven gepresenteerde wereldbeeld bestaat geen ziel gescheiden van het lichaam. De geboorte van een nieuw levend wezen is het geestelijke proces van de lokalisatie van een nieuw individueel bewustzijn in een nieuw lichaam. In de metafoor van het membraan: er is een nieuwe uitstulping van het grote membraan gevormd. Slechts een gedeelte van de afgescheiden vibraties van het grote membraan kunnen tot bewustzijn komen in de nieuwe uitstulping door de specifieke resonanties van de nieuwe uitstulping. Het lichaam is ook een gedeeltelijk beeld van de lokalisatie van het nieuwe ego-bewustzijn. Op de vraag 'waarom verdwijnt bij overlijden het lichaam niet gelijktijdig met de individuele geest' is het antwoord: bij het overlijden valt het ego-deel van de geest uiteen, en het beeld van het lichaam in de eigen geest houdt daarmee op te bestaan, maar het beeld van het lichaam in de geest van andere wezens verdwijnt daarmee niet uit de geest van die anderen, de natuurwetten zijn van toepassing op het ego-loze lichaam; het vergaat in het ons bekende tempo.
Bijzondere geestelijke toestanden
Kunnen wij iets doen om meer te zien en te begrijpen van wat er werkelijk om ons heen gebeurt? Kunnen wij onze eigen psychische structuur zodanig veranderen dat we een groter deel van de werkelijkheid zien?
Het ego-deel van de geest is niet in staat zijn eigen structuur te veranderen, omdat de eigen structuur zelf het ego vormt. Vergelijk dit met het doden van jezelf door je adem lang genoeg in te houden, of jezelf te stikken door je luchtpijp met je eigen handen lang genoeg dicht te knijpen. Maar, de verandering van de eigen geestelijke structuur hoeft niet speciaal te worden aangebracht door een eigen actie. De vibraties van het algemene grote membraan zijn niet afhankelijk van de individuele uitstulping. En dus is het denkbaar dat bepaalde bewegingen van het grote membraan tot veranderingen in de eigen structuur van het ego leiden, zoals een storm schade kan aanrichten aan je huis, ongeacht of je het leuk vindt of niet. Als dit gebeurt, dan zal het veranderde ego dit ervaren als een verandering van buitenaf.
Spontane mystieke ervaringen, vermeende ontvoering door buitenaardse wezens en sommige ervaringen van geestelijke instortingen kunnen wellicht gezien worden als tijdelijke of blijvende structuurveranderingen van het ego-bewustzijn. Zelfs mechanische, chemische of elektrische beschadigingen van de hersenen kunnen leiden tot veranderingen in het filterpatroon van de hersenen. Denk ook aan tijdelijke verandering van de ego-structuur door het gebruik van drugs en alcohol. Al deze middelen hebben één ding gemeen: ze vervagen de ego-structuur en verminderen daardoor de zelfreflectie.
Wat gebeurt er werkelijk na de dood?
Het eerlijke en meest simpele antwoord is: niemand weet het echt. Toch kunnen we proberen enkele voorzichtige suggesties te doen op grond van hetgeen we weten over het leven. Het is niet onredelijk te veronderstellen dat de fysieke dood en het uiteenvallen van het ego-bewustzijn een bron van verblinding wegneemt, zoals het ondergaan van de zon het licht van de sterren zichtbaar maakt.
Het zelfbewuste ego zorgt niet meer voor directe gewaarwordingen. Zo zou het kunnen zijn dat alle zwakke herinneringen, als zwakke vibraties in het bewustzijn, weer veel helderder voor de geest komen en heel het leven aan de geest voorbijtrekt. Maar, dit effect voegt zeker geen nieuwe inzichten of ervaringen toe.
De echte vraag is vanzelfsprekend of het individuele bewustzijn geheel verdwijnt na de fysieke dood, of niet. Dit hangt af van de details van de eigenschappen van de bestaande uitstulping in het grote membraan. Als het ego de enige plooi of lus van het membraan is die op zichzelf kan terugzien, dan mag je verwachten dat met de fysieke dood tevens alle zelfbewustzijn verdwijnt. Het is echter ook mogelijk dat er sprake is van een meervoudige plooi in het membraan van het bewustzijn en dat de fysieke dood wel de dominante plooi van het zelfbewustzijn doet uiteenvallen, maar niet de onderliggende plooien, die nu ineens kunnen worden gezien in het resterende zwakkere zelfbewustzijn. Kastrup zegt hierbij dat hij deze veronderstelling maakt, omdat er zoveel serieuze meldingen zijn van bijna-doodervaringen, maar dat dit natuurlijk wel erg speculatief is.
Een andere speculatie ontleent hij aan een beeld dat Carl Jung heeft geschetst. Jung vergelijkt het menselijk lichaam met het bovengrondse gedeelte van een plant, die in het voorjaar boven de grond komt. Het ego is het bovengrondse deel. De echte kern van de persoon, de wortels, bevinden zich onder de grond.
De metafoor van Jung kan direct worden vertaald naar de metafoor van het membraan. De wortels van de plant zijn vergelijkbaar met het onderbewuste gedeelte van de uitstulping van het membraan. Het dominante gedeelte van het ego is het bovengrondse deel van de plant. De fijnere vibraties van de uitstulping blijven voor een belangrijk gedeelte onzichtbaar, omdat het zwakke vibratiepatroon van het onbewuste wordt overstemd door de dominante resonantie van het ego. Als het dominante ego uiteenvalt, blijft het onderbewuste gedeelte gewoon nog voortbestaan. De fysieke dood hoeft niet de volledige verdwijning van de uitstulping te betekenen, maar slechts van enkele delen, waaronder het ego-deel en het beeld van het fysieke lichaam.
Kastrup meent, met of zonder speculaties in de metaforen, dat het waarschijnlijk is dat bij het fysieke overlijden de kern van het bewustzijn van de persoon blijft voortbestaan. De zelfreflectie en het lichaamsbeeld verdwijnen en de toegang tot het onderbewuste gedeelte van de geest neemt toe.
Kastrup behandelt nog verscheidene andere onderwerpen, die weliswaar interessant zijn, maar niet essentieel voor dit excerpt.
terug naar Godsdienst en wetenschap
terug naar het literatuuroverzicht
^