Peter Keune [Lorberkenner], Das Wort 1979;

Overeenstemming tussen de geestelijke en natuurlijke wereld
Letter en geest in de Nieuwe Openbaring van Jakob Lorber
Overgenomen uit de Nieuwsbrief van de Jakob Lorber Stichting, augustus 2018

Inhoud

1. God bouwt de mens op tot Zijn evenbeeld
2. God leert de mens door openbaringen
3. Overeenstemming tussen de geestelijke en natuurlijke wereld
4. Hoe kan men de echte profeten herkennen?

1. God bouwt de mens op tot Zijn evenbeeld
De nog niet geestelijk denkende mens is gewend om alle dingen van het leven en van zijn omgeving op natuurlijke wijze van buiten te bekijken. Hij neemt de verschijningsvorm waar en beoordeelt die op grond van zijn ervaringen ermee. Op grond van die ervaringen weet hij dat alle dingen een zichtbaar uiterlijk hebben, dat iets zegt over de innerlijke bouw ervan.
Laten we bijvoorbeeld een steen nemen. Hij ligt daar, is glad of ruw, heeft een bepaalde kleur, heeft gewicht en is hard. Met enige moeite laat hij zich misschien splijten. Hij heeft van binnen dezelfde structuur, maar is niet zo glad. Met wat ervaring kan hij in een bepaalde categorie van andere stenen worden ingedeeld. Zo kan men misschien ook bepalen waarvoor hij kan dienen. Veel meer valt er moeilijk over te zeggen. Toch is er een andere kant die we niet met onze hand kunnen aanpakken! Want in de materie komen twee levenselementen samen: de natuurlijke wereld met haar verschijningsvormen en de daarachterliggende 'geestelijke wereld', of ook wel de 'oorzakelijke wereld' genoemd.

In feite gaat al het leven uit van God. Daar Hij een geestelijk Wezen is, is ook al het leven dat van Hem uitgaat, geestelijk. De eenvoudige geestelijke levensideeën omvatten elkaar steeds meer en vervolmaken zich in steeds meer voleindigde vormen, tot tenslotte de mens als evenbeeld van God en doel van alle ontwikkeling in zijn aanleg, is gevormd. Dezelfde vermogens die God als Schepper in Zich draagt, heeft Hij ook in Zijn evenbeelden gelegd, waarom wij immers ook 'Zijn evenbeelden' worden genoemd. Eén van die vermogens is van nietig kleine ideeën grote gedachtevoorstellingen te vormen, waaruit, met de daarvoor nodige wil, min of meer volmaakte scheppingen kunnen ontstaan. Ieder zou dat bij zichzelf eens kunnen waarnemen.
We keren terug naar onze steen als voorbeeld. De steen is in werkelijkheid een door Gods wil gebonden opeenhoping van levensideeën van een bepaalde soort en klasse, die je ook natuur-geestelijke (God is Geest) zielselementen zou kunnen noemen - element, omdat de afzonderlijke zielsdelen slechts delen van een geheel in wording zijn. Gods wil legt die op een bepaalde plaats vast, waar ze niet van weg kunnen - behalve juist weer alleen door Gods wil. Daarom wordt zo'n leven ook een 'gericht leven' genoemd, omdat het in een bepaalde richting in zijn ontwikkeling is geprogrammeerd [instincten]. Dus moet een 'gericht van God' ook altijd alleen maar als een nieuwe richting naar het eigenlijke doel, worden gezien.

Als de mens nog geestelijk [helderziende] kon zien, zou hij deze verzameling van zielselementen kunnen waarnemen als een soort zielskluwen. Een vat met wormen zou een goede vergelijking zijn. De wormen op zich bewegen, maar kunnen niet boven de wand van het vat (in de natuurlijke wereld: Gods wil) uitkomen. Zo bestaat de gehele schepping uit ontelbare verzamelingen zielselementen van de meest uiteenlopende soort.
Dit ene voorbeeld is op veelsoortige wijze variabel in de schepping, waar immers allerhande [levens]vormen zijn, die op de meest verschillende ontwikkelingsniveaus tot aan de vrij geworden geesten reiken. Aan allen ligt dezelfde wil van God ten grondslag, die hen voor een bepaalde tijd aan een bepaalde [levens]vorm bindt. Als dat niet zo was, zou die vorm weer in haar bestanddelen uiteenvallen. De materie is een buitengewoon grote verharding van deze vormenwereld. Hoe harder het element, des te harder Gods wil, die de zielen in hun vorm vasthoudt.

Deze vormen oefenen een bepaalde invloed uit op de geest die in die vormen is ingesloten. Het is dus niet onbelangrijk in welke vorm de geest wordt ingevoegd. Enerzijds vormt hij door zijn psychische toestand ook de uiterlijke wand van zijn vat, maar anderzijds moet hij in deze voor hem helemaal niet gerieflijke behuizing, die hem immers in zijn bewegingsdrang sterk belemmert, ervaringen opdoen die hem in staat stellen een hogere voleinding te bereiken.
Een voorbeeld uit onze ervaringswereld zal dit weer duidelijk maken: iedere mens is van oorsprong een geestelijk wezen, dat ooit in de materie werd opgesloten. Deze materiële [levens]vorm wordt door zijn zielevorm bepaald. Toch ondervindt de geest op grond van de hem gegeven zintuigen, die als instrumenten werken, een voortdurende verstoring van zijn gerieflijke rust. Hij moet steeds nieuwe ervaringen opdoen, zich opnieuw aanpassen of andere dingen leren.

Laten we eens kijken naar de wereld van de vormen die we kennen, dan zien we hoe verschillend de ervaringen daarin moeten zijn. Stel je voor dat we in een bol moesten leven - wat we in zeker opzicht ook binnen de omhulling van onze aardbol doen -, hoe anders zouden de ervaringen zijn dan in een kubus of een ei. Zo wordt iedere geest bewust in een materiële vorm geplaatst, zodat hij steeds meer ervaringen moet opdoen die, op de juiste manier verwerkt, hem helpen zich voor te bereiden op een hoger leven, vooropgesteld dat de geest de vorm overleeft en zijn ervaringen meeneemt naar een volgend en uitgebreider leven.
Zodoende dragen de mensen, als hoogste wezens van de schepping, alle voorvormen van de organische wereld in zich - en alle materie is organisch -, die hen dan werkelijk tot 'heren van de schepping' laten worden.

Als we nog eens kijken naar het principe van al het geschapene, dan kunnen we vaststellen dat alle ideeën van God - afkomstig uit Zijn wezen - zich langzaam tot steeds hogere, volmaaktere vormen ontwikkelen. Aan het einde van die ontwikkeling staan ze tegenover God als van Hem afgescheiden wezens, maar alle vroegere vormen in zich dragend. Daarmee zijn ze tot Zijn evenbeeld geworden. Door deze 'inhoud' is het voor hen ook mogelijk steeds dichter bij Hem te komen, Hem steeds meer te leren kennen.

terug naar de Inhoud

2. God leert de mens door openbaringen
Voor dit herkenningsproces is tijd nodig en het is niet vanaf het begin van het ontstaan van de [levens]vorm al volmaakt. We moeten daarbij beseffen dat de vorm eerst moet worden ontwikkeld, zodat dan het volgende leerproces kan beginnen. Dus mag de al bestaande uiteindelijke vorm de geest niet op een dwaalspoor brengen.
Om dit leerproces in gang te zetten, is er een voortdurende inwerking van God nodig. Het bouwmateriaal is al aanwezig, maar het huis is nog niet klaar. De bouwmeester moet wijs vooruitzien en de bouwmaterialen op de goede manier verwerken. De bouwmeesters zijn wij. De juiste handelwijze kunnen we alleen van de Vader van alle dingen afleiden. Daarvoor is een voordurende begeleiding door Hem nodig - door zoals wij in ons taalgebruik zeggen: openbaring!
Verder moeten we nog bedenken: Hoewel de vorm zonder vrije keus ontstond, om welke reden de schepping tot dan toe een 'gerichte' genoemd kan worden, moet het wezen op weg naar zijn voleinding een vrij wezen zijn. Dat betekent dat de drager van de vorm naar eigen goeddunken moet kunnen handelen, anders zou de vrijheid geen vrijheid zijn.

Daaruit volgt eveneens dat alle verdere inwerking door God met grote behoedzaamheid moet verlopen, opdat de geest, die verder moet worden geleid, er als het ware 'uit zichzelf achter komt'. De Godheid moet Zichzelf in een omhulling brengen, opdat de geest die niet rechtstreeks als dwingend waarneemt. Maar omdat anderzijds God Zich moet uitlaten over een verdere handelwijze, kan Hij Zijn inwerking alleen maar in neutrale vormen aan de geest laten zien, waaruit de geest dan zijn conclusies kan trekken - als hij dat wil!
Twee mogelijkheden heeft God hiervoor:
- enerzijds door de invloed van uiterlijke openbaringen,
- anderzijds door de innerlijke ingeving van waarheden.
Laten we eerst blijven bij de waarheden die als van buitenaf worden aangegeven. Ik zeg bewust: 'als van buitenaf', want in werkelijkheid komen ook deze uit de innerlijke, geestelijke wereld. Of anders gezegd: de geest kan zich alleen maar kenbaar maken aan de geest. De geest die ontvangt, ervaart deze dingen als buiten zichzelf en heeft daardoor de indruk een 'gezicht' [visioen] te hebben.
Eén van de bekendste hiervan is de ziener Johannes, die op Patmos de Apocalyps zag - typisch genoeg - als in de tegenwoordige tijd afgeschilderd. Dit is een teken van alle profetieën om ook toekomstige gebeurtenissen in de tegenwoordige tijd te zien. De reden is in de voortdurende tegenwoordigheid van God te vinden.

terug naar de Inhoud

3. Overeenstemming tussen de geestelijke en natuurlijke wereld
Voor ons is het nu belangrijk te ervaren hoe het ontvangstcentrum eruit ziet, dat de geest van God in de aardse voorstellingswereld moet leiden. Zoals we schreven ziet de natuurlijke mens de dingen van het leven als van buitenaf. De openbaring van God richt zich daarentegen altijd tot de geest, een deel waartoe de natuurlijke mens meestal nog geen toegang heeft.
Swedenborg ziet als profeet door innerlijke verlichting de dingen van de hemel, beschrijft met behulp van zijn verstand - dat in dit geval van bijzondere grootsheid moest zijn - de geziene beelden en brengt die zo in de ervaringswereld van de 'normale mens'. Die kan zich dan zonder enige dwang voor deze waarheden uitspreken, of, zoals meestal gebeurt, ertegen, omdat hij er iets van zijn eigen logica tegenin te brengen heeft. De beoordeling van de openbaring geschiedt dus op het bewustzijnsniveau van deze wereld.

Wat is de aard van datgene wat God ons wil zeggen? God, die boven al het geschapene staat, moet Zijn gedachten die Hij ons wil meedelen, tot een bepaalde graad begrijpelijk maken, zodat ze tenminste voor iemand als Swedenborg duidelijk zullen zijn. Als Gods boodschap het begrip van de ontvanger te boven gaat, dan riskeert Hij onbegrip en mislukking. Met andere woorden, God moet Zich altijd aan de mensen aanpassen, wil Hij worden begrepen. Maar om toch de mogelijkheid te geven van een hemels begrip dat de mens te boven gaat, heeft Hij de wonderbaarlijke instelling van de onderling overeenstemmende verhoudingen der dingen gegeven. Ongeveer zoals een lagere toon met die van een octaaf hoger meetrilt, omdat die overeenstemmend is opgebouwd.
Zo liggen aan alle aardse begrippen op een wonderbaarlijke manier geestelijke en hemelse waarheden ten grondslag [Plato's Ideeën]. Als we de grondtoon begrijpen, dan horen we op het innerlijke vlak de daarboven liggende octaven: ze gaan meeklinken.
Op die manier kunnen we allemaal hier al een overeenkomstig aandeel van de geestelijke en hemelse werelden ervaren, ook al zijn we ons er niet van bewust. Het aandeel wordt echter groter als we de ervaringen bewust maken en daarmee de hogere zintuigen [chakra's] gevoeliger maken. Betrokken op de goddelijke geest, gaan deze meetrillen en bevrijden zich zo van de omstrengeling door de materie.

In de goddelijke geest rust het oerbeeld van alle dingen van de schepping, die erop wachten tot bewustzijn te worden gebracht. De door Swedenborg geziene geestelijke toestanden worden vooreerst nog niet direct door de goddelijke geest van de lezer begrepen, maar brengen door overeenstemmende beelden de zeggingskracht ervan over aan de geest. Zo kan de lezer van de werken van Swedenborg - evenals ook van andere echte openbaringen - het waarheidsgehalte ervaren en er nuttig gebruik van maken.
Op eenzelfde wijze voltrok zich ook het zien in het innerlijk van Swedenborg. God geeft aan zijn geest de code voor een bepaalde uitspraak. Die is nog vrij van een formulering, maar verbindt zich toch in het innerlijk met de voor dit begrip aanwezige vormen, die elkaar onderling vastgrijpen en in beelden voor zijn geestelijk oog worden gesteld.
De lezer, dus de ontvangende geest, zou deze weg van verbinden weer omgekeerd terug moeten gaan. Maar hier scheiden de geesten. Terwijl iemand wiens geest gewekt is hier min of meer toe in staat is, de code als het ware als gewaarwording waarneemt, kan de nog in de stof gevangen geest daarvan niets gewaarworden. In plaats daarvan stelt deze mens zijn eigen zienswijze er tegenover en wijst het af.

Op aards gebied proberen dichters, schilders en musici hetzelfde. Gevoelens van liefde, trouw en van het geloof, evenals het omgekeerde daarvan, zijn moeilijk van de een op de ander over te brengen, zonder de daarvoor nodige hulpmiddelen. Zo zijn er overeenstemmende vormen nodig waaraan ze op het tijdstip van overbrenging, worden gebonden; namelijk met behulp van beelden, letters en trillingen. Die zijn alleen maar een hulpmiddel en ontlenen hun bestaansrecht alleen aan het proces van de overbrenging.
Het bloed in het aardse lichaam heeft alleen bestaansrecht zolang het de functie van overbrenging op zich neemt. Het is onbelangrijk of rode bloedlichaampjes als zodanig aanwezig zijn, maar wel dat er iets is dat zuurstof en voeding kan transporteren. De beelden en vormen hebben dus alleen de functie van overbrenging, meer niet.
Natuurlijk is het daarbij niet onbelangrijk welke vormen ze laten zien, want vorm en inhoud staan in nauw verband met elkaar. De letter 'A' is dus drager van een geestelijke vorm en brengt gecombineerd met andere letters [woorden] geestelijke begrippen over, die de lezer dan weer van de drager [het woord] los moet maken om het [begrip] op zich in te laten werken. Dit gebeurt meestal geheel onbewust. We tasten de letterreeksen met de ogen af, zonder dat we het eigenlijke aftasten zelf merken. Alleen de betekenis van wat we lezen blijft bij ons hangen en we bouwen daardoor bepaalde [gedachten of] gevoelens op, die ons tot tranen toe kunnen ontroeren of in liefde verheffen.

Veel andere stemmingen worden op deze manier overgebracht. Waarschijnlijk is niet alleen de letter, maar ook de vorm van deze letters doorslaggevend, tenminste voor de nuances. Zo is de gotische letter beslist anders dan het moderne Romeinse schrift. Dit maakt zeker maar weinig uit, wat de betekenis betreft helemaal niets, maar het verandert de stémming. Zo is het ook met de wijze van uitdrukken. De duidelijke, nuchtere zin heeft in tegenstelling tot de 'bloemrijke manier van uitdrukken' ongetwijfeld een andere uitwerking. De lezer merkt die verschillende vormen meestal niet bewust, maar bij het voorlezen komen ze sterker tot uitdrukking.

Laten we nu overgaan naar een andere openbaringsvorm, of ook dragende elementen van God: het gesproken woord. We denken meteen aan de Bijbel, een samenstelling van veel profetische woorden van God, gedurende eeuwen aan de mensen gegeven; elk van die woorden, afhankelijk van het medium of de spreekbuis, is heel oorspronkelijk en uniek. Door de eenvormigheid van de huidige Heilige Schrift is de veelsoortige samenstelling niet zo zichtbaar. Ze werden eigenlijk pas gelijkgetrokken door de uitdrukkingswijze van de vertaler, die alle profeten op dezelfde manier bewerkte. Denk aan Maarten Luther.

In deze tijd stellen we dat Jakob Lorber een openbaring van God is. Naast veel enthousiaste aanhangers zijn er ook heel wat kritische stemmen. Gewoonweg aanstootgevend zijn voor hen de eenvoudige en soms overdreven woorden - afgezien van de inhoud. Zou God zo gesproken hebben? Hij die boven alles troont, dus ook boven tijd en tijdgeest?
Laten we nog eens kijken naar het afstemmen van de goddelijke ideeën op onze voorstellingswereld. De idee vloeit in het hart of het innerlijke gemoed, zoals dat soms wordt genoemd en wordt daar, nog onbewust voor het medium, opgenomen. Daar zoeken de ideeën naar overeenstemmende begrippen in zekere zin als vorm of omhulsel, om zich daarmee als verschijningsvorm aan de natuurlijke mens te tonen. De zuivere idee is niet overdraagbaar, zonder dat die in een bepaalde vorm wordt gevat.
De overeenstemmende vormen zijn beelden of, zoals in ons voorbeeld, letters en getallen. De ideeën vertegenwoordigen complete begrippen uit het geheugen, om zo tot uitdrukking te komen. Ze zetten dus geen aparte letters in elkaar, maar gebruiken de complete woordvormen. We kunnen dat aan onszelf zien wanneer we iets willen beschrijven, wat we tot dan toe nog niet kenden, bijvoorbeeld een ons onbekend landschap of zoals de astronauten hun onbekende omgeving beschreven. We gebruiken daarbij woorden die al in ons geheugen opgeslagen zijn. Het gaat dus niet om het aparte woord, maar om het begrip erachter dat zich daarmee verbindt.

De critici van de Lorbergeschriften, alsook van andere openbaringen, zouden dit in acht moeten nemen en niet over uitdrukkingswijzen struikelen, die Jezus nooit gezegd kon hebben, omdat deze begrippen de uitdrukkingswijze van het medium waren. Als dezelfde gebeurtenissen door een ander medium zouden worden beschreven, dan zou de uiterlijke vorm weer heel anders zijn. Dat is al te zien aan het feit hoe verschillend de individuele mensen de inhoud van de openbaring ontvangen. Daarom zullen goddelijke openbaringen altijd 'gekleurd' zijn door de persoonlijke eigenschappen van de mediums.
Maar dit doet geen afbreuk aan het idee, integendeel, ze worden zo altijd in overeenstemming met een bepaalde tijd weergegeven. Maar wie slaafs aan de letter hangt, zal evenwel nooit de geest waarnemen die daarin aanwezig is. Maar ook het medium zelf, dat wil zeggen zijn bijzondere karaktereigenschappen, zijn immers gevormd en bepalen op hun beurt ook mede de ingeving. Zo is het de neiging of voorliefde die de keuze van het thema bepaalt. Zo zou Lorber beslist niet zoveel over het heelal hebben geschreven, als hij geen affiniteit in die richting zou hebben gehad. En Swedenborg zou in zijn geweldige beschouwing van heelal en geest niet zover zijn gekomen, als hij niet met lichaam en ziel een onderzoekersgeest was geweest.
Maar deze neigingen zijn immers geen toeval. Als het werkelijk God is, die Zijn gedachten wil inplanten, dan vormt Hij ook het vat dat Hij daarvoor nodig heeft. Natuurlijk moet ook de vraag worden gesteld of het werkelijk God is die hier werkt. Want ook andere geesten [engelen en begeleiders] gebruiken deze wetten. Maar omdat dit zo is, mag men niet de fout maken alles te verwerpen.

terug naar de Inhoud

4. Hoe kan men de echte profeten herkennen?
Dit gebeurt wederom met hulp van de innerlijke, goddelijke geest. Hij is het die Gods idee, dat aan de vormen ten grondslag ligt, er weer in moet herkennen. En deze geest herkent, wat bij hem hoort. Zo hoeft de mens zich alleen nog vol toewijding te openen voor de goddelijke geest, of zoals Swedenborg het uitdrukt: Zijn blik omhoog te richten naar de Heer. Die alleen stelt ons in staat waarachtig uit Hem te ontvangen en wel in de vorm, zoals wij die in onze toestand kunnen begrijpen.

Laten we de verschillende fasen in het proces nog eens verder volgen. De drager als het woord van de goddelijke ingeving is op zich niets en nutteloos, als dat niet wordt opgenomen, opdat het idee eruit kan worden gelicht. Denk weer aan de bloedlichaampjes of de voeding. Die materiële omhulling dient voor de daarin aanwezige levensvonk alleen als drager, die wij weer afstoten door de natuurlijke uitgang, nadat die de ziel heeft verrijkt. In ons geval moeten wij de letter weer afstoten, omdat hij alleen, op zichzelf, de dood brengt of geheel zonder leven is. De woordvormen zijn met andere woorden alleen tijdelijk nuttig, zoals ons van een boek alleen nog beelden en gevoelens overblijven, maar niet de letters.

Het eruit bevrijde leven, het begrip, moeten we als voeding van onze innerlijke mens gebruiken. Om de juiste voeding van de onjuiste te scheiden, hebben we een gave van de Heilige Geest nodig: het onderscheidingsvermogen. In die zin moeten we om verlichting vragen.
De voeding voor het hart is de liefde, die het doeltreffendst is in de liefde tot God. In die liefde zullen we ook de gaven van de door ons beminde Liefde herkennen, of de liefdesbrieven van de Eeuwige Liefde, zoals iemand het eens treffend uitdrukte. In de liefde herkennen we de Afzender en uit de tekst wordt deze liefde nog vermeerderd, zoals een minnaar door de regels van de geliefde nog meer in liefde ontbrandt. Omdat er uiteenlopende ontwikkelingen van de geest en daarmee verbonden neigingen bestaan, gebruikt de Vader ook de meest uiteenlopende middelen voor die brieven, opdat de boodschap ook kan worden gehoord.

In de grond van de zaak zijn alle verschijnselen van de schepping een uitdrukking van Gods gedachten. Als we daarin dieper en onderscheidend naar binnen gaan, komen we dichter bij de Schepper. Of het nu langs de natuurlijke wereld of door het woord gebeurt, is onbelangrijk, hoewel het laatste krachtiger werkt. De wereld van de letters zijn kleine afzonderlijke elementen, waarmee men de dingen van de hele schepping kan beschrijven. De vastgelegde vormenwereld van de schepping daarentegen is moeilijk om te vormen en aan de verschillende gemoederen aan te passen.
Zo is Gods woord - de bouwsteen die dient om de hele schepping in ons op te bouwen - daarom heilig door de Afzender en door de nuttige uitwerking. In welke vormen dit woord zich dan baan breekt, bepaalt de daarmee beoogde nuttige uitwerking. De Lorbergeschriften zijn niet voor alle lezers even goed, omdat de innerlijke toestanden nog te zeer uiteenlopen. Maar wie zich kan openen, vindt toegang tot de goddelijke levenswereld als bijna nergens anders.

Het echte vragen om geestelijke voeding - 'geef ons heden ons dagelijks brood' - opent voor ons de juiste kost. Dan geeft Hij ons inzicht in Zijn waarheden. Eerst ervaren we die als een vermoeden, totdat we ze ons stuk voor stuk eigen maken. En ieder ontvangt de hem of haar aansprekende kost. De wijsheidsgeest de wijsheid, de liefdegeest de liefde en de wijsheid. Want wie in de liefde is, omvat de Vader van alle dingen - de Liefde - steeds meer, want van dit centrale punt van de totale schepping, gaat alles uit.
En wie erin zal slagen om alles in zichzelf op te bouwen, wordt tot een waarachtig evenbeeld van God en vervult daarmee het doel van alle werkingen van de voortdurend scheppende Godheid. Daarmee is ook het beoogde doel bereikt om opnamevat voor de liefdeskracht van de Schepper te worden, met inachtneming van alle vrijheid, waarvan Jezus in de Nieuwe Openbaring getuigt. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe moeilijk het is dat doel te verwerkelijken, want dat werk is 'alleen een God waardig'.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^