Pierre Teilhard de Chardin - 'Het Verschijnsel Mens' (uittreksel)


Samenvatting door Berdien Lanting-Rothuizen


Pierre Teilhard de Chardin
paleontoloog, filosoof, theoloog,
jezuïet, mysticus (1881-1955)
1. Inleiding
Teilhard de Chardin leefde van 1881-1955. In 1899 treedt hij in bij de jezuïetenorde. Daar de orde in 1901 uit Frankrijk werd verdreven doordat antigodsdienstige wetten werden aangenomen, legt hij na zijn studie theologie en filosofie in Engeland (Jersey) zijn geloften af. Van 1905-1908 is hij leraar chemie en fysica aan de middelbare school van de jezuïten in Caïro. Na een verdere studie theologie in Engeland (van 1908-1912) wordt hij in 1911 tot priester gewijd.

Na zijn diensttijd als brancardier aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) legt Teilhard aan de Sorbonne zijn drie licentiaat-examens in de natuurwetenschap af en schrijft hij zijn proefschrift biologie over de zoogdieren in het eoceen. Hij krijgt een leeropdracht in de paleontologie en geologie aan het Institut catholique te Parijs (1922). Vanaf 1923 is hij in China, waar hij ruim 20 jaar veel archeologisch werk doet. Het team waarin hij werkt, ontdekt hier in 1931 de Sinanthropis Pekinensis, een van vroegste voorvaderen van de mens. Verder neemt hij deel m.n. als adviseur van de Geologische Dienst van China aan diverse expedities o.a. naar Mantsjoerije en Mongolië, Java en Birma.
Door de Tweede Wereldoorlog is Teilhard gedwongen in Peking te blijven, waar hij in 1940 samen met Pierre Leroy sj. het Instituut voor Geobiologie sticht. In 1946 keert hij naar Parijs terug. Daar wordt hij in 1950 gekozen tot lid van het Institut de France (de academie der natuurwetenschappen). Vanaf 1948 verblijft hij grotendeels in de Verenigde Staten. Op 10 april 1955 overlijdt hij te New York.
Postuum verschijnt daarna zijn werk 'Le phénomène humain' (Ned. 'Het verschijnsel mens') dat hij in China al tussen 1938 en 1940 had geschreven, maar dat hij ondanks zijn vele aanpassingen aan de wensen van de Kerk niet had mogen publiceren. In 1962 komt er een monitum, d.w.z. een bepaling dat zijn werk niet in bibliotheken van kloosters en priesteropleidingen is toegestaan. Inmiddels wordt nu binnen de kerk de vraag om zijn rehabilitatie steeds sterker en waarschijnlijk is dat dit ook gaat gebeuren, temeer daar paus Franciscus in zijn encycliek 'Laudato Si' - een officiëel kerkelijk document - naar Teilhard verwijst.
Zie hiervoor:
www.kerknet.be/kerknet-redactie/nieuws/eindelijk-eerherstel-voor-pierre-teilhard-de-chardin

2. 'Het verschijnsel mens'
Dit boek gaat over het ontstaan, de ontwikkeling en de toekomst van de aarde, en de plaats van de mensheid daarin. Hoe de aarde is ontstaan weten wij niet zeker. Sommige wetenschappers zeggen dat alles is ontstaan door de oerknal, anderen schrijven het ontstaan van de aarde toe aan kosmische stofwolken van onvoorstelbare omvang. De volgende opvatting vindt Teilhard de Chardin het meest plausibel:
Een paar duizend miljoen jaar geleden maakte een brok materie, bestaande uit stabiele atomen, zich los van het zonneoppervlak. De oorzaak was mogelijk een botsing van sterren. Deze brok bewaarde de banden met zijn oorspronkelijke materie (dus de zon), zocht een baan op de goede afstand, zodat de zonnestraling met een gematigde intensiteit aankwam. Het verdichte zich, draaide om de eigen as en kreeg een eigen gedaante. Weer was een hemellichaam, een planeet ditmaal, ontstaan. Binnen zijn bolvorming en zijn beweging omsloot het de ontwikkeling en de toekomst van de mensheid.

Deze planeet (onze aarde) draait om de zon, die een ster is in ons zonnestelsel. Eén van de miljarden zonnestelsels die ons sterrenstelsel vormen. Ons sterrenstelsel is (naar schatting) één van de miljarden van dergelijke sterrenstelsels in het heelal. Het heelal is onvoorstelbaar groot. Een ster (ook onze zon) straalt licht uit. Het is een gasbol die bestaat uit losse atoomkernen en elektronen van zeer hoge temperaturen, de zon is 17 miljoen graden celsius. In de gasbol spelen zich kernprocessen af, waarbij waterstof in helium wordt omgezet en waarbij straling vrijkomt.
Planeten stralen geen licht uit. De hete, langzaam afkoelende planeet aarde draait om de zon in een bijna lege ruimte. Vanuit het heelal komen radiogolven en ultraviolette stralen en kosmische straling naar de aarde. Er is nog geen beschermende atmosfeer.

In de eerste duizend miljoen jaar ontstond door de zwaartekracht, de metalen kern van de aarde (de barysfeer) en daar omheen de iets lichtere atomen die de gesteenten en mineralen vormden ( de lithosfeer), met daar omheen een min of meervloeibare laag (de hydrosfeer). De aardkorst ontstond in langdurige kringlopen van ingewikkelde omzettingen. Teilhard de Chardin noemt dit de 'pre-vitale fase'. De zwaartekracht zorgt ervoor dat de aardmassa om zijn as geconcentreerd blijft en verhindert het ontsnappen van atomen naar de ruimte.
De lagen die de aarde omgeven, worden steeds lichter van samenstelling. Maar nog steeds is er geen zuurstof in ongebonden vorm en dus geen biologisch leven. De eerste laag vanaf het aardoppervlak is de atmosfeer, ruim 10 km hoog, dan de stratosfeer tot 16 km, en dan de ionensfeer tot 650 km hoog.

Vanaf het begin gaan de atomen van de aarde allerlei verbindingen aan. Allerlei gassen en waterdamp zweefden rond en sloegen als slagregens neer op het oppervlak, waar ze door de hitte direct weer verdampten. Tot de aarde zover afgekoeld was dat water in vloeibare toestand kon blijven bestaan. Zo ontstonden de oerzeeën. Deze zeeën en de atmosfeer erboven bevatte vermoedelijk alleen koolstof, stikstof en zuurstof, maar alleen in verbindingen als methaan, ammoniak en waterstof.
Onder invloed van de ultraviolette straling en de stralen van de zon, die nog niet tegengehouden werden, zouden zo'n 3 miljard jaar geleden de eerste organische verbindingen zijn gevormd. Al deze stoffen waren opgelost aanwezig in de oerzeeën, warm en voedzaam, maar ook met het giftige blauwzuur. En ook met fosfor, die betrokken is bij de energie-overdracht in levende cellen (die er toen nog niet waren).

De verbindingen van de atomen vormden moleculen en later makromoleculen. De zuurstof werd vermoedelijk miljoenen jaren geabsorbeerd door de aardkorst, maar geleidelijk raakte die verzadigd en kwam er zuurstof vrij in de atmosfeer. Door de energierijke ultraviolette stralen van de zon werd deze zuurstof in de hogere luchtlagen omgezet in ozon. Een verbinding die het meeste licht van de zon absorbeert en daardoor een beschermende laag in de atmosfeer ging vormen. Het stijgende zuurstofgehalte zou nieuwe levensvormen mogelijk maken. De pre-vitalefase liep ten einde en het leven kon verschijnen op aarde, door het ontstaan van de cel. Dit is een grote stap in het evolutieproces van de jeugdige aarde.

Teilhard de Chardin onderscheidt in het evolutieproces twee energieën, die samengaan en toch gescheiden zijn. Beide energieën moeten in de atomen aanwezig zijn geweest, want niets kan ontspruiten of het moet in potentie aanwezig zijn. De beide energieën noemt hij middelpuntvliedend en middelpuntzoekend, of buitenkant en binnenkant, of fysiek en psychisch (biologisch en bewustzijn). De evolutie verloopt volgens vaste kosmische wetten. Zoals water een punt heeft waarop het van toestand verandert (damp, vloeibaar of vast), zijn er punten in het evolutieproces waarop een nieuwe ontwikkeling kan verschijnen, terwijl de bestaande gewoon doorgaat.

Zo'n punt is het ontstaan van de cel. De cel kon zich als eerste materie delen en zichzelf herhalen. Het leven kon zich nu op eigen kracht voortzetten. Eerst waren er eencellige wezens, maar er moet een sluier van oercellen om de aarde gelegen hebben, een nevelwolk van zelfstandige cellen die zich samenhangend gedroeg. Het vermogen van samenwerken was vanaf het begin al zichtbaar. In de cel is het DNA opgenomen, zodat het aantal variaties van het grondthema onuitputtelijk is. Een grote expansie van het leven kon nu plaatsvinden.

Vanaf de laagste trap (opeenhoping van bijv. bacteriën), is er een voortgaande ontwikkeling van het leven aan de gang. Via samengegroeide koloniën (bijv. zwammen) zijn er veel vertakkingen ontstaan aan wat Teilhard de Chardin 'de boom van het leven' noemt. De expansie van het leven heeft plaatsgevonden volgens de wet van de complexificatie en heeft onnoemelijk lange tijdperken geduurd.

Bij primitieve meercellige dieren en planten zijn de cellen nog vrij zelfstandig. Bij meer complexe dieren treedt taakverdeling op. Een eigenschap van plantencellen is die van de groene kleurstof chlorofyl. Chlorofyl kan zonne-energie absorberen voor chemische omzettingen, dit proces heet fotosynthese. Plantaardige cellen hebben een celwand die uit cellulose bestaat en de plant zijn stevigheid geven, zoals een skelet bij dieren.
Een andere richting in de evolutie is de rode richting van hemoglobine die zuurstof transporteert. Zo konden planten en dieren zich steeds verder ontwikkelen en de biosfeer vormen die de hydrosfeer en de atmosfeer met elkaar verweeft

De 'boom van het leven' naar Cuénot. In dit schema stelt elk blad (en elke tros) een 'bedding' voor, van minstens gelijke waarde (morphologisch en kwantitatief) als de bedding, van alle zoogdieren tezamen. Onder de lijn A-B is het levensmilieu het water; daarboven de vormen die in de atmosfeer leven.

Na een aftakking van de plantenwereld gaat de boom zich later splitsen in een tak van holtedieren die doorgroeit naar wormen, spinachtigen, insecten en vlinders, en een hoofdtak naar stekelhuidigen, vissen, amfibieën, vogels, zoogdieren, buideldieren en primaten (aap-achtigen). Deze laatste vertakking vormt de top van de boom. Deze hele expansie-periode heeft vele miljoenen jaren geduurd. De biosfeer die nu gevormd is heeft een leefbare aarde opgeleverd.

Deze hele lange ontwikkeling gebeurde vooral vanuit de middelpuntvliedende, of fysieke, biologische energie. Het lijkt of het accent van het evolutieproces hierop ligt. Natuurlijk is door de hele fase heen ook de middelpuntzoekende - de psychische-energie - van bewustwording doorgegaan, maar minder spectaculair. Fysieke ontwikkeling is duidelijk zichtbaar en meetbaar, maar de psychische is alleen indirect zichtbaar en meetbaar, zoals in de gevolgen van het hebben van een hoger bewustzijn en in het meten van de schedelinhoud.

Vooral vanaf het ontstaan van de zoogdieren is het bewustzijn met sprongen toegenomen. Alle bewustzijn uit deze lange biologische fase heeft zich volgens Teilhard de Chardin niet alleen in de materie gemanifesteerd, maar ook in een laag om de aarde heen, als een nieuw gevormde aardesfeer. Hij noemt dit de noösfeer (geestsfeer) die van een niet zichtbare en niet tastbare energie gevormd is, maar daarom niet minder werkelijk is. Als een rode draad loopt deze vorming van de noösfeer door het biologische evolutie-proces heen. Tot er een verzadigingspunt wordt bereikt, zoals bij het ontstaan van de cel gebeurde.

Er wordt weer een grote stap in de evolutie gezet en dat is de geboorte van het denken. Het accent ligt nu meer op de middelpunt zoekende energie. Teilhard de Chardin noemt het denken reflexie, omdat het het vermogen is om zichzelf te bespiegelen. Het dier heeft wel intelligentie en emoties en weet ook dingen, maar de mens weet dat hij weet. Soms zijn functies bij dieren hoger ontwikkeld dan bij de mens, zoals bij het gehoor of gezichtsvermogen of het organisatievermogen om in koloniën of in groepen samen te leven, zoals bij mieren of bijen.

Niet alle wetenschappers en andere mensen erkennen deze beide samengaande energieën. De materialisten erkennen alleen de biologische werkelijkheid en de spiritualisten erkennen vooral de innerlijke werkelijkheid. De spiritualisten hebben gelijk als ze de mens een zekere transcendentie toekennen ten opzichte van de andere natuur en de materialisten hebben geen ongelijk waar ze beweren dat de mens slechts een schakel is in de keten van dierlijke vormen.
Teilhard de Chardin ziet een samengaan - synthese - van beide opvattingen als enige oplossing om recht te doen aan de gecompliceerdheid van de wording van de aarde en de mens. De biologische evolutie is expansief geweest, maar niet in chaos geëindigd. Er is blijkbaar een sturende kracht en dat is de middelpunt zoekende energie. Het lijkt alsof de biologische ontwikkeling pas op de plaats maakt en dat de vernieuwing zit in de toename van bewustzijn.

De evolutie zet zich voort vanuit de hoogste trap die bereikt is: de primaten, de aap-achtigen. Verschillende soorten apen kwamen tot ontwikkeling zoals gorilla's, orang-oetans, chimpansees en gibbons. Daarna zijn de eerste mens-achtigen op aarde verschenen, waarvan de schamele resten in de archeologische lagen zijn gevonden. De eerste herkenbare mens was de homo erectus, gevonden op Java, in Afrika en India en een team o.l.v. Teilhard de Chardin vond in China de Peking-mens.
Ze kenden het gebruik van vuur en stenen werktuigen. Ze hadden een schedelinhoud van zo'n 1000 cc, wat het dubbele was van de eerste mens-apen. De fase van de homo-erectus duurde zo'n honderdduizend jaar. De neanderthaler hoorde bij de homo-erectus, maar is uitgestorven. Ze hadden een schedelinhoud van 1450 cc, wat meer is dan die van de huidige mens. Daarna kwam de homo-sapiens (denkende mens) genoemd, gevonden in Rhodesia en Solo. De schedelinhoud bedroeg toen ongeveer 1350 cc.
Eerst was de ontwikkeling van het leven onderworpen aan de soort, nu is het individueel geworden bij de mens, maar wij worden geen geïsoleerde individuen.

De homo sapiens leefden in de barre ijstijden in grotten en holen, waarvan veel resten zijn gevonden. Ze leefden in groepen en begroeven hun doden. De Cro Magnon-mens, vanaf ongeveer 35 duizend jaar voor Chr. heeft minder schedelinhoud dan de homo sapiens. Het lijkt erop dat die van andere groepen afstammen. De Cro Magnon-mens is vooral bekend geworden door zijn cultuur, zoals de grotschilderingen in de Dordogne en hun zeer fijn besneden gebruiksvoorwerpen.
De aarde werd langzaam in bezit genomen door de mens. Tienduizend jaar voor Chr. werd het klimaat milder en het aantal mensen nam snel toe.Veel groot wild als de mammoet en het reuzenhert stierven uit. Vermoedelijk begint nu de eerste landbouw en het houden van dieren voor voedsel en werkkracht. De mensen waren niet meer alleen afhankelijk van de jacht. Tussen 8-duizend jaar en 4-duizend jaar voor Chr. is het tijdperk van het neolithicum. Er zijn nog mensen op aarde die nog zo leven als in het neolithicum, leven op het platteland met veel handwerk.

Opnieuw is er een grote stap vooruit gezet in de evolutie van de aarde. Nu niet zozeer in de uiterlijke kant maar in de innerlijke kant. In de soort die zich het verst had ontwikkeld in het evolutie proces.
In een deel van de mensheid groeide het bewustzijn verder. Zonder dat de mens lichamelijk zoveel veranderde, ontwikkelde hij steeds nieuwe vaardigheden. Het schrift wordt ontwikkeld, grote bouwwerken gemaakt, kunst en natuurwetenschap beginnen hun eerste vormen aan te nemen en de eerste georganiseerde naties ontstaan. Na de middeleeuwen komt de tijd van de verlichting, waarin de elektriciteit, de telegraaf, de telefoon en radio uitgevonden wordt. Deze ontwikkelingen zijn zo recent dat ze nog volop in ons bewustzijn aanwezig zijn en doorgaan. De industrie heeft zich ontwikkeld en de fossiele gesteenten werden ontdekt en gebruikt. In de 19e eeuw is er bewustwording gekomen van de onomkeerbare samenhang van alles wat bestaat.
Het koolstofmolecuul is een functie die door het hele evolutieproces heen geweven is.

Tijd en ruimte weven samen het heelal, de aarde en alles wat daarop leeft. Voor veel mensen was evolutie niet meer dan het ontstaan van de soorten van leven. De natuurwetenschap in de 18e en 19e eeuw dacht dat de wereld statisch was en deelbaar, maar ze blijkt samenhangend en ondeelbaar te zijn, en een eigen energie te bezitten. Deze visie op de evolutie kan alleen zichtbaar worden als je overgrote afstanden terugkijkt en in de toekomst durft te kijken.


De laatste grote stap in het evolutieproces was de geboorte van het denken, dat een groeiend bewustzijn in het evolutieproces bracht, dat vooral in de mens gestalte kreeg en in de noösfeer. Daarmee wordt het psychische het speerpunt van de evolutie en zal daar de volgende grote stap uit ontstaan. De mens is dus niet het middelpuntvan het heelal, zoals we lang meenden, maar hij is de opstijgende spits van de biologische synthese. Hij is de laatste nieuwe, gecompliceerde loot aan de boom van het leven. Door de mens wordt de erfelijkheid overgebracht in de denkende laag van de aarde (de noösfeer), en daarmee overstijgt ze het individu. Voor Teilhard de Chardin is dit een vaste overtuiging.

Op een bepaald punt van verzadiging zal er uit de noösfeer iets nieuws ontstaan. Wanneer dat zal zijn, weten wij niet, wel merken we een versnelling van de expansie van het bewustzijn en dit brengt een gevoel van onzekerheid en angst met zich mee. Op alle levensgebieden van onze moderne aarde (het organische, het morele, het juridische enz.) werken wij aan structurele vormen en wetten in de noösfeer, die verschillen van die van de biosfeer. In de mens is de hele biologische en geestelijke evolutie opgeslagen.

De onzekerheid en angst bij de mens is verbonden en begonnen met het optreden van de reflexie (het denken) en is dus even oud als de mens zelf. Het is een oer-angst. Maar de mens van het heden is bijzonder onrustig tengevolge van de onzekerheid over onze toekomst. Deze angst boort zich diep in ons, iets bedreigt ons en iets ontbreekt ons, maar we weten niet wat. Laten we dit dus onderzoeken, want anders zullen we geen rust vinden.
Op de eerste plaats komt het door een verpletterend gevoel van kleinheid en overbodig zijn ten opzichte van de kosmische oneindigheden.
In de tweede plaats zijn het de ontzaglijke tijdsduren die ons de grip op het proces doen verliezen.
En in de derde plaats de veelheid van alles die het ons onmogelijk maken er vat op te krijgen.
Er is maar één weg om hier uit te komen en dat is dat we zonder aarzelen deze grootse gegevenheden onder ogen zien, zodat we er lijn en structuur in ontdekken. Tijd en ruimte en werkelijkheid worden menselijk zodra we het ontstaan en de voortgang zien en kunnen volgen. De angst zal dan verdwijnen, maar de onzekerheid blijft, omdat we niet weten wat de toekomst ons brengt.

Die onzekerheid kunnen we nooit helemaal wegnemen, maar we kunnen wel de lijnen uit het verleden doortrekken en zo een reële verwachting scheppen. De wetenschap maakt het ons mogelijk om naar het verleden te kijken en de opéénvolging van stappen in het proces te ontdekken. Als we de aard van het evolutieproces leren kennen, kunnen we mogelijke ontwikkelingen voorzien. De evolutie wil altijd verder gaan en wel vanuit het punt van de hoogste ontwikkeling en dat is de menselijke geest.

De mensheid heeft al en zekere mate van globalisering bereikt in de economische samenwerking en de communicatie tussen volken en beschavingen. En de mensheid heeft al een zekere mate van bewustzijn bereikt. Uit deze beide toestanden zal de nieuwe evolutiefase voortkomen, mogen we verwachten. Maar niet alleen voortkomen uit wat er al is, maar het moet ook ergens naar toe gaan. Er moeten punt zijn waarheen het zich richt. Teilhard de Chardin neemt aan dat er een eindpunt is, ergens in de toekomst. Hij noemt dit punt Omega, zoals het ontstaan van het evoutieproces een punt van begin kent, het Alpha-punt.
De levensduur van hemellichamen is zo onafzienbaar groot dat we niet weten hoe lang de aarde nog zal bestaan. Ze zou nog over lange bestaanstijden beschikken, denkt de geologische wetenschap. In vergelijking met de voorafgaande zoölogische beddingen is de mensheid nog zo jong, dat men haar een boreling kan noemen.

Er zijn mensen die niet geloven in een voltooiing van de aarde. Ze denken misschien dat de aarde vredig zijn rondjes zal blijven draaien, maar dit is een vergissing. De volgende grote stap zal zijn dat het bewustzijn uit de mensheid en de noösfeer gezuiverd wordt en in het punt Omega wordt verzameld en bewaard. De concentratie van het totale bewustzijn wordt gevormd door de persoonlijke bewust-zijns van de mensheid. Hoe meer bewust we zijn, hoe meer we bijdragen aan de voortgang van de evolutie.
De mens kan geen evolutietoekomst verwachten buiten de andere mensen om. Niet de mens als individu alleen, maar ook de mensheid evolueert. De mensen die deze hoge toekomstverwachtingen erkennen, zijn de meest menselijke onder de mensen. Dit betekent dus dat het weefsel van de aarde zijn evolutie-cyclus niet voltooid heeft toen het denken ontstond en dat wij dus naar een nieuw punt toegaan, dat nog voor ons ligt.
Eén ding is zeker, zodra we dit uitzicht op de toekomst aanvaarden, wordt de huidige plaats van de mensheid aanzienlijk helderder en kunnen we de diepe storingen die de menselijke soort beroeren, beter begrijpen. De crisis waarin wij leven en die al in het late neolithicum is begonnen, laat ook een losbarsting van niet geïntegreerde krachten zien. De moderne mens weet hier geen weg mee en zou soms de vooruitgang om willen buigen naar het verleden. Maar de evolutie kan alleen vooruit gaan naar een nieuwe sprong van middelpuntzoekende kracht van de denkende mens. Teilhard de Chardin zegt dat we ons niet moeten laten ontmoedigen, mislukkingen zijn de oefeningen voor iets groters.

De energie die gezuiverd naar het punt Omega gaat, noemt Teilhard de Chardin de liefde-energie. Dan moet Omega zelf ook uit die volkomen zuivere energie bestaan. De mens kan dus bijdragen aan het vergroten van deze energie, door in die geest te handelen. Zo werkt de mensheid mee aan het scheppen van de toekomstige evolutie-fase. Iedere mens moet in zijn leven de keuze maken of hij deze energie meevormt, of alleen - of vooral - bezig is de materiële energie te ontwikkelen.

Alleen in de mens is het denken een krachtig middelpunt geworden, die zich zelfstandig kan richten naar het hoogste doel. Naar de schijn verdwijnt de mens bij de dood, net als het dier. Maar bewustzijn is onsterfelijk en richt zich naar het hogere (Omega of God). Bij de mens maak het psychische zich los van het fysieke. Boven onze hoofden is de bouwplaats van een heelal dat uiteindelijk geestelijk is. Maar nu zijn we nog op weg daar naartoe. Over de aard van het einde is Teilhard de Chardin hoopvol, gezien de gang van het evolutie-proces en de te verwachten voortgang.
Mogelijk is een deel van de menselijke geest niet in staat deze hoge Omega-liefde-energie te verwerkelijken, maar alle energie die dat wel doet is onsterfelijk en per definitie onderdeel van het universele evolutie-proces. In dit laatste deel van zijn boek geeft Teilhard de Chardin zijn persoonlijke visie op dit boek dat hij als wetenschapper heeft geschreven. Uit deze visie blijkt dat hij naast wetenschapper ook denker is en bijna ziener, omdat hij met zo'n ruime blik naar het verleden en de toekomst kan kijken.

Eigen motivatie:
Toen ik in de boekenkast dit boekje in de Aura-reeks ontdekte, dat ik meer dan 40 jaar geleden bij een boekenstalletje voor weinig geld gekocht had, bedacht ik dat ik het eigenlijk nooit gelezen had (te moeilijk, te wetenschappelijk). Voordat ik het weg ging gooien, wilde ik het toch inkijken en daar is het toen niet bij gebleven.
Het boek gaf me een heel nieuwe kijk op de evolutie en op de spirituele verwachtingen voor de toekomst. Hoewel het een hersenkraker was, heb ik het toch met plezier en dank aan de schrijver samengevat. In mijn spirituele zoektocht deed het veel losse overtuigingen op hun plaats vallen.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^