Jakob Lorber, De geestelijke Zon Deel 1
De Ster, Tilburg 2003 ISBN 90.6556.216.8Website: www.lorber.nl
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)
1. De geestelijke zon, een genadevonk van de Heer
1 Voor we ons in de eigenlijke geestelijke zon kunnen begeven, moeten we eerst weten waar deze zich bevindt, hoe ze in verband staat met de natuurlijke zon en van welke aard ze is.
2 Om van het geheel een zo goed mogelijk begrip te krijgen, moet eerst worden opgemerkt dat het geestelijke datgene is wat het meest innerlijke en tegelijkertijd ook het allesdoordringende en bijgevolg het alleen werkzame en bepalende is.
3 Neem bijvoorbeeld een vrucht. Wat is daarin eigenlijk het meest innerlijke? Niets anders dan de geestelijke kracht in de kiem. Wat is dan de vrucht zelf, die er met al haar bestanddelen voor de bescherming en het behoud van de binnenste kiem is? Ze is in wezen weer niets anders dan het door de kracht van de kiem doordrongen uiterlijke orgaan, dat in al zijn delen weldadig inwerkt op de aanwezige kiem.
4 Dat de uiterlijke vrucht een door de geestelijke kracht van de kiem bepaald orgaan is, blijkt ook al hieruit dat niet enkel de vrucht maar de hele boom of de hele plant uit de geestelijke kiem tevoorschijn komt. blz. 9
5 Wat is derhalve het geestelijke? Het geestelijke is vooreerst de innerlijke kracht in de kiem, waarvan het bestaan van de hele boom met wortels, stam, takken, twijgen, bladeren, bloesems en vruchten afhangt. En wederom is het het geestelijke, dat al deze genoemde delen van de boom als voor zichzelf of voor eigen welzijn doordringt.
6 Het geestelijke is bijgevolg het meest innerlijke, het doordringende en dus ook het alomvattende, want wat het doordringende is, is ook het omvattende.
7 Dat dit juist is, kunnen jullie aan menig natuurverschijnsel waarnemen. Neem maar eens een klok. Op welke plaats bevindt zich daarin de klank? Zouden jullie zeggen: meer aan de buitenkant, meer in het midden van het metaal of meer aan de binnenkant? Dat is allemaal verkeerd! De klank is het inwendige geestelijke fluïdum dat in de materiële hulsjes is opgesloten.
8 Als er nu tegen de klok wordt geslagen, dan wordt de slag door het inwendige fluïdum, dat een zeer elastisch en rekbaar geestelijk substraat is, waargenomen als iets dat zijn rust verstoort. Daardoor gaat het hele geestelijke fluïdum over in een streven naar vrijheid, dat zich dan uit door een aanhoudend galmen. Wordt de uiterlijke materie van de klok toegedekt met een andere stof, die niet met zulke gemakkelijk te prikkelen geestelijke potenties doortrokken is, dan wordt de vibratie van de prikkelbare geestelijke potenties, of
beter gezegd hun streven naar vrijheid, spoedig gedempt. Zo'n klok zal dan al gauw ophouden te klinken. Is de klok echter niet afgedekt, dan blijft het geluid nog lang naklinken. Als ze bovendien nog van buiten omgeven wordt door een uiterst gevoelige substantie, bijvoorbeeld door zuivere met elektriciteit geladen lucht, dan wordt het klinken daardoor nog versterkt en breidt zich in zo'n meetrillende substantie ver uit.
9 Als jullie dit beeld nu een beetje overdenken, zal het jullie duidelijk worden dat hier weer het geestelijke het meest inwendige, het doordringende en het omvattende is. We zullen nog een voorbeeld nemen.
10 Neem een magnetisch stuk staal. Waar zit in deze magneet de aantrekkende of afstotende kracht? - Deze zit in het inwendige, dat wil zeggen in de hulsjes, die eigenlijk de zichtbare materie van het staal uitmaken. Als inwendige kracht doordringt zij de hele materie, die voor haar geen belemmering is, en omvat deze helemaal. Dat dit magnetische fluïdum de materie waarin het zich bevindt, ook uiterlijk omvat, kan iedereen gemakkelijk zien wanneer zo'n magnetisch stuk ijzer een iets van haar af liggend stukje van hetzelfde metaal aantrekt. Zou het niet een omvattende en daardoor ook een buiten de sfeer van de materie werkende kracht zijn, hoe zou het dan een wat verder af liggend voorwerp kunnen aantrekken? blz. 10
11 Ten overvloede zullen we nog een paar korte voorbeelden geven. Bekijk eens een elektrische geleider of een elektrische fles. Als zo'n geleider of zo' n elektrische fles met de elektriciteit van een gewreven glasplaat wordt opgeladen, dan doordringt deze de gehele materie en is dan ook haar inwendige en tegelijk haar doordringende element. Als jullie een dergelijke geleider of fles wat dichter beginnen te naderen, dan zullen jullie spoedig door een zacht waaien en trekken merken dat dit fluïdum de gehele materie van de geleider of fles omvat.
12 Een nog sprekender voorbeeld is voor jullie wel de uitstraling van ieder mens, evenals van andere wezens; het duidelijkst is die echter bij somnambules. Over welke afstand namelijk een magnetiseur en een door hem te behandelen somnambule over en weer berichten kunnen doorgeven, zullen verscheidene van jullie wel aan den lijve ondervonden hebben. Zou nu de geest slechts een inwendig en niet tevens een doordringend wezen zijn, dan zou er al helemaal geen zogenaamd magnetiseren mogelijk zijn; en was de geest ook niet tevens het alomvattende en het allesbeheersende, zeg eens, hoe zou er dan tussen een magnetiseur en een somnambule contact op afstand mogelijk zijn?
Ik denk dat we voorbeelden genoeg hebben waaruit we kunnen opmaken waar, hoe en op welke manier het geestelijke overal, dus zeker ook in, door en bij de zon tot uiting komt.
13 De geestelijke zon is dus het meest inwendige van de zon en is een genadevonk uit Mij. - Dan doordringt het geestelijke krachtig werkend de gehele materie van de zon, en tenslotte is het ook datgene wat het hele wezen van de zon omvat. Dit alles bij elkaar genomen is dus de geestelijke zon. Deze zon is de eigenlijke zon, want de zichtbare, materiële zon is slechts een lichaam dat van de geestelijke zon, die weldadig op haar inwerkt, afhankelijk is. Dit lichaam is in al zijn delen zo gevormd, dat het geestelijke zich in en door hem kan uiten en juist daardoor weer in zijn totaliteit volkomen in elkaar grijpt.
14 Wie dus de geestelijke zon wil beschouwen, moet eerst haar uiterlijke verschijningsvorm bekijken en daarbij bedenken dat dit alles zowel in al zijn details als in het geheel van de geestelijk zon is doordrongen en omgeven, dan zal hij daardoor reeds een vage voorstelling van de geestelijke zon krijgen. blz. 11
15 Daarbij moet hij nog bedenken dat al het geestelijke iets volkomen concreets is of iets dat onderling alom volledig in elkaar grijpt, terwijl het natuurlijke slechts in afzonderlijke delen gescheiden is en uit zichzelf helemaal geen hecht geheel vormt. Als het als één geheel verschijnt, komt dat slechts door de werking van het inwendige geestelijke. Daardoor zal het inzicht in een geestelijke zon al wat helderder worden en zal het verschil tussen de natUurlijke en de geestelijke zon steeds duidelijker naar voren komen.
16 Opdat jullie deze dingen echter steeds duidelijker zullen begrijpen, zal Ik jullie weer door enkele voorbeelden een helder inzicht verschaffen. Neem eens een klein staafje edelmetaal. Als jullie het in ruwe toestand bekijken, dan is deze donker en ruw. Als je het echter slijpt en daarna mooi polijst, zal het er heel anders uitzien dan voordien en toch is het nog steeds hetzelfde staafje. Wat is dan wel de eigenlijke reden van de verfraaiing van dit staafje? Ik zeg jullie, een heel eenvoudige. Door het slijpen en polijsten zijn de delen aan de oppervlakte van het staafje dichter op elkaar gedrukt en in zekere zin met elkaar verbonden. Daardoor werden ze eveneens meer concreet en onderling hechter samenhangend en in zekere zin ook, om het zo maar eens te zeggen, volkomen eensgezind. In de eerdere ruwe toestand, die nog een lossere was, stonden de deeltjes als het ware vijandig tegenover elkaar. Elk los deeltje woekerde voor zichzelf met de voedende stralen van het licht, nam er zoveel van op als hij maar kon en liet voor zijn buurman niets over. In de gepolijste toestand, die een gelouterde of gezuiverde kan worden genoemd, grepen deze deeltjes in elkaar. Door dit in elkaar grijpen worden de erop vallende lichtstralen gemeengoed, daar geen enkel deeltje deze nu nog voor zichzelf wil houden, maar zelfs het kleinste beetje licht reeds met zijn buren deelt. Wat is het gevolg daarvan? Allen hebben nu licht in overvloed, zodat ze bij lange na niet in staat zijn die rijkdom op te nemen. De overvloed van de nu algemene stralenrijkdom straalt dan als een prachtige harmonische glans terug van het gehele oppervlak van het gepolijste goudstaafje.
17 Vermoeden jullie al een beetje waar deze pracht vandaan komt? Van de eensgezindheid of wel van de eenwording. Als bijgevolg het geestelijke volmaakt is en in zichzelf eensgezind, hoeveel groter moet de pracht van het geestelijke dan wel zijn dan die van zijn lichaam, dat slechts uit deeltjes of stukjes bestaat en juist daardoor ook zelfzuchtig, vol eigenbelang en dus dood is! blz. 12
18 Laten we een ander voorbeeld nemen. Jullie hebben zeker al eens ruwe kiezelsteen gezien, waaruit glas wordt vervaardigd. Laat zo' n ruwe kiezel, net als zijn afstammeling, het glas, de stralen ongehinderd door? O nee, dat weten jullie heel goed. Waarom laat zo'n ruwe kiezelsteen de stralen niet door? Omdat zijn delen nog te veel gescheiden en veel te weinig eensgezind zijn. Als de stralen op hem vallen, verteert elk van zijn deeltjes de stralen voor zichzelf en laat ofwel helemaal niets of hoogstens in zekere zin de afval van de opgenomen stralen voor zijn eventuele buurman over. Maar hoe komt het dan dat zijn afstammeling, het glas, zo vrijgevig wordt? Kijk, de kiezel wordt eerst stukgeslagen en fijngemaakt. Daardoor heeft elk deeltje in zekere zin voor het andere moeten sterven, ofwel het heeft zich volledig van de ander moeten losmaken. Daarna wordt zulk kiezelpoeder gewassen. Is het gewassen dan wordt het gedroogd, met zout vermengd en komt het in de smeltkroes, waar de afZonderlijke stofdeeltjes door het zout en de juiste temperatuur van het vuur onderling volkomen verenigd worden.
19 Wat wil dit werk met andere woorden zeggen? De zelfzuchtige geesten worden door de materie in zekere zin vermorzeld, zodat ze volkomen van elkaar gescheiden zijn. In deze gescheiden toestand worden ze dan gewassen ofwel gezuiverd. Zijn ze gezuiverd, dan worden ze eerst gedroogd, een toestand die overeenkomt met zekerheid. In zo'n toestand worden ze eerst met het zout van de wijsheid gezouten en tenslotte, zo voorbereid, in het vuur van Mijn liefde verenigd. Begrijpen jullie dit voorbeeld? Jullie begrijpen het nog niet helemaal. Welnu, Ik zal het jullie nog nader toelichten.
20 De uiterlijke materiële wereld in al haar delen is (stemt overeen met) de ruwe kiezel. De opdeling daarvan is het vormgeven aan de verschillende wezens. Het wassen van het kiezelstof is het zuiveren of trapsgewijze opstijgen tot hogere potenties van de geesten in de materie. Het drogen betekent het vrijmaken of het veiligstellen van de geesten in een eenheid, die al bij de mens tot uitdrukking komt. Het zouten is het geven van het genadelicht aan de geest in de mens. Het uiteindelijke samensmelten door de hitte van het vuur in de smeltkroes is het één worden van de geesten, zowel onder elkaar als met het vuur van Mijn liefde. Want zoals de materie in de smeltkroes niet kan samensmelten voordat ze dezelfde warmtegraad als die van het vuur in zich heeft opgenomen, kunnen ook de geesten onderling niet eerder eensgezind en dus voor eeuwig verdraagzaam worden, voordat ze door Mijn liefde ofwel door Mijzelf, volkomen doordrongen worden. Zo staat er ook in de Schrift: 'Wees volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is' (Matth. 5:48). En wederom staat er: 'Opdat zij één worden zoals Ik en U één zijn' (Joh. 17). Kijk, hieruit zal het voorbeeld toch zeker duidelijk worden.
21 Waardoor komt echter het één worden van het glas vervolgens tot uitdrukking? - Doordat alle delen nu op een en dezelfde manier de straal van de zon opnemen en door en door verlicht worden, dus helemaal van licht verzadigd zijn. Toch kunnen ze het opgenomen licht geheel ongehinderd door zich heen laten gaan. Kijk, zo leert jullie reeds het vensterglas, hoe de hemelse verhoudingen geaard zijn en tevens leert het jullie ook op een beduidend hogere trap de geestelijke zon te beschouwen. blz. 13
11 Waarmee correspondeert dan het tweede wiel dat dezelfde beweging maakt en dat door middel van een ketting met het veerwiel is verbonden? Dit wiel komt overeen met de wijsheid, die uit de liefde haar leven ontvangt en dus ook daarmee in nauwste verbinding staat. Waarmee correspondeert het centrale hoofdspil wiel? Met de eeuwige ordening, die uit de eerder genoemde twee wielen duidelijk naar voren komt en waardoor het hele mechanisme in al zijn delen zo wordt ingericht, dat alles zich tenslotte moet schikken voor het bereiken van het hoofddoel, dat vanuit de liefde en de wijsheid juist in deze ordening tot uiting komt. Kijk, nu hebben we reeds het geheel. Het spilwiel is gevonden en heet ordening. Langs deze spil zullen we dus ook omhoogklimmen en de grote, uiteindelijke bestemming van de dingen aanschouwen, zoals deze tot uiting komt precies in overeenstemming met de eeuwige liefde, wijsheid en de uit beide voortkomende orde. blz. 20
4 Kijk, dit alles hoort tot zijn geest en is in de geest zelf voorhanden. Het is een schepping van zijn geest door de kracht van de liefde en deze is geordend volgens de wijsheid, die uit zo'n liefde voortVloeit. Als jullie nu dit voorbeeld wat verder overdenken, zal het jullie zeker duidelijk worden hoe eenieder eens in de geest, naargelang zijn liefde en de daaruit voortkomende wijsheid, de schepper zal zijn van zijn eigen voor hem bewoonbare wereld; en deze wereld is het eigenlijke rijk van God in de mens. blz. 27
11 Wanneer jullie omhoog in Mijn oneindige sfeer zouden kunnen treden, dan zouden jullie het hele oneindige rijk der hemelen slechts zien als een geestmens. Maar als jullie dan in zijn sfeer zouden treden, dan zou deze ene mens zich spoedig oplossen in talloze geestenwerelden, die er dan zouden uitzien als talloze afzonderlijke sterren, uitgestrooid in de hele oneindigheid. blz. 36
13 Zo gaat het steeds maar door en iedere afzonderlijke geest is bijgevolg weer een volmaakte hemel in het klein.
14 Jullie moeten het eigenlijk zo begrijpen dat de gehele hemel een hemel vol hemelen is. En zoals de gehele hemel op zich oneindig is, zo is ook iedere afzonderlijke engelgeest-hemel als zodanig oneindig. Daaruit valt op te maken, zoals in de Schrift staat: het rijk van God komt niet met uiterlijk vertoon, maar het is in u!
15 Op grond hiervan zal ook iedere geest dat rijk bewonen, zien en benutten, dat hij in zichzelf heeft verworven door zijn liefde voor Mij.
16 Zo staat er ook geschreven: het rijk der hemelen is gelijk een mosterd-zaadje. Dit is een van de kleinste onder de zaden. Als het echter in het aardrijk, dat wil zeggen in een van liefde vervuld hart gezaaid wordt, dan groeit het uit tot een boom waarin de vogels van de hemel hun nesten zullen bouwen.
17 Zien jullie nu dat mosterdzaadje? Iedere afzonderlijke geest die een zalige is, is zo'n mosterdzaadje, wat zoveel betekent als: hij is een schepping van Mijn liefde en van deze liefde dus een levend woord. Als dit woord in het aardrijk van de liefde, die uit Mij vrij naar buiten werd gebracht, opbloeit, dan wordt het een door en door levende boom vol liefde en leven uit Mij.
18 Als jullie in de sfeer van zo'n boom treden, kan het jullie zeker verbazen dat je daarin een eindeloze wonderbaarlijke rijkdom van de hemelen aanschouwt, die evenals Mijn liefde, genade en ontferming in iedere afzonderlijke geest oneindig is.
19 Dat moeten ook jullie je geheel volgens Mijn ordening eigen maken, dan pas zullen jullie er werkelijk innerlijk voordeel van hebben en zullen jullie tenslotte in het heldere licht in jezelf ervaren dat Mijn geschreven woord op zichzelfgelijk is aan Mij en tevens het levende oneindige rijk der hemelen bij jullie, te midden van jullie, en, als jullie het werkzaam in je harten willen opnemen, levend in jullie is. blz. 37
10 Daar gaan we dan! Jullie zien wel hoe ver deze tempel van hier verwijderd is; naar aardse maatstaven zouden jullie eerder de maan bereiken dan deze tempel. Maar wij geestmensen hebben het in dit opzicht veel gemakkelijker, want we hoeven maar te willen en we zijn reeds waar we willen zijn. Wil daar dan ook met mij zijn, en kijk, we zijn al ter plaatse. blz. 40
16 Nu echter nog iets. Dat kunnen jullie me wel zeggen, want ook hier is er veel dat wij geesten of moeilijk of soms zelfs helemaal niet begrijpen. De wijze van jullie bezoek, of voor jullie duidelijker gezegd, het feit dat ik jullie nu zie en met jullie kan spreken, is voor mij wel begrijpelijk, want jullie waren in jullie geest reeds vaker bij me en hebben met mij gesproken zoals nu, alleen mocht zo'n samenkomst niet in jullie herinnering blijven. blz. 41
15 Welnu, we zijn al binnen. Jullie slaan weer je handen in elkaar van verbazing. Ja zie je, zo gaat het hier bij ons; in het inwendige zijn wij thuis. Daarom, laat je niet van de wijs brengen door de nog grotere wonderbaarlijke heerlijkheden die jullie hier zien, want hoe dieper we doordringen, des te heerlijker en prachtiger wordt alles. De allergrootste liefde, genade en wonderbaarlijke rijkdom echter is in het meest inwendige, namelijk in de Heer. Daar te komen zal voor geen geest eeuwig ooit mogelijk zijn, alhoewel hij Hem steeds meer kan naderen. blz. 45
17 Jullie zien daar naar de middag toe een buitengewoon groot vierkant gebouw dat op een bijzonder grote kubus lijkt en bijna twaalfduizend klafter lang is; breedte en hoogte zijn dus gelijk aan de lengte. Boven op de vier hoeken zien jullie vier reusachtige mensengestalten met aan hun voeten vier verschillende dieren. We zullen er meteen naartoe gaan en zien wat dit allemaal betekent. Jullie willen het, en daarom zijn we ook al, zoals jullie zien, op het glanzende oppervlak van deze grote kubus. Kijk eens, daar in het midden van dit glanzende vlak staat nog een kleinere, heel sterk stralende kubus, waarop een geheel ontzegeld boek ligt. blz. 74
18 Het zevende zegel zien jullie eveneens al ontzegeld en vanuit dit zegel zien jullie allerlei reusachtige vormen opstijgen. Veel geesten in witte kleren en met grote bazuinen in hun hand vluchten naar alle kanten. Kijk, daar blaast er een op de bazuin en uit de bazuin komt van alles tevoorschijn zoals: oorlog, duurte, hongersnood en pest. - Kijk, daar blaast een ander op zijn bazuin en daaruit komt een verterend vuur. Waar het neerkomt verteert het alles en de hardste stenen laat het wegsmelten als waterdruppels op een gloeiende plaat. Kijk nu daar weer, een ander blaast op zijn bazuin en een grote watervloed vol met allerhande ongedierte stroomt eruit; en kijk, daar beneden in de diepte de oude aarde, hoe ze verdrinkt in deze vloed. En kijk daar, een vierde blaast op zijn bazuin en een grote, vurige draak stort gebonden en gekneveld naar beneden daar waar jullie in een eindeloze diepte een onmetelijke, kokende vuurzee zien.
19 Maar kijk nu naar de vier grote reusachtige gestalten op de hoeken; ook zij zijn voorzien van grote bazuinen. Zie, die in de richting van de middernacht blaast krachtig op zijn bazuin, waaruit een geest tevoorschijn komt om met een grote gesel de aarde te tuchtigen. En zie, die in de richting van de avond blaast eveneens op zijn bazuin en daaruit komt een andere geest met een gloeiende en vurige bezem in zijn hand om het vuil van het aardrijk te vegen. En zie, daar in de richting van de middag blaast de grote geest eveneens op zijn bazuin waaruit een heleboel geesten komen die voorzien zijn van allerlei korven met zaden om een nieuwe vrucht in het schoongeveegde aardrijk te leggen. Maar kijk nu, de geest in de richting van de morgen blaast eveneens op zijn bazuin en daaruit komt een lichtende wolk. Daarop zien jullie talloze scharen. Boven deze wolk zien jullie een stralend kruis en op het kruis staat een mens, zo zachtmoedig, zo mild als een lam!
20 Zie, dit is het teken van de Mensenzoon. Hiermee hebben we op deze plek ook alles gezien, wat jullie hier te zien en te aanschouwen kan worden gegeven; en dit alles is het licht van de waarheid, van waaruit jullie deze dingen aanschouwen.
21 Jullie richten je blik zojuist naar de morgen en zien tot je grote verbazing een buitengewoon prachtige, grote stad, die straalt als de heerlijke zon boven haar. Jullie zouden graag willen weten wat dit voor een stad is en zouden haar ook nader willen bekijken. Jullie willen het! en kijk, de stad ligt al voor ons.
22 Hoe bevalt het jullie hier? Jullie zeggen: onuitsprekelijk fijn en goed, want hier ademen we toch louter liefde en alles wat we zien, heeft een buitengewoon zacht, mild en liefde ademend karakter. Verder zeggen jullie: hoe prachtig glanzen de muren van deze stad; hoe buitengewoon verheven en prachtig zijn haar poorten en wat een onbeschrijfelijk heerlijk licht straalt ons vanuit iedere poort tegemoet! Talloze overgelukkige scharen engelgeesten wandelen daar in en uit! O, daar moet het wel goed wonen zijn!
23 Jullie zeggen dat je ook graag binnen in de stad zou willen rondkijken. Ook dat kunnen jullie nu doen. Maar ik zeg jullie van tevoren: deze stad is zo oneindig groot dat we haar zelfs met de grootst mogelijke gedachtesnelheid in geen eeuwigheden volledig zouden kunnen doorkruisen; want deze stad wordt pas groot, ja steeds eindeloos groter en groter naarmate iemand dieper in haar innerlijk doordringt. Daarom zullen we ook slechts naar één poort toegaan en door die poort een blik in de stad werpen.
24 Jullie zeggen nu: in de naam van de almachtige Heer! Wat een eindeloze pracht en wat een onafzienbare rij huizen! Aan deze straat die we hier zien, lijkt wel nooit een eind te komen. Ja, ik zeg jullie ook: jullie zouden eeuwig door deze straat kunnen wandelen, maar nooit zouden jullie bij een tegenovergesteld einde aankomen; en zulke straten en pleinen zijn er zijn ontelbaar veel in deze stad. Willen jullie echter weten hoe deze stad heet, lees dan maar het opschrift boven deze poort. Er staat: de heilige stad Gods ofwel het nieuwe Jeruzalem.
25 Maar ik, die jullie hier nu heeft rondgeleid, ben de geest van Swedenborg; en hiermee hebben jullie dan ook alles gezien wat jullie door de Heer vergund was om in mijn sfeer te zien. Daarom keren we dan ook weer terug. Kijk, we zijn al op de plek vanwaar we zijn vertrokken. Treed nu uit mijn sfeer en ga naar Hem, die op jullie wacht en wiens naam is: Heilig, heilig, heilig!!! Wel, jullie zijn weer hier; hebben jullie alles goed in je opgenomen?
26 Jullie antwoorden bevestigend, maar Ik zeg jullie: wat jullie daarvan nog niet begrijpen zal jullie te zijner tijd en wel in de sfeer van de volgende geest duidelijker worden. En dus genoeg voor vandaag. blz. 75
14 Jullie vragen mij: wat voor soort mensen waren zij dan tijdens hun aardse leven? Ik zeg jullie: dat zijn de zogenaamde gelovige christenen die hun rechtvaardiging enkel in het geloof zochten en de liefde niet werkelijk wilden aanvaarden, alsof deze voor het eeuwige leven geen waarde zou hebben. Voor hen telde alleen het geloof. Zo'n overtuiging houdt hen hier vast. Het meer betekent de ontoegankelijkheid van diegenen die de een of andere overtuiging hebben. De eilanden echter betekenen dat de overtuiging is voortgekomen uit het woord van de Heer. Omdat de waarheid niet in verbinding staat met de liefde, of anders gezegd, het ware van het geloof niet in de ware hemelse echt is verbonden met het goede van de liefde, zijn de landstreken die door deze volkeren bewoond worden overal door tussenliggend water gescheiden. De vaartuigen die jullie op het meer zien, duiden op de vriendelijke en goede handelwijze van zulke mensen op aarde. Deze handelwijze brengt, zoals jullie zien, deze eilandbewoners met elkaar in contact. blz. 97
15 In deze streek aan de linkerzijde verblijven zij die vanuit de geloofswaar-heden langzamerhand zijn begonnen hun liefde in goede daden om te zetten en daarom dan ook geloven in de liefde van de Heer, maar het blijft meer bij het geloof dan bij de liefde. Dit wordt aangeduid door de overal aanwezige hoge en sterke bomen, die evenwel geen eetbare vruchten dragen; vandaar dat de levensmiddelen, zoals jullie zien, slechts laag bij de grond groeien
maar toch behoorlijk rijkelijk voorkomen. Zo betekenen ook de piramiden op de ronde bergruggen aan de linkerkant, met de schitterende sterren boven de toppen, dat 'het geloof' het hoogste principe is van deze mensen en tevens hun enige licht. Het rijk met ceders begroeide overige deel van deze bergen betekent de macht van het geloof
16 Dat ze echter geen eetbare vruchten dragen, wil zeggen dat het geloof
alleen het leven niet opwekt. En hoewel in het geloof op zich al geestelijk leven werkzaam is, geeft het echter toch maar weinig vruchten die, wanneer ze gegeten worden, het leven nauwelijks tot een hogere potentie zouden kunnen brengen. blz. 98
5 Als jullie bedenken dat de vrouw eigenlijk de wortel is van de man, dan zal jullie daardoor al het andere makkelijk te verklaren zijn.
6 De stam van een boom staat weliswaar met zijn takken in het licht van de hemel (lichtende warmte), zuigt etherische kost uit de stralen van de zon op en niemand merkt dat hij desondanks zijn hoofdvoedsel voornamelijk van zijn wortels krijgt. blz. 151
2 Kijk hoe daar beneden de vlammen langzamerhand beginnen te verdwijnen, zodat jullie heel veel gloeiende plaatsen zonder vlammen erboven zien. Maar jullie vragen: moeten wij daar soms overheen lopen? Ik zeg jullie: maak je daarover geen zorgen want dit zijn allemaal maar verschijningsvormen, die de gemoedstoestand weergeven van degenen die daar beneden wonen. De 'vlam' betekent de werkzaamheid van het kwaad, de boven de vlammen opstijgende 'walm' komt overeen met het totaal verkeerde, en de 'gloed' verwijst naar de volkomen eigenliefde en dientengevolge de verkeerd gerichte ijver en de slecht geworden wil van diegenen die zich in zo'n eigenliefde bevinden. Maar hoe dit alles zich ter plaatse in details ontwikkelt, zullen jullie dadelijk met eigen ogen zien.
3 Kijk nu nog eens naar beneden; wat zien jullie nu? Jullie zeggen: de vlammen zijn helemaal verdwenen en de gloed heeft zich tot hopen verzameld; maar tUssen de hopen zien we stikdonkere nacht. Jullie vragen nog eens: waar is toch de rivier die we eerder helemaal gloeiend omlaag zagen storten? Deze rivier is eveneens slechts een verschijningsvorm en duidt op de gang van het verkeerde zoals dat uitmondt in het kwaad. Zo geeft deze afgrond ook de diepte van het kwaad aan en hoe dit eveneens sluwe en goeddoordachte plannen smeedt om zijn slechte voornemens uit te voeren.
4 Omdat jullie dit nu weten zullen we er moedig op af gaan om zo vlug mogelijk bij ons doel en dus ook bij ons gezelschap te komen. Nog maar enkele passen en kijk, we zijn reeds in de vlakte en dus ook helemaal in de diepte. Jullie zien hier nu helemaal niets, want de duisternis is zo diep dat jullie met het licht van je ogen nooit iets zouden kunnen zien. Daarom is het nodig dat we ons voldoende licht verschaffen om hier iets te kunnen onderscheiden. Toch mag niemand van de hier aanwezigen iets van ons licht merken. Daarom moeten jullie je stevig aan mij vasthouden en de sfeer van een geest niet dichter naderen dan jullie door mij wordt toegestaan.
5 En kijk eens, we hebben nu al zoveel licht als nodig is om dit oord nader in ogenschouw te nemen. Wat merken jullie hier op? Jullie zeggen enigszins opgewonden: om Gods almachtige en allerbarmhartigste wil, wat is dit toch voor een huiveringwekkend oord! We zien niets anders dan zwart zand en zwart gesteente en dat is het enige, waaruit de bodem van deze streek bestaat. En tussen het zand en het gesteente stijgt hier en daar damp op zoals we dat vaker op aarde hebben gezien wanneer er kolen verbrand worden. Verder vragen jullie: waar zijn hier dan wezens te zien? Deze streek lijkt wel helemaal uitgestorven. Ja, mijn lieve vrienden, dat is ook maar een verschijningsvorm en deze stelt de 'dood' voor! Maar maak je geen zorgen over de afwezigheid van wezens in dit oord, want jullie zullen er spoedig meer dan genoeg te zien krijgen. blz. 176
9 Jullie vragen alweer en zeggen: maar beste vriend, we weten nog heel goed dat we ons in jouw sfeer en in wezen op de geestelijke zon bevinden, waar we eigenlijk niets dan hemelse zaken verwachtten; hoe komt het dan dat we hier ook de complete hel aantreffen? Ja, mijn lieve vrienden, is jullie bij je overgang naar de geestelijke zon dan niet tegelijkertijd door de Heer Zelf uitgelegd dat het geestelijke het meest innerlijke, het allesdoordringende en allesomvattende is? Als het geestelijke zo geaard is, dan doordringt het immers alle planeten en de hele sfeer, zover als het licht van de natuurlijke zon doordringt; maar zuiver geestelijk genomen nog oneindig veel verder. Bijgevolg bevinden jullie je nu niet in de sfeer van de eigenlijke zon, maar in de specifieke sfeer van jullie planeet. Zoals alle planeten hun licht en hun warmte van de eigenlijke zon ontvangen en haar werking al deze planeten doordringt, zo is dat ook het geval met de geestelijke zon, daar we op de trillingen van haar geestelijke stralen ook het geestelijke van haar planeten doorschouwen. Omdat we dit nu beter begrijpen zal het jullie hopelijk toch ook duidelijk zijn dat men langs deze geestelijke weg ook het geestelijke wezen van de hel, voor wat jullie planeet betreft, heel duidelijk kunnen doorschouwen.
10 Jullie moeten je de hemel en de hel niet materieel ruimtelijk, als van elkaar verwijderd voorstellen, maar enkel als toestand. Ruimtelijk kunnen hemel en hel zich dus naast elkaar bevinden, zoals een hemelse goede mens naast een helse, slechte kan lopen en zelfs met hem op één bank kan zitten. De een heeft de volmaakte hemel in zich en de ander de volkomen hel. Als bewijs hiervan kan ik jullie ogenblikkelijk in mijn eigen sfeer laten zien dat zich hier even goed de hemel als de nu door jullie aanschouwde hel kan bevinden, want jullie zien dit alles toch zonder meer in mijn sfeer en jullie hoeven slechts één stap buiten mijn sfeer te zetten of jullie zullen je weer op dezelfde plaats bevinden vanwaar jullie oorspronkelijk in mijn sfeer zijn binnengetreden. Daar jullie dit nu weten, kunnen we dit gebergte verlaten en dit alles ook in een ander licht bezien. blz. 178
9 Jullie vragen: waarom dan in zo'n eenzame woestenij en bovendien nog in zo'n moerassige, vochtige uithoek? Beste vrienden, met zulke moeizaam uit de hel geredde geesten kan men in het begin onmogelijk anders handelen, omdat zulke mensen toch altijd iets van die hel in zich hebben opgenomen, dat overeenkomt met het vuur uit die hel. Dat uit zich steeds min of meer door een noodgedwongen zelfzuchtige begerigheid, want het is zoals bekend, eigen aan elke noodsituatie, dat ze de zelfzucht in zekere mate als permanente begeleidster heeft. Wie zich in gevaar bevindt, vergeet gewoonlijk alles en is enkel op eigen redding bedacht. De arme bedelt alleen voor zichzelf en de zieke zoekt slechts voor zichzelf een geneesmiddel. Wie in het water valt probeert zich te redden en wie de vlammen reeds boven zijn hoofd ziet uitkomen, denkt gewoonlijk alleen aan zichzelf en probeert aan het verwoestende element te ontkomen. Pas wanneer hijzelf in veiligheid is denkt hij aan de anderen die hetzelfde lot met hem deelden. blz. 182
11 Ook zo'n overdreven zorg voor de kinderen is eigenliefde, want wie de Heer meer zou liefhebben dan zichzelf zijn kinderen, zou ook naar verhouding de Heer meer gegeven hebben dan zichzelf in zijn kinderen. Jullie vragen: waarom dan? Omdat de Heer hem daardoor het inzicht zou verlenen waardoor hij zonneklaar zou hebben ingezien dat de Heer oneindig veel beter voor zijn kinderen kan zorgen en hen ook beter zou verzorgen dan dat hij zichzelf en zijn kinderen uit eigenliefde heeft verzorgd. De Heer heeft namelijk niet gezegd: wat jullie voor je eigen kinderen zullen doen, dat heb je voor Mij gedaan, maar Hij heeft alleen aan de armen, naakten, hongerigen, dorstigen en gevangenen gedacht en toen gezegd: 'Wat jullie voor hen hebben gedaan dat heb je voor Mij gedaan.' blz. 183
7 Ja, ja, lieve vrienden, zo is het; het inwendige krijgt hier reeds zijn waarde. De waarde is nog wel te meten maar toch al zo groot dat ze jullie begrippen te boven gaat, want zij is de werking van het licht uit de wijsheid die ontspringt uit het ware geloof in de Heer, en door dit ware geloof dan ook naar evenredige verhouding uit de daadwerkelijke liefde, die een lagere rangorde is van de eigenlijke liefde voor de Heer.
8 Jullie vragen: wordt zo'n huis hier dan door slechts één enkele zalige mensengeest bewoond? o nee, laten we ons maar van dit eerste vertrek naar het tegenoverliggende begeven, dan zullen jullie daar verscheidene gelukkige mensengeesten, en wel van beiderlei kunne, aanschouwen. Kijk, daar op de achtergrond bevinden zich zo'n dertig wezens. Het zijn allemaal bewoners van dit huis en de man die we bij de ingang zagen, is een dienaar van allen die er wonen. Hij doet zijn uiterste best om allen van al het mogelijke te voorzien. Daarom is hij ook de grootste onder hen en op den duur geheel de eigenaar van dit huis. blz. 186
20 Nu hebben jullie gezien hoe het hier toegaat. Jullie vragen mij heimelijk: deze geesten zijn toch kennelijk reeds in de hemel; hoe kunnen ze dan zo spreken alsof nog niemand van hen de Heer had gezien? Maar ik zeg jullie: zij zien weliswaar de Heer voortdurend zoals jullie op aarde de zon zien; dat betekent zoveel als: het licht van God is boven hun hoofden, hetgeen duidt op de sfeer van de wijsheid. blz. 188
21 Daar echter het menselijke van de Heer de allerzuiverste liefde uitbeeldt, een liefde die nog heel anders geaard moet zijn dan ze hier is, zijn zij ook nog niet in staat om het menselijke van de Heer te aanschouwen en zodoende kunnen ze dus steeds verder vervolmaakt worden. Het gebeurt ook, hoewel maar zelden, dat de Heer deze streek ofWel rechtstreeks of door een hogere engelgeest bezoekt. Dan worden ook altijd de kleinsten van deze streek aangenomen en naar de morgen geleid.
22 Maar nu zullen wij ook dit huis zegenend verlaten en in deze streek verder trekken; we gaan over de hoge bergen die jullie daar in de verte zien. Daar zullen we weer een ander gedeelte van de middag leren kennen. Daarom genoeg voor vandaag.
42. Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals
1 Jullie vragen: maar beste vriend, zullen we niet eerst afscheid nemen van de vriendelijke bewoners van dit huis en hen bedanken voor hun liefdevolle ontvangst? Lieve vrienden, het spijt me echt dat jullie me daar niet eerder aan hebben herinnerd, want nu bevinden we ons al op de top van een van de bergen die we eerder in de verte zagen, terwijl ons huisje al ver achter ons ligt! Dat verbaast jullie enigszins en daarom zeggen jullie: maar beste vriend, hoe kan het toch dat we hier zo snel als de gedachten wandelen, terwijl we in de noordelijke en avondlijke omgeving, op enkele zeldzame uitzonderingen na, duidelijk slechts stap voor stap hebben gelopen? Uit vroegere ervaringen weten we weliswaar dat men in de geest zo snel als de gedachte vooruit kan gaan. Dat is dus niet zo vreemd. Maar dat we juist in die streek, die op zich heel arm aan verschijnselen was die men tot de mooie en heerlijke kan rekenen, stap voor stap zijn gegaan, maar daarentegen in deze hemelse streek al dat heerlijke bijna onopgemerkt vlug voorbijschieten, dat is het wat ons bevreemdt. blz. 189
2 Lieve vrienden, jullie oordelen wel heel juist volgens jullie wijsheid, maar niet volgens de geestelijke wijsheid. Wanneer we ons in dit grote rijk van de geesten in die streken bewegen waar de omstandigheden meer natuurlijk geaard zijn, dan is juist daar alles vertraagd, en ons langzame voortgaan in zulke streken geeft dan ook heel wezenlijk en aanschouwelijk de moeizame vooruitgang van de geest weer. Hoe dieper we in dergelijke streken waren doorgedrongen, des te moeizamer en langzamer werd ook onze gang. Maar hier, waar de geest al zijn volle vrijheid geniet, is hij van zulke ketenen bevrijd, waardoor zijn voortschrijden veel minder gehinderd en dus ook sneller wordt.
5 Kijk, precies zo is het ook met de geest; want wat jullie op aarde het werk van de geest of van de gedachten noemden, is hier in het rijk van de geest pure werkelijkheid. We gingen dan ook weer met langzame schreden naar de avond toe, leerden langs deze weg allerlei toestanden kennen en kwamen via onze leerzame weg zelfs in de onderste voor jullie geest bereikbare diepte. blz. 190
Alles moest voor jullie tot het uiterste ontleed worden. Wat heeft jullie geest daarmee gedaan? Hij heeft een tweede belangrijke stelling geleerd. Door het leren van deze belangrijke stelling was dan weer een tweede snelle opwaartse vlucht mogelijk.
8 Wanneer we echter vanuit deze omgeving de morgen zullen naderen, zullen we nog oneindig grotere en snellere bewegingen maken. En kijk, dat is geestelijk weer heel natuurlijk. Iets dergelijks is immers eveneens al duidelijk te zien bij de meer gewekte geesten op een hemellichaam, waar een geoefende denker een voorwerp dat men hem ter beoordeling voorlegt, heel vlug zal doorzien en in al zijn delen degelijk en grondig zal ontleden. Wel moet hij nog altijd een voorwerp voor zich hebben, want zonder zo'n voorwerp houdt de activiteit van zijn geest op. blz. 191
9 Ja lieve vrienden, wanneer jullie op aarde een voorwerp met je stoffelijke ogen bekijken, zal dit voorwerp steeds constant blijven en niet veranderen, en jullie zullen het als zodanig altijd aan zijn uiterlijke vorm herkennen. Stel nu eens dat iemand er niet meer genoeg aan heeft om steeds weer dezelfde uiterlijke vorm te bekijken, maar graag het wezen van het gehele voorwerp zou willen leren kennen en wel vooreerst door het mechanisch te ontleden. Heeft hij het voorwerp in een voldoende aantal onderdelen opgedeeld en deze afzonderlijk bekeken, dan zal hij vervolgens nog zijn toevlucht nemen tot de scheikunde en het ontlede voorwerp in allerlei oersubstanties doen uiteenvallen, waarna hij in plaats van het oorspronkelijke voorwerp enkel en alleen grondstoffen krijgt waaruit het voorwerp als vorm heeft bestaan.
10 Zou ik jullie nu ook niet kunnen vragen: waarom is na zo'n scheikundige ontleding de vroegere vorm van het onderzochte voorwerp niet meer te zien? Jullie zeggen: beste vriend, dat is toch heel natuurlijk want door het ontleden van het voorwerp moest toch onvermijdelijk de vroegere grove uiterlijke vorm verloren gaan. Goed, zeg ik, maar wat was de aanleiding of
de oorzaak dat de delen, die voorheen een heel bepaalde vorm uitbeeldden, zo moesten worden opgelost? Jullie halen de schouders op en zitten om een deugdelijk antwoord verlegen. Welnu, dan zal ik jullie daar een antwoord op geven. De oorzaak was de geest, die dieper wilde doordringen in het meer inwendige van de materie. Hij heeft die wegen bewandeld en is tot het inwendige van de materie doorgedrongen, maar daardoor is toch duidelijk de oorspronkelijke vorm zo goed als totaal verdwenen.
11 Kijk nu, wat op aarde nog altijd meer mechanisch wordt gedaan om aan de behoeften van de geest tegemoet te komen, manifesteert zich hier in de geest als mooiste, harmonische werkelijkheid. Want als jullie hier een af ander ding dat jullie eerst van buiten hebben gezien, binnengaan, dan wil dat zeggen: jullie gaan binnen in de innerlijke betekenis en dus ook in de totale ontleding en oplossing ervan, anders gezegd, jullie dringen door tot het wezen van het aanschouwde. Daarom hoeft men dan ook hier van binnenuit de van buitenaf geziene vorm niet meer waar te nemen, maar wel de diepere betekenis die geestelijk met de uiterlijke vorm overeenkomt.
12 Om jullie dit nog duidelijker te laten zien, zal ik jullie uitleggen wat de overeenstemming is tussen datgene wat jullie van buitenaf gezien hebben en hetgeen jullie nu binnen zien. De 'stroom' of rivier betekent hier het voortdurende en ook altijd zichtbare geestelijk leven op zich, bestaande uit de lief de en de wijsheid, of wat identiek is, uit het ware van het geloof en het goede van de liefde. De 'heuvel' die we het eerst op de rechteroever van de rivier zagen, betekent eigenlijk het omhoog streven van de wijsheid; het zachte glooien van de heuvel wil zeggen dat de wijsheid uit de liefde voortkomt. De 'ring-muur' die de heuvel omsluit betekent dat de wijsheid zich nog steeds binnen een bepaalde vorm beweegt. Dat de ringmuur rondom de heuvel loopt, betekent dat de wijsheidsvorm door de liefde wordt verzacht; dat er bladeren uit de muur groeien wil zeggen dat de wijsheidscirkel vol leven is en dat dit leven eveneens liefde is. Deze muur is hier en daar doorzichtig gekleurd, hetgeen duidt op de eenwording van liefde en wijsheid. De 'bogen' boven deze ring-muur geven de orde van de wijsheid aan wanneer ze met de liefde is verenigd. De 'goot' die boven de bogen loopt stelt een open opnamevat voor, dat een weg is van het licht. De in deze goot zich voortbewegende en stralende 'bollen' betekenen het echte leven dat voortkomt uit de wijsheid wanneer deze met de liefde verenigd is. blz. 196
13 De 'tempel' op de heuvel, waarvan de zuilen op levende populieren lijken waarboven zich een zwevend gouden dak bevindt dat helemaal bovenaan voorzien is van een stralende bol, geeft aan dat zo'n wijsheid door liefde voor de Heer tot leven wordt gebracht; vandaar de levende zuilen. Het 'zwevende dak van goud' staat voor de rijkdom van de goddelijke genade van uit zo'n liefde; de 'stralende bol' boven het dak betekent de levendige hoge wijsheid in de goddelijke zaken. Kijk, dat is nu eenmaal onze vorm.
14 Wanneer we er nu binnengaan, is hij ook verdwenen, maar in plaats daarvan zien jullie dan de jullie getoonde verheven werkelijkheid die in zo'n sfeer, waarin de wijsheid met de liefde voor de Heer verbonden is, tot uitdrukking komt. Al deze paleizen, gebouwen en steden komen wat hun doelmatigheid betreft dan ook overeen met het goede van de liefde en de alom prachtige vorm van de stralende wijsheid.
15 Zodoende hebben we ons deze belangrijke zaken weer eigen gemaakt en kunnen we ons in deze streek dan ook verder begeven en de heerlijkheden in ogenschouw nemen. We zullen evenwel nergens zo'n gebouw binnengaan, want daarin zouden we weer heel andere dingen te zien krijgen; daar zou dan weer veel uit te leggen en te bespreken zijn en er zou immers geen eind aan komen. Zullen jullie echter eenmaal zelf zuiver geestelijk zijn en je dus in een totaal geestelijke toestand bevinden, dan zullen jullie de eindeloze verscheidenheid en wonderbaarlijke veelvuldigheid zonder meer eeuwig te zien en te beschouwen krijgen. Voor ons is het echter zaak hier te doorgronden hoe al het geestelijke zich ontwikkelt. Nu kunnen jullie je ogen dan ook de kost geven en in alle richtingen de grote wonderbaarlijke heerlijkheden naar hartelust bekijken, en dan zullen we de volgende keer alles wat jullie gezien hebben resumeren en daarna weer verdergaan. En hiermee is het genoeg voor vandaag. blz. 196
45. De overeenstemmende betekenis van eten en drinken van de hemelse geesten. Het hemelse huwelijk
1 Kijk nu, het tamelijk grote gezelschap is al dicht bij ons. Kijk eens naar die lieve kinderen, hoe het ene nog hemels mooier is dan het andere! De aanblik van elk van hen toont jullie weer een andere schoonheid. De mannelijke engelen hebben een jeugdige kracht en hun gezichtsuitdrukking is buitengewoon zacht en ernstig. Hun ogen zijn groot, hetgeen betekent dat ze rijk aan licht zijn; hun neuzen zijn fraai gevormd en heel gevoelig, hetgeen wil zeggen dat ze teergevoelig zijn en een scherp aanvoelingsvermogen hebben. Hun mond is zacht en meestal gesloten, wat betekent dat de wijsheid discreet is. Hun kin is eveneens zacht en zonder baard. Dat wat wil zeggen dat de eigenlijke wijsheid open is en niet wordt omhuld met een wildgroei van mystiek. Glad en rond is hun hals, hetgeen betekent dat de waarheid principieel beschouwd heel vanzelfsprekend en een op zich afgerond geheel is. Zie verder de zachtheid van hun handen; dat betekent dat de wijsheid alles met goed overleg aanpakt en niets onvolmaakts wil aanraken. blz. 202
2 Jullie zeggen nu: het is merkwaardig dat het mannelijke wezen zich hier bijna in dezelfde mooie ronde vormen vertoont als het vrouwelijke, en wel op een manier dat men tenslotte nauwelijks nog weet waarin men als mannelijke geest een groter welbehagen zou scheppen, in de buitengewoon prachtige mannelijke gestalte of in de vrouwelijke. Dat heeft, mijn lieve vrienden, zijn reden in het waarachtige hemelse huwelijk, en wel omdat er in de Schrift staat dat man en vrouw één vlees zullen zijn. Daarom verschillen ze hier ook maar weinig en zijn, zoals de Heer gezegd heeft, allen gelijk aan de engelen van God!
3 Jullie vragen of er hier bij de geesten geen verschil in geslacht bestaat. Ik zeg jullie: dat is hier net zo goed het geval als op de hemellichamen, en de geesten eten en drinken hier ook en verrichten dus ook hun noodzakelijke behoefte. Verder genieten deze hemelse echtelieden ook de 'echtelijke genoegens' zoals op aarde; maar dat alles heeft hier een heel andere betekenis dan op de hemellichamen.
4 Het eten en drinken wil zeggen: het opnemen van het goddelijk goede en goddelijk ware, en wat jullie onder de zinnelijke geslachtsdaad verstaan, betekent hier de vereniging van het goede van de liefde en het ware van het geloof tot een liefdevolle ontplooiing. Dit alles verhoudt zich hier als oorzaak, werking en doel. Wie aldus wil werken, moet immers eerst het werkende principe dat daaraan ten grondslag ligt in zich opnemen en dat is hier hetgeen onder het opnemen van voedsel wordt verstaan.
5 Het verteren van deze voeding bewerkstelligt en ondersteunt het voortdurende leven van de geesten. Het leven wil en kan echter niet een geïsoleerd opzichzelfstaand iets zijn, maar het grijpt het object dat hem aantrekt en met hem overeenstemt vast en schenkt daaraan zijn vertrouwen, zodat daardoor als het ware uit twee levens een volkomen eenheid ontstaat. Dit kan men beschouwen als het doel. Het doel wordt dan zinvol omdat een verenigd leven in alle opzichten een krachtiger werking heeft dan een opzichzelfstaand leven, wat niet als een volmaakt leven kan worden beschouwd omdat daarin geen enkel doel en dus ook geen groei tot uitdrukking komt. Begrijpen jullie dat?
6 Jullie zeggen: beste vriend, ten dele wel maar geheel duidelijk is het ons nog niet. Welnu, ik zal het nog eens wat nader belichten. Jullie hebben ook op aarde reeds een overeenkomstige daad die lijkt op de geslachtsdaad van de geesten. blz. 203
7 Wat gebeurt er eigenlijk als een levenskrachtige man een of andere vrouw zogenaamd magnetisch behandelt? Hier gebeurt niets anders dan dat de man met zijn krachtige geest de zwakke re geest van de vrouw binnendringt, deze daardoor opwekt en met zijn kracht ondersteunt, doordat hij zich met haar voor een bepaalde tijd magnetisch verbindt en gedeeltelijk fijnstoffelijk verenigt of anders gezegd met haar een 'geestelijke echtverbintenis' aangaat.
8 Wat is de uitwerking van deze verbintenis? Als jullie maar enigszins de veelvuldige verschijnselen op dit gebied beschouwen dan kunnen jullie onmogelijk wat anders zeggen dan: de kracht van de zwakke vrouwelijke geest is door de daarmee verenigde kracht van de mannelijke geest zeer verhoogd en kan in zo'n toestand dingen tot stand brengen die een geïsoleerde geest in zijn natuurlijke toestand toch hoogst zelden en dan nog slechts heel moeizaam tot stand kan brengen. Helderziendheid, het in zichzelf en anderen inzicht krijgen en, kort gezegd, het krachtige, helder geestelijke doordringen in anders ondoorgrondelijke diepten van de schepping, is het gevolg van zo' n vereniging.
9 Welnu, precies zo is geestelijk de zogenaamde geslachtsdaad geaard. Het is een elkaar vastgrijpen van twee innig verwante geestelijke potenties en het gevolg daarvan stemt dan ook overeen met de jullie bekende handeling die we zojuist hebben besproken. Nu zeggen jullie wel dat het allemaal duidelijk is, maar jullie vragen nog op welke manier deze handeling hier wordt verricht. Ik zeg jullie: zo'n handeling wordt op dezelfde manier verricht als bij echtelieden maar er is daarbij van een of andere vorm van zinnelijkheid geen enkel spoor te bekennen.
10 In de eerste Kerk, de Adamitische, werd de geslachtsdaad bij de mensen, die toentertijd voortdurend met de hemel in contact stonden, eveneens veel meer op een geestelijke dan op een zinnelijke manier verricht. Bij gelegenheid van zo'n daad werden de beide echtgenoten meer dan anders door de goddelijke Geest doordrongen, raakten daardoor lichamelijk in slaap, ontwaakten spoedig uit deze natuurlijke slaap en werden dan één in de geest en daardoor ook volkomen in hemelse vervoering gebracht. Eerst in die toestand verrichtten ze de geslachtsdaad en werden al spoedig daarna weer gescheiden en lichamelijk in de natuurlijke sfeer teruggeplaatst. blz. 204
11 Om deze reden werd deze daad toentertijd ook 'éénslaap', 'medeslaap' of
ook 'bijslaap' genoemd. Daar de mensen mettertijd echter door allerlei wereldse genoegens aardser en zinnelijker werden, begonnen ze ook zonder geestelijke voorbereiding in hun aardse sfeer de vrouwen zuiver lichamelijk te beslapen, raakten daarbij niet meer in een geestelijke slaap of beter gezegd in een natUurlijke slaap opdat de geest vrij zou worden. Daardoor werden de vruchten als resultaat van oorzaak en werking dan ook zoals de oorzaak en de werking zelf waren. Jullie zeggen immers zelf: 'Ex trunco non fit Mercurius'. Hoe is het derhalve dan mogelijk om langs zuiver dierlijk natuurlijke weg vruchten van de geest te verwekken? Ik ben van mening dat, als jullie slechts enigszins acht slaan op deze belangrijke, oudhistorische, volkomen ware beschrijving, jullie je nu ook de zuiver hemelse geslachtsdaad juister en waardiger kunnen voorstellen dan jullie anders mogelijk zou zijn geweest, terwijl jullie deze daad, door zijn tegenwoordige, puur zinnelijke verschijningsvorm, op grond waarvan de wetten van Mozes met betrekking tot de onkuisheid werden gegeven, noodgedwongen als onzuiver en dus ook onheilig moesten beschouwen
12 Dit weten jullie nu. Maar wat betekent dan de geestelijke 'verrichting van de noodzakelijke behoefte', die met de natUurlijke overeenkomt? Wat betekent dan de natUurlijke? Niets anders dan het wegwerken van de uiterlijke vorm, nadat deze als draagster van levenbevattende substanties, deze substanties heeft afgegeven. Kijk, het leven kan zich onmogelijk anders manifesteren en uiten dan slechts in een met haar overeenkomende vorm. Deze vorm komt overeen met alle uiterlijke vliesachtige omkledingen van de dingen. Ook al zijn de vruchten die jullie hier zien, niets anders dan louter levende overeenstemmende vormen, voortgekomen uit de liefde en de wijsheid van de Heer, maar dan zoals hier zichtbaar wordt, ook als overeenkomstige vormen van waarachtig geloof en daadkrachtige liefde, kunnen ze toch niet zonder een uiterlijke vorm worden voorgesteld, evenmin als een gedachte zich kan manifesteren zonder woorden.
13 Als jullie dus woorden horen, dan eten jullie geestelijke vruchten. De woorden als vormen worden door jullie weer heel vlug geestelijk weggewerkt, maar de betekenis van de woorden blijft in jullie. Kijk, dit stemt volkomen overeen met deze geestelijke verrichting van de noodzakelijke behoeften.
14 De vormen zijn de dragers van het levende. Daar het levende echter puur goddelijk en dus het meest innerlijke en allerzuiverst geestelijke is, kan het ook door geen uiterlijke geest volkomen zuiver worden opgenomen. Daarom schept de Heer dan overeenstemmende liefdevormen, die dan dragers van Zijn leven zijn. Willen we derhalve dit leven in ons opnemen, dan moeten we het samen met de vorm opnemen. Pas in ons wordt de vorm als levensdrager vernietigd; het leven wordt daardoor vrij en verenigt zich al spoedig met het eveneens goddelijke leven in ons, sterkt het en houdt het levendig. De vorm zelf, als vernietigde huls, wordt dan volgens de ordening van de Schepper uit ons gehele levende wezen verwijderd.
15 Bij jullie op aarde noemt men zoiets het 'afval' maar hier wordt dat de scheiding genoemd. Bij jullie is de vorm grofstoffelijk, bij ons is het eveneens geestelijk, dus onmiddellijk vervluchtigend en geheel verdwijnend. Daar jullie dit nu allemaal weten zullen we weer terugkeren naar ons grote, wondermooie gezelschap. blz. 205
16 Kijk, ons vroegere stamouderpaar staat reeds bij ons. Hij komt naar mij toe en zegt: machtige bewoner van de eeuwige morgen en toch zeker een heel geliefde vriend van de Heer, zie, we hebben nu alles verlaten en ons gehele bezit en onze kostbaarheden op jouw aanraden weggegeven. Je ziet dat we met velen zijn en toch is er niet één onder ons die anders gezind zou zijn dan ik ben. We staan hier nu deemoedig voor je; zeg jij, die hier in Naam van de Heer bent, maar wat je wilt en wat de wil van de Heer is, dan zullen wij het doen!
17 Nu zeg ik tegen hen: geliefde broeders en zusters, heb geen spijt dat jullie gekozen hebben voor de liefde voor de Heer en volg ons in Zijn Naam!
Kijk daarginds, aan de andere kant van de rivier waar jullie op min of meer onherbergzaam lijkende heuvels op gepaste afstand van elkaar kleine onaanzienlijke huisjes zien liggen, daar zal ik jullie naartoe brengen en ieder zijn eigen woning geven. Jullie zullen daar weliswaar niet zo aangenaam en mooi wonen als hier in dit prachtige paleis, maar daaraan zullen jullie moeten wennen, want in de eeuwige morgen in voortdurende tegenwoordigheid van de Heer
woont men niet in zulke paleizen, maar in heel eenvoudige kleine hutten. Ook is men daar niet zo schitterend gekleed als hier maar de waarachtige kinderen van de Heer lopen bijna geheel naakt rond. Daar mag niemand werkeloos zijn, want de Heer weet zijn kinderen voortdurend volop bezig te houden.
18 Hier hadden jullie 'zalige rust' en genoten heerlijk en vredig van alles wat jullie in zo'n rijke overvloed bezaten; daar wordt men echter niet zo onderhouden. Men moet er werkelijk ijverig werken om zijn dagelijks brood te verdienen.
19 Hier hoefden jullie nergens om te vragen of voor te danken, want de Heer gaf jullie alles vrij uit Zichzelf in de grootste overvloed, maar daar zullen jullie altijd de Heer en de Vader moeten vragen en danken.
20 Hier had iedereen als zelfstandig heer zijn eigen tafel en kon eten en drinken naar eigen welgevallen. Daar heeft niemand een eigen tafel, maar moeten allen bij de Vader aan tafel komen.
21 Hier kunnen jullie eten wat je wilt, maar daar is de regel: eet wat jullie op tafel wordt voorgezet.
22 Als jullie met deze ruil tevreden zijn, volg me dan! Daardoor zal evenwel jullie wil niet het geringste geweld worden aangedaan. blz. 206
23 Luister, nu zegt het hele gezelschap: o grote lieve vriend van de Heer, al bezaten we hier duizend van zulke paleizen, dan zouden we deze toch verlaten als we dicht bij de woning van onze grote heilige Vader mogen zijn als de slechts allerlaatste en allergeringste dienaren! Alle voorwaarden die je ons hebt gesteld, zijn toch te groot en te verheven voor ons. Als we maar waardig worden bevonden de broodkruimels van de tafel van de Heer te mogen ontvangen, dan zouden we daardoor reeds onuitsprekelijk gelukkiger zijn dan hier, omdat we bij al deze grote pracht precies datgene moeten ontberen wat enkel en alleen voor alle engelen de allerhoogste zaligheid uitmaakt, namelijk het aanschouwen van de Heer, die vooral een voortreffelijke, heilige Vader is voor hen die bij Hem in de morgen wonen.
24 We worden de Heer hier ook wel gewaar in de heilige genadezon boven ons, maar de Vader te midden van Zijn kinderen kunnen wij niet aanschouwen!
25 Breng ons dus maar waarheen je wilt en geef ons een plaats volgens jouw hemelse inzicht. Wij zullen je volgen!
26 Nu zeg ik: volg me dan over deze rivier naar het gindse heuvelland Laat je niet afschrikken door de golven die jullie eerder niet konden dragen, omdat jullie grondbeginsel niet de eigenlijke 'grondslag van het leven' was, namelijk de liefde voor de Heer. Maar nu is deze liefde jullie basis geworden, zodat het water van deze rivier jullie zal dragen, want dat vertegenwoordigt immers jullie basis. Kijk hoe allen ons nu volgen en hoe het water van de rivier hen draagt als een stevige bodem!
27 Zodoende zullen we ons gezamenlijk naar het heuvelland daarginds begeven en ons gezelschap daar installeren. Daarna kijken we nog wat zich daar allemaal zal afspelen en hoe tevreden het gezelschap daar zal zijn. blz. 207
21 Jullie zouden graag willen weten of het werkelijk Petrus en de aartsengel Michaël zijn? Ik zeg jullie: dit alles is slechts een verschijningsvorm die in naam van de Heer door engelgeesten tot stand wordt gebracht. Zo is ook deze hele hemel ontstaan en dat moet allemaal ook zo zijn, want anders zou het niet mogelijk zijn om vat te krijgen op geesten die zich hebben gebaseerd op iets dat onjuist is.
22 Daarom treft iedereen de geestelijke wereld en de hemel aan, zoals hij zich deze, gebaseerd op zijn geloof, in de geest heeft geschapen, met als enige uitzondering het vagevuur. Dit laat de Heer niet toe omdat daardoor grote schade toegebracht zou kunnen worden aan de geesten, als deze zich in zo'n beklagenswaardige toestand dan in plaats van tot de Heer slechts des te krachtiger tot de heiligen zouden wenden, of hulp van misoffers op aarde zouden verwachten. Dit alles zou de geest mettertijd geheel en al doden omdat de geest in dit opzicht helemaal zou afzien van eigen werkzaamheid en zijn zaligheid slechts zou zoeken in de directe of indirecte barmhartigheid van God, hetgeen met andere woorden gezegd niets anders zou betekenen dan het begaan van een geestelijke moord aan zichzelf!
23 Jullie vragen nu: hoezo dan? Dat is toch gemakkelijk te begrijpen! Het leven van de geest bestaat immers enkel en alleen bij de gratie van de daarin aanwezige liefde en de juist met deze liefde overeenkomende werkzaamheid. blz. 220
24 Wat gebeurt er op aarde met iemand die zich aan elke activiteit onttrekt? Hij wordt tenslotte totaal krachteloos en zo zwak dat hij zich nauwelijks nog tegen een vlieg kan verzetten. Als hij dan tengevolge van zijn totale inactiviteit onontkoombaar in de grootste ellende geraakt, dan leert de ervaring op aarde maar al te vaak dat zo'n toestand voor de mens meestal de oorzaak van zelfdoding is. In de geestelijke wereld zou daardoor eveneens een geestelijke zelfmoord plaatsvinden, omdat zulke lijdende geesten ondanks het aanroepen van heiligen geen verlossing ervaren, waardoor zij dan totaal ongelovig en wanhopig zouden worden, wat de ware geestelijke dood tot gevolg heeft!
25 Waarom dan? Omdat geestelijke wanhoop zoveel wil zeggen als een volkomen gewelddadige afscheiding van de Heer. Om die reden wordt zo'n toestand zelfs in de hel niet toegelaten. Wanneer het kwaad daar al te actief wordt, laat de Heer dit kwaad ook bestraffen en wel uitermate gevoelig. Wordt het kwaad daardoor weer beëindigd dan houden ook straf en pijn op.
26 Wat echter deze (katholieke) hemel betreft, hij is geen belemmering voor het leven van de geest en kan hier als een goede, levendige school worden beschouwd waarin de geesten de ware hemel pas beginnen te herkennen. Hoe dat echter in deze hemel in zijn werk gaat, zullen we bij de volgende gelegenheid zo grondig mogelijk in de geest beschouwen. Hiermee genoeg voor vandaag. blz. 221
2 Kijk, zo hebben jullie allemaal in een hemel geloofd, zoals die nu voor jullie ligt en jullie handelden ook redelijk goed om deze hemel te verwerven. Zoals de boom in het aardse leven na het vellen volgens jullie innerlijke beleving in het geestelijke is gevallen, zo ligt hij nu ook. Ik kan jullie onmogelijk een andere hemel geven dan die, welke jullie jezelf hebben gegeven, want er staat toch in de Schrift: 'Het rijk Gods komt niet met uiterlijk vertoon, maar het is binnen in jullie.' Daarom is deze nu aanwezige hemel een product dat voortgekomen is uit jullie innerlijke geloofsovertuiging. Wat willen jullie nu doen? Kunnen jullie afstand doen van je geloof. Kunnen jullie misschien Luthers of zelfs zuiver evangelisch worden? blz. 229
13 De hemel die jullie hier zien, is niets anders dan een verschijningsvorm van jullie onjuiste geloof; de drie-eenheid die jullie zien, stelt het toppunt van jullie dwaling voor.
14 Hoe hebben jullie ooit kunnen denken dat drie goden tenslotte toch één God kunnen zijn?! Dat elk van deze drie goden iets anders zou verrichten en deze drie toch volkomen één in wezen en natuur zouden zijn? Voorts, hoe hebben jullie je een nietsdoende God kunnen voorstellen, terwijl Hij toch in alle eeuwigheid het meest actieve wezen is? Kijk, op grond hiervan hebben jullie je dan ook een eeuwig werkeloos leven voorgesteld zonder te bedenken dat het leven een energie is, die God vanuit Zijn eeuwige energie al Zijn levende schepselen heeft ingeblazen.
15 Heeft de Heer op aarde niet geleerd dat Hij en de Vader volkomen één zijn? Heeft Hij niet gezegd: 'Wie Mij ziet, ziet de Vader'? Heeft Hij niet ook gezegd: 'Geloven jullie, dat Ik in de vader ben en de Vader in Mij is?' Kijk, dat alles had jullie toch best op de gedachte kunnen brengen dat de Heer slechts Eén is en dus ook maar één persoon; maar geen driegod, zoals jullie je Hem hebben voorgesteld. blz. 231
19 Wenden jullie je dan nu ook nog tot de enige Heer Jezus Christus, want Hij alleen is God van hemel en aarde. Wend je echter in je liefde tot Hem; dan zullen jullie meteen in Hem en uit Hem in jezelf de ware bestemming van het eeuwige leven vinden en dan ook heel duidelijk aanschouwen.
20 Deze (onjuiste) drie-eenheid echter moet in jullie ten onder gaan, opdat jullie de ware drie-eenheid, die de liefde, de wijsheid en de daaruit voortkomende daadkracht in de enige Heer jezus is, mogen leren kennen.
21 Denk niet dat er bij de doop van Christus een goddelijke driepersoonlijkheid geopenbaard werd, want wat daar gebeurde was slechts een verschijningsvorm, door de Heer toegelaten, opdat de mensen daardoor in de ene Heer de volle almacht en de volle goddelijkheid zouden herkennen. Toen heeft namelijk de wijsheid van God, die als Zijn eeuwige Woord uit de liefde voortkomt, het vlees aangenomen en heette Gods Zoon, hetgeen zoveel wil zeggen als: de wijsheid is de vrucht van de liefde en komt uit haar voort zoals het licht uit de warmte. De zichtbare gestalte van Gods geest boven de Zoon betekenende slechts dat de eeuwige, oneindige kracht van God weliswaar evenals de wijsheid voortkomt uit de liefde, maar toch door de wijsheid werkt, zoals de warmte van de zon in het voortgeplante licht de uitwerkingen teweegbrengt. 22 Wanneer jullie dit allemaal nu inzien, zullen jullie ook gemakkelijk begrijpen dat, omdat in de Heer het totale oneindige licht der wijsheid voorhanden was, in Hem dus ook de totale oneindige liefde, evenals de uit beide voortkomende oneindige, goddelijke daadkracht voorhanden moest zijn.
23 Johannes zegt immers ook: 'In Christus woont de volheid van God' en hij zegt ook: 'In het begin was God; en God was het Woord en het Woord was bij God; het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.' Jullie zeggen weliswaar dat er geschreven staat: 'In het begin was het Woord, God was het Woord, want het Woord was bij God en God was in het Woord.' Dat betekent hetzelfde, want God en Woord is een en hetzelfde als Zoon en Vader. Of wanneer jullie zeggen: Woord en God, wat eveneens hetzelfde is als Zoon en Vader, is het ene niet eerder dan het andere, want Vader en Zoon of God en het Woord, of liefde en wijsheid zijn vanaf alle eeuwigheid volkomen één. Daarom mogen jullie de tekst uit Johannes ook draaien zoals jullie willen, zijn getuigenis heeft steeds dezelfde betekenis, namelijk dat de Heer Eén is, zowel als Vader, als Zoon en als Geest! blz. 232
24 Jullie vragen hoe men het dan moet begrijpen dat de Heer zegt, dat de zonde tegen de Vader en de Zoon vergeeflijk is, maar 'de zonde tegen de Heilige Geest' niet. Dat is toch heel begrijpelijk; wie strijdt tegen de goddelijke liefde wordt door de goddelijke liefde gegrepen en geheeld; wie strijdt tegen de goddelijke wijsheid wordt door de goddelijke wijsheid eender behandeld. Maar zeg zelf eens, als er een dwaas zou zijn die werkelijk tegen de oneindige goddelijke macht en kracht in opstand zou willen komen, wat kan hem anders te wachten staan dan dat de oneindige goddelijke kracht hem eveneens aangrijpt, maar hem dan weg blaast de oneindigheid in, vanwaar hij een hopeloos lange terugweg zal hebben te gaan om mogelijkerwijs weer dichter bij Gods liefde en erbarming te komen.
25 Kijk, dit allemaal doet immers steeds een en dezelfde Heer, die zich aan ieder mens openbaart naargelang de mens wil. Wie het derhalve tegen zijn kracht wil opnemen, hem zal de Heer ook laten proeven hoe Zijn almacht smaakt vergeleken met de onmacht van een schepsel! Maar denk vooral niet dat de Heer zo'n dwaze strijder zal verdoemen of vernietigen, want de Heer doet alles vanuit Zijn oneindige liefde, opdat niemand verloren zal gaan. Overdenk dit allemaal in jullie harten; daarna zal ik terugkomen en jullie leiden naar hetgeen jullie in jezelf gevonden en erkend zullen hebben.
52. De ware armoede van de geest. Het gevaar van de blinde twijfelzucht
1 Kijk nu eens! De tafelbedienden verwijderen zich en ons gezelschap steekt de koppen bij elkaar. In het geestelijke betekent dat: één van zin worden. Waar hebben ze het nu over? Een beetje geduld maar, dan zullen we het spoedig gewaarworden. Degene die eerst het meest met de tafeldienaar heeft gesproken en eens op aarde een landman was, zal nu spoedig op de voorgrond treden en het hele gezelschap een voorstel doen. Jullie zouden het al graag willen horen, maar ik zeg jullie: in de geest kan dat niet zo plotseling plaatsvinden. Het opnamevermogen van een geest in zijn meest zuivere en volmaakte toestand werkt volgens jullie begrippen weliswaar ongelooflijk snel, maar dat van een meer onvolmaakte geest daarentegen des te moeizamer en langzamer. Jullie vragen: waarom is dat zo? Dat is toch gemakkelijk te begrijpen, omdat de geest niets heeft waarop hij terug kan vallen; zijn enige bezit is slechts zijn innerlijk. blz. 233
2 De volmaakte geest heeft het volmaakt goede en ware in eindeloos grote overvloed in zich; daarom kan hij het geestelijk reëel ware en goede zo ongelooflijk snel opnemen. De meer onvolmaakte geest heeft echter niets anders dan misvattingen in zich. Als hij nu met het goede en volkomen ware vooruitgang wil boeken, dan moet hij eerst zijn misvattingen als zodanig erkennen, deze uit zichzelf verwijderen en daardoor in grote armoede vervallen, opdat hij een waarachtig arme van geest wordt. Pas door deze armoede of volslagen geestelijke leegte komt de goddelijke vonk, die het liefdevolle goede is, dan vrij, begint zich steeds meer uit te breiden en vult dientengevolge de vroegere geestelijke leegte met nieuw licht op. Pas in dit licht wordt het opnamevermogen van de geest steeds volmaakter. En zo zien jullie dat het ons gezelschap nogal wat moeite kost om dit aanschouwelijk voorgestelde beeld van de hemel kwijt te raken.
3 Zij zien nog steeds alles wat ze in het begin hebben gezien. Dat getUigt ervan dat hun innerlijke bewustwording van het ware en goede nog niet veel is veranderd. Jullie zouden nu wel graag willen weten wat daarvan de oorzaak is, daar de tafeldienaar dit hele gezelschap de waarheid toch danig onder de neus heeft gewreven, zoals jullie plegen te zeggen.
4 Ik zeg jullie, daar is vaak maar één reden voor aan te wijzen: al deze katholieke hemelhelden zijn in wezen niets anders dan blinde sceptici. Scepsis is echter voor de mens wat de houtkever is voor de bomen: er hoeft maar één enkel puntje niet helemaal steekhoudend te zijn of het zal zich ontwikkelen tot een zich rijkelijk reproducerend, schadelijk waarheidsinsect, dat tenslotte grote bossen met bomen vol van leven en kennis te gronde richt.
5 Jullie vragen nu: beste vriend, wat is dan dit gevaarlijke punt bij dit gezelschap? Ik zeg jullie: dit punt op zich verdient nauwelijks aandacht, maar de scepticus, die aan alle vezels van de boom van leven en kennis knaagt, plaatst dit onbeduidende puntje onder een sterk vergrotende microscoop en ontdekt dan in dit onopvallende punt hele bergen van oneffenheden, die zich dan niet meer met het natuurlijke beeld van het oppervlak van het levende hout laten verenigen.
6 De oorzaak is te vinden in het feit dat deze sceptici met hun verstandelijke microscoop steeds op dit onbeduidende punt gefixeerd blijven, waarbij geen van hen op het idee komt om de microscoop van hun verstand over de grenzen van dit punt heen te richten, waardoor zij zouden zien, hoe dit hun zo oneffen voorkomende punt met het andere levenshout verbonden is. blz. 234
8 Ik heb weliswaar vaak heimelijk gedacht: als ChristUs zich maar eens vanaf Zijn hoge troon ergens heen had begeven waar ik Hem heel alleen te pakken had kunnen krijgen, dan had ik Hem waarlijk uit het diepst van mijn hart kunnen liefhebben, maar met mijn veel te geringe liefde voor dit ontoegankelijke licht, heb ik, zoals gezegd, de Vader noch de Zoon in hun ontoegankelijke licht kunnen naderen. Ik vind het trouwens volkomen tegennatuurlijk om liefde, of het nu een geestelijke of een lichamelijke betreft, op iets in de oneindigheid te richten, want liefde verlangt een bereikbaar object; iets onbereikbaars liefhebben vind ik klinkklare onzin. blz. 247
16 De vermeende tafeldienaar kijkt onze woordvoerder glimlachend aan en zegt tegen hem: luister mijn lieve vriend, jouw fantasieën zijn beter dan je denkt; vooral jouw derde fantasie, die is onbetwistbaar de beste. Het is waar, in de Godheid liggen weliswaar eeuwig ondoorgrondelijke dingen, verhoudingen, wegen en raadsbesluiten besloten die nooit door een geschapen wezen begrepen kunnen worden, maar met betrekking tot jouw liefde voor Christus zal je spoedig een helder licht opgaan. blz. 253
5 Laten we nu echter eens luisteren naar hetgeen onze woordvoerder gaat zeggen en wat voor antwoord hij geeft wanneer de vermeende tafeldienaar hem vraagt hoe hem het paleis bevalt. Zijn antwoord luidt: maar beste vriend en broeder, wat is dat nu weer voor een nieuwe, hemelse fopperij? Ik heb mij in mijn fantasie reeds de mooiste kamers van het paleis voorgesteld, maar nauwelijks door de poort naar binnen getreden, was het hele paleis als weggeblazen! Op de plaats van het paleis staat hier nu inderdaad deze onuitsprekelijk prachtige tempel en er omheen eindeloos ver naar alle richtingen ziet men in plaats van de door mij gefantaseerde paleiskamers, dit landschap van onuitsprekelijke schoonheid. Nee, dit lijkt me alweer onverklaarbaar! Wie zoiets kan verklaren, moet minstens tienduizend jaar voor Adam geboren zijn, want van Adams kinderen is er waarschijnlijk niet één tegen deze verschijning opgewassen. Zeg me eens, beste vriend en broeder, kun jij daar iets van begrijpen?
6 De vermeende tafeldienaar zegt: maak je daarover geen zorgen; ik zal je slechts één gelijkenis geven, waardoor je alles gemakkelijk zult begrijpen. Let dus goed op! Als je, toen je nog op aarde leefde, ooit een zaadkorrel hebt bekeken, dan heb je hem altijd in zijn eenvoudige vorm gezien. Je nam die zaadkorrel en legde hem in de aarde. Al gauw verging de zaadkorrel, en in plaats daarvan groeide er uit de aarde een mooie plant, die bijna jouw gehele aandacht in beslag nam. Toen zei je: mijn God, hoe is dat toch mogelijk? Was dat dan allemaal al in de vroegere zaadkorrel aanwezig, vroeg je je af. Jouw gevoel en verstand zeiden dan: hoe zou deze zaadkorrel zich zo hebben kunnen ontwikkelen als niet alles al in zijn kiem aanwezig was geweest? Toen vond je dat de innerlijke pracht van de zaadkorrel heel wat groter was dan de eerdere uiterlijke naakte vorm daarvan. blz. 255
7 Welnu beste vriend, heeft de grote Leraar van de mensheid het hemelrijk niet ook eens vergeleken met een mosterdzaadje? Je zegt: o ja, dat weet ik heel goed. Let nu op, het mosterdzaadje is het Woord in zijn uiterlijke ofwel letterlijke vorm, maar wanneer dit Woord in de aarde van het hart wordt gelegd, dan schiet het omhoog en wordt als het ware een boom waarin de vogels van de hemel wonen. Wat betekent dan wel de boom? De boom betekent het innerlijke, geestelijke van het uiterlijke Woord en de vogels betekenen het hemelse, dus de oerstaat vanwaar het Woord gekomen is.
8 Zo betekent het hele wezen van de boom de wijsheid, die uit de liefde voortkomt en alleen die wijsheid is in staat het hemelse te herkennen. Zal de boom, wanneer hij tot rijpheid komt, dan niet een duizendvoudige rijkdom aan zaden opbrengen? Wanneer je nu echter zo'n rijkdom aan zaden opnieuw in jouw aardrijk uitstrooit, zal dat dan voor jou, omdat je nu in plaats van één, duizend bomen aan jouw aarde ziet ontspruiten, niet al een grote oogst opbrengen? Je zegt: ja, dat zal zeker zo zijn; maar is jou in de eerste, eenvoudige zaadkorrel zo'n onvoorstelbare rijkdom opgevallen? Kijk, zo is het ook met de hemel gesteld.
9 Je kunt niet zomaar ergens in een hemel komen, maar jij moet jouw eigen hemel zelf maken. Het zaad voor het hemelrijk is het Woord Gods; wie dat in zich opneemt en er naar handelt, heeft deze hemelse zaadkorrel in zijn aardrijk gelegd, waardoor de hemel als een boom daaruit zal opgroeien.
10 Luister nu verder! Toen we bij de poort van het paleis kwamen, zag je dat deze versierd was met diamanten omdat jij het Woord in jezelf hebt opgenomen, en met robijnen omdat je naar het Woord hebt gehandeld. Dat waren dus nog louter uiterlijke zaadkorrels. Het gehele paleis stelde jouw totale leven voor en de poort met de diamanten en robijnen geeft derhalve aan, dat jij je de toegang tot jezelf door middel van Gods Woord hebt verschaft.
11 We gingen door de poort; wat wil dat zeggen? Kijk, niets anders dan: we zijn het innerlijk van jou en van jullie allen binnengegaan, ofwel we zijn de innerlijke betekenis van het Woord binnengegaan. Het Woord is echter niet zomaar een leeg woord, en het is niet waar op dezelfde manier als wanneer iemand zegt: een en een is twee, maar het Woord is wezenlijk waar! En alles wat je hier ziet en nog oneindig veel meer en diepere dingen zijn in het goddelijke Woord reeds zo geschapen aanwezig, als talloze planten of bomen met hun vruchten reeds in één enkele zaadkorrel aanwezig zijn. Het enige verschil is, dat een zaadkorrel voortdurend hetzelfde voortbrengt wat al in aanleg aanwezig is, zonder bijzondere verandering van vorm, terwijl het Woord van God zich als zaad uit de hemel in een onnoemelijke verscheidenheid uit. Waarom? Omdat het Woord van God een volmaakt zaad is. Ik denk, beste vriend, dat je, wanneer je hier goed over nadenkt, deze nu aanwezige verschijningsvorm zeker zonder enige moeite zult begrijpen.
12 Onze woordvoerder zegt: goede vriend, voor mij en voor ons allen begint er nu een geweldig en volkomen nieuw licht op te gaan. Als ik nu terugdenk aan mijn vroegere ideeën over de hemel, dan lijken deze precies op een droomgezicht van de nacht, waaraan ik op aarde soms op klaarlichte dag terugdacht. Welk een rijkdom moet er in het gehele Woord van de Heer wel zijn als de eerste scheut uit het mosterdzaadje ons al zoveel moois toont! Ja, nu begrijp ik ook de tekst die luidt:
13 'Het rijk Gods komt niet met uiterlijk vertoon, maar het is binnen in jullie.' Ja, nu wordt me heel veel duidelijk. Ik begin nu ook te begrijpen om welke reden jij daarboven in de schijnhemel een tekst van de apostel Paulus ogenschijnlijk aan Johannes toeschreef. Paulus is weliswaar ook een poort waarop de zaadkorrels van Gods Woord in grote, volle pracht zijn aangebracht, maar bij Johannes, ja, bij de gehele Johannes straalt nu de volheid van de Godheid in Christus wezenlijk naar buiten! Ik bedoel: Paulus zegt dat wel in een of andere tekst, maar dat lijkt me meer een zaadkorrel. Bij Johannes komt het in volle rijkdom tot uiting en dat is al een plant. Heb ik gelijk?
14 De vermeende tafeldienaar zegt: ja, je hebt gelijk en kijk, wat je ziet is slechts de eerste scheut. Wil je de ontwikkeling van deze eerst scheut aanschouwen, verdiep je dan steeds meer in jouw derde fantasie, dan zul je weldra de vruchten van deze heerlijke beplanting in volle rijpheid oogsten!
15 Onze woordvoerder zegt: ja lieve vriend, ja, je hebt volkomen gelijk; er ontbreekt mij hier werkelijk niets anders dan alleen mijn boven alles geliefde Christus! Als ik Hem toch eens bij mij kon hebben, dan zou ik mijn hart willen luchten op een manier die men zich nauwelijks kan voorstellen.
16 De vermeende tafeldienaar zegt: blijf maar in deze gemoedsgesteldheid, want ik zeg je, je bent dichter bij dit luchten van je hart dan je denkt! Waarlijk, als je Christus echt vastgrijpt, dan is Hij ook bij je! blz. 257
14 Onze woordvoerder, wiens gemoed van liefde zeer bewogen is, vraagt aan de nog steeds vermeende tafeldienaar: beste vriend, waar, waar is Hij dan, opdat ik met heel mijn gezelschap aan Zijn voeten kan neerzinken? blz. 260
15 En de vermeende tafeldienaar zegt: vrienden, broeders, hier staat Hij voor jullie; Ik ben het, die jullie in jullie harten hebben gezocht! Maar Ik was reeds lang van tevoren bij jullie, heb jullie gezocht en hier gebracht. Kom dus bij Mij, dan zal Ik jullie daar brengen waar Ik woon temidden van degenen die Mij evenzo liefhebben als jullie Mij liefhebben; want waarlijk, Ik vraag niet naar goud en zilver, maar naar de kinderlijke liefde tot Mij vraag Ik! Wil Ik pracht en praal, lieve vrienden en broeders, dan ben Ik zeker eeuwig bij machte om de gehele oneindigheid daarmee wondermooi te sieren.
16 Ik ben echter een ware Vader voor jullie, Mijn lieve kindertjes, en daarom zijn jullie harten in al hun kinderlijke eenvoud Mij ook meer waard dan alle pracht van de hemelen! Kom dus maar met Mij mee!
17 Kijk, hoe nu alles plotseling veranderd is. Ons hele gezelschap omvat nu de Heer, liefkoost Hem en vleit zich tegen de Vader aan zoals kinderen doen als ze hun goede ouders een tijdlang niet hebben gezien. En de Heer leidt hen als een goede Vader en leert hen Zelf onderweg Zijn wonderen kennen. Kijk, welk een zaligheid er nu van de gezichten van ons gezelschap straalt! Onze woordvoerder roept nog uit: O, wat een reis; onze heilige Vader leidt Zijn kinderen naar waar Hij woont! blz. 261
10 Je zou graag willen weten, waaruit zo'n dwaling bestaat? Kijk, zo'n dwaling berust op het volgende: wanneer iemand uit vrees voor God het geloof
als een verplichting aanneemt en dan trouw leeft volgens dit geloof, kan hij God nooit zo echt vol liefde omvatten, omdat hij Hem te zeer vreest. Deze overdreven vrees voor God is dus zo'n kleine dwaling en deze is er zonder beschadiging van leven en vrijheid niet zo gemakkelijk uit te krijgen. Je denkt weliswaar: hoe kan de Almachtige zoiets zeggen? Maar waar het om de volledige vrijheid van een wezen gaat, moet Ikzelf Mijn almacht mooi thuis laten. Want zou Ik die gebruiken, dan was het met zo iemand ogenblikkelijk gedaan en Ik zou dan in plaats van kinderen die vrij leven, denken, werken en handelen, louter gerichte machines hebben, die zich steeds onverbiddelijk gedwongen, maar nooit vrijwillig volgens Mijn wil zouden bewegen. Daarom kan Ik alleen van Mijn almacht gebruikmaken wanneer dat hoogst noodzakelijk is en bovendien de vrije geest daardoor nooit in zijn denken en handelen beperkt wordt.
11 Daarom zal Ik je nu een voorbeeld geven, dat aantoont op welke manier Ik van Mijn almacht gebruik maak.
12 De natuurlijke wereld en de vormgeving van alle schepselen in het algemeen zijn werken van Mijn almacht. Wanneer vrije geesten dan op grond van Mijn Woord en de daarnaar geleide levenswandel het leven uit Mij in zich hebben opgenomen, dan bewerkstelligt Mijn almacht dat de vrij geworden levende geesten alles wat zij als nuttig, goed en waar in zichzelf erkennen, ook onmiddellijk reëel en in rijke mate kunnen aanschouwen en daar ook meteen vrij gebruik van kunnen maken.
13 Deze omgeving hier beneden is hoofdzakelijk zo'n werk van Mijn almacht en stemt in alles overeen met datgene wat er in deze geesten aan geloofswaar-heden aanwezig is en wat zij aan daaruit voortvloeiende goede werken hebben verricht. Zo is dit overal het geval, waarheen je je ogen maar wilt wenden, of het nu over de hele eindeloze middag, over de hele avond of over het gehele noorden is. blz. 263
14 Je vraagt je nu af: is dat dan niet ook het geval met deze eeuwige morgen? Nee, deze bevindt zich in een heel andere toestand en is in al zijn onderdelen volkomen onveranderlijk vast, dus zoals iedere natuurlijke wereld vast is. En de onwrikbare vastheid van de morgen staat als inwendige, eeuwige grondslag tegenover de uiterlijke natuurlijke vastheid. De reden daarvan is ten eerste, dat Ikzelf in Mijn willen eeuwig onveranderlijk ben. Wat Ik eenmaal een bepaalde vorm heb gegeven, blijft ook eeuwig onveranderlijk en bestendig, evenals Ikzelf in Mijn eeuwige willen onveranderlijk en bestendig ben.
15 Ten tweede is deze omgeving onveranderlijk vast, omdat Mijn kinderen die hier naar Mij toekomen, als gevolg van hun grote liefde voor Mij in hun willen en in hun inzichten volkomen één zijn met Mij, of met andere woorden gezegd, omdat zij zich volkomen tot op de laatste druppel hebben verdeemoedigd en ten gevolge van hun liefde voor Mij, hun eigen wil totaal hebben opgegeven en in plaats daarvan Mijn eeuwige levende wil in zich hebben opgenomen.
16 Daarom willen ze hier ook niets anders dan wat Ik wil. Mijn wil is echter een allerduidelijkste, voor eeuwig vastgestelde voorstelling van het goede en het ware. Daarom is dan ook deze omgeving waarin Ik met de Mijnen woon, volkomen onveranderlijk vast en berust er niets op illusie. Wat je hier ziet, is van binnen ook volkomen hetzelfde als van buiten. Alle planten, bomen, vruchten en korenvelden zijn hier niet slechts zichtbare overeenstemmingen, maar volmaakte, vastgelegde realiteiten. Wanneer je hier van de ene plaats naar de andere gaat, zul je zien, als je je passen telt, dat de afstand heen en terug hetzelfde is.
17 Je vraagt Mij nu, of deze vastheid iets gemeen heeft met de vastheid van de aarde. De vastheid van deze hemelwereld heeft helemaal niets te maken met de vastheid van de materiële wereld, want de vastheid van die wereld is maar schijn, en duurt voor een bepaalde geest slechts zolang als hij een bewoner van de materie is. Heeft hij de materie echter verlaten, dan verdwijnt voor hem ook haar vastheid. Maar zo is dat hier niet, want deze vastheid is een waarachtige vastheid en zij is voor alle eeuwen der eeuwen onveranderlijk en onverwoestbaar, omdat zij een volmaakte uitdrukking van Mijn eeuwige Vaderliefde is!
18 Je vraagt, hoe ver deze streek zich wel uitstrekt. Mijn lieve vriend, broeder en zoon, deze streek zoals je haar naar de morgen toe ziet liggen, heeft verder eeuwig geen einde en is zo groot, dat wanneer alle mensen die door de eeuwen heen op alle hemellichamen geboren zouden worden, naar deze streek zouden komen, deze naar verloop van duizend eeuwen, in verhouding tot de grootte van deze omgeving niet meer ruimte zouden innemen dan een zandkorreltje in de oneindigheid van de eeuwige ruimte. blz. 264
19 Je vraagt Mij nu, hoe Ik dat allemaal kan overzien en of degenen die van hieraf gezien zo eindeloos ver weg, diep in de morgen wonen, Mij wel ooit te zien krijgen? Lieve vriend, broeder en zoon, ook dat zal Ik jou vertellen, want Mijn kinderen zal niets onthouden worden!
60. De Oereigenlijke God-zon. Uitleg over de persoonlijke, wezenlijke alomtegenwoordigheid van de Heer. Voorbereiding voor de maaltijd met de Vader
1 Richt je blik eens omhoog en kijk naar de van hieruit gezien tamelijk laag staande zon. In deze zon ben Ik van origine volkomen thuis. Deze zon bevindt zich in het eeuwige, onwrikbare centrum van Mijn goddelijke Zijn. De stralen die van deze zon uitgaan, vullen op hun eigen manier de gehele oneindigheid en zijn op zich niets anders dan Mijn liefdewil en de daaruit eeuwig voortdurend uitgaande wijsheid. Deze stralen zijn dus overal volkomen levend en overal gelijk aan Mijn Wezen.
2 Overal waar zo'n straal derhalve dan ook maar op valt, ben Ikzelf, precies als in de zon, geheel en al volkomen aanwezig; niet alleen werkzaam, maar ook persoonlijk, en deze persoonlijkheid is bijgevolg ook overal een en dezelfde. Waarheen je hier ook zult gaan, je zult Mij overal volmaakt thuis aantreffen. Betreedt naar eigen willekeur een van deze woonhuisjes die je hier ziet, en je kunt ervan verzekerd zijn dat je Mij in elk daarvan als een volmaakte Heer des huizes zult aantreffen.
3 Je zegt nu weliswaar dat Ik op deze manier dan toch niet de eigenlijke, echte Christus ben die op aarde heeft gewandeld en onderwezen, maar slechts een levend en volmaakt evenbeeld van Hem en dat Ik toch eigenlijk in het ontoegankelijke licht woon. Verder zeg je nog: als het allemaal zo is, dan komt er toch duidelijk een veelgodendom om de hoek kijken.
4 Luister, geliefde vriend, broeder en zoon, je denkt in dit opzicht nog natuurlijk, maar pas wanneer je volkomen innerlijk, geestelijk zult denken, zal deze zaak je heel anders voorkomen. Opdat je echter vanuit jouw natuurlijke denken des te gemakkelijker in het geestelijke zult overgaan, zal Ik jou door middel van natuurlijke voorbeelden daarheen leiden. blz. 265
5 Kijk, op aarde zag je slechts één zon, maar wanneer je een spiegel voor de zon hield, was dezelfde zon ook in de spiegel en je kunt onmogelijk beweren dat de zon in de spiegel een andere was dan die, welke aan de hemel scheen.
6 Je zegt dat dat inderdaad het geval moet zijn. Maar Ik zal je een nog duidelijker voorbeeld geven.
7 Je zult op aarde wel vaker van de werking van een zogenaamde grote holle spiegel hebben gehoord. Je zegt, O ja, ik heb er zelf ooit een gehad. Als je de stralen van de zon met zo' n spiegel opvangt, dan worden ze bij het terugstralen vanuit de spiegel vaak meer dan duizendmaal sterker dan de oorspronkelijke stralen van de echte, natuurlijke zon.
8 Al stel je van dergelijke spiegels er ook een paar duizend voor de zon op, dan zul je bij die gelegenheid bij elk afzonderlijk dezelfde sterke werking waarnemen. Dat is zeker en volkomen waar.
9 Wat werkt er dan vanuit al deze spiegels? Kijk, niets anders dan steeds een en dezelfde zon, die jij met dit aanzienlijke aantal spiegels vermenigvuldigd hebt.
10 Maar nu vraag Ik jou: is door deze vermenigvuldiging de zon werkelijk vermenigvuldigd of alleen haar werking? Jij zegt nu: inderdaad, alleen de werking! Goed, zeg Ik, maar hoeveel zonnen had je dus in jouw spiegels? Jij zegt: vanuit de spiegel gezien evenveel als er spiegels waren, maar wat de zon betreft had ik steeds maar een en dezelfde.
11 Welnu, wat dit natuurlijke voorbeeld aantoont, zie je hier in de allergrootste levende werkelijkheid en volheid voor je.
12 Je zegt nu wel bij jezelf: dat zie ik wel in, maar wanneer men desondanks iedere spiegelzon zou willen onderzoeken en benaderen om het karakteristieke wezen van de zon te leren kennen, dan zal men aan al die spiegelzonnen niets hebben, want het eigenlijke wezen van de zon blijft voor het onderzoekende oog toch volkomen onbekend.
13 Dat is juist, maar wat zouden jij en de hele aarde er beter op worden, als de echte zon zo dicht bij de aarde en jou gekomen zou zijn, als jij haar door middel van de spiegels genaderd bent? Kijk, dan was de gehele aarde met jou erbij ogenblikkelijk als een waterdruppel op een gloeiende plaat opgelost. Waartoe had de benadering van de werkelijke zon jou dan gediend?
14 En dit is nog veel meer het geval met Mijn zon hier. Zij moet eeuwig in een ontoegankelijk centrum staan, dat geen enkel wezen verder dan de vastgestelde orde kan naderen, want elke benadering buiten deze orde zou het desbetreffende wezen totaal vernietigen. Dat werd ook tegen Mozes gezegd toen hij Gods aangezicht wilde aanschouwen, want onder 'aanschouwen' moet men hier niet het waarnemen met de ogen verstaan, maar het volledig benaderen van het diepste wezen van de Godheid. blz. 266
15 Let op, als Ik nu een en dezelfde ben als Ik ook in de zon ben, maar voor jou zodanig dat je Mij volkomen kunt naderen zoals de ene broeder de andere, is dat niet meer waard? Is dat dan niet meer liefde en erbarming dan wanneer je deze zon werkelijk kon naderen maar daarbij dan volkomen vernietigd zou worden?
16 Bovendien zouden jij en Ik toch niet volmaakt gelukkig zijn als het Mij niet mogelijk zou zijn om Zelf als Vader overal, waar Mijn kinderen ook mogen zijn, met Mijn ware hele persoonlijkheid aanwezig te zijn.
17 Zie, de hemel is oneindig! Zou zo'n wezenlijke, eindeloze verveelvoudiging, zonder aantasting van Mijn volledige eenheid, niet mogelijk zijn, hoe verweesd zouden dan Mijn kinderen zijn en hoe alleen zou Ikzelf staan temidden van hen?!
18 Dat Ik echter volkomen Dezelfde ben met hetzelfde levende, goddelijke bewustzijn en alle goddelijke liefde, wijsheid en macht, kun je opmaken uit het feit dat Ik jou werkelijk persoonlijk naar hier heb geleid en jou op deze weg de macht van Mijn liefde, wijsheid en volmaakt goddelijke wil heb getoond. Als dit allemaal voor jou nog niet genoeg is, bedenk dan maar wat je wilt, dan wil Ik dat het terstond volmaakt geschapen voor jou verschijnt.
19 Welnu, je wilde graag een voor jou bekende streek op aarde. Kijk maar eens voor je. Ik heb haar al zichtbaar en tastbaar voor jou geschapen.
20 Jij zegt nu: werkelijk, zoiets kan alleen de enige God doen! Goed, zeg Ik je, dan zul je echter ook inzien dat Ik, zoals Ik hier voor jou sta en de wonderen van Mijn Zijn ontsluier, volkomen dezelfde ben als die Ik van oorsprong eeuwig daar in die zon ben!
21 Ja, zeg je, dat geloof ik nu volkomen, maar wanneer ik nu naar een ander huis zou gaan en U bleef hier, en ik zou daar dan een tweede wezen van dezelfde oorsprong als de Uwe aantreffen, zal dat dan wel volkomen één zijn met U en zal het in alles op U lijken?
22 Ik zeg je: het is aan jou om dit uit te proberen. Ik zal zorgen dat jij je zo
vlug als de gedachte daarginds in de verte, bij een huis zoals dit zult bevinden. Ik zal echter hier blijven en jouw gezelschap zal daarvan getUigen als je terug bent; jij kunt Mij dan vertellen of je Mij ginds volkomen hebt teruggevonden of niet. Welnu - wees daar!
23 Zie, lieve vriend, broeder en zoon, je bent hier nu diep in de morgen. Dat merk je als je om je heen kijkt: je ziet niets anders meer, ook jouw gezelschap niet, dan slechts de eindeloos ver uitgestrekte morgen met zijn woningen. Zeg Mij nu, ben Ik hier niet helemaal dezelfde? blz. 267
24 Zo moet het ook zijn, en als het niet zo was dan zou er zelfs nooit iets geschapen zijn en was het bestaan van een mens als zodanig ondenkbaar! Want het leven van ieder mens is toch niet meer en niet minder dan een volmaakt evenbeeld van Mij. En als een mens naar Mijn woord heeft geleefd of als miljoenen zo hebben geleefd, kan dan maar één van hen zeggen: Christus leeft in mij, afkunnen dat niet al die talloze rechtvaardigen zeggen? Wanneer echter al die rechtvaardigen dat kunnen zeggen, ben Ik daarom dan een gedeelde of een eeuwig ongedeelde Christus in hen?
25 Ik ben eeuwig een en dezelfde in het hart van ieder mens. Als miljoenen en nog eens miljoenen harten van Mij vervuld zijn, en wel ieder voor zich volkomen, dan heeft daarom niet iedereen een eigen, andere Christus, maar in ieders hart woont een en dezelfde Christus volkomen! Wel, wat zeg je nu? Ben Ik hier niet volkomen dezelfde als degene die je daarginds bij jouw gezelschap achterliet?
26 Je zegt: ja Heer, U bent helemaal dezelfde en er is geen verschil noch in de gestalte noch in het woord noch in Uw goddelijke wil en ik kan me niets anders voorstellen dan dat U even vlug als ik hier bent gekomen! Ja, voor jou lijkt het zo, maar zoals Ik al zei, zal jouw gezelschap bij je terugkeer van Mijn voortdurende aanwezigheid daar getuigen. Dat zul je ook dadelijk ervaren. Daarom zeg Ik tegen jou: wees weer daar! Kijk, nu ben je alweer hier. Zeg Me eens, hoe vond je Mij daar?
27 Je zegt: U was toch Zelf daar zoals U hier bent en er was niet het minste verschil. Ik zeg je: dat is juist; maar vraag nu ook aan jouw gezelschap of Ik Mij ondertussen van hier heb verwijderd. Het gezelschap zegt: absoluut niet; de Heer heeft ons daarentegen verteld, hoe het jou daar verging. Kijk, je zet nu grote ogen op en je verbaast je daarover. Ik zeg je echter dat dit helemaal niet verbazingwekkend, maar volkomen in orde is.
28 Als je op aarde een opticien was geweest, dan zou je je dit nog duidelijker kunnen voorstellen. Hoe komt het dat verscheidene mensen, kijkend naar een en hetzelfde voorwerp, dat voorwerp slechts zien als één ding, terwijl een ieder afzonderlijk alleen het zijne ziet? Kijk, dat ligt aan het oog van de mens. Van het voorwerp gaan naar alle richtingen stralen uit en eenieder neemt het stralenbeeld in zijn oog op. Men ziet dan in zichzelf alleen dit opgenomen stralenbeeld, dat in alles volkomen gelijk is aan het bekeken voorwerp.
29 Wordt het voorwerp dan vermenigvuldigd of in stukken gescheurd, als iedereen het als zodanig in zichzelf ziet? Je zegt: volstrekt niet. Kijk, zo is hier levende werkelijkheid, wat op aarde slechts een dode, natuurlijke verschijningsvorm is.
30 Je zult dit wonder echter nog dieper beschouwen, maar eerst moet je datgene wat jou tot nu toe geopenbaard is, als waarachtig hemelbrood enigszins verteren. blz. 268
8 Dat is het veld dat jullie hebben te bewerken, echter niet op de manier zoals jullie dat op aarde hebben gedaan, maar in de meest innerlijke en dus allerlevendigste betekenis. Jullie zullen hier ploegen noch eggen; jullie zullen ook geen koren maaien, geen wijngaarden bewerken en geen vruchten verzamelen, maar dit alles is hier slechts een waarachtig innerlijk overeenstemmend beeld met het liefdewerk dat jullie van hieruit aan jullie broeders op aarde zullen verrichten.
9 Maar niet alleen aan de broeders op aarde, want hier wil Ik met jullie in de ruimste zin van het woord spreken en daarom zeg Ik: Ik heb nog heel veel kudden die niet in de schapenstal van de aarde wonen, maar die naargelang hun aard op talloos vele andere aarden en hemellichamen leven. Zij moeten allemaal naar deze schapenstal van het eeuwige leven worden geleid.
10 Daarom geef Ik jullie nu Mijn kracht in overvloed, zodat jullie daarmee overal waarheen Ik jullie zal zenden zo volmaakt kunnen werken alsof Ikzelf werkte. Ik zou wel alles Zelf kunnen doen, maar Ik draag jullie allen zulk werk op, opdat daardoor jullie zaligheid aan Mijn zijde voortdurend van eeuwigheid tot eeuwigheid zal toenemen!
11 Daarom moeten jullie, wanneer Ik deze of gene van jullie voor zo'n groot doel hier of daar naartoe stuur, ook evenals Ik iedere nog zo uiterlijke, natuurlijke wereld vanuit haar diepste wezen kunnen waarnemen. Jullie moeiten deze kunnen beschouwen vanuit hun diepste wezen tot aan de buitenste schors en ook omgekeerd helemaal tot in de meest innerlijke kern. Van hetgeen jullie bij zo'n zending te doen hebben, zullen jullie je altijd volkomen bewust worden. blz. 270
12 Ik heb jullie dus nu je hoge bestemming aangegeven, waarin jullie volgens Mijn liefde, wijsheid en ordening volledig werkzaam kunnen zijn. En hiermee benoem Ik jullie ook en maak jullie tot ware engelen van Mijn rijk en derhalve tot ware bewoners van Mijn heilige stad, het eeuwige Jeruzalem! Zo zij dan jullie innerlijke oog geopend, opdat jullie mogen zien hoe groot en hoe heerlijk Hij is die nu met jullie spreekt en voor eeuwig bij jullie blijft! Kijk nu in de richting van de morgen en zeg Mij wat jullie daar zien.
13 De woordvoerder zegt: O Heer, mijn meest geliefde Jezus Christus, waarachtige, eindeloos liefdevolle Vader, U bent heilig, hoogheilig! Wat zien mijn ogen?! Welk een oneindige glorie! En in deze glorie een stad, die nergens een einde lijkt te hebben; en de zon, die prachtige zon: zij staat stralend midden boven de stad, en de stad... zij straalt net als de zon! Nu zie ik ook weer mijn oude sterrenhemel en ik schouw, o mijn Heer, in de eindeloze diepten van Uw scheppingen. Ja, dat noem ik nog eens een hemel! Hier is dan ook letterlijk waar:
14 'In geen mensenhart is ooit opgekomen wat U, o heilige Vader, bereid hebt voor hen die U liefhebben!' Ja, in welke eindeloze zaligheden der zaligheden schouwt nu mijn onsterfelijke oog! o liefdevolle, heilige Vader, mag ik U omarmen en U liefhebben uit alle macht van mijn hart?
15 De Heer zegt: lieve vriend, broeder en zoon, kijk, Ik sta hier toch voor je; heb Mij maar lief zoals je kunt, want Ik heb jou immers geschapen om Mij zalig lief te hebben en opdat je voor Mij een lief en dierbaar kind zou zijn, dat ik nu ook vanuit Mijn goddelijke overvloed als Vader kan liefhebben!
blz. 271
2 Voor deze wezens zullen we nog lang volkomen onzichtbaar blijven. Want jullie moeten weten dat engelengeesten, of deze nu uit de derde hemel zelf zijn of dat hun wil overeenstemt met die van de derde hemel, voor geesten van lagere hemelen zolang volkomen onzichtbaar blijven, totdat de geesten van de lagere hemelen zelf innerlijk het wezenlijke van de liefde tot de Heer hebben opgenomen, en wel eerst met betrekking tot het inzicht en dan tot het werken uit liefde. Daarom kunnen ook wij zonder meer dit klooster binnengaan zonder dat iemand ons zal zien. Mij niet, omdat ik een burger van de heilige stad ben en jullie niet, omdat jullie in mijn sfeer zijn en derhalve overeenstemmen met de wil van de opperste hemel, welke de wil van de Heer is. blz. 273
14 Luister dan: Jezus Christus is de enige God en Heer van alle hemelen en werelden.' Hij is volgens Zijn eeuwige liefde de Vader en volgens Zijn oneindige wijsheid de Zoon en volgens Zijn eeuwige almachtige onaantastbare heiligheid de Heilige Geest Zelf. Zoals Hij ook over Zichzelf heeft gezegd, dat Hij en de Vader één zijn en wie Hem ziet, ook de Vader ziet en dat de Heilige Geest van Hem uitgaat zoals Hij heeft aangetoond toen Hij over Zijn apostelen blies en sprak: 'Ontvang de Heilige Geest!'
15 Dit is voor jullie het eerste geloofsartikel. Zonder dit geloof kan niemand het eeuwige leven binnengaan want er staat in de Schrift: 'Wie niet gelooft dat Christus de Zoon is van de levende God, die de Vaderliefde is, hij zal niet zalig worden.'
16 Maar ik zeg jullie: nemen jullie de Vader evenals de Geest in de Zoon Christus niet aan, dan zullen jullie het leven niet binnengaan!
17 Stoor je niet aan de tekst waar staat: 'De Vader is groter dan de Zoon', want dat betekent dat de liefde als de Vader in Zich het grondwezen van God is en uit haar komt eeuwig het licht voort en de eeuwig machtige Geest. Dat is voor jullie het tweede geloofsartikel.
18 Het derde geloofsartikel luidt als volgt: wees van ganser harte deemoedig, bemin God in de enige Christus boven alles, en bemin elkaar zoals ieder zichzelf bemint. En laat ieder van jullie leven voor de ander en als de geringste zo veel mogelijk proberen allen te dienen!
19 Wanneer jullie deze drie geloofsartikelen volkomen in jezelf hebben opgenomen, dan pas wordt jullie de weg naar het eeuwige leven getoond. Van de aarde hebben jullie geen andere werken meegebracht dan bedrieglijke. Deze zijn hier voor jullie allemaal zichtbaar geworden. Ze hebben geen bestaansgrond. Daarom zullen ze ook heel spoedig voor jullie ogen verdwijnen en als een eendagsvlieg vergaan zodra jullie eigen innerlijke nacht jullie zal overvallen. Maar daarom heb ik jullie nu in naam van de Heer een nieuw zaad gegeven. Plant het in jullie hart opdat het een vruchtdragende plant mag worden. Deze vrucht zal voor jullie pas een levende versterking worden. Haar geest zal jullie liefde doen ontvlammen en deze vlam zal voor jullie de nieuwe weg verlichten die naar het eeuwig leven leidt. blz. 320
4 Maar zoals het met verdriet gesteld is, zo is het ook gesteld met angst, die niets anders is dan een beklagenswaardig bewustzijn van eigen onmacht en zwakte. Maar wanneer iemand in zijn liefde en dus zeker ook in zijn volste vertrouwen de Heer bezit, hoe kan hij dan ergens bang voor zijn? Zodoende is vrees steeds een gevolg van een onzuiver geweten en dan, zoals gezegd, van het bewustzijn van eigen onmacht en zwakte. blz. 326
79. Een blik op de ware weg naar de eigenlijke hemel
1 Als jullie maar een beetje nadenken dan kan het jullie onmogelijk ontgaan dat het eigenlijke hemelrijk van de Heer als het fundamentele leven van de geest in zich, onmogelijk op een andere manier kan worden bereikt dan alleen doordat de mens in zichzelf, dat wil zeggen in zijn geest, de door de Heer aangegeven voorwaarden voor het verkrijgen van dit leven daadwerkelijk vervult. Dat wil zeggen, hij moet dit leven eerst in zichzelf vinden en pas als hij het gevonden heeft, kan hij het sterker en krachtiger maken volgens de voorgeschreven orde van de Heer, want Hij alleen kan weten wat nodig is voor het bereiken van het reële, voorbestemde geestelijke leven. blz. 332
12 De Heer toont zich nergens zo groots, wijs en wonderbaarlijk als in deze eindeloos vele, zeer verschillende manieren van leidinggeven aan het geestelijke leven. Toch gebruikt Zijn wijsheid overal de allerbetrouwbaarste wegen om deze eindeloze verscheidenheid, zoals jullie plegen te zeggen, onder één dak te brengen. blz. 338
7 Ik zeg jullie: er bestaat op aarde geen enkele verschijningsvorm die niet ook in het geestenrijk op overeenkomstige wijze te vinden zou zijn. Daarom is ook dit verschijnsel lang niet zo vreemd als jullie aanvankelijk misschien dachten. Alleen moeten jullie dit vuur niet vergelijken met jullie aardse vuur, want hier betekent vuur, wanneer het zichtbaar wordt, niets anders dan grote 'ijver'. Zoals jullie hebben gezien, wilden deze hemelbewoners in hun grote ijver, die een product van hun waanideeën en het daaruit voortkomende kwaad is, zich als het ware op ons wreken en ons op de vlucht jagen.
8 Omdat de hemelse manier van werken er niet op gericht is kwaad met kwaad te vergelden, maar om degenen die ons te gronde willen richten slechts goed te doen en degenen die ons vervloeken te zegenen, kwamen wij hen ook niet met een soortgelijk vuur tegemoet, maar met een 'liefdevuur', dat naar verhouding even groot was als hun tegen ons gerichte 'toornvuur'. Dat wil dan zeggen, waarachtige, gloeiende kolen stapelen op het hoofd van onze tegenstander. Dat zullen zij ook weldra inzien wanneer het 'levende water', dat door ons over hen wordt uitgestort, hen voldoende zal overtuigen.
9 Kijk nu, deze meer dan duizendkoppige menigte hemelbewoners schrompelt nu tot haar vroegere gedaante ineen, hetgeen bewijst dat zij als gevolg van hun ijver nu een terechte verdeemoediging hebben ondergaan. Ook de hele, voorheen nog sterk opgeblazen hemel schrompelt nu eveneens tot zijn vorige gedaante ineen. Het vuur dooft, en onze hemelbewoners staan nu als het ware geheel naakt voor ons. Zoals jullie kunnen zien, overvalt hun een heilzaam gevoel van schaamte, hetgeen er altijd duidelijk op wijst dat de overwonnene uit zichzelf zijn dwaasheid en het daarmee verbonden onrecht begint in te zien.
10 Nu zijn ze ook rijp om gewilliger dan eerst het geval was naar mijn woorden te luisteren. Daarom wil ik dan ook meteen de volgende vraag stellen aan de man die het meest op de voorgrond staat, de voormalige 'valse Petrus', en zeg dus: kijk, jij zogenaamde Petrus, wij zijn er nog, want al jouw hemelse machten en krachten konden niets tegen ons uitrichten, zoals jij evenals jouw hele gezelschap duidelijk kunt zien. Zeg mij dus, voor wie houd je me nu? Ben ik van beneden of ben ik toch 'van boven'? blz. 340
11 De pseudo-Petrus zegt: luister nu naar mij. Ik en dit hele gezelschap waren en zijn nog met veel waanideeën behept. We zien nu echter duidelijk in dat het met deze werkelijk hopeloze hemel, waarin wij allemaal heel pijnlijk onder handen werden genomen, wel totaal anders gesteld moet zijn. Ook zien we in dat, wanneer dergelijke sc?nes zich in deze zeer bedenkelijke hemel vaker zouden herhalen, deze evengoed voor een eerste klas hel kan worden aangezien en mocht hij dat niet zijn dan toch op zijn minst voor een goed onderhouden 'vagevuur'. Daarom vraag ik je nu in naam van al mijn broeders, bevrijd ons, als het jou mogelijk is, uit deze werkelijk fatale hemel! Met dit verzoek leg ik ook mijn valse petrusschap aan jouw voeten. Ik zie heel goed in en beken openlijk uit de grond van mijn hart dat ik niet alleen als Petrus niet deug en nooit gedeugd heb, maar ook dat ik nog veel te slecht en te dom ben om zelfs maar de minste varkenshoeder te zijn op een of andere geestelijke weide, vooropgesteld dat er ergens in deze omgeving zo' n bezigheid bestaat.
12 Ik vraag je niets anders dan ons te bevrijden uit deze echte 'kartonnen hemel'! Waar je mij en ons allemaal ook maar wilt plaatsen, daar zullen we de Heer zelfs voor de magerste kost van ganser harte dienen. Maar bespaar ons het 'vagevuur' en de hel, want hoe vreselijk dat vuur brandt hebben we aan den lijve ondervonden, weliswaar maar heel kort, maar zo gevoelig, dat we het eeuwig zullen onthouden!
13 Nu zeg ik: welnu, deze taal bevalt me beter dan de vorige. Wees daarom gekleed en volg ons naar het 'paradijs' waar verscheidene van jullie broeders reeds wachten op een gelijksoortige 'verlossing'! Kijk nu, de naakten zijn plotseling met lichtgrijze linnen gewaden gekleed, en daar we deze plek nu verlaten komen zij, voor het eerst God oprecht lovend en prijzend, achter ons aan. Jullie zeggen: deze linnen gewaden zien eruit als echt stevige, van tijk gemaakte militaire jassen en de hele stoet lijkt op een armzalig militair transport.
14 Ja lieve vrienden, de kleding richt zich hier naar het inzicht in het ware en het daaruit voortkomende goede. Hoeveel waars en goeds er in deze geesten aanwezig was, hebben jullie toch duidelijk kunnen opmaken uit hun hemel en uit hun handelwijze. Daarom zijn deze kleren ook volkomen bij hun toestand aangepast. Wat er nu verder zal gebeuren, zullen we bij de volgende gelegenheid heel goed te zien krijgen. blz. 341
1 We zijn de groep monniken nu zo dicht genaderd dat we goed met hen kunnen spreken. Daarom zal ik dan ook meteen mijn vragen aan het gezelschap herhalen, zodat we uit hun antwoord kunnen opmaken in hoeverre zij tengevolge van ons vorige gesprek tot bezinning zijn gekomen. Jullie vragen: moet zoiets in deze geestelijke wereld ook altijd met woorden worden afgehandeld? Is het geesten van jouw volmaaktheid niet toegestaan om bij zulke bedrieglijke geesten zonder een woord te wisselen op het eerste gezicht te beoordelen hoe het met hun innerlijk gesteld is?
2 Ik zeg jullie: dat is elke geest van de bovenste hemel toegestaan en hij kan dan ook elke onvolmaakte geest op het eerste gezicht volkomen doorzien. Daar is de onvolmaakte geest echter niet mee geholpen. Hetzelfde is het geval wanneer op aarde een of andere misdadiger wordt opgepakt. Het gerecht is er bij het eerste verhoor door de getuigenverklaringen weliswaar volkomen van overtuigd dat dit individu zich aan een zeker vergrijp heeft schuldig gemaakt. Maar toch kan het de misdadiger niet wettelijk straffen zolang hij zijn misdaad niet zelf heeft bekend. Het woord is dan het enige middel om het innerlijk bloot te leggen; of, zowel de mens als de geest geeft door het woord zijn innerlijk prijs aan de openbaarheid. blz. 344
5 Nu zeg ik: beste vriend en broeder, dat heeft de Heer niet nodig. Begrijp de zondevergeving hier echter vanuit het ware gezichtspunt, dan zal jou onbeperkt de gelegenheid worden geboden om deze hier onuitsprekelijk beter en nuttiger in praktijk te brengen dan wanneer het jou werd toegestaan op aarde duizend jaar lang met allerlei wondermiddelen daar tegenin te gaan.
6 De aarde is namelijk geen oord van reiniging, maar enkel een oord van beproeving van de vrije wil, daarom is dan ook alles vrij. Goede bedoelingen en dwaasheid, satan en engel kunnen naast elkaar bestaan.
7 Opdat de wil van de geest zich in alle vrijheid kan oefenen, moeten op een hemellichaam ook allerlei verlokkingen voorhanden zijn, die er onophoudelijk op aansturen de mens van de waarheid af te houden en naar het verkeerde te leiden. Daardoor moet dan ieder mens, evenals hele gezelschappen, voortdurend strijd voeren, waardoor de levenskracht wordt geoefend en de vrijheid van de wil een of andere bepaalde richting moet kiezen.
8 Zou jij dus op een hemellichaam, met name in een kerkgemeenschap, jouw voornemen helder en duidelijk in praktijk willen brengen, dan zou je om te beginnen alle verlokkingen van het vlees, zoals de seksuele behoefte, dan het levende gevoel en ook alle andere lichamelijke behoeften geheel moeten opheffen. Maar als je dat zou doen of zou kunnen doen, wat zou de mens op een hemellichaam dan nog zijn?
9 Kijk, uit deze levende prikkels komt toch juist het mensengeslacht voort en dus ook alle menselijke dadendrang. Als het je nu helemaal duidelijk is dat het uitroeien van het verkeerde en het daaruit voortkomende kwaad bij de mensen op de hemellichamen op geen andere manier mogelijk is dan door het uitroeien van het mensengeslacht zelf, dan zul je toch ook inzien dat het driejarige verblijf op een hemellichaam, waar je denkt wonderen te verrichten, zowel voor het heden als voor de toekomst, nog veel minder vruchten zal afwerpen voor het volledig ten goede keren van al het verkeerde en kwade, dan het aardse leven van de Heer en dat van heel veel van Zijn geest vervulde apostelen en leerlingen gedaan heeft. blz. 348
11 Kijk, ik wil in deze kwestie helemaal niet ingaan op het feit of het voorschrift van de Heer betreffende deze bekende tekst door de kerk juist of onjuist werd opgevat, maar het is toch wel zeker dat de Heer het tenminste op aarde niet voor zo heel onbillijk aanziet, omdat Hij ten eerste deze functie heeft laten ontkiemen en ten tweede deze opgegroeide boom nog steeds in Zijn wijngaard duldt, terwijl deze boom Hem ook, zoals bekend, steeds een overvloedige oogst heeft opgebracht.
12 Want het is toch duidelijk dat iemand die ziek is, naar een dokter moet gaan om te vertellen wat hem mankeert, zodat de dokter de diagnose kan stellen en de zieke een probaat geneesmiddel kan geven. Men kan dat op lichamelijk gebied toch niet onbillijk noemen terwijl men toch ook kan zeggen: het is alleen aan de almachtige Heer om alle ziekten te genezen, hetgeen Hij volgens Zijn ordening ook zeker doet als de zieke vol vertrouwen in de Heer de middelen van de ervaren arts als door de Heer gezegend gebruikt.
13 Als dit, zoals gezegd, voor het lichaam geldt, dan zie ik werkelijk niet in waarom dit niet eveneens voor de zieke ziel van een mens zou gelden. Als artsen voor het lichaam naast de goddelijke liefde en almacht niet overbodig zijn, om welke reden zouden artsen voor de geest naast de goddelijke liefde en ontferming dan overbodig zijn? Bovendien heeft de Heer zelf de mensen toch opgedragen om liefdevol met elkaar om te gaan.
14 Als het absoluUt niet als verkeerd kan worden beschouwd dat men de naakten kleedt, de hongerigen voedt, de dorstigen laaft, de bedroefden troost, de gevangenen verlost enzovoort, en de Heer Zelf in het voorbeeld van de ware naaste, de barmhartige Samaritaan als hulp naar de geslagene stuurde, hoe kunnen dan de geestelijke werken van erbarming en liefde van de Heer, die door de geestelijke artsen worden uitgevoerd, in de bestaande vorm voor de Heer een gruwel zijn? Al zijn zij niet, zoals ze zouden moeten zijn, volkomen in overeenstemming met dit zuivere rijk der waarheid, konden wij als latere generatie dienaren van deze kerkelijke hoofdregels er niet onderuit om deze regel, zoals ze is, ter vergeving van de zonden en ter verbetering van de mensen te gebruiken. blz. 359
93. Het vermogen om op verschillende plaatsen gelijktijdig te kunnen verschijnen. Uitleg
1 Nu gaan ook wij, opdat we eveneens op tijd ter plaatse zijn, want dit gezelschap heeft niet veel tijd nodig om bij de anderen in de tUin te komen; daarom moeten ook wij meteen daar zijn. Kijk, we zijn al waar we wezen moeiten. De Heer weet wel dat wij ook getUige waren van alles wat er met de zielenslapers is gebeurd, maar verder weet niemand ervan. Jullie vragen nu: zij, die intUssen in de tUin zijn achtergebleven zullen toch wel weten dat we afwezig waren? blz. 377
2 Kijk, in dit opzicht gaat het in het rijk der geesten wat anders toe dan op aarde. Op aarde is jullie zichtbare aanwezigheid ten nauwste verbonden met jullie individualiteit en jullie kunnen je op geen enkele andere manier aan iemand vertonen dan door persoonlijk bij hem aanwezig te zijn. Maar zoals gezegd, hier is dat een beetje anders. Er komen op aarde ook wel zeldzame gevallen voor die op deze verschijningsvorm lijken, maar slechts in heel beperkte mate.
3 Personen die op twee, drie, vier, vijf, zes of nog meer plaatsen gelijktijdig kunnen verschijnen hebben iets soortgelijks, daar namelijk een en dezelfde persoon zoals hij ten voeten uit is, ofwel zichzelf nog eens ziet of door iemand anders op een heel andere plaats gezien wordt; soms zelfs ook tegelijkertijd op verschillende plaatsen zonder zich evenwel persoonlijk werkelijk op een van deze plaatsen te bevinden. Dit is dus een soortgelijk geval, dat echter maar zelden voorkomt. Een ander geval dat veel meer op de geestelijke verschijningsvorm hier lijkt dan de vorige, komt veel vaker voor, maar krijgt juist daardoor te weinig aandacht en wordt daarom ook te oppervlakkig beoordeeld en in wezen niet begrepen.
4 Het volgende is namelijk het geval. Wanneer een mens zich ergens in zijn uiterlijke verschijningsvorm bevindt, dan kan het gebeuren dat zijn bekenden op honderd, ja duizend verschillende plaatsen tegelijkertijd aan hem denken. Geen van allen die aan hem denken, stelt zich hem anders voor dan hij naar vorm, gestalte en geaardheid werkelijk is. Vraag je nu eens af hoe al deze mensen dan zo aan hem kunnen denken en in hun geest reproduceren, terwijl hij in werkelijkheid toch slechts als één mens bestaat?
5 De reden daarvan is dat eenieder in zijn geest niet slechts één beeld, maar talloos vele beelden van de ander in zich draagt, zoals het beeld van twee tegenover elkaar geplaatste spiegels zich eveneens talloos vele malen kan weerspiegelen, dat wil zeggen dat ze elkaar wat het zichtbare beeld betreft, talloos vele malen wederkerig kunnen opnemen. De twee eerste wederzijdse spiegelbeelden zullen de levendigste en tevens ook de grootste zijn. Alle daarop volgende zullen successievelijk kleiner en ook steeds minder levendig zijn. blz. 378
6 Wanneer jullie het voorgaande een beetje begrijpen, zal het voor jullie niet moeilijk zijn om ook de verschijningsvorm hier in het zuivere rijk der geesten te begrijpen, want wat men bij jullie gedachtevormen noemt, zijn hier als het ware volledig uiterlijk ontwikkelde verschijningsvormen. De eerste is de levendigste en minst vergankelijke. De later gevormde beelden of de zogenaamde bijgedachten, die jullie hoogstens als vluchtige herinneringen kennen, zijn niet meer van belang en verschijnen ook niet meer in een of andere vorm, behalve bij een individu dat een sterke wil heeft en deze beelden in zich draagt. Wij hebben echter eerst voor deze tuinbewoners gestaan en de allergewichtigste zaken met hen besproken. Daarom waren wij, en zijn het nog, de voornaamste gedachte of eerste reflectie in hen. Dat is de reden dat zij ons ook voortdurend bleven zien, zonder dat wij steeds als personen reëel bij hen aanwezig hoefden te zijn.
7 De hoofdeigenschap van dit verschijnsel is echter, dat deze verschijningsvorm voor degene die hem vanuit zijn hoofdgedachten tevoorschijn heeft geroepen, aanspreekbaar en ook tot ieder gesprek in staat is. Jullie vragen hoe dat mogelijk is. Ook in dit geval zijn er op aarde verschijnselen, die op deze lijken. Zo kan iemand bijvoorbeeld een droom hebben waarin hij tegen een vriend het een en ander heeft gezegd, waarna deze vriend hem ook het een en ander heeft verteld. Komt hij naderhand in ontwaakte toestand bij zijn vriend, dan kent deze zeker geen syllabe van hetgeen zijn volkomen evenbeeld in de droom van zijn vriend heeft gesproken. En toch waren de woorden van de dromer en die van de in de droom verschenen vriend zodanig dat de dromer niet eerder wist wat zijn in zijn droom verschenen vriend zou gaan zeggen, totdat deze zijn mond echt opendeed. Dat is dus een overeenkomstig verschijnsel.
8 Een tweede soortgelijk verschijnsel is dat van het op twee of meer plaatsen tegelijk verschijnen, waarbij eveneens niet zelden de verschijningen van de eerste, oorspronkelijke verschijning, gesprekken voeren met degenen aan wie ze verschijnen. Hierbij komt de overeenkomst met deze zuiver geestelijke verschijning al wat duidelijker tot uiting, want in deze sfeer weet het oorspronkelijke individu niet zelden, zij het ook vaag, wat het ergens in zijn enkel geestelijk nagevormde verschijning heeft gezegd. Jullie zeggen nu wel: deze verschijningsvorm is niet afhankelijk van de hoofdgedachte van degene die hem te zien krijgt. Dat is inderdaad zo; daarom zijn deze verschijningen ook slechts als gelijksoortige, maar niet als volkomen identieke aangehaald. Ze hebben eigenlijk wel een en dezelfde oorsprong, maar de verschijningsvorm moet zich daar natuurlijk veel meer versluierd manifesteren dan hier, waar alles open en helder, zuiver geestelijk voor ons staat.
9 Om het nog gemakkelijker te begrijpen moeten jullie goed onthouden dat de van het hoofdindividu afgescheiden verschijningen op tweeërlei manieren tot stand kunnen komen. Ten eerste op de reeds boven meegedeelde manier, ten tweede echter ook door de vastberaden wil van degene die behalve als hoofdindividu nog ergens anders zichtbaar wil optreden. Bij deze tweede manier wordt, als men er dieper over nadenkt, ook het twee- of meervoudig optreden begrijpelijker. Toch kan zoiets op aarde nooit echt duidelijk tot uitdrukking komen, omdat het geestelijke zelfs in de meest gunstige omstandigheden toch onveranderlijk met de materie in conflict is. blz. 379
10 Zo zou er nog een derde gelijksoortige, sprekende verschijningsvorm bestaan bij de zogenaamde monoloogsprekers, die een of ander individu gefixeerd voor zich plaatsen en dan, zoals jullie plegen te zeggen, con amore woorden met hem wisselen. Dit geval past hier nog het beste bij, met als enige verschil dat hierbij ten eerste de gefixeerde persoon bij de monoloogspreker niet in haar werkelijke verschijningsvorm optreedt en dat ten tweede deze gefixeerde persoon in wezen toch alleen maar zegt, wat de alleenspreker hem in zekere zin, zoals jullie plegen te zeggen, in de mond legt.
11 Hier is echter het spreken van de verschijningsvorm volkomen identiek aan dat van het hoofdindividu. Dat komt omdat de verschijningsvorm geen fantasie is maar de opgeroepen levendige, geestelijke afspiegeling van het hoofdindividu.
12 In diepste wezen is ze eigenlijk een uiting van broeder- of naastenliefde, die enkel op de Heer gebaseerd is. Nu staat echter, ten gevolge van deze liefde van de Heer die iedere geest in zich draagt, elke geest en dus ook alles wat in die geest aanwezig is, in voortdurend contact met de Heer Zelf. Wanneer wij nu voor een andere geest, zoals in dit geval, niet werkelijk, maar slechts schijnbaar sprekend optreden, dan is dit optreden levendig in de Heer geconsigneerd. Zodra ik iets denk, gaat dat denken via de Heer over in de afdruk van mijn tweede of eventueel honderdste ik, en deze tweede afdruk van mijn ik handelt en spreekt dan precies zo, alsof ik zelf werkelijk handelend en sprekend aanwezig zou zijn. Wij kunnen dientengevolge als hoofdindividualiteiten ook alles tot op de laatste druppel weten, wat onze verschenen evenbeelden gedaan en gesproken hebben.
13 Zoiets lijkt jullie weliswaar wat al te wonderbaarlijk, maar in het volmaakte rijk des levens, waar op velerlei manieren een beroep wordt gedaan op de volledige inzet van iedere geest, is het ook werkelijk zo. Bij jullie zeggen mensen die zorgelijk bezig zijn toch ook vaak: kon ik maar overal tegelijk zijn; kon ik me maar in tweeën of in vieren delen! Dit gezegde, deze wens en deze vaak heel sterke gedachte zijn er een overduidelijk bewijs van, dat het in het rijk van de geest mogelijk moet zijn om zichzelf op bovengenoemde wijze doeltreffend te verveelvoudigen zonder dat daardoor de eenheid van de hoofdindividualiteit ook maar de geringste deling ondergaat.
14 Want wat er in de geest maar kan worden gedacht, is in het rijk der geesten ook volkomen reëel uitgebeeld voorhanden, alleen met dit verschil: bij onvolmaakte geesten onvolledig, bij volmaakte echter volkomen als evenbeeld van het allervolmaaktste in de Heer. Ik denk dat het niet nodig zal zijn om aan dit geval nog meer woorden te besteden. Een goed verstaander weet wat hiermee gezegd is, maar voor een slecht verstaander zou duizendmaal zoveel nog niet genoeg zijn. Nu komt ons gezelschap ook al uit het klooster; laten we ons er daarom op voorbereiden om hen te ontvangen! blz. 380
2 We zullen zien hoe de vraagsteller zich laat afschepen, en daarom zeg ik tegen hem: luister beste vriend en broeder, het is hier niet de plaats om jou te vertellen of je met jouw vraag te vroeg of te laat voor de dag bent gekomen. Het is terecht dat je die vraag stelt maar het zou volgens de goddelijke ordening onterecht zijn, als ik jou daarop antwoord zou geven voordat je innerlijk in staat zult zijn zo'n antwoord te verdragen.
3 Want zie je, bepaalde antwoorden zijn hier in het rijk der geesten zo geaard, dat ze de vraagsteller het geestelijke leven zouden kosten wanneer ze hem voortijdig zouden bereiken. Daarom kan ik je deze keer op jouw vraag niets anders zeggen dan: wees geduldig in deemoed en liefde voor de Heer, dan zul je te zijner tijd de juiste opheldering over deze vreemdeling ontvangen. Maar nu verder niets meer hierover, want zoals je ziet, is het hele gezelschap onder leiding van de vreemdeling en de prior al vlak bij ons, ja, het is eigenlijk reeds hier. blz. 381
6 Ik zeg tot hem: lieve vriend en broeder, ik kan je nu niets anders zeggen dan: wees deemoedig en houd je uitsluitend aan de liefde van de Heer, dan zul je niet verloren gaan. Wees niet voorbarig, want alle goede zaken hebben tijd nodig. Wie te vroeg de vruchten van de boom des levens en nog eerder die van de boom der kennis plukt, schaadt zichzelf tweevoudig. Ten eerste krijgt hij een onrijpe vrucht waarmee hij zich niet kan verzadigen maar slechts zijn gezondheid zal benadelen. Ten tweede bederft hij daardoor ook de boom, omdat hij deze door hem te vroeg van zijn vruchten te beroven, zolang de gelegenheid ontneemt zijn zegenrijke voorraad sappen in de vruchten te leggen, totdat deze weer tot een volgende bevruchting in staat zal zijn. Dit moet je toch inzien, want je was bij mijn weten op aarde toch een goede boomkweker. blz. 382
4 De prior zegt: luister, geliefde broeder, mijn vroegere angst en de angst die jij nu nog voor de Heer hebt, berust op het feit dat wij de Heer nooit wilden aanvaarden zoals Hij is, maar dat wij Hem tot het verschrikkelijkste van alle wezens maakten. Daardoor hebben wij de ware Christus verloren, dat wil zeggen de Christus die bloedend en stervend aan het kruis Zijn grootste vijanden, pijnigers en folteraars nog zegende en hen zelfs vanwege hun onwetendheid verontschuldigde. Ja, die Curistus hebben we verloren, die de misdadiger die zich tot Hem wendde met open hart opnam en zelfs diegenen niet verdoemde die Hem aan het kruis hoonden. Wij hebben ons in plaats van deze ware Christus een Christus als tiran geschapen, die voortdurend op wraak zint tot aan de bepaalde, dat wil zeggen door ons bepaalde, onzinnige vergeldingsdag, terwijl we toch gemakkelijk hadden kunnen bedenken dat de Heer het wraaknemen op Zijn armzalige schepselen niet zo'n lange, onbepaalde tijd had hoeven uit te stellen, maar met hen had kunnen doen wat Hij met Sodom en Gomorra gedaan heeft.
5 Verder stelden we ons Christus voortdurend ontoegankelijk en verheven voor, waardoor Hij zich heel weinig om Zijn schepselen zou bekommeren, maar hen tot aan de dag van het laatste oordeel zou laten begaan, omdat ze immers Zijn woord en Zijn wetten hebben. Wij dachten daarbij echter weinig aan hetgeen de goede Herder zegt, en de belofte: 'Ik blijf bij jullie tot aan het einde der tijden', ging eveneens onopgemerkt aan onze harten voorbij. In plaats van blij te zijn met de aanwezigheid van de levende Christus, namen wij genoegen met slechts de dode, ceremoniële, waardoor we de ware Christus steeds meer uit het oog verloren. blz. 395
6 Wij plaatsten alles in de materie en tenslotte verbeeldden wij ons zelfs dag in dag uit scheppers van Christus te zijn. Op grond van deze hemeltergende aanmatiging, waarbij we dachten over de goddelijke liefde en erbarming macht te kunnen uitoefenen, zondigden wij dat het een ware schande was! Daar een liefdevolle Christus ons materieel niet zoveel zou opbrengen als een streng rechtvaardige en onverbiddelijke, schreven we alles toe aan Zijn allerstrengste rechtvaardigheid in plaats van als zwakke wezens naar Zijn eeuwige liefde en ontferming te verwijzen. En zoals we Hem in het tijdelijke winst- en rentegevend maakten, zo is Hij ook voor ons gevoel tot op dit tijdstip gebleven.
7 Maar denken jullie dat de ware Christus daarom werkelijk is veranderd en is geworden, wat wij dwaas genoeg, in onszelf van Hem hebben gemaakt? O nee, lieve broeders, Hij is, zoals Hij altijd en eeuwig was nog tot op dit moment geheel dezelfde allerbeste, heilige Vader gebleven en zal dat verder ook eeuwig blijven!
8 Hij is nog dezelfde oneindig liefdevolle Vriend, die tot eenieder zegt: 'Kom tot Mij, jullie die belast en beladen zijn, Ik zal jullie allen verkwikken.' Hij is nog dezelfde Christus, die aan het kruis in Zijn hart Zijn beledigers, Zijn vijanden en folteraars verontschuldigde en hun alles in de volheid van Zijn goddelijke liefde vergaf.
9 O, vrienden en broeders, ik zou willen zeggen: als ooit een aardbewoner een grote en zware zonde kan begaan, dan kan dat eigenlijk geen grotere zijn dan wanneer iemand uit schandelijk aards eigenbelang de onuitsprekelijke goedheid en liefde van de Heer zo miskent, als wij deze miskend hebben!
10 Beschouw maar eens de geschiedenis van de verloren zoon. Wat heeft hij voor bijzonders gedaan om zich met zijn diepgekrenkte Vader te verzoenen? Niets anders dan, gedreven en genoodzaakt door grote en gruwelijke armoede, weer naar het huis van zijn Vader terug te keren, om daar desnoods de laagste knecht te zijn. Maar wat deed de Vader? Hij kwam deze terugkerende zoon reeds halverwege tegemoet. En toen deze bij hem was, voor hem neerzonk en hem zijn uit nood geboren verlangen bekende, hielp de vader hem dadelijk overeind, drukte hem aan zijn heilige borst, liet hem terstond de mooiste kleren aantrekken en zorgde voor een groot vreugdemaal. blz. 396
98. Het geheim van de ware vooruitgang
1 Kijk, we zijn aan de oever van het jullie welbekende grote water; hoe zullen we er deze keer overheen komen? Ik zeg jullie: met zo'n Aanvoerder hoeven we daar niet bang voor te zijn, want Hij weet het water plotseling in vast land te veranderen. Zoiets hebben jullie nog nooit gezien. Kijk daarom maar eens hoe de prior, die het dichtst bij Hem is, Hem vraagt: O eeuwige Liefde, mijn geliefde Jezus Christus, wat zullen we bij deze eindeloos uitgestrekte zee doen? De Heer zegt: lieve vriend en broeder in Mijn liefde, we zullen er overheen wandelen.
2 De prior zegt: O mijn Liefde, zal het water ons dan wel dragen? De Heer zegt: hoe kun je aan Mijn zijde daarnaar vragen? Weet je dan niet dat voor Mij alle dingen mogelijk zijn en dat Ik ook een Heer ben over alle wateren? Luister, Ik wil dat dit grote water meteen vast land wordt en dat zolang blijft en ons draagt, totdat we er allemaal overheen zullen zijn. Zodra we echter de bepaalde vlakte van het vaste land aan de overkant zullen hebben bereikt, zal dit vaste land weer overgaan in zijn golvende element. Aldus geschiede! Zie je nu nog water?
3 De prior zegt: O mijn almachtige, heilige Liefde, goede, heilige Vader, hoe is dat nu mogelijk? Hoe snel is dat allemaal toch veranderd! De huiveringwekkend golvende, eindeloos uitgestrekte vlakte is droog land geworden en we kunnen er zonder angst en beven overheen wandelen. Hoe kunnen we U ervoor danken, dat U ons zo'n wonderbaarlijke, almachtige liefde hebt betoond?
4 De Heer zegt: Mijn lieve vriend en broeder, de enige dank, die Mij dierbaar en waardevol is, is een hart dat Mij altijd boven alles liefheeft. Ik zeg je, geen dankoffer, geen dankgebed, geen gelofte uit dankbaarheid, geen dank-processie, geen Te Deum laudamus, geen jubelfeest en geen grote dankceremonie is Mij welgevallig. Integendeel, Ik heb er een afkeer van als van een stinkend aas of het rottende vlees in de graven, dat vol stank en pestilentie is. Een deemoedig, Mij altijd liefhebbend hart is voor Mij echter een kostelijke edelsteen van onschatbare waarde in de oneindige kroon van Mijn eeuwige goddelijke macht en heerlijkheid. Tevens is het voor Mij als een druppel balsem die in Mijn vurig liefhebbende Vaderhart valt en Mij bovenmate verkwikt en de vreugde van heel Mijn oneindige Godheid op een voor jou onuitsprekelijke wijze verhoogt! blz. 399
5 Blijf daarom in jouw liefde voor Mij en zoek eeuwig niets anders, dan ben je voor Mij alles wat je moet zijn en Ik zal ook voor jou alles zijn wat Ik als jouw God, Schepper en eeuwig liefdevolste Vader, maar kan zijn! Liefde is de enige band tussen Mij en jou, zij is de enige wonderbare, almachtige brug tussen Mij, de eeuwige, almachtige, oneindige Schepper en jou, Mijn eindige schepsel Over deze brug kan Ik naar jou en jij naar Mij komen zoals een lieve vader naar zijn kinderen komt en de kinderen naar hun lieve vader komen.
6 De liefde is ook jouw ware oog zoals ze in Mij het eeuwig alleen ware oog is. Alleen met dit oog is het mogelijk Mij, jouw God en Schepper, te zien zoals de ene broeder de andere ziet. Voor ieder ander oog blijf Ik als zodanig eeuwig onzichtbaar. De liefde is ook jouw ware arm, waarmee je Mij als een broeder kunt omarmen. Zo is de liefde ook alleen het ware oor waarmee je Mijn vaderstem kunt horen; geen ander oor zal daartoe ooit in staat zijn.
7 De liefde is een oneindig groot doel, dat nooit door het verstand of door de wijsheid kan worden bereikt. Maar de liefde begint bij dit doel, en om dat te bereiken zullen geleerden en wijzen tevergeefs hun zeilen hijsen. Ja, de liefde is de meest innerlijke en sterke verrekijker van de geest, de enige waarmee je in Mijn goddelijke wonderdiepten kunt kijken, terwijl verstand en wijsheid niet eens in staat zijn om de zoom van Mijn opperkleed aan te raken. Daarom zijn jullie, jij en jouw broeders, ook zalig, omdat jullie de liefde in je dragen. En deze liefde heeft Mij ook naar jullie toegebracht en zij heeft dit water nu veranderd in een stevige brug, waarover Ik jullie nu zal leiden als de enige ware Leider en enige ware Vader en Broeder in jullie liefde voor Mij en in Mijn liefde voor jullie. Denk derhalve nooit ofte nimmer aan een andere dankbetuiging, want jouw liefde houdt alles in zoals Mijn liefde voor jou en voor jullie allen alles inhoudt. En zo gaan we dan nu over deze brug; volg Mij dus!
8 Kijk nu, de stoet trekt vlot voorwaarts. Hoewel het jullie voorkomt alsof het stap voor stap gaat, kan ik jullie verzekeren dat we ons toch met een voor jullie onbeschrijfelijke snelheid voorwaarts bewegen. Aan de zijde van de Heer is geestelijk en materieel gezien één stap groter dan wanneer jullie, naar aardse maatstaven, stappen van zon naar zon zouden maken. blz. 400
9 Maar jullie moeten goed begrijpen wat het verschil is tussen aardse en zuiver geestelijke vooruitgang. Want deze beweging hier betekent niet alleen een zichtbaar voorwaarts gaan, maar veelmeer dat degene die zich door de liefde van de Heer laat leiden, in zijn innerlijke belevingssfeer in één ogenblik, dat overeenstemt met één stap, dan ook een onuitsprekelijk grotere ervaring opdoet en met zo'n stap werkelijk een eindeloos groter, verstrekkender en helderder inzicht krijgt, dan een onderzoeker met zijn verstand en wijsheid in vele duizenden aardse jaren.
10 Nog begrijpelijker voor jullie gezegd: één stap onder leiding van de Heer is meer waard dan miljarden onder leiding van een nog zo verlichte geest! Of: één woord uit de mond van de Heer is meer waard dan alle woorden die door de wezens van alle hemellichamen vanaf het oerbegin werden en nog zullen worden gesproken en geschreven. Meer hoef ik jullie hierover toch zeker niet te zeggen. 11 We zijn intussen het water overgestoken, want kijk maar eens achterom, dan zullen jullie in plaats van vaste grond onze onafzienbare zee weer zien. Kijk, de Heer maakt degenen die Hem volgen, daar zojuist op attent en zegt tegen de prior: kijk eens om je heen! Zie je, we hebben ons plekje al bereikt. Hoe bevalt het je hier?
12 De prior zegt: O Heer en Vader, mijn eeuwige liefde, waar U bent, daar bevalt het mij overal onuitsprekelijk goed; maar zonder U zou het hier zijn, zoals zeker overal, om wanhopig van te worden!
13 De Heer zegt: Mijn lieve zoon, vriend en broeder, je hebt goed gesproken; zo is het en niet anders. Met Mij kunnen jullie alles, zonder Mij echter niets! Daarom is het bij Mij ook altijd goed toeven! Maar buiten Mij is er nergens een bestendig zijn, want alleen Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven! Wie in Mij blijft door de liefde zoals Ik in hem blijf, heeft het licht, de waarheid en het leven. Daarom, volg Mij nog verder, dan zal Ik jullie een andere plek tonen en zien, hoe het jullie daar zal bevallen. Als jullie het daar naar de zin hebben, kunnen jullie je daar een woonplaats uitzoeken. Zo niet, dan zoeken we weer een andere. Volg Me dus maar!
14 Kijk, de stoet zet zich in beweging in de richting tussen de morgen en de middag en daar, achter dat stralende gebergte zullen we in een onuitsprekelijk mooie omgeving weer halt houden. Daar krijgen onze gasten een tamelijk zware beproeving te doorstaan, want er zit nog een verborgen zwakheid in hen, namelijk de liefde voor vrouwen, tengevolge waarvan zij het celibaat hetzij uit zichzelf vijandig gezind waren, dan wel dat min of meer noodgedwongen moesten zijn. Zij deden wel als celibatairs hun plicht en hielden hun gelofte, en niet een van hen heeft zich op aarde ooit op een zinnelijk liefhebbende manier met een vrouw ingelaten. blz. 401
15 Maar dat is nu juist niet zo'n grote verdienste, want de plaats op aarde waar zij hun kloosterleven leidden, was wat vrouwelijk schoon betreft in meerdere opzichten stiefmoederlijk bedeeld. Bovendien begaven alleen oudere vrouwen zich naar dit klooster om te biechten, want voor het jongere vrouwvolk was deze orde zoals iedereen weet, veel te streng. Derhalve kon onder zulke omstandigheden een anticelibataire prikkel niet zo gemakkelijk ontstaan en de overwinning van deze celibatairen op dit gebied is er dan ook niet een, waarover latere generaties nog zouden spreken. Daarom moeten ze ook voor het aangezicht van de Heer deze proef nog doorstaan.
16 Ik zeg jullie, bij de volgende stopplaats zullen we daarom zalige, vrouwelijke geesten te zien krijgen, bij het zien waarvan het jullie zelfs zal gaan duizelen. Bovendien zal ook dit oord zo hemels mooi zijn als jullie, met uitzondering van de heilige stad, er tot nu toe nog geen hebben gezien. Dan zal heel spoedig blijken hoe het bij deze nu geredde monniken met hun liefde voor de Heer gesteld is. Dat zal echter pas de volgende keer onderwerp van onze beschouwing zijn.
99. Nog een zware beproeving
1 We bevinden ons reeds hoog in het gebergte dat we voorheen op grote afstand stralend voor ons zagen liggen. Zie nu het iets lager gelegen onbeschrijfelijk mooie landschap, dat zich vanaf dit gebergte prachtig en wonderbaarlijk gevarieerd als het ware eindeloos ver uitstrekt. Heerlijke brede dalen, afgewisseld door heuvelruggen, doorkruisen elkaar in alle richtingen en de mooiste beken doorsnijden de dalen. Het water in deze beken is als doorzichtig, zuiver goud, en het beweegt zich ten opzichte van elkaar in een goedgeordende levendigheid. Waar de ene beek in de andere stroomt vormt zich, zoals jullie zien, altijd een rond meertje dat op zijn kleine golvende oppervlak een prachtig stralenspel te zien geeft. Aan de oever van zo'n meer zien jullie prachtige paleizen met roodachtig blinkende daken, die niet bedoeld zijn om beschutting tegen regen te bieden maar alleen om tengevolge van hun doorzichtigheid het licht in de meest verschillende kleuren naar binnen te laten vallen. blz. 402
2 Bekijk verder eens de bouw van deze paleizen. Elk afzonderlijk wordt gesierd door een verheven mooie architectuur en uit elk van de vele ramen stroomt een andere kleur licht. Rondom de paleizen zien jullie wondermooi aangelegde tuinen, waarin lieflijke boompjes met de heerlijkste vruchten in keurige rijen te bewonderen zijn. Dan weer stralende bloemen van een nooit vermoede pracht. Daartussen allerlei tuinpaviljoenen, die er deels uitzien als kleine hangende tuinen, deels als torens met prachtige koepels, deels als tempels met allerlei stralende zuilen, die nu eens met ronde dan weer met piramidevormige daken zijn gesierd. Zie verder nog de prachtige omheiningen van de tuinen, die uit de mooiste arcaden en pergola's bestaan, waar men overal doorheen kan wandelen.
3 Kijk verder nog eens naar de schattige vaartuigen waarin verscheidene zalige geesten uit deze streek op het oppervlak van het prachtige water heen en weer schommelen en van de ene oever naar de andere varen. Luister echter ook naar de wonderbaarlijke gezangen die vanuit de verte tot ons doordringen. Kijk, overal op de heuvels staat een soort kerk, die voorzien is van een heel hoge toren. Elk van die torens heeft een prachtig klokkenspel. Zo kunnen jullie je er ook van overtuigen hoe die klokken klinken, want vanwege onze aanwezigheid hier worden zojuist alle klokken geluid.
4 Deze klokken klinken niet als aardse klokken, maar hun klanken lijken op de zachte tonen van jullie zogenaamde windlier, alleen zijn zij onzegbaar zuiverder en ondanks hun liefelijkheid draagt de klank toch tot over grote afstand. Jullie kunnen de zuivere harmonische verhoudingen van de laagste tonen met de hogere en omgekeerd heel goed onderscheiden.
5 Kijk nu eens naar de rechte weg voor ons, die er niet bepaald uitziet als een straatweg op jullie aarde, maar eerder als een verscheiden meters brede, prachtige fluwelen met goud en gladde edelstenen doorweven band, waarlangs aan beide zijden bomen staan die steeds vol zitten met geurige bloesems, maar ook tegelijkertijd rijpe, heerlijk smakende vruchten dragen. Op deze weg zullen jullie zien hoe een processie, weliswaar zonder kruis of vlag, maar wel met stralende palmtakken in de hand, ons tegemoet komt. De vrouwelijke wezens dragen korfjes die gevuld zijn met allerlei hemelse vruchten om de komende gasten dadelijk liefdevol en gastvrij te onthalen.
6 Kijk, de processie komt steeds dichterbij en de vrouwelijke engelgeesten haasten zich met hun korfjes naar voren om des te eerder bij ons te zijn. Twee zijn er al. Kijk eens naar die onbeschrijfelijke tederheid en die wondermooie vorm, die geheel uit stralende, licht etherische rondingen bestaat. Van hun gezichten straalt een waarachtige, hemelse zaligheid en opgewekte vriendelijkheid, en hun buitengewoon fijne kleding getuigt van de grote onschuld van deze wezens. Maar zie, er komen er steeds meer en alsmaar mooier en mooier worden hun gestalten. blz. 403
7 Hoor ook hun hemelse, vriendelijke en welluidende manier van spreken waarmee ze ons gezelschap begroeten; zij zeggen: O kom, kom toch heerlijke vrienden van onze allerheiligste en liefdevolste Vader en verkwik je aan onze vruchten, die we voor jullie met een van liefde kloppend hart hebben meegebracht. O, hoe gelukkig zijn wij nu ons weer eens het onbeschrijflijke, allerzaligste geluk ten deel is gevallen, onze allerbeste en liefdevolste Heer, God en Vader als jullie Leidsman te aanschouwen.
8 Maar kijk nu ook naar ons gezelschap; het begint grote ogen op te zetten en de prior wendt zich zojuist rot de Heer en zegt: O Heer, algoede, allerbarmhartigste Schepper en Vader van alle schepselen in de hemel en op aarde, in hemels naam, wat is dat nu?! Zijn dat ook engelgeesten die eens op aarde hebben geleefd of zijn het de zuiverste engelen uit de allerhoogste hemel? Dat er zoiets wonderbaarlijk moois bestaat heb ik zelfs diep in mijn hart nooit kunnen vermoeden. Op aarde was ik een standvastig celibatair, maar als mij als zodanig ook maar iets wat in de verte hierop lijkt onder ogen zou zijn gekomen, werkelijk, dan zou ik me zelfs in het schandelijkste mohammedanisme hebben kunnen verplaatsen. Heer en Vader, hier is letterlijk van toepassing: sta ons bij, anders zijn we verloren; vooropgesteld dat men hier ook nog verloren kan gaan.
9 De Heer zegt: wel, Mijn lieve vriend en broeder, hebben we nu het juiste plekje gevonden? Zoals Ik merk, lijk je er helemaal niet afkerig van te zijn om je hier een woonplekje en een lieve hemelse bruid uit te zoeken, want van verloren gaan is hier werkelijk geen sprake meer; jij en al jouw broeders kunnen hier in Mijn aanwezigheid naar believen kiezen. Als je hier dus tevreden bent, dan kun je je hier dadelijk een hemelse bruid en daarbij ook nog zo'n paleisje uitzoeken. Dan zal Ik jou en de anderen zegenen en zal jou en ook ieder van jullie bovendien nog met zijn hemels ambt bekend maken. Kijk, dat is heel in het kort Mijn aanbod, maar onder voorwaarde dat je vrij kiest. blz. 404
10 De prior en zijn broeders kijken nu eens naar de omgeving, dan weer naar de Heer en dan weer, en bijna het meest naar de mooie hemelse bruiden. De prior is daarom ook niet zo vlug klaar met zijn antwoord en overlegt bij zichzelf als volgt: hier zou het goed roeven zijn aan de zijde van zo'n hemelse bruid en in zo'n prachtig eigendom, waar je bovendien als het ware de gebraden vogels in de mond vliegen! Werkelijk, het is toch voor een onsterfelijke geest eeuwig volkomen onmogelijk om zich de hemel nog hemelser voor te stellen. Voorwaar, en nog eens driemaal voorwaar, als hier een echte goede raad niet duur is, dan is hij het in eeuwigheid niet. Als ik eraan denk, hoe het voor iemand zou zijn om zo'n hemelse bruid te omarmen en aan zijn onsterfelijk hart vol hemelse, vurige liefde te drukken, dan begint het me te duizelen en zou ik heel graag, ja, ik zou zelfs oneindig graag voor de Heer mijn krachtigste 'ja' uitspreken, vooropgesteld dat deze eindeloze heerlijkheid in alle opzichten ook duidelijk een stevige basis heeft.
11 Als echter deze hele geschiedenis misschien slechts een beproeving zou
zijn, en men zou in deze appel bijten zoals Adam en Eva deden in het paradijs, waarna deze wonderbaarlijke streek dan na de beet wellicht onmiddellijk in een andere zou veranderen, waarvoor God ons in alle eeuwigheid moge behoeden, dan zou zo'n hemelse toverhap iemand toch beduidend duurder komen te staan dan de allerbeste raad uit de geschiedenis! Ja, wist ik maar zeker dat dit werkelijk eeuwig blijft bestaan, dan zou ik, ik durf het nauwelijks te denken, toch zo heel stiekem op dit hemelse voorstel van onze allerheiligste, liefdevolste Vader mijn 'ja' uitspreken.
12 Maar nu komt de andere, ons reeds bekende monnik naar de prior toe en zegt: luister eens broeder, hoe lang wil jij onze allerliefdevolste heilige Vader nog op een antwoord laten wachten? Als ik zou moeten antwoorden dan was ik, en verscheidene anderen met mij, daar allang mee klaar. Ik zeg je slechts wat mijn innerlijk gevoel me zegt en dat luidt als volgt: O Heer en Vader, in al Uw oneindige liefde en ontferming, met U en bij U is het overal, dus ook hier in deze wondermooie, hemelse heerlijkheid buitengewoon goed toeven. Blijft U hier, dan zal ik me hier allerzaligst voelen. Maar blijft U als de allerheiligste Oerbron van al deze heerlijkheden niet hier en is hier voor U nog geen blijvende woonplaats, dan wil ook ik hier niet blijven, maar als het Uw heilige wil is, met U verder trekken tot de plaats waar U zult zeggen: hier ben Ik thuis! Wat denk jij broeder, zou dat niet een goed antwoord zijn?
13 De prior zegt: ja broeder, je hebt me uit de droom geholpen; je hebt gelijk. Zo klinkt het ook diep in mijn hart en zo zal ik spreken tegen de Heer, want Hij is meer dan al deze hemelse heerlijkheden! blz. 405
100 De hemelse bestemming
1 Nu wendt de prior zich tot de Heer en zegt: O almachtige, liefdevolle heilige Vader, hoor mij genadig aan. Hoewel U precies ziet en weet hoe het met mij gesteld is, wil ik toch voor U spreken omdat U het zo wenst. Wat Uw liefdevolle en heilige voorstel van daarnet betreft, twijfel ik er nu absoluut niet meer aan of U mij en mijn broeders dit alles zou hebben gegeven als we Uw voorstel hadden aangenomen, want U bent toch overal de eeuwige Liefde, Trouw, Waarheid en Wijsheid! Het is waar, wanneer ik deze zuiver hemelse engelachtige wezens aanschouw, waarvan de een nog mooier is dan de andere en ieder op haar manier niet te overtreffen, en ik daarna mijn hart vraag of het tevreden zou zijn met zo'n onbeschrijfelijke genade van U, dan moet ik evenwel met de hand op het hart zeggen: O Heer, die uitzonderlijke genade ben ik helemaal niet waard, want zo'n loon zou te hemels en overheerlijk zijn voor een armzalige, uitgedroogde celibataire, aardse leegloper. Werkelijk, in het door U gezegende bezit van een dergelijke zuiver hemelse wederhelft of eeuwige levensgezellin moeten aardjaren, als ze hier nog zouden tellen, toch voorbijvliegen als montere sprinkhanen op een hete zomerdag. En van verveling zou in zulke bijna bovenhemelse omstandigheden in alle eeuwigheden zeker geen sprake zijn.
2 Maar, O Heer en Vader, er is een groot maar! Kijk, het is moeilijk om ten overstaan van U te spreken, vooral wanneer men door U dubbel in het nauw gedreven denkt te zijn. Want het zich tegenover U ontevreden tonen met zo'n loon, en het er van af willen zien voor het verkrijgen van een eventuele hogere zaligheid, komt mij op z'n minst voor alsof men tegen Uw oneindige goedheid behoorlijk grof zou zondigen. Dit loon heel begerig en bereidwillig aannemen zou evenveel betekenen als zich zoiets waardig te achten, hetgeen bij geen van ons tOch ooit het geval kan zijn. Daarnaast dringt zich, tenminste bij mij, dan ook nog heimelijk een vraag op die als volgt luidt:
3 Kijk, twee waarden liggen hier voor je, een hemels heerlijke, namelijk deze hemel, en een oneindige, namelijk Uzelf O Heer! Wanneer het jou, arme zondaar (zo klinkt het in mij) vrij stond om tussen deze twee waarden te kiezen, dan moet ik of het nu eigenbelang is of wat dan ook eerlijk bekennen: Heer, ik blijf bij U en laat uit liefde voor U deze buitengewoon heerlijke hemel en ook eventUeel nog veel mooiere, varen; vooropgesteld dat voor U, o Heer, zo'n keuze van mij arme zondaar aangenaam is. Ik wil namelijk daarmee voor U, o Heer en Vader, niet de indruk wekken dat ik met zo'n hemel niet tevreden zou zijn. O, dat zeker niet, want ik, als de aIleronwaardigste voor zo'n oneindige genade, zou U daarvoor met al mijn krachten eeuwig loven, liefhebben en prijzen!
4 Maar Heer, hier is alweer een maar. Ik wil daarmee alleen maar zeggen: als U, o liefdevolste Vader, hier misschien niet, zoals U nu hier bent, voor altijd zou willen blijven; als men U hier misschien hoogst zelden te zien zou krijgen, dan zou ik toch oneindig veel liever voor eeuwig in de meest afgelegen uithoek van de hele eindeloze hemel met U willen doorbrengen dan hier ook maar een uur zonder U te moeten zijn, o heilige, liefdevolste Vader! blz. 406
5 Nu zegt de Heer: welnu, Ik heb uit jouw diepste wezen vernomen en gezien, dat jouw liefde naar Mij uitgaat en dat jij, evenals jouw broeders, Mij deze grote hemelse heerlijkheid als aangenaam offer hebben opgedragen en daarom zeg Ik jullie, dat jullie je juist door dit offer deze prachtige hemel hebben waardig gemaakt. Voor jou en je broeders ligt hier de door Mij bepaalde bestemming, en daarom kunnen jullie nu ook onbekommerd kiezen; vrij en naar hartelust. Ieder van jullie krijgt zo'n prachtig paleis en een hem volkomen welgevallige hemelvrouw. Als heer over zo'n bezit heeft hij dan geen andere hogere verplichting dan in de eerste plaats Mij eeuwig als Heer en Vader te erkennen en lief te hebben, maar ook de arme mensen die hier vaak nieuw aankomen gastvrij op te nemen, van voedsel en kleding te voorzien en door liefdevol onderricht dichter tot Mij, de Vader, te brengen.
6 Vraag niet of Ik hier voortdurend zichtbaar zoals nu, of onzichtbaar aanwezig zal zijn, want zichtbaar of onzichtbaar, Ik ben toch altijd volkomen aanwezig. En wanneer je naar deze zon zult kijken, denk dan, daarin woont jouw Vader. En deze zon, die zo mild deze streek verwarmt en alles zo heerlijk verlicht, gaat hier nooit onder; je zult haar altijd zien en het oog van jouw liefde nooit van haar afwenden.
7 Zo vaak je Mij ook maar in hoogste liefde voor Mij daadwerkelijk zult omvatten, zal ik ook weldra zoals nu bij jou evenals bij je broeders persoonlijk, wezenlijk, zichtbaar aanwezig zijn.
8 In jouw nieuwe huis in deze hemel zul je echter een wit bord aantreffen. Bekijk dit van tijd tot tijd, naargelang jouw liefde je daartoe aanzet, dan zul je daarop Mijn wil geschreven zien.
9 Heb de vrouw die Ik je hier zal geven, echter lief als jezelf. Wees één met haar zodat je met haar een volkomen mens vormt, dat zich in volmaakte hemelse waarheid en weldadige liefde bevindt. In deze vrouw zul je de macht van jouw liefde voor Mij voelen en de vrouw zal in jou de macht van Mijn wijsheid voelen; en zo zullen jullie één zijn in Mijn eeuwige liefde en wijsheid. De hoogste graad van jullie gelukzaligheid zal er dan steeds zijn wanneer jullie volkomen één zijn in de liefde voor Mij.
10 Je hoeft je hier geen zorgen te maken over voeding noch over enige andere behoefte, want voor dat alles is door Mij al voor alle eeuwigheden gezorgd. Want dit is het rijk dat Ik vanaf het begin bereid heb voor hen, die Mij liefhebben; dit is het grote, heilige erfdeel voor al Mijn kinderen, dat Ik voor hen aan het kruis heb bereid! Neem het daarom aan van Mij, de enige Gever van alle goede gaven en geniet voortaan eeuwig van deze overgrote heerlijkheden en schatten. blz. 407
11 In dit rijk zullen jullie niet ouder worden, maar steeds zaliger, krachtiger, jeugdiger en mooier! Dit alles is jullie goed afgewogen, zalige lot. Gaan jullie daarom maar en kies je eeuwige levensgezellin uit, opdat Ik jullie zegene voor de eeuwige, eindeloze zaligheid!
12 Zie, onze prior wordt bijna duizelig van deze verrukkelijke zaligheid. Van louter schuchterheid durft hij evenals zijn broeders nauwelijks een voet te verzetten om de wachtende hemelse maagden tegemoet te gaan. Maar de Heer geeft de maagden een wenk, waarop elk van hen zich naar de voor haar bestemde man spoedt om hem een stralende palmtak aan te reiken. Maar bij het aannemen van de palmtak verandert ook de nog wat gewone kleding van de monniken in passende hemelse kleding; de Heer zegent hen nu en zij vallen allemaal op hun aangezicht en loven en prijzen Hem voor zo'n onmetelijke genade.
13 Maar kijk, daar achteraan bij de monniken en lekenbroeders, die hier helemaal gelijk zijn aan de monniken, staat nog een lekenbroeder zonder vrouw en palmtak wat verdrietig toe te kijken, hoe voor al zijn broeders gezorgd is. Alleen voor hem is er geen maagd; ook zijn kleren zijn nog niet veranderd; daarom is hij nog steeds in zijn tijken pak gekleed. Wat zal er nu met hem gebeuren? We zullen het afwachten, want de Heer zal hem zeker niet vergeten.
14 Maar kijk, de Heer zegt tegen de hemels gehuwden: Mijn lieve broeders, laat je nu door jullie hemelse echtgenotes naar huis brengen, opdat iedereen daar ter plaatse het door Mij voor hem gereedgemaakte, eeuwige eigendom geheel in gebruik kan nemen!
15 Onze nu hemelse echtgenoten komen in beweging en de prior ziet met leedwezen dat onze arme lekenbroeder bij deze gang van zaken met lege handden is achtergebleven. Daarom wendt hij zich dadelijk tot de Heer en zegt: o Heer, allerliefdevolste, goede Vader, ik kan U niet genoeg loven en prijzen voor de genade die U ons allen hebt bewezen, maar kijk, daar achter staat een arme broeder nog zonder vrouwen zonder kleding; ik heb echt medelijden met hem. O Heer, als U het goedvindt, zou ik liever mijn gewaad en mijn vrouw aan hem afstaan dan hem hier zo verlaten moeten zien. Ik weet weliswaar dat Uw oneindig vaderlijke goedheid al uitstekend voor hem heeft gezorgd, maar omdat ik van U ook een liefhebbend en medelijdend hart heb gekregen, moet ik U openlijk bekennen, dat zolang ik weet dat deze arme broeder niet zo zalig is als ik, ik in Uw allerheiligste naam liever zelf enkele duizenden jaren van al deze zaligheden zou willen afzien dan hem ook maar enkele dagen minder zalig te zien dan mijzelf. blz. 408
16 De Heer zegt: zou je werkelijk je vrouw, gewaad en hemels bezit aan deze broeder willen afstaan?
17 De prior zegt: ja Heer, op stel en sprong, ook al moest ik zelf alleen teruggaan naar mijn vroegere blinde klooster.
18 De Heer roept de arme lekenbroeder bij Zich en zegt tegen hem: kijk, broeder van dit gezelschap, je bent bij deze gelegenheid wat tekort gekomen, maar deze broeder zag je eenzaam achterblijven en heeft zich zo over jou ontfermd dat hij aan jou, uit liefde voor Mij en jou zijn deel wil afstaan. Ben je daarmee tevreden?
19 De arme lekenbroeder zegt: O Heer, wat mij betreft, ik ben al buitengewoon zalig en tevreden als ik hier op deze plaats maar eeuwig mag blijven en, U lovend en prijzend, deze hemelse heerlijkheden mag aanschouwen. Ik ben al overgelukkig en tevreden wanneer U, o Heer, mij zou willen toestaan om zo behoeftig als ik ben de allergeringste dienaar te mogen zijn in het huis van een van mijn eenvoudigste broeders die U, o Heer en Vader, voor eeuwig tot Uw hemelburgers hebt gezegend. Op aarde was ik immers in het klooster ook maar de allerlaatste, en was voor het klooster maar van weinig nut. Alles wat ik daar deed was daarentegen slechts een aalmoes van de kant van Uw hogere dienaren van dit klooster, zodat het er toch niet helemaal op leek dat ze mij als de allergrootste luilak in hun klooster moesten kleden en voeden. Zodoende heb ik absoluut nooit iets verdienstelijks, zelfs niet voor het geringste loon gedaan. Hoe zou ik dan nu hetzelfde loon als dat van mijn veel betere broeders kunnen verwachten?
20 De Heer zegt tegen de prior: wel, Mijn lieve vriend en broeder, wat nu gedaan? Kijk, jouw broeder neemt je aanbod in geen geval aan. Wat wil je nu doen?
21 De prior zegt: o Heer en Vader, laat mij aan hem mijn eerste broeder-plicht in de hemel vervullen. Ik wil hem opnemen in het door U aan mij geschonken huis en hem als mijn gelijke als heer aanstellen over alle goederen die mij door Uw liefde, genade en ontferming zijn geschonken.
22 De Heer zegt: dan heb Ik weer een heel ander plan. Omdat jullie, jij en deze broeder, je door de liefde voor Mij wederzijds geheel en al hebben laten gevangennemen, neem ook Ik jullie helemaal in Mijn liefde gevangen. De broeders hier, die zich al met hun hemelse echtgenoten naar hun woningen beginnen te begeven, zegenen wij. Jij, jouw vrouwen deze broeder echter, gaan met Mij mee naar de plaats waar Ik eeuwig in de allerhoogste hemel samen met Mijn kinderen pleeg te wonen. blz. 409
23 Zie, de prior, zijn vrouwen de broeder vallen van al te grote verrukking voor de Heer neer. Maar de Heer sterkt hen, helpt hen overeind en zegt: welnu Mijn kinderen, volg Mij naar Mijn huis. Kijk, ze trekken onopgemerkt door de andere broeders, de eeuwige, heilige morgen tegemoet. Eindeloos lange rijen zalige broeders begroeten van alle kanten deze kleine stoet en prijzen de Heer om Zijn oneindige goedheid, liefde en ontferming. Laten ook wij hen volgen, zodat we kunnen zien, hoe deze drie nieuwe hemelbewoners zich daar inburgeren.
101. Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis
1 Ik merk dat jullie met een stille vraag zitten, die inhoudt dat er met betrekking tot de verheugende lotswending voor de prior nog een kleine onduidelijkheid bestaat, waarbij het erop aankomt de gang van zaken rond de prior vanuit de eigenlijke, goed belichte kern aan te pakken en te begrijpen. De Heer heeft eerder zonder enig voorbehoud aan de prior de vrouwen het hemelse bezit toegezegd, hem evenals de anderen daarvoor ook volkomen gezegend, en hem daarbij ook zonder bepaalde voorwaarden zijn bestemming en zijn hemelse taak heel duidelijk afgebakend, zoals Hij dit ook voor alle anderen heeft gedaan. Hij heeft hem, evenals de anderen, een bepaalde goddelijk hemelse instructie gegeven over de manier waarop ze met hun hemelse engelvrouwen zullen leven en toonde hem evenals de anderen, dat Hij altijd werkelijk persoonlijk aan iemand zal verschijnen, zodra deze Hem met alle macht en kracht van zijn liefde zal omvatten. Bij al deze hemelse verordeningen geeft de Heer de prior ook niet de geringste aanduiding waaruit zou blijken dat Hij met hem een of andere, weldra volgende hogere bedoeling zou hebben.
2 Hoe komt het dan dat er nu opeens voor de prior een einde komt aan deze duidelijk bepaalde bestemming en hij en zijn vrouw het hun door de Heer in deze hemel toegezegde goed niet eens te zien krijgen, maar dadelijk door de Heer naar de allerhoogste hemel worden geleid? blz. 410
3 Dit is wat moeilijk te begrijpen omdat de Heer eerder, als gevolg van het bereidwillig aanvaarden van het loon, hen allen inclusief de prior heeft gezegend en dus door deze zegen Zijn goddelijke vaste wil ten opzichte van de zaligen, volkomen in overeenstemming met de vrije wil van de zaligen zelf, heeft uitgesproken.
4 Wanneer mensen zo vlug van plan veranderen, dan is dat heel gemakkelijk uit de onvolmaaktheid van hun inzichten te verklaren, maar van de alwijze Godheid is zoiets, zoals gezegd, wat moeilijk te begrijpen, want de Heer weet toch zeker heel goed waarover Hij zich heel bewust en wilskrachtig uitspreekt.
5 Lieve vrienden en broeders, kijk, jullie stille vraag stoelt op tweeërlei gedachten, maar toch kan er wel een bevredigend antwoord op worden gegeven, want deze gebeurtenis is daarom ook zo geleid, opdat jullie daarin een kleine, leerrijke steen des aanstoots zouden vinden.
6 Wanneer jullie terugdenken aan de gebeurtenis in het klooster, toen, na de verlossing van de zich in zielenslaap bevindende broeders achter de kloof, onze prior als enige zijn nog onbekende man uit overgrote liefde en dankbaarheid wilde omvatten en naar de tafel dragen, en wanneer jullie je herinneren hoe de eenvoudige man dat afwees en bij die afwijzing een zeker geheimzinnig 'misschien' heeft uitgesproken, waarmee Hij de prior in zekere zin te verstaan gaf, dat deze Hem reeds eenmaal eerder in zijn handen gedragen zou hebben, dan zal het bij een zekere nadere beschouwing van deze sc?ne helemaal niet moeilijk zijn de gebeurtenis van daarnet te begrijpen.
7 Deze zaak mag jullie aanvankelijk dan wat verbazen, maar bij ons in het hemelse geestenrijk is het niet altijd een, twee, drie, waar het bij jullie op aarde zo is. Jullie kunnen op aarde zo nu en dan echter zeventig, driehonderd, vijftien tellen, hetgeen dan bij ons een, twee, drie, zal zijn.
8 Nog verder toegelicht: er leeft op aarde een mens in een Zuid-Amerikaans land, een ander in een uithoek van Siberië. Deze twee leven in natuurlijk opzicht ver van elkaar af, maar niet in geestelijk opzicht, want daar kunnen ze gevoegelijk als een en twee zijn, dus vlak naast elkaar.
9 Laten we echter eens overdenken wat de Heer de prior in diepste wezen met het veelzeggende 'misschien' over het 'dragen' heeft willen zeggen, dan zullen we in deze zaak meteen meer samenhang en duidelijkheid ontdekken. Wat wilde de Heer de prior daarmee dus zeggen? Luister, de Heer wilde de prior daardoor het volgende zeggen: blz. 411
10 Je denkt Mij op aarde in de vorm van brood in jouw handen gedragen te hebben. Toen heb je Mij echter niet gedragen. Maar je hebt Me wel verscheidene malen in het geheim in jouw hart gedragen, maar je geloofde niet helemaal dat je Mij droeg. Maar Ik zeg je dat je Mij juist daar alleen echt hebt gedragen. Welnu, in deze situatie plaatste de Heer het nog onduidelijke 'misschien', omdat in de prior nog geen volledige zekerheid over de oneindige liefde, ontferming en zachtmoedigheid van de Heer aanwezig was. Daarom gaf Hij hem ook te verstaan dat, als het op dragen aankwam, Hij gemakkelijker en eerder de prior, dan de prior Hem zou dragen.
11 Maar let nu goed op! Er is in het rijk van het geestelijke een aanzienlijk verschil in betekenis tussen de drie woorden 'leiden', 'trekken' en 'dragen' hetgeen bestaat uit het volgende: wanneer mensen door de Heer geleid worden, valt hen daardoor het licht van het geloof ten deel, waardoor zij de onderste hemel binnengaan.
12 Wanneer mensen door de Heer getrokken worden, dan wil dat zoveel zeggen als: de liefde van de Vader heeft zich over deze mensen uitgestort en zij worden in de liefde van de Vader opgenomen; ofWel zij komen in de tweede hemel, die bestaat uit het ware van het geloof door het licht van de daadwerkelijke liefde voor de Heer en van daaruit voor de naasten.
13 Wordt er gezegd: mensen worden door de Heer gedragen, dan geeft dat helemaal de volmaakte, kinderlijke toestand weer van mensen die geheel en al in de liefde voor de Heer zijn overgegaan, zodat ze Hem ook de allerlaatste druppel van hun eigenliefde, al is deze nog zo verdeemoedigd, in allergrootste zelfverloochening ten offer hebben gebracht. Daardoor zijn zij dan ook de eigenlijke allerwaarachtigste kinderen van God en worden door Hem, als hun eeuwig alleen ware Vader, in de allerhoogste zuivere liefdehemel opgenomen.
14 Wanneer jullie nu deze verschillen enigszins in acht nemen, zullen de door jullie bekritiseerde omstandigheden omtrent de veranderde bestemming van de prior, jullie zeker niet meer zo onvoorbereid lijken als zij jullie op het eerste moment toeschenen. Bovendien heeft de Heer bij het veelzeggende en veelomvattende 'misschien' ook reeds met deze situatie rekening gehouden. blz. 412
15 Hij heeft daarmee in bedekte termen niets anders willen zeggen dan: Ik zal jou een bestemming geven die volkomen met jouw vrije keuze overeenkomt, waarbij Ik er ook op bedacht zal zijn dat je Mij eens in jouw hart hebt gedragen. Op het moment van jouw overgang naar je eeuwige bestemming zal Ik je helemaal onvoorbereid in een situatie brengen, waarbij zal blijken in hoeverre je Mij in jouw hart hebt gedragen en nog draagt en in hoeverre Ik dientengevolge ook jou zal dragen. Ik zal echter op dat moment Mijn oog enigszins voor jou sluiten, zodat jij dan volkomen vrij uit jezelf kunt handelen. Pas na die handeling zal Ik jou aanzien en je, ofwel zegenen voor je hemelse bestemming of Ik zal je, als jouw heiligste, liefdevolste Vader in Mijn handen nemen en als een volmaakt kind naar Mijn woonplaats dragen!
16 Kijk, nu hebben we zo'n beetje alles samengevat en we hoeven niets anders meer te doen dan deze hele toelichting slechts in grote lijnen op deze gebeurtenis toe te passen, dan is jullie vraag geheel beantwoord.
17 Onze prior had evenals al zijn broeders de volmaakte bestemming bereikt, hetgeen ook door de Heer volkomen duidelijk werd uitgesproken. Waarom wel? Opdat de prior in de sfeer van zijn daadkrachtige liefde een des te grotere bewegingsvrijheid zou krijgen, terwijl hij er absoluut niet het allerminste vermoeden van had wat de Heer nog met hem van plan was.
18 Daarom moest zich ook, als bij toeval, een arme door de Heer reeds lang voor dit doel uitverkoren lekenbroeder, die echt stiefmoederlijk bedeeld leek te zijn, op de achtergrond bevinden. Deze broeder, die op zich weliswaar toch al voor de hoogste hemel bestemd was, moest zich nu, zonder het zelf nog te beseffen, voor de prior als flinke toetssteen voor de ware liefde voor de Heer en daaruit voor de naaste laten gebruiken. Bij deze scène wendde de Heer Zijn alwetend en alziend oog af en liet de prior volkomen vrij om zijn liefde daadwerkelijk in praktijk te brengen. De prior, die de Heer eens in zijn hart had gedragen, werd daardoor nu pas innerlijk volledig gesterkt en vond zichzelf nu in de volmaakte liefde voor de Heer en in de volledige zelfverloochening.
19 Dan ziet de Heer hem aan, verandert Zijn geheime, eeuwig allerwijste plan overeenkomstig het vrije handelen van de menselijke geest en het resultaat ligt voor ons. Meer hierover zullen we op de meest verheven en heiligste plaats gezamenlijk ervaren. blz. 413
terug naar het literatuuroverzicht
^