Robert Masters - Egypte

(Artikel uit Tijdschrift Bres)
Mens en wereld zijn niet wat zij schijnen
Synthese van de Oud-Egyptische wereldbeschouwing
(Opmerkingen tussen haakjes zijn niet van mij, Freek)


Toet Ankh Amon en zijn vrouw
Inhoud

Inleiding
1. Aufu: het 'Fysieke lichaam'
2. Ka: het ervaringslichaam
3. De haidit
4. Khu: het 'magische lichaam'
5. Sahu: het 'geestelijke lichaam'
Sekhem (Kracht of Macht)
Het 'goede pad' en de 'paden van dwazen'


Inleiding
Volgens een zeer oude traditie, waarvan fragmenten in gewijzigde of verdraaide vorm in vele religieuze, spirituele, magische en occulte systemen zijn terechtgekomen, beschikt de mens over vijf lichamen; deze lichamen staan alle in wisselwerking met elkaar, maar bovendien leven en functioneren ze alle binnen een dimensie of werkelijkheid, die telkens uit dezelfde substantie als die verschillende lichamen bestaat. Deze lichamen en gebieden van de werkelijkheid, zijn in volgorde van subtiliteit:
1. aufu: het fysieke lichaam;
- sokhim (levensgeest): de schakel tussen aufu en ka;
- sa: levensadem of levenskracht;
2. ka-ziel: het (etherische) dubbel (de bewuste psyche);
- de ba-ziel (de hart-ziel, nauw verbonden met ka)
3. haidit: de schaduw (het persoonlijke onbewuste);
4. khu: het magische lichaam;
5. sahu: het meest ijle of subtiele, geestelijke of spirituele lichaam;
- de kracht of macht van de sahu: sekhem, de vermogens.

'De Weg van de Vijf Lichamen' ('Weg' hier in de betekenis van spirituele methode of praktijk) leidt tot een bewustzijnstoestand, waarin elk van de vijf lichamen duidelijk onderscheiden wordt, (differentiatie), terwijl alle vijf lichamen tegelijkertijd op traditionele wijze tot eenheid gebracht zijn (integratie). Om deze ideale situatie te bereiken, staan ons een metapsychologie, een methodologie en een metafysica, die aan de eerste twee ten grondslag ligt, ter beschikking. De Weg is begaanbaar, levert praktische resultaten op, maar vergt buitengewoon veel van ons. Veel wordt tijdens het begaan van de Weg verklaard en er worden doelen bereikt, die tot nu toe onmogelijk te realiseren leken. Het is een Weg die voor alle mensen bestemd is, dus niet speciaal een 'Egyptisch' systeem, hoewel de oorsprong moet worden gezocht in de magisch-spirituele 'Weg van de Godin', namelijk de godin die door de oude Egyptenaren Sekhmet werd genoemd. Volgens die Weg bestaan er twee primordiale, oorspronkelijke werkelijkheden, die tegelijk aanwezig zijn, maar in alle opzichten tegengesteld aan elkaar zijn, twee absolute 'tegenstanders' of 'antagonisten': Kosmos (de Machten en Rijken van de Orde) en Chaos (de Ongeordende Machten en Rijken).

De Machten kunnen in wezen niet weergegeven of voorgesteld worden, maar voor ons, mensen, verschijnen ze in de vorm van Goden en Godinnen, engelen en duivels en andere gestalten uit religie en mythologie, die in het oude Egypte werden samengevat als 'neters'.
Neters zijn dus functionele representanten van de onvoorstelbare Machten. Deze Machten zijn binnen hun Rijken en ook in onze ogen hiërarchisch geordend en ze zijn, vanuit ons gezichtspunt, 'goed' of 'kwaad'. Ze gaan op in een strijd die reeds een eeuwigheid duurt en trachten elkaar te transformeren. Ze zijn onvernietigbaar, maar kunnen wel aan een proces van transformatie onderworpen worden; de strijd zou uiteindelijk beslist kunnen worden, als Chaos in Kosmos, of Kosmos in Chaos wordt omgezet. Deze strijd, die soms als de 'Oorlog in de Hemel' wordt aangeduid, heeft het aanzijn gegeven aan velerlei 'tussenliggende' realiteiten, waaronder de menselijke werkelijkheid.

De hele werkelijkheid bevat 'substantie', maar geen enkel gebied is louter 'stoffelijk' of louter 'geestelijk'; wel treffen we verschillende graden van dichtheid, van subtiliteit aan. Veel kan door de mens niet waargenomen of gekend worden. Ook zijn er gebieden, die door mensen wel vluchtig opgemerkt kunnen worden, of zelfs helder gezien, zonder dat sprake is van actieve deelneming aan de activiteiten in dat gedeelte van de werkelijkheid. Het menselijke beslaat slechts een uitzonderlijk begrensde sector van de realiteit. De huidige situatie kan ruwweg op de volgende wijze omschreven worden, waarbij ruimtelijke aanduidingen voor het gemak gehanteerd worden en niet met een werkelijkheid overeen behoeven te stemmen.
Helemaal 'beneden' vinden we chaos, een gebied dat uit een dusdanig ijle substantie bestaat, dat het gemakkelijk zou kunnen worden aangezien voor een Leegte, een Niet-zijn, een Duisternis. Dit gebied en de bestaansvormen die er van nature thuishoren, worden vanuit het perspectief van de Oorlog in de Hemel als de 'Plaats' en de 'Oer-Goden' van het Kwaad aangeduid; deze laatsten werken met al hun kracht, op verzengend intensieve wijze, aan de transformatie van Kosmos in Chaos. Voor het menselijk verstand houdt het bestaan van dergelijke 'Krachten' een soort orde of ordening, in. Deze 'orde' bestaat in werkelijkheid niet, het is slechts een verzinsel van breinen die het mysterie niet kunnen omvatten.
Kosmos grenst oorspronkelijk aan Chaos en omvat de 'Plaats' en de 'Krachten' van Orde(ning), het Goede, Licht, Scheppende Harmonie en de Kosmische Oer-Goden. Kosmos is even onverzoenlijk als Chaos op het doel van transformatie gericht; dit doel wordt op onwrikbare wijze, met absolute
intensiteit, nagestreefd. Kosmos en Chaos bezitten dezelfde mate van 'ijlheid' en alleen hun subtiele substanties vormen een volmaakte en eeuwige werkelijkheid. Toch lijkt het erop alsof in een 'ruimte' tussen Kosmos en Chaos zijnsdimensies ontstaan zijn, die in wezen als de strijdperken beschouwd moeten worden, waarbinnen de conflicten en oorlogen tussen de Krachten plaatsvinden. Deze strijdperken, met hun conflicten en strijders, lijken uit meer of minder ijle substantie vervaardigd te zijn, maar in wezen zijn het verschijningen, constructies van de verbeelding, functionele weergaven van de feitelijk onvoorstelbare Machten en Rijken.
De zogenaamde 'materiële' en 'spirituele' werelden, met inbegrip van mensen en hun wereld(en), zijn niets anders dan dergelijke verschijningen en weergaven, enigszins vergelijkbaar met 'mentale deeltjes', die tijdelijk verschillende vormen van bestaan en soms zelfs van autonomie hebben verkregen. Deze mysteries gaan ook te ver voor het menselijke begrip, hoewel Inwijdingsscholen een bepaalde mate van inzicht kunnen overdragen. Het belangrijkste is echter dat men weet en er ook volledig van overtuigd is, dat de mens en zijn wereld(en) in het geheel niet datgene zijn, wat ze schijnen te zijn, en dat de zichtbare werkelijkheid veel kneedbaarder is, veel ontvankelijker voor gerichte transformatieprocessen dan we hebben geleerd of vermoed. Verder moeten we ervan doordrongen zijn, dat ook alle opvattingen van onveranderlijkheid en van objectiviteit aan wijziging onderhevig zijn, met inbegrip van alle 'natuurwetten'.

'Boven' Chaos bevindt zich het geschapen en al op 'Verbeeldingskracht' berustende gebied van de Demonische Metaeidolons (een 'eidolon' is een weerspiegeld beeld, een verschijning): Duivelse Goden, Demonen en andere Chaotische wezens. 'Beneden' Kosmos bevindt zich het corresponderende gebied van de Goddelijke Metaeidolons: Goden en Godinnen, engelen, geesten en anderen. Dit gebied is eveneens geschapen en 'uit de verbeelding' gemaakt; de Metaeidolons, hetzij van Kosmos, hetzij van Chaos, staan in directe wisselwerking met de menselijke dimensie. Enkele - de machtigste - van deze grote Mataeidolons representeren de Oer-Goden van de twee oorspronkelijke realiteiten.
'Boven' het gebied van de Metaeidolons van Chaos bevindt zich het wanordelijke 'stoffelijke' gebied van de 'subatomaire deeltjes', 'stof' met chaotische, niet uitsluitend onvoorspelbare, posities en snelheden. Dit is de realiteit waarop de tweede wet van de thermodynamica betrekking heeft, een wet die de uiteindelijke zege van Chaos lijkt te voorspellen. Op vergelijkbare wijze bevindt zich 'onder' de gebieden van de Metaeidolons van Kosmos het gebied van 'geest'; hier heersen even machtige en schijnbaar onweerlegbare teleologische (op doel of vervulling gerichte) 'wetten', die de evolutie van het bewustzijn en de uiteindelijke transformatie van 'stof' in 'geest' lijken te voorspellen. Ook dit gebied heeft geen 'echte' substantie, is van 'verbeeldingsstof' gemaakt, bevat geen werkelijk onveranderlijke wetten en vormt deel van het vergankelijke, geschapen strijdperk, de 'ruimte' tussen Kosmos en Chaos. Het wordt wel het gebied van Evolutionaire Orde(ning) genoemd.

Het volgende gebied dat we aantreffen (we beperken ons nu tot mensen en hun werelden) bestaat uit vijf menselijke realiteiten of dimensies; elk van deze dimensies kan in principe door de mens gekend worden, omdat hij over vijf Lichamen beschikt waarmee hij deze gebieden kan exploreren. Dit zijn de 'grove' en 'subtiele' lichamen die we in alle belangrijke spirituele tradities en magische en occulte systemen aantreffen. Het inzicht in de aard van deze lichamen is echter verduisterd; in sommige systemen worden onderverdelingen gemaakt en in andere samenvoegingen aangebracht, waardoor sprake is van drie, zeven, negen of een ander aantal lichamen en corresponderende gebieden. De vijf menselijke dimensies of werelden vormen een 'tussenstation' tussen de gebieden van de chaotische 'stof' en de evolutionaire 'geest'.

1. Het 'grofstoffelijke of fysieke lichaam', of alleen maar 'fysieke lichaam', aufu, is het lichaam, dat in anatomie en fysiologie bestudeerd wordt en tevens wat de meeste mensen denken te bedoelen met 'mijn lichaam'. Dit lichaam heeft echter wel hersenen maar geen 'psyche' (het woord 'psyche' wordt hier gebruikt in de betekenis van het engelse 'mind', dus al datgene wat weet, denkt, voelt en wil, meer dan 'verstand', concreter dan 'ziel'; het omvat ook 'aandacht', 'bewustzijn', 'intellect', 'geheugen'); het is daarom niet het lichaam van de meeste van onze ervaringen, zoals we later meer uitgebreid zullen toelichten.

2. Het tweede, meer subtiele lichaam is het Dubbel, ka, en dit is het lichaam dat gewoonlijk door de 'psyche' van dat lichaam ervaren wordt: het is een lichaamsbeeld, het valt min of meer samen met de aufu en de gewaarwordingen van dit Dubbel zijn eveneens beelden of, meer precies uitgedrukt, symbolische weergaven van een realiteit die in de verbeelding bestaat en die op vele wijzen vervormd wordt. Deze vervorming wordt door de psychologie onderkend, zodat sommige auteurs bijvoorbeeld spreken over een 'symbolische codering' van de 'feitelijke' werkelijkheid, die door de hersenen of de hersenpsyche wordt aangebracht. Geheel afgezien van metafysische verklaringen is het mogelijk om in te zien, dat niemand zijn eigen lichaam of andere lichamen rechtstreeks ervaart, maar dat deze ervaring altijd door tussenkomst van de psyche tot stand komt, zich als het ware in de psyche voltrekt (of in de hersenen, als men de psyche als bijverschijnsel van de hersenen wenst te beschouwen).

3. De wereld van de ka is ijler dan de wereld van de aufu; zo zijn ook het derde lichaam en het derde gebied, die van de Schaduw, haidit, ijler dan die van de ka. In de ervaring is dit gebied meestal 'mentaal' en grotendeels 'onbewust'; het is bijvoorbeeld de wereld waarin zich de meeste dromen afspelen en ook van de beelden die in trancetoestanden en onder invloed van drugs opkomen. Het kan de wereld van het persoonlijke of het collectieve of het transpersoonlijke onbewuste zijn, een wereld die de bron vormt van vele kunstwerken en andere uitingen van creativiteit. Velen realiseren zich niet dat ze in de droomwereld over een lichaam beschikken, dat niet het lichaam uit de normale ervaring is en dat die droomwereld zelf ook verschilt van de 'gewone' werkelijkheid: vele wetten die voor het normale waakbewustzijn gelden, hebben hier geen betekenis meer. Evenals de ka en de andere subtiele lichamen, maakt ook de haidit deel uit van de totaliteit van het menselijke bestaan; hierdoor kunnen de ervaringen van de haidit invloed uitoefenen op de andere lichamen, met name op de minder ijle lichamen, maar in bepaalde gevallen ook op de ijlere. Dergelijke wisselwerkingen doen zich bijzonder duidelijk voor in gevallen waarin het onbewuste belangrijke invloed uitoefent op ziekte of genezing van het fysieke lichaam of de psyche. Ook dit ervaringsgebied is in de psychologie bekend. Men realiseert zich echter niet in voldoende mate, dat de wereld van de haidit, of Schaduw, even werkelijk is als de 'objectieve' wereld, dat het lichaam van de haidit even reëel is als het fysieke lichaam en dat het miskennen van deze feiten veel misverstanden en schade oplevert.

4. Het Magische Lichaam en de wereld die daarbij hoort, of khu, worden slechts zelden bewust ervaren, maar zij dragen in belangrijke mate bij aan de vormgeving van het 'kunstwerk' of de 'mythe' die de haidit in zijn eigen bewustzijn ondergaat; de haidit draagt deze mythe weer over op de ka en de ka op zijn beurt brengt de mythe in praktijk, maar bijna altijd op onbewuste wijze. Deze ijle gebieden oefenen met dit alles grote invloed uit op het lot van de aufu, met inbegrip van het tijdstip en de wijze van verval en sterven van het fysieke lichaam (alleen een ongeval kan dit patroon doorkruisen). In oude tijden, toen men meer begreep van dergelijke zaken, werd de khu niet als 'magisch' beschouwd, maar als 'magisch-spiritueel'. Het aanbrengen van een scherp onderscheid tussen magie en religie kwam pas tot stand, toen het religieuze denken veel van zijn kracht en diepte verloren had. De khu was de realiteit van de 'tweede orde' voor de priester-magiër en in latere tijd alleen voor de magiër. Om bewust op het gebied van de khu te kunnen leven en handelen, dient men een langdurige en zeer strenge training te ondergaan. Wel doen zich af en toe korte, spontane ervaringen voor met dit gebied, die meestal volgen op perioden van ongewone spanning; dergelijke stresstoestanden kunnen tot tijdelijke bewustzijnsveranderingen leiden. Ook zijn er nog samenlevingen waarin sjamanen, medicijnmannen en soortgelijke personen fragmentarische kennis verwerven van de khu en op deze wijze in staat zijn om bepaalde paranormale effecten te bewerkstelligen; deze blijven echter ver onder het mogelijke.
Toch is de betekenis van de khu, hetzij voor Kosmos, hetzij voor Chaos, zeer groot. Hoewel de khu met betrekking tot de minder ijle lichamen op onbewuste wijze functioneert, beïnvloedt hij deze lichamen en hun werelden op allerlei manieren (los van de 'mythe' die in praktijk wordt gebracht). Elk persoon is in bepaalde opzichten een 'onbewuste magiër', die op zijn wereld, met inbegrip van andere personen, inwerkt door middel van telepathie, psychokinese en andere 'paranormale' activiteiten. In sommige gevallen kan deze 'onbewuste magie' buitengewoon krachtig zijn.

5. Het 'hoogste' en subtielste lichaam, met daarbij behorende wereld, is de sahu, of Spiritueel, Geestelijk Lichaam; ook dit kan weer beter als een magisch-spiritueel gebied aangeduid worden, maar in dit geval van de 'eerste orde'. Dit is de wereld van de authentieke 'religieuze ervaring', die bereikt wordt door consequente beoefenaars van 'spirituele disciplines' - 'volmaakte mensen', 'heiligen', 'spirituele meesters', hoe ze ook genoemd mogen worden binnen bepaalde systemen. Van de hogepriester-magiër uit de oude tradities werd verwacht, dat hij in staat was om zowel met de khu als met de sahu te werken.

Tegenwoordig wordt de magische realiteit in de spirituele stelsels grotendeels ontvlucht, men wil er weinig of niets mee te maken hebben. Men is alleen uit op een passieve beleving van de 'spirituele' werkelijkheid en maar uiterst zelden op het verrichten van spiritueel Werk (telkens als Werk met een hoofdletter wordt geschreven, gaat het om specifieke magisch-spirituele, alchemistische activiteiten) en het onderhouden van wisselwerkingen met de neters. Deze kunstmatige beperkingen hebben een fnuikende invloed op de spirituele ontwikkeling. Het ware doel is het 'complete' bewustzijn, dat wil zeggen kennis en gebruik van alle vijf Lichamen en de daarbij behorende gebieden. Ook de magiër die met zijn bewustzijn en Werk niet verder komt dan de khu, legt zichzelf ernstige beperkingen op. De sahu is de enige menselijke werkelijkheid die verwant is met de Kosmische Goden, hoewel het zelfs mogelijk is dat dergelijke Wezens helemaal tot het gebied van de aufu 'afdalen'. Dit laatste is echter voor hen als drek.
De 'Goden' van Chaos stijgen gewoonlijk alleen op naar het gebied van de khu, als er 'zwarte magie' beoefend wordt. Sommige van de machtigsten onder hen vallen soms de sahu binnen, wat betekent dat zelfs de heiligste, meest toegewijde mannen of vrouwen niet veilig voor ze zijn. Ook kunnen de machtigste zwarte magiërs met Metaeidolons werken, die de Oer-Goden van Chaos op dit niveau representeren en daarmee buitengewoon veel kwaad teweegbrengen.

Wat zich binnen het menselijke bestaan voltrekt.
Tot nu toe heb ik gepoogd iets te laten zien van de achtergrond waartegen het schouwspel van het menselijk bestaan zich afspeelt; hierna zal ik me alleen bezighouden met wat zich binnen het menselijke bestaan voltrekt. Ik zal de vijf lichamen van de mens bespreken, de gebieden die bij die lichamen behoren en de functionele metapsychologie die uit de kennis van de vijf gebieden van werkelijkheid voortvloeit. Voordat we het 'grove fysieke lichaam' en de betekenis daarvan voor de metapsychologie (metapsychologie: sprongen en structuren van het psychische en wisselwerkingen tussen het psychische en het lichamelijke, als aanvulling op de psychologie) nader onderzoeken, dienen we eerst iets te zeggen over de wijze waarop het Lichaam 'bezield' wordt en over enkele andere elementen die het tot een mènselijk lichaam maken.

Behalve over de vijf Lichamen beschikt de mens ook over twee 'levensgeesten'. Een hiervan wordt meestal als de Ziel, ba aangeduid en vormt evenals de lichamen een strijdperk waarin de grote, tegenover elkaar staande krachten van het heelal elkaar bevechten - zowel in ruimere zin, als met de bedoeling om de lichamen en het leven van de persoon te beheersen.

6. De ba is onsterfelijk of vrijwel onvergankelijk, wat niet opgaat voor de andere 'levensgeest', de sokhim, die samen met het fysieke lichaam sterft en een soort ondergrond voor het bewustzijn vormt, een schakel tussen lichaam en psyche. Bij de geboorte smelten de vijf lichamen en de twee levensgeesten samen; dit proces begint op het ogenblik van de conceptie, maar wordt pas voltooid op het tijdstip van de geboorte van het lichaam.

7. Ook moet bij de conceptie de Levensadem of sa worden aangevoerd. Deze sa of Levenskracht, kan door de Goden gebruikt worden voor het bereiken van onsterfelijkheid. Als een God verkiest te sterven, kan hij dit doen door af te zien van regelmatige opname van de sa. Een mens die met magische middelen over de sa kan beschikken, kan deze gebruiken om zijn eigen leven te verlengen. Als een mens met speciale gaven geconcipiëerd wordt, een mens die bijzondere mogelijkheden heeft om Kosmos of Chaos te dienen, zullen de Krachten strijd leveren om de aanvoer van sa zeker te stellen of juist te verhinderen, ook al gebeurt dit al direct na de bevruchting. Kosmos en Chaos wijzen veel meer van dergelijke kinderen aan dan ooit op de wereld komen: de aanvoer van sa wordt geblokkeerd, of het kind met bijzondere gaven wordt in de baarmoeder of bij de geboorte vernietigd, of de persoon wordt op enig later tijdstip, als hij of zij zich in een kwetsbare positie bevindt, uit de weg geruimd. Het komt zeer zelden voor dat dergelijke begaafde en uitverkoren mensen lang genoeg leven om het Werk dat aan ze toegewezen is, ook uit te voeren, ook al worden pogingen tot bescherming gedaan. Kosmos en Chaos zijn beide even meedogenloos bij hun streven om de 'uitverkorenen' te elimineren, want zelfs een dergelijke persoon is in staat om het menselijke ras op drastische wijze te beïnvloeden.

terug naar de Inhoud

1. Aufu: het 'Fysieke lichaam'
We vermeldden al dat de aufu het fysieke lichaam is, met zijn spieren en beenderen, bloed en inwendige organen, klier- en zenuwstelsels - het lichaam dat door anatomen en fysiologen beschreven wordt. Op zichzelf beschouwd is het een mechanisch voorwerp, een machine met zeer grote mogelijkheden, maar aangedreven door mechanische functies, zoals instincten, biologische driften, zintuiglijke activiteiten en een beperkt aantal aangeleerde reacties en gedragswijzen. Het wordt 'bediend' door de hersenen en zenuwstelsels en als het alleen maar levend zou moeten zijn, zouden minimale hersenactiviteiten en zeer kleine hersenen al voldoende zijn. Dit lichaam is alleen 'menselijk' vanwege zijn onnodig grote en ingewikkelde hersenen (onnodig voor dit lichaam 'op zichzelf' en natuurlijk vanwege zijn verbinding met de vier ijlere lichamen en de twee levensgeesten. De aufu beschikt niet over bewustzijn in hogere zin en zijn functioneren krijgt alleen betekenis voor de 'psyche', de 'mind' van de ka; de ka vat de functies van het fysieke lichaam verkeerdelijk op als zijn eigen gedragingen, gedachten en gevoelens (de toestand van onbewuste vereenzelviging), terwijl hij (de ka) heropgevoed wordt. De aufu kan dingen gewaarworden en heeft gevoelens van pijn en plezier, maar zijn gewaarwordingen en gevoelens worden door de ka, die ze in zijn eigen beelden omzet, op zodanige wijze vervormd, dat het zelden voorkomt dat hun eigen aard, hun feitelijke verschijningsvorm, duidelijk tot bewustzijn komt. De aufu wordt op deze wijze verkeerd voorgesteld, als het ware vervalst door de ka; de ka heeft op zijn beurt de onjuiste opvatting, dat hij vrijelijk beschikt over de zogenaamde 'willekeurige' functies en activiteiten van de aufu. Deze situatie kan alleen verholpen worden, als de ka met de daartoe ter beschikking staande middelen wordt bijgebracht, hoe hij onderscheid tussen zichzelf en het Lichaam kan maken (bewustwording en bevrijding) en hoe het fysieke lichaam, zowel intern als aan de oppervlakte, nauwkeuriger waargenomen, 'aangevoeld' kan worden.

Alle ijlere lichamen en hun psyche, oefenen krachtige invloed op de aufu uit. De ervaringen van deze lichamen kunnen elk onderdeel van de aufu beïnvloeden en de hersenen maken geen onderscheid tussen deze ervaringen, vooral niet als die levendig of lang van duur zijn en de realiteiten van hun eigen wereld. De hersenen brengen vervolgens veranderingen aan in onderdelen of functies van het lichaam, alsof dit reacties op de ervaringen van het Lichaam zelf waren.
De haidit of Schaduw is het enige subtiele lichaam (plus psyche), die van nature over een goed contact met en kennis van de aufu beschikt, wat betekent dat hij even gemakkelijk een positieve als een negatieve invloed op het fysieke lichaam kan uitoefenen. De ka beschikte ook eens over deze mogelijkheden, maar die zijn sinds lange tijd verloren gegaan.
De Schaduw kan ongeveer vergeleken worden met wat meestal als 'het onbewuste' aangeduid wordt; het is mogelijk om een beroep op de Schaduw te doen om een bepaalde gewenste verandering in de aufu aan te brengen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door de ka te hypnotiseren, hierdoor contact met de haidit te scheppen en deze laatste vervolgens de suggestie te geven om zijn speciale kennis van en relatie met het fysieke lichaam te benutten om een wrat of een tumor te verwijderen, de bloedtoevoer naar een bepaald punt te vergroten of te verkleinen, enzovoort. De meest effectieve manier van hypnose bestaat uit een soort dialoog tussen de hypnotiseur en de Schaduw, met de bedoeling om bepaalde veranderingen aan te brengen in de aufu, de ka of de haidit zelf.

De 'zinneloze' aufu kan in de huidige wereld niet op doelmatige wijze voortbestaan, als de ka geen minimale zorg en aandacht aan hem besteedt; als de persoonlijke ka te zwak of in de war is, moet die zorg van andere personen komen. Maar al is de aufu dan een machine, hij beschikt toch altijd over enorme ongebruikte mogelijkheden, die zelfs bij de meest gewone lichamen ver uitstijgen boven wat de meest ontwikkelde en intelligente persoon in praktijk kan brengen. Omdat de aufu van essentieel belang is voor het leven van de gehele persoon, lijkt het logisch om goed voor hem te zorgen en zo goed mogelijk gebruik van hem te maken. De ka en de haidit gedragen zich echter dikwijls tegenover de aufu, alsof deze laatste hun doodsvijand is of in elk geval als een lichaam dat onwaardig is om op betere wijze benut te worden. De aufu en in het bijzonder de hersenen, vormt de grondslag voor de structuur van de hele persoon, over welke krachten hij of zij ook moge beschikken. Toch wordt de aufu altijd, in verschillende mate, slecht gevoed, slecht getraind, in onvoldoende mate benut en men weet te weinig over hem; bovendien wordt er op allerlei wijzen misbruik van gemaakt en wel in zodanige mate, dat als het iemand anders zou worden aangedaan, er sprake zou zijn van foltering en opzettelijke vernieling. Geen enkel mens sterft een natuurlijke dood in die zin, dat al zijn lichaamsdelen geleidelijk en gezamenlijk in een toestand van volledige uitputting komen te verkeren. De mens die zogenaamd natuurlijk aan zijn einde komt, heeft zich in werkelijkheid zelf vernietigd; hij doodt zichzelf door middel van (nauwelijks) bewuste gedragingen, die in hoge mate producten zijn van onbewuste processen en niet-menselijke krachten.

De oude Egyptenaren zijn, zoals uit hun schilderingen en beeldhouwwerken blijkt, het enige bekende geciviliseerde volk, dat er blijk van geeft over voldoende kennis van en respect voor het gezonde en goed functionerende lichaam beschikt te hebben. De lichamen die ze uitbeelden, zijn vrijwel altijd gracieus en licht, verkeren in de juiste positie ten opzichte van de zwaartekracht en zijn in staat om gebruik te maken van gerichte energieën die, bij afwezigheid van buitensporige spierontwikkeling toch grote krachtsuitoefening mogelijk maken. Het Lichaamsbeeld is kennelijk intact, men is zich bewust van de werkingen van het lichaam en psyche en lichaam onderhouden een harmonieuze wisselwerking die voor beide een steun betekent. Al uit de kunst van de Grieken en in mindere mate van het vroegere Verre Oosten, kunnen we opmaken dat enkele van deze elementen bij deze volkeren verloren zijn gegaan of misschien wel nooit aanwezig waren.
Bij de Egyptenaren werd onderscheid gemaakt tussen het bewustzijn van aufu en ka, terwijl hun functies werden geïntegreerd. Bovendien bevond de haidit zich in een superieure, hoewel verre van vervolmaakte, positie tegenover zowel aufu als ka. Als we hieraan toevoegen dat sommige personen uit het oude Egypte ook over inzicht in de hogere ijle lichamen beschikten, waardoor ze in wisselwerking konden treden met de neters (hereniging), dan beginnen we iets van het geheim van de lange duur en gedeeltelijk ongeëvenaarde productiviteit van de egyptische beschaving te begrijpen.

De aufu is een machine die door zijn hersenen bediend wordt onder invloed van de subtiele lichamen en hun psychische bestanddelen; maar hij is ook een machine met hersenen die vanuit hun eigen lichaam en de ijle lichamen bewerkt worden door de niet-menselijke krachten van Kosmos en Chaos. Deze wezens bevinden zich in alle lichamen, hoewel de lichamen naarmate ze ijler worden meestal minder verwantschap met Chaos en meer verwantschap met Kosmos vertonen. Op de niveaus van aufu en ka hebben de chaotische wezens de overhand, tenzij ze uitgedreven zijn of deze lichamen 'bezaaid' zijn met een groter aantal van hun kosmische antagonisten magisch-spirituele operaties, die op de bewuste niveaus van khu en sahu deel uitmaken van het Werk aan Zichzelf. In de haidit bestaat in de meeste personen meer evenwicht tussen de antagonistische krachten, waarmee dit gebied tegelijk het strijdperk met de grootste conflicten wordt. Het is het 'middengebied' op het 'hogere gebied' van khu en sa. Hier slaat de balans door naar Orde. Vanwege de kracht van de demonen, die in de 'grove' aufu verblijf houden, vervalt en sterft dit laatste altijd eerder dan nodig zou zijn. Zelfs bewust Werk met behulp van de khu en de sahu kan dit resultaat alleen maar enige tijd uitstellen. Om dezelfde reden - overheersing door demonen - takelt de ka, die de aufu overleeft, tamelijk snel af. De Egyptenaren deden alle mogelijke pogingen om dit verval van de ka tegen te houden, maar ze konden alleen maar tot uitstel komen. Chaos tracht in de aufu onophoudelijk het verval en de dood van dit Lichaam te bereiken, terwijl Kosmos daar tegenin gaat. Zolang mensen op het niveau van de mechanische aufu en de slaapwandelende ka blijven, zullen ze zichzelf en hun 'subjectieve' en 'objectieve' realiteiten steeds opnieuw vernietigen.
'Ontwaken', het grote doel van elk magisch, spiritueel of magisch-spiritueel systeem, betekent het doorbreken en overstijgen van het niveau van onbewustheid, waarop iemands leven beheerst wordt door het misbruik dat het onbewuste van het lichaam maakt. Alleen al een bewust en intelligent gebruik van aufu, ka en haidit zou de meest opmerkelijke positieve veranderingen voor de mensheid opleveren. Om alle menselijke mogelijkheden te realiseren is echter ook bewuste betrokkenheid van de khu en de sahu bij dit proces noodzakelijk.

terug naar de Inhoud

2. Ka: het ervaringslichaam
De term ka of Dubbel is leerzaam. Hij wijst erop, dat het lichaam van de ka een zo nauwkeurig mogelijke afbeelding van de aufu moet zijn, zodat het lichaamsbeeld aan het bewustzijn geen vervalsing van het fysieke lichaam voorspiegelt - een vervalsing, een misvormd beeld, dat zowel voor de aufu als de ka schadelijk zou zijn, omdat die twee met elkaar in wisselwerking staan. Tegelijkertijd moet de ka zich ervan bewust zijn, dat zijn Lichaam niet het lichaam van de aufu is - de ka is psyche en zijn ijle lichaam is een mentaal, een psychisch lichaam en het enige lichaam dat door hem, de ka, ervaren wordt. Hij is echter ook een Dubbel en als zodanig kent hij het fysieke lichaam met grotere nauwkeurigheid, naarmate hij een grotere mate van zelfkennis verwerft. De ka kan een dergelijke zelfkennis, inzicht in zichzelf en dus kennis van de aufu, alleen verkrijgen door middel van zelfonderzoek. Hierdoor staan bepaalde psychofysische methoden ter beschikking, die een grote steun bij het onderzoek vormen.
De ka beschikt over vele mogelijkheden, die hij met de andere ijle lichamen deelt, maar niet met de aufu. Door deze factoren te ontwikkelen, te cultiveren door middel van leerprocessen, kan hij aan de andere lichamen hulpmiddelen en informatie van essentieel belang leveren. Als hij zich echter niet
ontwikkelt, zullen de 'hogere' lichamen belemmerd worden in hun relaties met de werkelijkheid en de ka en het omgekeerde is ook het geval. De belangrijkste hoedanigheden van de ka zijn intellect, verbeeldingskracht, wil en de mogelijkheid om kennis op te nemen en te verwerken. De aufu wordt fundamenteel beïnvloed door voedsel, zijn omgeving en de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van mechanische functies; de ka wordt door soortgelijke factoren beïnvloed, maar heeft de mogelijkheid, een mogelijkheid die aan de aufu ontbreekt, om zijn eigen ontwikkeling tot op zekere hoogte in eigen hand te nemen. Ook is de ka beter in staat om in contact te treden met de haidit, om het onbewuste bewust te maken of althans een gedeelte van het onbewuste. Dit laatste betekent in feite dat de ka een eenheid kan vormen met lichaam en psyche van de haidit, dat ka en haidit tot een bepaalde mate van integratie kunnen komen. Deze taak is voor de ka van even groot belang en even noodzakelijk als de taak om zichzelf te leren kennen en daarmee kennis van de aufu te verwerven. Als deze taken met succes uitgevoerd worden, wint de ka in sterke mate aan kracht en bereikt hij een veel grotere autonomie, beheersing over zichzelf. Bovendien, en dit is nog belangrijker, vormt de vervulling van deze taken het middel om tot integratie van aufu, ka en haidit te komen.
Het 'bewust maken van (gedeelten van) het onbewuste' en het 'onderzoek van het onbewuste', die door de ka ondernomen moeten worden, houden in dat de ka moet leren om zich tijdelijk los te maken van bijna al zijn eigen mentale processen en zijn eigen veld van bewustzijn als het ware moet laten bezetten, innemen, door dat van de haidit.

De ka moet een onbevangen observator worden van de wereld van de haidit. Zoals de ka moet leren begrijpen, dat zijn lichaam niet het lichaam van de aufu is, moet de ka ook, egocentrisch als hij is, tot het inzicht komen dat zijn psyche, zijn bewustzijn, niet de psyche van de haidit is, een andere vergissing die vaak voorkomt (de onbewuste vereenzelviging met het lichaam en met de inhouden van de ziel). Ook moet de ka van het idee af, dat de wereld en de ervaringen van de haidit zijn eigen wereld en ervaringen zijn. Pas als de ka dit soort onderscheidingen maakt en deze afstand tot zichzelf verwerft, kan hij veilig met het onderzoek beginnen. Anders bestaat de mogelijkheid dat hij zijn greep op zijn eigen wereld verliest; de ka zou dan aan de wezens uit de wereld van de haidit zoveel macht over zijn eigen wereld geven, dat hij eenvoudig niet meer in staat is om het bovengenoemde onderscheid te maken. Als de ka dergelijke fouten echter vermijdt, kan hij zich ontwikkelen en verder bevrijden door gebruik te maken van de herinneringen, die hij mee terug neemt van de haidit, en vervolgens opneemt in zijn eigen kennis en inzichten. Als de ka inzicht in zijn lichaam heeft verkregen, en daarmee kennis van de aufu, is het fysieke lichaam minder goed in staat om de inhouden en werkingen van het bewustzijn van de ka te beïnvloeden. Op gelijke wijze verzwakt de ka de mogelijkheden van het onbewuste om invloed op zijn psyche uit te oefenen door kennis van de haidit te verkrijgen. Dit is van groot belang voor de persoon, als de lichamen nog niet tot een geheel zijn gemaakt, nog niet geïntegreerd zijn. Na de integratie, de onderlinge afstemming van de lichamen, 'gebruikt' de ijlere haidit de ka binnen het totale verband van aufu, ka en haidit, die dan een doelmatig functionerende eenheid vormen.
Door alle ijle lichamen wordt de imaginatie (verbeeldingskracht, gezien als een soort zintuig) als een psychosensorisch systeem gebruikt; als dit systeem op de juiste wijze werkt, als een mentaal zintuig, zorgt het voor een symbolische, maar wat het functioneren betreft nauwkeurige en doelmatige, weergave van het lichaam en zijn wereld. In het geval van de drie hoogste subtiele lichamen heeft de imaginatie ook een creatieve zijde en wat betreft de khu en de sahu levert de imaginatie kennis van de magisch-spirituele gebieden. De imaginatie wordt dan zowel een psychosensorische als een psychospiritueel systeem. In de ka treedt alleen de psychosensorische (zintuiglijke) functie aan de dag, die dient om aan de ka zijn eigen werkelijkheid weer te geven, een werkelijkheid die min of meer samenvalt met die van de aufu. Het aspect van de imaginatie dat in het geval van de ijlere lichamen creatief, scheppend is, levert in de ka alleen maar fantasie op, een activiteit die door de esoterische traditie laag gewaardeerd wordt en waartegen krachtig gewaarschuwd wordt. Op zijn best betekent de fantasie voor de ka verspilling van energie en dikwijls wordt er ernstige schade door aangebracht. Zo worden fantasielichamen in het leven geroepen, die door de ka en de aufu voor hun eigen lichamen gehouden kunnen worden. Bovendien wordt de ka hierdoor belemmerd in zijn andere belangrijke taak, namelijk het leren kennen van zijn eigen psychische gesteldheid.

De ka moet kennis verwerven van zijn eigen lichaam en daarmee van het lichaam van de aufu; bovendien moet de ka onderscheid maken tussen zichzelf en het onbewuste. Maar de ka moet ook zijn eigen psyche leren kennen en hiervoor is het noodzakelijk om deel te nemen aan activiteiten die niet altijd directe beloningen opleveren. Het gaat hierbij om zelfobservatie, concentratie, het versterken van de mentale vermogens en het beheersen van de gebruikelijke doelloze afdwalingen en fantasieën van de psyche. Er moet voor gezorgd worden dat de psyche, het 'innerlijk' van de ka, het voedsel en het milieu krijgt, die voor haar gewenst zijn; de ka moet dit zelfs eisen.
In de Inwijdingsscholen uit de oudheid werd er nauwlettend op toegezien, dat dit Werk van de ka aan zichzelf zoveel mogelijke interessante en veelbelovende aspecten vertoonde. Niettemin vielen de meeste kandidaten af, omdat ze niet over voldoende discipline beschikten. Maar de psyche van de ka moet nu eenmaal meer kracht verwerven ten opzichte van haar eigen wereld, wil zij in staat zijn om noodzakelijke werkzaamheden ten dienste van de andere ijle lichamen te verrichten. De ka van de persoon die voor die Weg heeft gekozen, moet binnen de grenzen van zijn eigen mogelijkheden het ideaal van 'een gezonde ziel in een gezond lichaam' benaderen. Als hij faalt, kan de persoon niet verder komen en zal hij op het eind, om de woorden van Gurdjieff te gebruiken, sterven als een hond.

terug naar de Inhoud

3. De haidit
De haidit of Schaduw kan (bij benadering) gelijk worden gesteld met wat we tegenwoordig 'het onbewuste' noemen, met inbegrip van (een gedeelte van) het 'collectieve onbewuste'. Het is het lichaam waarmee het onbewuste ervaren wordt en het onbewuste vormt de wereld van dit lichaam. De term 'schaduw' duidt op toepasselijke wijze aan, dat men op deze gebieden dichter komt bij de dimensie van de 'noumena', (meervoud van noumenon, een filosofische term die op het rijk van ideeën, van essenties wijst), met andere woorden dat de wereld van de haidit of gedeelten daarvan, de wereld van de 'schaduwen' is die door meer essentiële, wezenlijke realiteiten geworpen worden. Dit is anders dan bij de wereld van de aufu en de ka, die verstoken blijven van elke directe kennis van essentiële of hogere realiteiten, hoewel ze daar wel door beïnvloed worden.
De voornaamste taak van de haidit of de persoon op de Weg is zichzelf te onderscheiden van de 'lagere' lichamen, maar daarmee tegelijk een functioneel geheel te vormen. Dit laatste wordt altijd bedoeld met integratie; het is nooit de bedoeling dat een 'hoger' lichaam of een hogere vorm van bewustzijn de andere lichamen en vormen van bewustzijn in zich opneemt, absorbeert. De lichamen en hun psychische centra blijven bestaan, maar de wisselwerkingen leveren minder conflicten op, naarmate ze meer een geheel gaan vormen. Zolang de persoon zich nog beschouwt als een 'verruimd bewustzijn', dat zich toegang kan verschaffen tot onbewuste processen, is er geen sprake van echte integratie: het criterium voor dit laatste is, dat de persoon zich gelijktijdig bewust is van de drie lichamen.
Als de elkaar bestrijdende niet-menselijke krachten niet in de mens aanwezig zouden zijn, zou een bijna volledige harmonie van waarlijk geïntegreerde lichamen bereikt kunnen worden. Maar noch Chaos noch Kosmos kunnen een vorm van eenwording aanvaarden, waardoor de één of de ander machteloos zou worden; volledige afwezigheid van conflicten en ongewenste wisselwerkingen tussen de drie lichamen is dus een ideaal, dat nooit gerealiseerd wordt.

De haidit kan 'in' de lichamen van de aufu en zijn Dubbel kijken en ze ook op andere manieren van binnen waarnemen; hij kan ze ook van buiten observeren. Zijn eigen Lichaam is in hoge mate door hem zelf geschapen, hoewel de keuzen die hierbij een rol spelen verre van vrij zijn. Hij is dus in staat om voor zichzelf een lichaam na te bootsen en te vervaardigen, dat een ruwe gelijkenis vertoont met het lichaam van de aufu en ook, maar op nog minder authentieke wijze, kan hij de wereld van de aufu nabouwen; beide, lichaam en wereld, zoals ze feitelijk zijn en zoals ze door de ka opgevat worden. De haidit kan voor zichzelf ook andere lichamen creëren, in elke gedaante die hij zich kan voorstellen. Zo kan hij ook elke wereld scheppen die in zijn verbeelding opkomt en die wereld volledig ervaren. Hij is wat de ka noemt, een 'kunstenaar'. Hoewel het 'creëren' tot zijn natuurlijke functies behoort, op dezelfde wijze als de aufu ademhaalt, waarneemt of afscheidingsstoffen produceert. De haidit is hedonistisch van aard, dat wil zeggen bij al zijn handelingen op het beleven van plezier gericht; tenzij de wil van de ka sterk ontwikkeld is, zal de wil van de haidit zwak zijn. Wat tot gevolg heeft dat deze laatste vatbaar is voor allerhande suggesties. Men moet echter niet denken dat de haidit alleen maar irrationeel van aard is, verre van dat, zijn mentale krachten kunnen, bij juiste ontwikkeling, ver uitstijgen boven die van de ka.
De haidit kan het best bereikt en bewerkt worden door het bewustzijn van de ka te veranderen, zodat deze laatste niet langer ervaren wordt en schijnbaar ophoudt met functioneren. Als de ka op deze wijze 'uitgeschakeld' is, wordt het persoonlijke veld van bewustzijn 'bezet' door de haidit, waarmee dan een directe wisselwerking onderhouden kan worden, met daarbij behorende richtlijnen en lessen. De haidit kan dan instructies krijgen om het soort Werk aan zichzelf te verrichten, dat vooraf moet gaan aan het verkrijgen van die kennis van zichzelf en zijn wereld die nodig is om als deel van een geïntegreerd, groter geheel te functioneren - dat wil zeggen, van een persoon die over een vollediger bewustzijn beschikt.

De gids of leraar van de haidit op de Weg geeft leiding aan een langdurig onderzoek van het onbewuste, dat 'verruimend' en 'verdiepend' moet werken; de haidit is bij dit onderzoek echter actief betrokken, anders dan de ka bij zijn eigen onderzoek en speelt slechts zelden alleen maar een toeschouwersrol. De haidit leert hoe hij de tijd kan 'manipuleren', zodat in zijn wereld weken, maanden en zelfs jaren van onderzoek verricht kunnen worden binnen een tijdsbestek, dat in de wereld van de ka, met zijn klokketijd, slechts minuten duurt. Het onbewuste heeft echter een zodanige omvang en er is zoveel werk te doen, dat voor de voltooiing van de activiteiten toch meestal nog jaren van de ka-tijd nodig is.
De haidit brengt als onderzoeker het terrein in kaart, bekijkt en bestudeert de gehele 'flora en fauna', en breidt op andere wijzen de kennis van zijn wereld uit. Een wereld die niet alleen omvangrijk, maar ook ongelooflijk gevarieerd is. De haidit leert door dit alles op vele verschillende manieren en in vele verschillende situaties te functioneren. Geleidelijk wordt hij blootgesteld aan ervaringen die hij in het begin niet zou kunnen uithouden en die hij meestal weet te vermijden als hij zonder begeleider is. De haidit mag ook genieten van de zeer bijzondere genoegens die zijn wereld hem kan verschaffen en wel in een mate en variatie die hij waarschijnlijk nooit zelf had kunnen bereiken. De haidit is namelijk normaal gesproken te 'lui' om zich in de diepten en tot aan de uiterste grenzen van de Schaduw-wereld te wagen. Hij is tevreden met minder spectaculaire pleziertjes aan de oppervlakte en bij het centrum van zijn wereld en vermijdt op die wijze tevens de grotere gevaren. De genoegens die hem worden verschaft, zijn beloningen voor zijn krachtsinspanningen vormen een compensatie voor de angst en de pijn die hij óók moet ondergaan. De begeleider moet inspelen op de hedonistische motieven van de haidit door erop toe te zien, dat de plezierige ervaringen de negatieve ervaringen overtreffen. Uiteindelijk moet de haidit geconfronteerd worden met ervaringen die vroeger tot paniek, waanzin, en zelfs dood geleid zouden hebben.

Een gedeelte van dit onderzoek voltrekt zich tegelijk met de activiteiten die de ka verricht om zijn eigen bewustzijn te ontwikkelen. Het moet verricht worden vóórdat de wil van de ka zoveel sterker is geworden, dat de haidit erdoor beïnvloed wordt en niet meer in voldoende mate suggesties kan ondergaan. Er moet een subtiel evenwicht gehandhaafd worden, zodat de haidit zijn eigen wil kan ontwikkelen en zijn eigen mentale krachten leert gebruiken, zonder belemmerd te worden door veranderingen in de ka. Als de wil van de haidit en enkele andere weinig ontwikkelde mentale factoren sterk genoeg zijn, kan het werk met de ka voltooid worden. Daarna zal de haidit, mits het werk op de juiste wijze verricht is, vrijwillig en zelfs graag met de ka samenwerken bij verdere onderzoekingen en zelfontwikkeling.

De haidit krijgt een aantal verschillende dingen te leren. We hebben al genoemd het onderzoeken van gedeelten van het onbewuste (geenszins het gehele onbewuste, maar in elk geval genoeg om Werk op het 'hogere' niveau van de khu mogelijk te maken), het ontwikkelen van zijn wil, en het leren gebruik maken van andere mentale faculteiten; daarnaast wordt de haidit geleerd hoe hij zijn krachten dient te gebruiken om een constructieve wisselwerking met de aufu en de ka te kunnen onderhouden. Er wordt speciaal voor gewaakt, dat de haidit geen verwarring en conflicten aanbrengt in de bewuste psyche (van de ka) en dat hij geen negatieve effecten in het fysieke lichaam oproept. De haidit leert ook hoe hij samen met de ka problemen kan oplossen, waardoor de ka 'creatiever' en 'intelligenter' wordt en hij leert hoe hij genezingsprocessen en andere gunstige veranderingen in zowel ka als aufu op gang kan brengen. De mogelijkheid van het onbewuste om in te grijpen in de werking van de bewuste psyche en goede of slechte veranderingen in het lichaam aan te brengen, is duidelijk aangetoond. Het onbewuste verricht dit soort ingrepen voortdurend en heeft een veel grotere invloed op het leven van de gemiddelde persoon dan de bewuste psyche op zichzelf ooit kan uitoefenen. Maar als 'het onbewuste (gedeeltelijk) bewust gemaakt is' en de integratie met de lagere lichamen voltooid is, is de weg vrij gemaakt voor een eenvoudiger, maar toch krachtiger vorm van interactie tussen het bewuste en het onbewuste. Daarbij komt dat deze samenwerking nu gekozen en op intelligente wijze gebruikt kan worden.

Mythe
De eigenlijke activiteit van de haidit binnen zijn wereld is het uitwerken van een 'mythe', het creëren van een 'kunstwerk'; deze mythe wordt zowel van binnenuit als van buitenaf aangebracht, begint zich in de jeugd van een persoon te ontvouwen en blijft werkzaam tot zijn dood. Soms lijkt de mythe te veranderen, maar dat is een illusie. Pas als de integratie met de khu, de sahu of beide, tot stand is gekomen, is de persoon werkelijk in staat om zijn mythe te wijzigen, als hij dat tenminste wenselijk acht.
Deze mythe vormt de 'betekenis' van het leven van een persoon en als hij te vroeg op de hoogte komt van de inhoud van de mythe, kan dit zijn (noodzakelijke) illusie van zelfstandigheid vernietigen en hem in een toestand van hopeloosheid brengen. Een kenmerk van een leraar of begeleider is, dat hij de mythe kent lang voor de leerling deze kent en de leraar moet besluiten wanneer hij de mythe aan de leerling zal onthullen. Als de leerling de Weg begaat, zal hij eens de mythe moeten leren kennen, maar alleen als hij daarvoor rijp is en in staat is om de mythe te veranderen als dit nodig is.

Archetype constructief
Een gedeelte van het Werk op het niveau van de khu bestaat uit het kiezen van een nieuwe mythe of het op bewuste wijze verder gaan met de gegeven mythe. In beide gevallen is dan sprake van werkelijke en niet denkbeeldige, vrijheid; het Werk is er nu op gericht om de mythe en zijn constructieve of destructieve potenties in sterkere mate te realiseren. De persoonlijke mythe heeft een 'richtinggevend archetype' (archetype opgevat als een symbolisch patroon of model, een 'idee' die de mythe als het ware karakteriseert of samenvat) en als men de mythe wil wijzigen, moet men binnen de haidit de strijd met dit archetype aangaan; dikwijls moet zijn symbolische vorm vernietigd worden. Als de Schaduw deze strijd begint zonder over de krachten van de khu te kunnen beschikken, zal hij bijna onvermijdelijk falen en zal de persoon ernstig, zo niet dodelijk, letsel oplopen. Als het archetype echter constructief van aard is, zodat de mythe ook constructief is, kan het de persoon dienstig zijn als bondgenoot, de leraar in de haidit en op veilige en nuttige wijze gehanteerd worden; dit is wat sommige psychologische, occulte en andere stromingen die zich met genezing en ontwikkeling bezighouden, in feite doen.
Dat het archetype 'constructief' is, betekent echter nog niet dat de mythe de persoon waardig is - het is mogelijk dat die mythe toch veranderd moet worden om de persoon in staat te stellen op grotere schaal van zijn mogelijkheden gebruik te maken.
De mythe die door de haidit in zijn wereld wordt 'geleefd', bepaalt in grote trekken en ook in vele details het bestaan van de ka. De inhoud van deze mythe kan dus indirect uit observatie van de ka worden afgeleid en rechtstreeks door de haidit bewust te maken en het functioneren van deze laatste in zijn wereld gade te slaan, met andere woorden, zijn gedragingen en ervaringen te bestuderen. Maar, we herhalen het nog eens, in de meeste gevallen dient de mythe voor de persoon verborgen te blijven tot hij rijp is om de khu en diens wereld te ervaren: tot op dat ogenblik kan de mythe niet veranderd worden.
De persoon is gereed voor Werk op het niveau van de khu, als hij op bewuste wijze onderscheid kan maken tussen het fysieke lichaam, de bewuste psyche en het onbewuste (dat nu in voldoende mate in het bewustzijn is opgenomen) en als hij dat tegelijkertijd en met behoud van de integratie van de functies van de verschillende lichamen, kan doen.

Een van de vormen waardoor de schaduw, de dubbel van ka wordt gesymboliseerd, is een simpele zwarte parasol, die duidt op seksuele energie. Teneinde de reis voorbij het graf te kunnen volbrengen, moest de dode de energie verwerven tijdens het begrafenis-ritueel. Men ziet duidelijk het verband tussen de zwarte schaduw en het schaduwgebied dat een onderwerp is van de moderne psychologie van Jung.

terug naar de Inhoud

4. Khu: het 'magische lichaam'
De lichamen die bij het 'echte' magisch-religieuze Werk betrokken zijn - khu en sahu - kunnen als het 'hogere onbewuste', zowel collectief als persoonlijk, opgevat worden. Het 'Huis van het Leven' van de oude Egyptenaren en andere Mysterie- of Inwijdingsscholen, stelden zich ten doel om deze lichamen bewust te maken en die lichamen vervolgens tot een functioneel geheel met de 'lagere' lichamen om te vormen. Het bewust maken van de khu en het ontwikkelen van zijn krachten kwamen tot stand door middel van praktijken, die we nu als religieus of spiritueel aanduiden. (In feite gaat het hier om een kwestie van nadruk op het een of het ander, want in zowel het Werk met de khu als met de sahu, zijn magische en spirituele elementen gecombineerd). Als een mens deze hogere lichamen bewust heeft gemaakt, leeft hij tegelijk in twee verschillende werkelijkheden: hij handelt in de alledaagse wereld en hij staat in wisselwerking met de neters, waarbij hij deelneemt aan de gebeurtenissen in hun bovennatuurlijke wereld.
De wereld van de khu is in wezen een School en een Tempel. Als een mens eenmaal op dit niveau van bewustrijn is aangekomen, heeft hij in het vervolg een neter - God of Godin - als voornaamste Leraar. Als een menselijke leraar hem zover heeft gebracht, is het heel goed mogelijk dat deze nog bij het Werk assisteert, maar zijn rol is ondergeschikt. De goddelijke Leraar kan ook door andere neters bijgestaan worden, maar die nemen dan eveneens een ondergeschikte plaats in. De leerling is, door middel van de psychospirituele zintuigen waarover hij kan beschikken, als de khu bewust is gemaakt, in staat om de werkelijkheden die zijn Leraar voor hem oproept, zo volledig mogelijk te ervaren. Het hangt van de kwaliteit van het Werk af of de khu bewust blijft. Men kan heel goed 'mislukken' in de School - het 'hogere bewustzijn' gaat dan verloren en van de wereld van de khu blijft niets dan een vreemde, wonderbaarlijke herinnering over.

Voor de ontwikkeling van de khu worden vele methoden en systemen gebruikt. We noemen er een aantal: ware rituele en ceremoniële magie, waarbij gecompliceerde en machtige symboolsystemen worden toegepast; hekau (machtswoorden): geluiden die bewustzijnsveranderingen teweegbrengen; gebaren, houdingen en gewijde bewegingen; middelen om centra en energiesystemen van de ijle lichamen te activeren; diagnose en genering van ijle lichamen; aanvals- en verdedigingsmethoden; gedaanteveranderingen van de lichamen (metamorfose), psychospirituele alchemie; filosofie en theologie van Kosmos en Chaos; middelen om in relatie te treden tot de neters. Aanvankelijk wordt de magiër geleerd om uitsluitend in de wereld van de khu en het lichaam van de khu te functioneren. Later wordt de 'hele persoon' (uitgezonderd, op dit niveau van het Werk, de sahu) erbij betrokken; dit houdt bijvoorbeeld in, dat de gewijde bewegingen, gebaren en houdingen door de vier lichamen gelijktijdig uitgevoerd worden. De integratie van de lichamen wordt op deze wijze bevorderd en ook kan het Werk in de werelden van de minder ijle Lichamen op doelmatiger wijze uitgevoerd worden.

De houdingen, bewegingen en andere methoden worden tevens gebruikt om leerlingen van lager niveau te helpen bij hun pogingen om hogere bewustzijnstoestanden te bereiken. Zo wordt bij Yoga het bewustzijn op centra (chakras) gericht, die alleen in de khu- en sahu-lichamen aangetroffen worden, in de hoop dat de ijle centra hierdoor geactiveerd worden - een handelwjze die weinig vruchtbaar is. De Yoga-houdingen (asanas) zijn in dit opzicht doeltreffender en leggen een grondslag voor hogere ontwikkeling. Hoewel Yoga vele goede kanten heeft, bestaan er ongelukkigerwijs alleen nog maar fragmenten van de oorspronkelijke Yoga-leer; vele belangrijke gedeelten ontbreken en de psychofysische (op wisselwerking tussen en gemeenschappelijke ontwikkeling van het psychische en het lichamelijke) gerichte methoden van de Weg vormen een completere aanpak van de integratie en het bewust maken van de lichamen en hun psychische centra. Bovendien wordt in het meeste Yoga-onderwijs een vooroordeel tegen siddhis aan de dag gelegd en dat zijn nu juist de krachten die de khu moet verwerven en ontwikkelen om zichzelf te realiseren en het geschikte werk te verrichten, met inbegrip van de voorbereidingen voor het tot een geheel verenigen van de khu en de sahu. Evenals andere spirituele bewegingen van onze tijd is Yoga gericht op het bereiken van de bewustzijnstoestanden die op het niveau van de sahu mogelijk zijn, zoals samadhi, nirvana en dergelijke. Op zijn best worden deze toestanden benaderd, want er is niet voldoende werk verricht op het gebied van de khu. Aanhangers van deze stromingen hebben ook uit het oog verloren dat de siddhis, die in de 'gewone' wereld gemakkelijk misbruikt kunnen worden, essentiële hulpmiddelen zijn voor het belangrijkste Werk, namelijk de wisselwerking met de neters en deelname aan de Oorlog in de Hemel. Zo zijn ook 'toestanden' als Nirvana, Samadhi, Kosmisch Bewustzijn, Verlichting slechts middelen waarmee de sahu beter in staat wordt gesteld om zijn eigen, grotere Werk te verrichten.

De 'magie' van de khu en de 'spirituele praktijken' van de sahu bestaan eenvoudig uit psychologische, psychofysische en psychospirituele methoden, die toegepast kunnen worden op 'bewustzijnsniveaus' die in de gewone psychologie niet aan de orde komen en waarvan het bestaan ontkend wordt. Zoals vele mensen niet in de ongelooflijke rijkdom van het onbewuste geloven. Totdat zij deze in trancetoestanden of onder invloed van drugs ervaren, gelooft men ook niet in het bestaan van nog verder weg gelegen en hogere gebieden van het onbewuste, totdat ook deze, met daartoe geschikte middelen, bewust worden. Dit ongeloof komt louter uit onwetendheid voort, die weer berust op gebrek aan rechtstreekse ervaringen. Het Werk met de khu maakt duidelijk dat deze gebieden werkelijk bestaan en leidt tot verruiming van inzicht in wat is. Totdat de persoon dit bereikt heeft, is hij afgesneden en vervreemd van zijn eigen ?Hogere Zelf? en hogere vermogens en is hij, wat hij verder ook bereikt moge hebben, 'spiritueel dood'.

De persoon die tot integratie van het fysieke lichaam, de bewuste psyche (ka) en het persoonlijke onbewuste (haidit) is gekomen, is al ver genoeg gevorderd om zich in sterke mate te onderscheiden van minder ontwikkelde mensen. Het is bijna zeker dat hij een rijk en produktief bestaan leidt en hij zal dicht genoeg bij de hogere werkelijkheden leven om geen spirituele dood te duchten te hebben. Zijn leven zal een duidelijke betekenis hebben, wat helaas van de meeste mensen niet gezegd kan worden.

Als helemaal geen doeltreffend Werk verricht is - geen integratie van lichaam en psyche, geen onderzoek van het onbewuste - gaat de persoon slaapwandelend door het bestaan en zijn alleen zijn gedaante en zijn mogelijkheden 'menselijk'. Praktisch gesproken is hij een humanoïed, een mechanisch handelend wezen, dat er alleen maar uitziet als een 'mens'. Als men dieper kijkt, ziet men dat de wereld van de khu bij hem stil en onbeweeglijk is, als het ware levenloos. Het khu-lichaam ligt er werkeloos en slaperig bij, terwijl het in zijn dromen de essentie van de mythe beleeft, die voor die persoon de betekenis van het bestaan uitmaakt.
De Tempel en de erbij behorende School zijn leeg, behalve wat betreft dit lichaam en een aantal vormen die op standbeelden lijken, die Goden en andere wezens voorstellen. Dit is de verborgen, onontwikkelde, 'afwachtende' wereld van de persoon, die geen kennis heeft van de hogere werkelijkheden en 'spirituele' Krachten.
Lichaam en wereld van de khu kunnen op intense en vibrerende, op goddelijke en ontzagwekkende wijze tot leven komen, maar alleen als ze door middel van het Werk tot leven worden 'gewekt'. Anders blijven de neters, die Leraren hadden kunnen zijn, slechts sculpturale voorstellingen en de Tempel en de School blijven zwijgen als het graf. Als al het Werk met betrekking tot de minder ijle lichamen verwaarloosd wordt en als van deze lichamen in hoge mate misbruik wordt gemaakt, sterft de persoon een spirituele dood en de khu droomt zelfs niet langer de essentie van de mythe. Daarmee gaat de betekenis van het leven helemaal verloren en er treedt een innerlijke leegte op die meer verschrikking inhoudt dan een zinloze en destructieve mythe. Het is zelfs mogelijk dat een dergelijk bestaan telkens opnieuw geleefd moet worden. Dit bedoelde Gurdjieff, van wie vele leringen in het oude Egypte wortelden, toen hij zei dat de persoon die er niet in slaagt het Werk aan Zichzelf te verrichten, zal sterven als een hond.

terug naar de Inhoud

5. Sahu: het 'geestelijke lichaam'
De wereld van de sahu ligt bijzonder dicht bij de wereld van de neters of meer precies uitgedrukt: bij de gebieden van de Evolutionaire Orde of 'Geest'; en van de Goddelijke Metaeidolons, 'beelden', 'afspiegelingen' van de Goden en Oer-Goden van Kosmos.
De 'zwarte' magiër is degene, die door middel van zijn magie deze posities van lichamen en werelden ten opzichte van elkaar omkeert, zodat zijn eigen sahu-wereld nauw grenst aan de gebieden van Wanordelijke Materie en de Demonische Metaeidolons; deze laatsten weerspiegelen de Boze Goden van Chaos. Op deze wijze is het mogelijk, dat zich zeer omvangrijke wisselwerkingen voltrekken tussen de magiërpriesters of -priesteressen op het niveau van de sahu en de Krachten die door deze priesters gediend worden.
De neters, waarmee degene die de Weg van de Vijf Lichamen volgt op het niveau van khu en sahu rechtstreeks in contact staat, zijn de Godin Sekhmet en de Acht (Goden en Godinnen) die met Sekhmet optrekken; verder ook de halfgoden, geesten en andere wezens tussen Goden en mensen in.
De tegenstander is Seth, de Oer-God van Chaos; ook met hem zijn Machten en Rijken verbonden. Sommige van deze Krachten voeren binnen elke menselijke dimensie strijd en zijn altijd in lichaam en psyche, persoonlijkheid en wezen, van elk individu aanwezig. Pas op hogere niveaus van bewustzijn kunnen ze tot op zekere hoogte naar hun eigen aard onderkend worden, kan men ze onderscheiden van het eigen psychofysische en psychospirituele zelf en vriendschap met ze sluiten of ze bestrijden.

De neters openbaren zichzelf slechts zeer geleidelijk door middel van hun afspiegelingen, 'vertegenwoordigers' ; eerst komt het khu-lichaam met ze in aanraking, daarna het sahu-lichaam. Beide lichamen hebben zintuigen en bewustzijn die op 'imaginatie', verbeeldingskracht berusten en met dit 'zintuig' van de verbeelding (zie eerder in dit artikel) nemen ze de (beelden van de) neters waar. Een mens moet in voldoende mate voorbereid zijn op een dergelijk contact met de ander, die zichzelf onthult; deze voorbereiding voltrekt zich door steeds voortschrijdend Werk, dat in toenemende mate elk onderdeel en aspect van zijn wezen doordringt en beïnvloedt. Ook zonder deze voorbereiding kunnen er korte, flitsende ervaringen van de hogere werkelijkheden optreden. Vele mensen ontvangen dergelijke 'tekens', 'aanduidingen' en maken op vaak schokkende wijze kennis met de Krachten, waarmee de khu en de sahu hun Werk verrichten. Er is dan sprake van 'invallen' of 'invasies' en van 'paranormale verschijnselen', die opmerkelijk genoeg zijn om een vraagteken te zetten bij de gebruikelijke opvattingen over de 'alledaagse werkelijkheid'; verder heeft men soms de ervaring van 'Genade', zoals dat in religieuze terminologie genoemd waordt.

Al deze belevingen herinneren ons aan of verwijzen ons naar 'iets' dat buiten en boven de gewone wereld ligt (Engelsen noemen dit zo fraai: a something beyond), het zijn tevens 'lokmiddelen' die ons aantrekken en ons soms zelfs dwingen om datgene wat ze in flitsen onthullen te leren kennen. Een onontwikkeld persoon (onontwikkeld in de zin van gebrek aan kennis van de Weg en het Werk) zou het soort verschijnselen en manifestaties die deel uitmaken van het Werk van de khu en de sahu echter nooit langdurig achter elkaar kunnen ondergaan, temeer niet omdat deze ervaringen van 'numineuze' aard zijn, goddelijk-fascinerend en demonisch-angstwekkend tegelijk. We hebben te maken met intense, zeer sterk variërende energieën en gevoelens, met overweldigende ervaringen van 'het Andere', met bovennatuurlijke schoonheid en afgrijselijke verschrikking - kortom met de onheilspeIlende en ontzagwekkende, afstotende en verlokkende, liefdevolle en wraakzuchtige aspecten van de Tegenwoordigheid van de neters.

Als het Werk van de khu voldoende gevorderd is, ontvangt hij een inwijding en daarna is hij (de khu) in staat bepaalde werkzaamheden te verrichten waardoor de sahu bewust gemaakt wordt. Het Werk dat de sahu verricht, onderscheidt deze van de khu en de andere lichamen (differentiatie) en de sahu kan nu een functioneel geheel met die andere lichamen vormen (integratie). Daarna kan het 'hoogste' Werk in elk van de vijf menselijke dimensies - de gebieden van de Vijf Lichamen - tot stand gebracht worden. Niet dat het Werk ooit voltooid is, of dat de mogelijkheden van de mens ooit in hun geheel gerealiseerd worden, maar het ideaal kan in elk geval dichter benaderd worden dan met elk soort mindere inspanning het geval is. Om de rijkdom aan menselijke mogelijkheden volledig te actualiseren en vooral te beheersen, zijn niet enkele tientallen, maar vele honderden jaren van Werk door de geïntegreerde Vijf Lichamen noodzakelijk.

terug naar de Inhoud

ad 5. Sekhem (Kracht of Macht)
De sahu zet veel van het Werk voort, dat door de khu begonnen is en voegt hieraan bovendien ander Werk toe, dat niet door de khu verricht zou kunnen worden. Dit 'Geestelijke (of Spirituele) lichaam' is zeer goed in staat (en dit is de belangrijkste eigenschap van de sahu) om zichzelf 'voort te bewegen' langs het gehele spectrum van het bewustzijn, steeds opstijgend totdat hij uiteindelijk bewustzijnstoestanden kan ervaren, die anders alleen maar geschonken kunnen worden door de neters. Een zeer belangrijke plaats neemt hierbij kundalini in, zoals sommige scholen een 'energiesysteem' noemen, dat in de egyptische metapsychologie gelijk werd gesteld met de Godin Sekhmet. Door 'Kundalini te laten opstijgen' - iets wat alleen de sahu kan doen, hoewel lagere lichamen deze ervaring trachten na te bootsen - worden de hersenen van het fysieke lichaam in een andere toestand gebracht, zodat ze veel intensiever gebruikt kunnen worden. Dit heeft weer ten gevolge, dat de krachten van alle lichamen groter worden. Daarna kan de sahu, als het Werk op de juiste wijze uitgevoerd is, sekhem (Kracht of Macht) verwerven. Sekhem is de meest omvattende en ontzagwekkende kracht waarover de mens kan beschikken; hij stelt degene die hem bewust kan hanteren in staat om zowel in de menselijke werkelijkheid als in relatie met de neters op zodanige wijze te functioneren, dat niet-ingewijden dit alleen maar 'bovenmenselijk' zouden kunnen noemen.
Het sahu-lichaam is, als het niet opzettelijk veranderd is, transparant en lichtgevend; dit betekent, dat de symbolische centra en energiesystemen van de sahu duidelijk gezien kunnen worden. Het lichaam van de sahu bestaat, evenals diens wereld, uit de ijlste substantie die op de menselijke gebieden wordt aangetroffen; dit leidt ertoe, dat de Ziel (ba) zijn intrek neemt in het lichaam van de sahu. De sahu is door deze bijzonder grote ijlheid in staat om op te lossen in en samen te smelten met de substantie van zijn wereld. Dit is de authentieke 'mystieke ervaring' (ook hier doen zich weer nabootsingen en benaderingen voor), die door sommige religieuze en spirituele stromingen verkeerdelijk opgevat wordt als een samensmelting met de Goddelijke Substantie, God, of de Zijnsgrond. Dat is het niet, maar het is wel een indrukwekkende ervaring, die soms tot transformafie of gedaanteverandering van de sahu leidt.
Na de 'ontbinding' is het mogelijk, dat het lichaam zich op een wijze reorganiseert, die superieur is aan de vroegere opbouw. Dit heeft niet alleen invloed op de sahu, maar ook op één of meer van de andere lichamen. De authentieke 'mystieke ervaring' heeft op zichzelf een gunstige uitwerking, en vormt een van de aspecten van de psychospirituele alchemie die door de khu en de sahu beoefend wordt; deze 'alchemie' heeft de radicale omvorming van de persoon als uiteindelijk doel. Deze omvorming betekent ook, dat elk van de 'lagere' lichamen beter in de gehele persoon geïntegreerd wordt en een grotere ijlheid verkrijgt.
De sahu gaat ook uit zichzelf 'over' in andere bewustzijnstoestanden en ervaringsgebieden, die in de literatuur van verschillende religies genoemd worden. Hiertoe behoren bijvoorbeeld Samadhi, Nirvana, Satori en vele andere toestanden, die alle tot versterking van de sahu leiden en zowel zijn Werk 'in de wereld' als met de neters bevorderen.
Dergelijke ervaringen, als men ze tenminste niet verkeerd uitlegt - blijvoorbeeld als doelen op zichzelf - bieden een ruimer perspectief op de werkelijkheid, zijn behulpzaam bij het afbreken van overtuigingen en opvattingen die een belemmering voor de persoon betekenen, bevorderen het psychospirituele alchemistische proces en leveren nog andere voordelen op. De inspanning die nodig is om deze ervaringen te bereiken, stelt de sahu en de hele persoon echter bloot aan vormen van lijden en gevaren, waarvan sommige in elk geval onvermijdelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de zogenaamde 'Donkere Nacht van de Ziel' en verschillende andere ervaringen van angst, wanhoop, verwarring en ziekten van lichamelijke en psychische aard (in één of meer van de lichamen, maar niet in de eigenlijke Ziel). Maar ook deze aandoeningen maken de persoon sterker, mits hij ze overwint; ze vergroten de mogelijkheid dat hij 'eens' in Vijf Werelden tegelijk verblijft.
De sahu kan de niet-menselijke gebieden van de Evolutionaire Orde en de Wanordelijke Deeltjes en die van de Goddelijke en Demonische Metaeidolons waarnemen, maar er niet in binnentreden. Aan khu en zelfs haidit worden soms 'visioenen' van deze gebieden gegund, maar de sahu kan ze
waarnemen met al zijn zintuigen en verricht in wisselwerking met de neters Werk dat invloed op deze gebieden uitoefent. De sahu maakt door middel van zijn waarnemingen van deze gebieden zijn liefde voor zijn bondgenoten (Kosmos of Chaos) sterker, evenals zijn afschuw van de Antagonist. We hebben het nu over de sahu, die nog geen integratie met de andere vier lichamen bereikt heeft. Als deze integratie wel heeft plaatsgevonden, als alle vijf lichamen een functioneel geheel vormen, handelt de persoon, hoewel dit nog altijd in een van de menselijke dimensies gebeurt, in dit geval de sahu-wereld.
Ondanks de overdreven aanspraken die sommige religies maken, treedt de mens nooit buiten de menselijke dimensies; hij zou zelfs een rechtstreeks contact met de verschijningen of representanten van de neters in hun veel ijlere werelden niet kunnen overleven. Het is zonder meer absurd om over rechtstreekse, onmiddellijke kennis van God of het Goddelijke te spreken; in het beste geval is dat een uitvloeisel van onwetendheid en zelfbedrog. Nadat het onderscheid tussen de vijf lichamen is aangebracht en de integratie voltooid is (technisch aan te duiden als het proces van differentiatie/integratie (ontwikkeling/hereniging)), gaat de priester-magier of magiër-priester verder met zelfontwikkeling en ander Werk, waarbij hij opstijgt in de Hiërarchie tot aan de inwijdingsniveaus die hij uiteindelijk zal bereiken. Het is mogelijk dat hij zijn Werk hoofdzakelijk 'in de wereld' verricht, misschien als Leraar of in een andere positie waarin hij gunstige invloed kan uitoefenen met zijn magisch-spirituele krachten, zoals bedrijfsleven, politiek, media, enzovoort; het is ook mogelijk dat hij zijn Werk bijna uitsluitend in samenwerking met de neters verricht, het zogenaamde 'Innerlijke Werk'. In beide gevallen zal de magiër-priester of priesteres in het geheim werken, tenzij hij of zij een andere opdracht krijgt. Degenen die dicht bij de persoon staan, kunnen enig vermoeden hebben van wat hij doet, maar bijna nooit is er sprake van 'openbaar' Werk. Er zijn enkele uitzonderingen: soms treedt een Leraar op, die bekend maakt waarmee hij bezig is en in heel zeldzame gevallen wordt iemand als Voorbeeld aangewezen. Als mensen niet voortdurend zouden 'slapen', zouden ze iemand die behoorlijk met het Werk gevorderd is, onmiddellijk herkennen. Dat dit niet het geval is, is een goede voorzorgsmaatregel, maar het doel van het Werk is deze herkenning te bevorderen.
Het zoeken naar een authentieke School en een Leraar op het niveau van khu of sahu wordt in sterke mate bemoeilijkt door het feit dat degenen die gevorderd zijn in het Werk, dit in alle stilte en bijna altijd in het geheim verrichten. Bovendien zijn er velen die anderen alleen maar voorspiegelen dat ze Kennis van het Werk bezitten; sommigen lijden zo sterk onder zelfbedrog, dat ze ook werkelijk geloven dat ze over die Kennis beschikken. Op elke Gurdjieff - de enige in het openbaar bekende authentieke Leraar van deze eeuw - zijn er duizenden valse leraren en miljoenen die in die leraren geloven, totdat de nutteloosheid van hun 'leringen' aangetoond wordt.

Er zijn een paar richtlijnen die behulpzaam zijn bij het herkennen van ware Leraren. Een dergelijke man of vrouw kan bijvoorbeeld herkend worden aan de bewuste wijze waarop hij of zij de diepzinnige en machtige 'mythe', dat hij of zij zelf gekozen heeft, in zijn bestaan uitwerkt. De integratie van de vier (of vijf) lichamen leidt ertoe, dat de Leraar een herkenbare aanwezigheid en kracht uitstraalt. Zelfs iemand die zichzelf slechts oppervlakkig observeert, kan constateren dat zijn bewustzijn verandert als hij in contact treedt met een Leraar. Men wordt beïnvloed, aangedaan, op een wijze die duidelijk 'anders' is, het is mogelijk dat men 'in trance gaat' of 'ontwaakt', of andere 'veranderde toestanden' ondergaat; de Leraar zal niet, zoals anderen doen, tot de ka van de persoon spreken, maar eerder tot de haidit, niet tot de bewuste psyche, maar tot het onbewuste. En de Leraar kan ook rechtstreeks tot de aufu spreken, tot diens hersenen en zenuwstelsels, of tot het fysieke lichaam als geheel; dit kan belangrijke gunstige (of destructieve) veranderingen in dit lichaam oproepen. Maar dat is het wezen van Onderwijs; het brengt zowel pijn als plezier en laat beelden en gebeurtenissen in het bewustzijn komen, die verdrongen of op andere wijze weggeborgen zijn. Spiritueel onderwijs onthult de grenzen die aan de vrijheid en groei van een persoon gesteld zijn en wekt honger op naar 'iets meer'. Men kan sommige van deze krachten aan valse leraren toeschriiven, maar dit gaat bij nadere observatie ten koste van de eigen persoon. De authentieke Leraar 'aanvaardt' of 'neemt' misschien krachten van anderen, maar hij of zij geeft daarvoor als de tijd gekomen is, veel meer terug dan gegeven en/of genomen was. Iemand die aan dergelijke criteria voldoet, is misschien een Leraar - degenen die zekerheid willen moeten de zaak nader onderzoeken. Ook moet men uitzoeken of de eventuele Leraar een dienaar van Kosmos of Chaos is en hem in overeenstemming met de eigen voorkeur accepteren of verwerpen. En verwacht vooral geen 'volmaaktheid'; een dergelijke perfectie kan, volgens een bijbeltekst, 'nergens aangetroffen worden'. De hoog ontwikkelde mens blijkt, naast zeer goede eigenschappen, ook grote fouten te hebben. Dit is onvermijdelijk voor iemand die 'groter dan het leven' is geworden. Zelfs van de 'Goden' dient men geen 'volmaaktheid' te verwachten; dit zou namelijk betekenen dat men dwaas genoeg is om Wezens als de neters met behulp van menselijke normen te 'beoordelen'.

terug naar de Inhoud

Het 'goede pad' en de 'paden van dwazen'
De egyptische metapsychologie, zoals die in de Weg van de Vijf Lichamen wordt uiteengezet, voert de kandidaat naar niveaus - de niveaus van khu en sahu - waar het Onderwijs niet door mensen wordt verricht, maar door de neters en wel in de eerste plaats de Godin Sekhmet. De Egyptenaren begrepen goed dat geen enkele menselijke Leraar, hoe opmerkelijk ook, het Werk in de Hogere Realiteiten onder hun hoede kan nemen: het kan daar alleen maar op effectieve wijze uitgevoerd worden, als de mens in wisselwerking staat met Wezens, wier inzicht boven het menselijke uitstijgt. Er zijn nog andere manieren om khu of sahu, hoewel niet beide, gedeeltelijk bewust te maken, methoden die ook kracht, soms zeer aanzienlijke kracht, opleveren. Maar het magische, occulte of spirituele Pad, dat niet leidt tot samenwerking met Hogere Krachten, voldoet niet aan de eisen. Het individu blijft een pion in de Oorlog in de Hemel en kan geen doeltreffende bijdrage leveren aan de noodzakelijke transformatie van de mensheid. Het ontbreekt hem aan wezenlijke bescherming en begeleiding en hij zal vele dwaze en gevaarlijke vergissingen maken. Om deze redenen worden in de metapsychologie, met de nodige compassie, maar onverbiddelijk, die magische of spirituele stromingen die zonder begeleiding van de neters werken, als 'Paden van Dwazen' aangemerkt.


terug naar het literatuuroverzicht






^