John Anthony McGuckin - Mystieke teksten van de woestijnvaders


Uitgeverij Ankh-Hermes bv, Deventer, 2003
ISBN 9020283014

[In Deel III Gnostikos, 67 wordt de mens als een geest aangeduid (Freek)]

Inhoud


prof. John Anthony McGuckin
Inleiding 7
Deel I Praktikos 19
Deel II Theoretikos 69
Deel III Gnostikos 115
Auteurs en tekstverwijzingen 175
Bronnen 188
Noten 199
    6. Vergoddelijking: 'God is mens geworden, opdat de mens vergoddelijkt worde'
Literatuur 202

Inleiding
Een gids voor het mystieke pad
Vroegchristelijke monniken hebben ons een omvangrijk werk van esoterische literatuur nagelaten, niet alleen rijk aan verscheidenheid, maar bovendien van hoogstaande kwaliteit, waar het hun diepzinnige mystieke leringen betreft. Toch is in onze hedendaagse wereld van deze spirituele literatuur over het algemeen niets of nauwelijks iets bekend. Door hun radicaal-eenvoudige, teruggetrokken manier van leven, konden deze monniken veel tijd besteden aan het minutieus verkennen van de stadia en vormen van het innerlijke leven van de menselijke geest.

In zekere zin maakten zij hun beroep van het in kaart brengen van de innerlijke reizen van de geest en formuleerden zij hun leer specifiek voor het onderwijs aan hun jongere volgelingen. Vaak ondernamen jongere monniken en soms ook nonnen reizen naar de monnikengemeenschappen in het oostelijk deel van het Romeinse Rijk, op zoek naar ervaren gidsen voor de geest (hoewel nonnen in de regel in een veilige kloostergemeenschap woonden). Al spoedig verwierven de besten onder deze spirituele meesters internationale faam, zodat zij volgelingen uit alle delen van de gekerstende wereld aantrokken.
Het duurde niet lang voordat de uitspraken van deze wijze leraren op schrift werden gesteld - soms door henzelf of nog tijdens hun leven door anderen. Ook werden ze soms uit de mondelinge overlevering verzameld, als een postuum gedenkschrift van hun leer.

Dit boek is een handzame bloemlezing van deze monastieke christelijke wijsheid; een beknopte selectie uit de enorme hoeveelheid leringen die tot op de huidige dag in de kloosters van de oosterse, christelijke wereld voortbestaan en worden onderwezen. Het boek werd in navolging van een eeuwenoud leerboek verdeeld in drie boeken voor drie stadia van transcendentie: Praktikos, Theoretikos en Gnostikos.
De ‘zinnen’ (‘zin’ was een term die in het Oud-Grieks verwees naar een gedachteformulering of alinea) zijn, ook volgens de oude traditie, geredigeerd in de vorm van drie centuriën, groepen van honderd aforismen. Iedere spreuk op zich is bedoeld als een bespiegelingsthema, in een tempo van één thema per dag. Vroeger werd de leerling geacht aan het begin van de dag zo’n spreuk uit het hoofd te leren en deze tekst op elk moment van stilte te herhalen.
Zulke hesychiae (verstillingsmomenten) werden door de monniken in vroege gemeenschappen (cenobieten) structureel gecreëerd rond de eenvoudige routinebezigheden waaruit het dagelijkse leven in afgelegen woestijngebieden bestond. De eentonigheid van een bezigheid als mandvlechten, een bezigheid die in veel monnikengemeenschappen werd beoefend, werd ‘gecombineerd’ met vaak herhaalde gebeden en momenten van overpeinzing van de spreuk van de dag.

Ons moderne leven is veel drukker bezet en veeleisender, maar zelfs in het leven van diegenen onder ons, die het heel druk hebben, komen hesychiae voor, zoals bij het wachten op het vertrek van een bus of trein, of als we een auto besturen, een eind wandelen of gewoon maar even een ogenblik stilzitten. Zulke ogenblikken zijn zeer geschikt voor het reciteren van een wijsheidsspreuk en de dialectische aspecten ervan het uitspinnen van de betekenisimplicaties: hoe we de betekenis al hebben ervaren; hoe de spreuk licht kan werpen op een waarheid inzake ons eigen hart of de problemen van een vriend of vriendin, of op de verborgen manieren waarop God onze zoekende geest wil helpen groeien.
Kortom, dit boek is niet bedoeld om het in één ruk van begin tot eind uit te lezen en het na pakweg een uur weg te leggen. We komen daartoe gemakkelijk in de verleiding, in een jachtige wereld die instant-begrip verlangt. (9) Het zou beter zijn als u dit boek als een frisbee ging gebruiken, dan er op die manier mee om te gaan. Bepaalde dingen, zoals spiritueel inzicht, moeten net als zaadjes van planten of bomen in hun eigen tempo kunnen ontkiemen, zich ontplooien en tot bloei komen.

Het vroege christendom
Naar ik hoop fungeert dit boek als een boeiend historisch voorbeeld van de esoterisch-spirituele leringen van de vroege christenen, onder wie zich veel meesters van het mystieke leven bevonden. Bovendien is het boek bedoeld als een praktische ‘handleiding’ voor hen die het verlangen koesteren de hogere paden van het mystieke weten in de christelijke tradities te bewandelen en, in een tijd waarin levende spirituele meesters moeilijk zijn te vinden, die behoefte hebben aan een ervaren gids die hen kan helpen zich te oriënteren.

Spirituele zoekers in de vroege kerk
De vroegchristelijke monniken maakten in feite deel uit van een internationale gemeenschap, die in alle hellenistische territoria van het late Romeinse Rijk, en in Syrië en Perzië, floreerde. In Egypte groepeerden zij zich langs de Nijl en vanuit dat land drongen zij diep door in Afrika, zoals in Nubië (het huidige Soedan) en de hooglanden van Ethiopië. Zij vestigden zich in de Sinai en andere rotsachtige woestenijen* in Palestina, Arabië en Turkije (het vroegere Kappadocië), alsmede in de machtige hoofdstad van het laat-Romeinse Rijk, Constantinopel. Hun aantal was daar zo groot, met veel toegewijde geleerden en aristocraten onder hen, dat zij zich bijna ontwikkelden tot een overheidsdienst.

Na de vijfde eeuw werd het kloosterleven ook populair in het Westen, waar Gallié (het gebied dat wordt begrensd door de Alpen, de Rijn, de Atlantische Oceaan, de Pyreneeén en de Middellandse Zee, zodat het behalve Frankrijk ook België, een deel van Nederland, Zwitserland en Duitsland omvat) en Italië, centra van monastieke bedrijvigheid werden. Al spoedig konden overal in de vroegchristelijke wereld - begrensd door een grote cirkel rondom de Middellandse Zee - christelijke monniken worden aangetroffen; zij leefden in eenzaamheid, maar in de regel in de buurt van een dorp.

* De 'anachoreten' (heremiet, kluizenaar) waren zich goed bewust van de macht van de Duivel, die op zijn eigen terrein: woestenijen, moest worden bestreden. (Vert.) (10)

Ook ontstonden er kleine gemeenschappen van kluizenaars in afgelegen dalen of kleine huizen, vaak niet meer dan tien tot twintig monniken, die een commune vormden. Tegen de vierde eeuw na Christus waren deze drie vormen van monastiek leven de standaard geworden. En nadat keizer Constantijn de Grote (280-337) een begin had gemaakt met de transformatie van het Romeinse Rijk tot het christelijke imperium Byzantium, kwam de monastieke beweging tot bloei. Onder het beschermheerschap van de christelijke keizers, zou zij duizend jaar blijven bloeien.
In kloostercentra als Athos op het schiereiland Khalkidiki (Griekenland) en het grottenklooster Petsjerska Lavra bij Kiëv, of de bergkloosters in de bossen van Transsylvanië, is deze manier van leven, nog even vitaal als in het begin, tot in de moderne tijd blijven bestaan.

Vormen van monastieke literatuur
In de loop van die lange geschiedenis brachten de monniken een immense verzameling van esoterische leringen bijeen, waaruit zij richtlijnen putten voor het volgen van het mystieke pad. Zij maakten de volledige toewijding van hun leven aan het zoeken naar en rechtstreeks ervaren van God in het kader van een leven van strenge soberheid en armoede, gedisciplineerd werken, celibataire kuisheid en de studie van de heilige schriften van profeten en heiligen, die hen waren voorgegaan, tot een compromisloos en gericht streven, waarvan we ons in de complexe en relativerende context van de moderne westerse samenleving nog nauwelijks een voorstelling kunnen maken.
Vanaf het begin van de derde eeuw wordt deze literatuur gekenmerkt door steeds meer diepgang en verfijning. Leraren als Origenes van Alexandrië (185-254), een van de meest erudiete, platonistische wijsgeren van zijn tijd, creëerden een uitgebreid, elegant systeem voor de exegese van geschriften en de methoden die noodzakelijk waren om de geest te louteren en zijn verlichting en groei te bevorderen. (11) Alle latere pogingen om een uitgesproken christelijke 'spirituele theologie' te ontwikkelen, steunden in hoge mate op zijn werk. Evagrius Ponticus, een andere hoogstaande intellectueel uit de vroegchristelijke tijd, behoorde tot de mystieke wijsgeren die er het beste in slaagden de bij uitstek intellectuele traditie van Origenes te combineren met de dagelijkse noden van gemeenschappen van asceten, die behoefte hadden aan een betrouwbare gids op het gebied van de spirituele psychologie.

Terwijl het christendom zich tot een staatsreligie ontwikkelde en zich gestaag verbreidde, neigde het christelijke denken steeds meer naar een rationalistische verdediging van zijn theologie. Deze tendens werd versneld toen grote segmenten van het internationale christendom met elkaar over leerstellige aangelegenheden begonnen te debatteren en de Romeinse keizers erop reageerden door de door zo’n conciliair debat genomen theologische besluiten van de bisschoppen, kracht van wet te verlenen. In de loop van pakweg veertien eeuwen is de rationele inslag van het christelijke dispuut nauwelijks afgenomen.

Daarentegen waren de monastieke geschriften door de bank genomen wars van controversiéle argumentaties. Deze literatuur was volledig gewijd aan de geheimen van het innerlijke leven en zoektocht naar de wegen, die tot innerlijke vrede, genade en zuiverheid van gebed leidden.

Er zijn vele generaties gekomen en gegaan die ieder de controversiële literatuur van hun tijd van leven voortbrachten. De westerse beweging die later bekend werd als de Reformatie, predikte een evangelie van genade, voor het verkrijgen waarvan waarachtig geloof volstond; de monastieke poging om verlossing deels door middel van ascese te bereiken, was in deze beweging een anathema. De hieruit voortvloeciende ineenstorting van de monastieke traditie in grote delen van Europa heeft eveneens bijgedragen aan de formalistische rationalisering van de westerse christelijke geest en de verarming van zijn mystieke traditie. (12)

In de oosterse, christelijke wereld heeft zich nooit een reformatie voorgedaan. Op enkele kortstondige uitzonderingen na bleef zijn wijsgerige en culturele eenheid bestaan, in een diepgaande organische relatie met de grondbeginselen van de hellenistische cultuur, die al in de Oudheid ingang hadden gevonden.
De Byzantijnen zagen hun religieuze en culturele gedachtengoed als een in het Evangelie ondergedompeld hellenisme. Het lijdt geen twijfel dat de eeuwige Romeins-politieke hartstocht voor culturele eenheid in stand is gebleven, maar dan met een daarmee gepaard gaande verheerlijking van de individuele vrijheid. Het was deze flexibele mengeling die het mogelijk maakte het soort centralistische controle te vermijden, dat we in de westerse Kerk kunnen onderscheiden en dat onontkoombaar leidde tot de grootscheepse, nationalistische omwentelingen in de late Middeleeuwen.
De opkomst van de islam in de oorspronkelijke bolwerken van de oosterse Kerk heeft de vrijheden van christenen eeuwenlang beperkt, maar leidde tot een zekere verborgenheid van de kloostergemeenschappen die bleven voortbestaan - en dat deden ze, in grote aantallen. Het leven in deze oostersorthodoxe kloosters volgt vaak ongewijzigd nu nog de patronen van de primitieve gemeenschappen en in de kloosters zijn de spirituele geschriften van de esoterische traditie met zorg geconserveerd, gekopieerd en overgedragen, namelijk als de ‘basisopleiding’ van nieuwe generaties spirituele zoekers. Deze gemeenschappelijke cultuur verenigt nog steeds heel het christelijke Oosten, van Syrië tot Roemenië, en van Ethiopië tot Rusland.

De drie transcendentiestadia: praxis, theoria en gnosis
De vroegste auteurs waren geneigd hun spirituele leringen onder te verdelen in drie fundamentele categorieén, geschikt voor de stadia van respectievelijk de beginnende zoeker (de noviet), de ‘ouderejaars’-monnik en de gevorderde. (13) De instructies zelf waren gewoonlijk geordend als korte alinea’s die uit het hoofd moesten worden geleerd en waarover, zoals gezegd, een dag of zelfs een hele week moest worden gemediteerd, totdat de spreuk als een vrucht op de tong van de monnik was opengebarsten en haar innerlijke smaak had geopenbaard aan de zoekende geest.
Diezelfde praktijk werd ook met betrekking tot uitspraken in de Heilige Schrift gevolgd, met name het boek Psalmen. In de monastieke geschriften wordt dikwijls verwezen naar bijbelse teksten, zodat ik verwijzingen naar het juiste hoofdstuk en vers heb toegevoegd. Wie ze wil opzoeken, dient te weten dat deze monniken altijd citeerden uit de Griekse Septuagint, een bijbelversie die vaak zowel wat de tekst betreft als de nummering afwijkt van de bijbelvertalingen die thans algemeen in gebruik zijn (de psalmen schuiven gewoonlijk één cijfer op). Daar komt bij dat de monniken vaak terloops bijbelteksten gebruikten, in plaats van ze letterlijk te citeren - een bewijs dat zij ze uit het hoofd citeerden, daar er in de Oudheid gewoonlijk niet in iedere cel kopieén van de Heilige Schriften aanwezig waren. De Schriften bevonden zich meestal alleen in het kerkgebouw zelf.
De korte spreuken die uit het hoofd moesten worden geleerd, werden in het Grieks kephalaia genoemd, een woord dat de betekenis heeft van ‘kapittel’ of ‘hoofdzaak’. Daarom werden bundels van deze monastieke leerhandschriften dikwijls aangeduid als een ‘Boek van Kapittelen’.

Praktikos
Het eerste leerstadium werd Praktikos genoemd. Het was een stadium van ‘oefeningen’, fundamentele aangelegenheden als methodiek en voorbereiding in een leven van gebed en mystiek zoeken. Het had voornamelijk betrekking op de noodzaak van gedisciplineerde aandacht en de vaardigheden die onontbeerlijk zijn voor het verkennen van de veelal complexe paden in het innerlijk van de zoeker.
De monniken waren er op grond van de christelijke idee dat de geest naar Gods beeld en gelijkenis is geschapen, vast van overtuigd dat eerst meesterschap moest worden bereikt in de kennis van het eigen innerlijk, voordat een monnik toe kon komen aan het onderscheiden van de mysterieuze werkingen van de goddelijke Geest in een mensenleven. (14)

Het eigentijdse woord 'psychologie' (wellicht zelfs de doelgerichte belangstelling voor psychologie als een speurtocht naar het wezenlijke van zichzelf) sproot voort uit de christelijke belangstelling voor het in kaart brengen van het innerlijke leven van de monnik, als een eerste stadium van de mystieke reis. Het woord is ontleend aan het Grieks en betekent ‘zielsonderzoek’. De indrukwekkende twintigste-eeuwse vorderingen in ons psychologisch inzicht, hebben echter een paar van de oudere psychologische leringen achterhaald (zoals met name geldt voor de toeschrijving van hartstochtelijke begeerten aan demonische invloeden), maar ze hebben niet de wijsheidstraditie die er de kern van vormde, verdrongen.
Dit is vooral het geval met wat de psychologie uit de vroege tijd probeerde te zeggen over spirituele subjectiviteit of over de speurtocht naar persoonlijke innerlijke vrede, integriteit en gelijkmoedigheid. Hoewel de psychologia voor de vroege christenen van fundamenteel belang was, was zij slechts het eerste stadium van een drievoudig pad van toenemende transcendentie.

Theoretikos
Het tweede transcendentiestadium, volgend op Praktikos, werd Theoretikos genoemd [Grieks 'theoria' is: beschouwen]. Dit was een scholastieke term voor observeren, die verwees naar de alerte geesteshouding waarin de elementaire beginselen van morele en ascetische zelfdiscipline vanzelfsprekend waren geworden. (Voor de celibataire asceten van de woestijn, was dit een fysiek ontzaglijk zware opgave, bestaande uit langdurige waken, vastenperioden, het in acht nemen van persoonlijke kuisheid en het beoefenen van mededogen met anderen.)
Als de lessen van het Praktikos-stadium eenmaal waren geabsorbeerd, ging de spirituele zoeker op zoek naar spirituele leiding voor het oplossen van de problemen van het innerlijke leven. Het tweede stadium richtte zich op de zich herhalende problemen, die de spirituele zoeker verhinderden verdere vorderingen te maken. Het niveau van Theoretikos is ongeveer te vergelijken met het ontwikkelingsstadium in de loopbaan van de musicus die de elementaire vaardigheden onder de knie heeft gekregen, maar waarin hij of zij de barrière tussen techniek en virtuositeit wil doorbreken. Wat is het dat sterk verschillende individuen belet om boven hun vooroordelen en verdringingen uit te stijgen en zo in toenemende mate verlicht te worden? Theoria benadert deze aangelegenheid vanuit alle mogelijke invalshoeken. (15)

Gnostikos
Het derde stadium in de monastieke opleiding was voorbehouden aan meer ervaren monniken en vormde vaak het onderwerp van langdurige discussies, die niet toegankelijk waren voor de jongere monniken. Dit transcendentiestadium werd Gnostikos (‘de staat van geestelijk weten’ of ‘begrijpen’) genoemd. Vanaf het einde van de derde eeuw (±200), toen de geschriften van de vroeg-gnostische beweging in christelijke kringen grotendeels door de bisschoppen en theologen van de hoofdstromingen aan de kant waren geschoven, werd het woord in de monastieke literatuur een scholastieke term, die verwees naar esoterische speculaties en bespiegelingen over de hogere mysterién. Veel van deze latere ‘gnostische traktaten’ vielen eveneens bij de bisschoppen in ongenade en werden verboden of zelfs vernietigd(!).

Toch zijn sommige gnostische geschriften blijven voortbestaan doordat de meer gevorderde monniken de traditie der spirituele wijsheid levend hielden, tegen alle verdrukking in - niet alleen buiten de Kerk, maar zelfs daarbinnen. De onderdrukkers poogden vaak de verborgen stromingen van de christelijke mystiek in te dammen, omdat zij zich onbehaaglijk voelden tegenover een bij uitstek persoonlijke wijsheidstraditie, die zich niet altijd gemakkelijk liet definiéren, laat staan aan banden leggen.

De gnostische boeken van kapittelen zijn vaak raadselachtig en moeilijk te interpreteren. Anders dan de beide andere categorieén van boeken, de praktische en theoretische kapittelen, waren ze niet bedoeld als een leermiddel voor degenen, die dergelijke ervaringen nog niet hadden opgedaan. Integendeel, de gnostische kapittelen waren bedoeld als een teken voor hen, die sommige van deze dingen al eens hadden ervaren, een teken dat duidelijk maakte dat anderen om hen heen eveneens de werkingen van de goddelijke Geest in hun eigen innerlijk hadden ervaren en bereid waren om op voet van gelijkwaardigheid over de hogere mysterién met hen te communiceren. (16)

De woestijnmoeders
Anders dan in het tweede millennium na Christus, waarin vrouwelijke spirituele leraren met nieuwe kracht en inzichten hun stem lieten horen, hadden christelijke vrouwen in het eerste millennium over het algemeen niet of nauwelijks toegang tot de kostbare literaire educatie, die de fundamentele voorbereiding vormde van alle retoren en schrijvers in die tijd. Ofschoon hun stem in de aangelegenheden van de Kerk én de mystieke stromingen zonder twijfel tegenwoordig en vitaal was, zijn zij in de schriftelijke monastieke traditie slecht vertegenwoordigd. Wel zijn de namen van grote vrouwelijke kloosterlingen en visionairen bewaard gebleven: Syncletica, Sarra, Proba, Macrina, Melania, Prisca, Perpetua en talloze anderen.

Zulke vrouwen - die als leidinggevende amma (geestelijke moeder) deel uitmaakten van de kern van gemeenschappen van vrouwelijke asceten - hebben ons in de regel geen retorische traktaten nagelaten, zoals hun mannelijke tegenhangers, die vaak niet alleen monnik waren, maar ook priester of bisschop. Misschien zal een tweede boek, handelend over het tweede millennium van de christelijke mystiek, de leertraditie in de vrouwelijke mystiek meer recht doen. In het onderhavige boek vertegenwoordigen Amma Syncletica en Amma Sarra als enigen de woestijnmoeders.

Een kleine Philokalia
In de achttiende eeuw verzamelden monniken op de berg Athos (de nog altijd bestaande Byzantijnse monnikengemeenschap op het schiereiland Khalkidiki, Griekenland) veel belangrijke geschriften uit het omvangrijke monastieke corpus in een uit vele delen bestaande verzameling, die zij de titel Philokalia (‘Minnaar van het Schone’) gaven. Deze verzameling is tot op heden een van de voornaamste bronnen van inspiratie voor alle oosters-orthodoxe gemeenschappen. (17)

Het onderhavige boek, waarin veel bronteksten zijn opgenomen die aan deze oude Griekse collectie zijn ontleend, is een kleine Philokalia op zich. De grootste christelijk-esoterische wijsgeren uit de Grieks-Byzantijnse, Libische, Egyptische, Palestijnse en Perzische mystieke traditie, zijn hier vertegenwoordigd, allemaal auteurs uit het eerste millennium.

Het gros van deze auteurs schreef in het Grieks. Er zijn ook geschriften van Koptische en Syrische leraren in hun moedertaal bewaard gebleven, waarvan zeer vroege Griekse en Latijnse vertalingen bestaan. De Engelse vertalingen uit het Grieks en Latijn van mijzelf, dienden als basis voor hun Nederlandse vertalingen; de oorspronkelijke Syrische versies van auteurs als Sahdona de Syriër, Johannes van Dalyatha en Narsai van Edessa (het huidige Urfa in Turkije) zijn onlangs gepubliceerd. In die gevallen vertaalde ik de kritische Franse uitgaven van deze manuscripten in het Engels.

Ik hoop dat de leringen van al deze spirituele wijsgeren hun onderrichtende en uitdagende taak zullen voortzetten, nu ze in een toegankelijke westerse vorm worden gepresenteerd, in een zekere transcendentie van tijd, zoals deze door hun geestelijke vaders werd nagestreefd. Ik hoop dat zij in alle betekenissen van dat woord de verlichting kunnen bevorderen.

John A. McGuckin
Theologian, Byzantinist, Early Christian Historian, Archpriest of the Romanian Orthodox Church, Fellow of the British Royal Historical Society, Professor in Oxford University's Faculty of Theology.


terug naar de Inhoud

Deel III Gnostikos

1. Wij klimmen langs drie trappen van vervolmaking [zelfverwerkelijking]
op naar volmaaktheid: loutering, verlichting
en tot slot de mystieke ervaring, [hereniging]
die de volmaaktheid zelve is.
De eerste trap is voor aanvangers,
de tweede is voor gevorderden,
de derde is voor de vervolmaakten.
Als wij het ernstig menen,
zullen we langs deze drie trappen
groeien naar de volwassenheid in Christus
en uiteindelijk de staat van volkomen
geestelijke volwassenheid bereiken
die 'de gehele maat der volheid van Christus' is.
Nicetas Stethatos

2. Zoals gedachten alleen als voorstellingen
van zintuiglijke ervaringen doordringen in het hart,
zal ook het gezegende licht van het goddelijke
het hart alleen verlichten
als het zich volkomen heeft onthecht
van alle dingen en vrij is van alle vormen,
die door de zintuigen zijn waargenomen.
Voorwaar, dit heldere licht openbaart zich
aan het zuivere, beschouwende bewustzijn
in dezelfde mate
als waarin dit vrij is van alle voorstellingen.
Hesychius

63. De huidige, nog onvolmaakte zijnstoestand
van de geest, die waarlijk in Christus gelooft,
moet worden veranderd in een andere zijnstoestand
die louter goed is en haar huidige aardse natuur
moet worden omgevormd
tot een hogere en vergoddelijkte natuur.
De volgeling zal dan door de kracht
van de Heilige Geest volledig nieuw
worden gemaakt en zelfs hier [op aarde]
worden voorbereid op het Koninkrijk der Hemelen.
Makarios de Grote

65. De zon staat aan de hemel en straalt
al zijn kracht en licht uit naar de aarde.
Zo is het ook met de Heer,
Hij die zit aan de rechterhand van de Vader,
‘hoog boven alle heerschappij, macht, kracht en hoogheid’,
maar wiens oog omlaag blikt
tot in het hart van zijn volgelingen op aarde,
teneinde allen die zijn hulp van node hebben
op te heffen tot waar Hij zelf is.
Dit is de reden waarom Hij zegt:
"Waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn."
Makarios de Grote

67. Zelfs in dit leven openbaart de Heer zich
aan de mens en wordt door hem ontdekt
in kennis [waarnemen], wijsheid [denken], liefde en geloof [voelen] ... [de geestelijke vermogens]
Hij gaf de mens begrip en inzicht [denken],
alsmede een (vrije) wil [willen] en de toeziende leiding
van het beschouwende, geestelijke bewustzijn.
En in hem vestigde Hij een groots vermogen
van andere aard. Want God schonk de mens
het vermogen zich daarheen te bewegen
waar hij maar heen wil; Hij heeft hem gemaakt tot iets,
wat zowel vluchtig als onuitputtelijk is.
Hij gaf de mens de genade om in een oogwenk
te komen of te gaan en Hem in alle domeinen
van zijn beschouwende vermogens te dienen,
in onverschillig welke plaats de Geest dat wil.
Kortom, Hij maakte de mens dusdanig
dat die Zijn eigen bruid kon zijn,
gemeenschap kon hebben met het goddelijke
en met God kon versmelten tot een eenheid,
zodat hij met Hem één geest wordt.
[dan moet de mens een 'geest' zijn en geen 'ziel' (Freek)]
Of zoals de Schrift het zegt:
"Hij, die de Heer aanhangt, wordt met Hem één geest."
Makarios de Grote

72. Zij die waarachtig in de belofte van de Geest geloven,
kunnen door tal van aanwijzingen
overduidelijk inzien dat het absoluut nodig is
om van ganser harte tot God te komen
en onvoorwaardelijk in Zijn beloften te geloven
terwijl wij trachten Zijn geboden na te leven.
Naarmate onze innerlijke houding dag in dag uit
steeds meer wordt vernieuwd, [zelfverwerkelijking]
zullen wij diep in onszelf steeds meer besef krijgen
van de werkzame genade van onze geestelijke groei.
Dit is de manier waarop wij uiteindelijk
bij machte zullen zijn de ware rust van
volmaakte heiliging te verwerkelijken -
dat wil zeggen, de volkomen liefde
waarin wij als ware kinderen Gods de Geest vereren.
Makarios de Grote

81. De liefde daalde, zoals zij altijd doet,
neer in de vorm van een lichtende wolk.
Ik zag hoe zij zich aan mij hechtte
en zich over mijn hoofd vlijde.
Simeon de Nieuwe Theoloog

88. God is gelijkmoedig, beschouwend, spiritueel bewustzijn
dat alle gelijkmoedigheid en alle denken transcendeert.
God is licht, de bron van gezegend licht.
God is wijsheid, intelligentie en mystiek weten.
God is de Schenker van wijsheid,
intelligentie en mystiek weten.
Zij die deze gaven ontvangen
op grond van hun schuldeloosheid,
zij in wier persoon ze zich overvloedig manifesteren,
zijn waarlijk Gods kinderen,
omdat het beeld van God
in het diepst van hun innerlijk wordt bewaard
.
Nicetas Stethatos

terug naar de Inhoud

Noten
1. Beschouwend spiritueel bewustzijn. Dit is bij benadering de beste vertaling van het begrip 'nous', een term die Evagrius voortdurend gebruikt. Letterlijk betekent 'nous' zoveel als ‘intelligentie’, maar de betekenis ervan omvat veel meer dan alleen het moderne begrip ‘intellect’: voor Evagrius en de vroege christenen was het woord geladen met de betekenis van beschouwend bewustzijn [geest], een vermogen dat gezien werd als het aspect van de menselijke natuur, waarin de goddelijke Kracht zich rechtstreeks manifesteerde. Het beschouwend spiritueel bewustzijn was daarom het aspect van het complexe wezen mens, dat het meest verwant was aan de godheid zelf.
2. Verbeeldsels. Evagrius was van mening dat ons denken bij genoeg concentratie van de aandacht naar een nieuw niveau steeg, een spookachtig eigen leven ging leiden en daardoor het beschouwend spiritueel bewustzijn verduisterde.
3. In Zijn menselijke natuur. Deze term verwijst naar de algemene leer van de woestijnvaders dat Christus twee naturen bezit, zowel een goddelijke als een menselijke natuur; dat wil zeggen, Hij is de enige persoon die onderhevig is aan alle menselijke ervaringen (eten, huilen, sterven, enzovoort) en tevens deel heeft aan de goddelijke almacht (opstaan uit de dood, gemeenschap met de Vader, enzovoort).
4. Kenner Gods. De volgeling Johannes, die tijdens het Laatste Avondmaal aan Jezus’ borst rustte, staat in de Grieks-christelijke traditie bekend als Johannes de Kenner Gods (‘theoloog’). (200)
5. Pleroma. Deze term duidt de kosmische totaliteit van een mysterie aan en verwijst naar Christus als bron van universele genade, zoals in Paulus’ Brief aan de Efeziërs. Maximus stelt zich de mystieke eenwording met Christus voor als een opgaan ‘in de volheid van Christus’ (pleroma), vergelijkbaar met wat hij in de volgende passage over vergoddelijking opmerkt.
6. Vergoddelijking. Een belangrijke term in het Grieks-christelijke denken. Het begrip 'vergoddelijking' beschrijft het verloop van de omvorming van de aardse natuur tot de staat van volkomen genade, de fysieke eenwording van het goddelijke en het menselijke in Christus. Door een te zijn met Christus, leeft de aardse mens in gemeenschap met God en wordt hij volledig doordrongen van de goddelijke tegenwoordigheid, op een manier die overeenkomt met de wijze, waarop de goddelijke Logos de menselijke natuur heeft aangenomen (het Woord dat vlees is geworden). Deze zin trekt een stoutmoedige vergelijking tussen Gods menswording en de vergoddelijking van het menselijke geslacht. Of zoals een van de vroege theologen het formuleerde: "God is mens geworden, opdat de mens vergoddelijkt worde."
7. Geest van het Zoonschap. Irenaeus verwijst naar de passages in Paulus’ brieven (Rom. 8:15; Gal. 4:5 en Ef. 1:5) waarin de apostel gewag maakt van de ‘geest van het Zoonschap’ door het werk van Gods ware Zoon Jezus Christus, dat ons, de mensheid, de genade schenkt om God Vader (Abba) te mogen noemen. 8. Chrisma. Het heilige oliesel dat in het oude Israël werd gebruikt om koningen en priesters-profeten te zalven. Het wordt in de christelijke Kerk nog steeds gebruikt om de persoon bij de doop te zalven. De term verwijst dus naar de sacramentale consecratie van de dopeling tot profeet, priester en koning. Makarios vergelijkt de hogere stadia van mystieke initiatie met een nieuw stadium in de initiatie van de doop - een meer volkomen assimilatie met de Christus. (200)
9. Charisma. De term is afgeleid van het Griekse woord charismata in het Nieuwe Testament. Hij verwijst naar de uiteenlopende geschenken van genade die Christus Zijn volgelingen verleent, opdat de Kerk als gemeenschap altijd zal worden verlevendigd en verzadigd van energie door een verscheidenheid aan gaven die de gemeenschapsband versterken.
10. Parakleet. De titel die Jezus toekende aan de goddelijke Geest als 'helper', ‘trooster’ of ‘pleitbezorger’. (Zie bijv. Joh. 14:16 en 14:26.)
11. Hoogste staat van genade. Nicetas bedoelt hiermee de bijzondere ervaring van Gods werkzaamheid op het hoogste niveau van de menselijke geest. Als God op die wijze tegenwoordig is in de mens, schenkt Hij de mens een bijzondere genade die de mens in vervoering brengt (extase) en haar vervult van het vurige verlangen naar de volmaakte eenwording met God.


terug naar het overzicht

terug naar God is mens geworden in het Menu

terug naar het weblog







^