John Michell - Moeder Aarde, Haar wezen en geheimen

Uitg. de Haan Bussum, 1975
ISBN 9022840263
Vertaling: J. Tadema Sporry

Volgens alle traditionele verslagen leefden de eerste mensen in volmaakte harmonie met de natuur en de goden. Volgens Ovidius waren ze uit zichzelf, zonder dat een wet hen dwong, eerlijk en oprecht. Er bestond geen straf of angst, geen rechters of soldaten. "De aarde schonk uit zichzelf alle dingen en de mensen waren tevreden met het onbewerkte produkt."
In zijn Wetten verwijst Plato naar de mythe van Hesiodos over het tijdperk van Kronos, toen "alles dat voor het leven nodig is, ongevraagd en in overvloed werd gegeven," omdat de mensen uit die tijd niet werden geregeerd door andere mensen, maar door geesten, die overeenkwamen met het eeuwigheidsbeginsel in de menselijke aard.
De mensen uit die tijd van Kronos waren zwervers; ze leefden onder de rechtstreekse leiding en de bescherming van de geest der aarde, volgden de migratiewegen van hun voorouders, waren wezenlijk betrokken bij de kringloop van het dieren- en plantenleven, de voortgang der jaargetijden en de bewegingen der hemellichamen. Ieder jaar trokken zij rond over grote afstanden binnen hun eigen gebied, ze volgden de sporen der goden die hen eerst hadden geschapen en beleefden zo een kosmogonie, waarin ieder plekje, ieder kenmerk van het landschap zijn eigen mystieke betekenis had, die werd weerspiegeld in de handelingen die daar plaatsvonden.

De tijd was cyclisch, niet lineair; de schepping was een steeds voortgaande kringloop en de geesten die dit bevorderden, waren alomtegenwoordig en eeuwig. Tijdens ieder oponthoud van de jaarlijkse reis, zag men zon en maan oprijzen en ondergaan op bepaalde plaatsen aan de horizon en men nam dezelfde sterrenbeelden waar die vele levens lang blijvend waren en die alleen, evenals de gewoonten der mensen, veranderden in de loop van astronomische tijden.
Zo raakte iedere plek geassocieerd met een dag van het jaar en een stand van de hemellichamen. Op die dag, die werd bepaald door het oprijzen van een bekende ster, werden de plaatselijke goden werkzaam; ze spraken tot de mensen in hun dromen en intuïties, en schonken de vruchten der aarde die bij het seizoen hoorden. Dit was de sfeer van het gouden tijdperk, toen de mensen leefden in een paradijstuin waarvoor ze geschapen waren, even intiem verbonden met de levende geest van de aarde als Adam het met zijn schepper was, maar ze dachten evenmin aan godsdienst, onstoffelijkheid en een vormelijk ritueel, als aan wetenschap, filosofie, woeker of politieke economie.

De aarde was heilig, niet omdat vrome mensen haar als zodanig wensten te beschouwen, maar omdat zij daadwerkelijk werd geregeerd door de geest, de scheppende machten van het heelal die zich openbaarden in alle natuurwonderen, die de kenmerken van het landschap schiepen, de jaargetijden regelden, de kringlopen van de vruchtbaarheid in het leven van dieren en mensen. In deze veilige, onsterfelijke wereld was de meest veilige werkelijkheid de band met de plaatselijke goden, die de eigenschappen van de universele geest van de aarde verpersoonlijkten.

Een boom is ook symbool voor de wereld, want wortels en takken reiken vanuit dc Tartaros naar de hemel en de vruchten zijn het product van de wateren en mineralen van de aarde, en de kracht van de zon. Vergilius beschreef de es als een boom die bekend staat om zijn lange levensduur; de wortels reiken even diep als dc takken hoog; da Scandinaviërs beschouwden de es als een voorstelling van Yggdrasill, het in de Edda’s beschreven universele systeem, waarin de aarde in het midden wordt omgeven door de slang Midgard, het bezielende principe. (Yggdrasill, de wereldboom; frontispice van Northern Antiquities door Bishop Percy, 1847)

Rotsen, bomen, bergen, putten en bronnen werden erkend als schuilplaatsen voor geesten, die naar gelang der seizoenen hun verschillende eigenschappen openbaarden door vruchtbaar, genezend of als een orakel op te treden. Zoals Sokrates opmerkte, hadden de Ouden geen pretenties betreffende intelligentie en ze waren gewoon bereid te luisteren naar een rots of een eikenboom als die maar de waarheid sprak.
Vóór de beschaving begint is de aarde de éne universele godheid; niet de stoffelijke aarde, maar de geest die haar volgens de oude filosofen tot een levend wezen maakt; een vrouwelijke geest omdat ze haar kracht ontleent aan de zon, die haar tot leven brengt en vruchtbaar maakt.
Het lichaam van de aarde is evenals het lichaam van een mens vergankelijk en kan veranderen, maar de geest is onveranderlijk en dus vanuit het gezichtspunt van deze aardbewoner inderdaad geestelijk. Porphyrius stelt vast dat de stoffelijke aarde slechts een symbool is van de aarde zoals zij werkelijk is. De orthodoxe opvatting, die vanaf de prehistorie voortleefde tot in de middeleeuwen, wordt uitgedrukt door de alchemist Basilius Valentinus:
"De aarde is geen dood lichaam, maar wordt bewoond door een geest die haar leven en ziel is. Alle geschapen dingen met inbegrip der mineralen, ontlenen hun kracht aan de geest der aarde. Deze geest is leven, wordt gevoed door de sterren en geeft voedsel aan alle levende wezens die zij in haar schoot beschermt. Door de geest die zij uit den hoge verkrijgt, broedt de aarde de mineralen in haar schoot als een moeder haar ongeboren kind."

De mens in zijn natuurstaat, die geniet van de overvloed van de maagdelijke aarde, beschouwt ieder voorstel om haar te verkrachten of om iets te veranderen in haar oppervlakkige verschijning, als heiligschennend en overbodig; een bewijs hiervan is het waardige protest van de Indiaanse profeet Smohalla tegen het voorstel om zijn volk om te vormen tot landbouwers:
"Mijn jonge mannen zullen nimmer werken. Mannen die werken kunnen niet dromen en de wijsheid komt tot ons in dromen. Gij vraagt mij de grond om te ploegen. Moet ik dan een mes nemen om in de borst van mijn moeder te kerven? Dan zal ze me niet aan haar boezem nemen om te rusten wanneer ik sterf. Gij vraagt mij naar stenen te delven. Maar moet ik dan onder haar huid graven naar haar beenderen? Dan zal ik niet haar lichaam binnengaan wanneer ik sterf om herboren te worden. Gij vraagt mij gras te snijden en hooi te maken en dat te verkopen en rijk te worden als de blanken. Maar hoe zal ik het wagen mijn moeders haar af te snijden?"

Dit zeer orthodoxe gevoel is een algemeen thema van profetie. Het oudste en diepste element in ieder geloof is de cultus van de geest van de aarde in al haar aspecten. Vooral voor zwervende mensen, nomaden, pelgrims, trekkers, zwervers is ze de moeder en zij, haar kinderen, hebben deel aan haar heiligheid. De vrome plicht van gevestigde mensen is gastvrijheid tegenover reizigers, want ze zijn acolyten van Hermes, de zwervende geest van de aarde, die in de vorm van Mercurius ook de Maagd is. En zelfs nu nog bloeit de cultus, die de protestanten onvriendelijk Mariaverering noemen, binnen de rooms-katholieke kerk en zou dat beslist nog onafhankelijk doen als de hiërarchie het niet had erkend.
In Ierland en andere katholieke landen worden feesten als Maria Hemelvaart op 15 augustus gevierd bij heilige putten en bronnen, en tot deze natuurlijke heiligdommen neemt men zijn toevlucht bij gelegenheden, waaraan de kerk geen officiële sanctie geeft. Ook protestantse sekten, vooral de meer primitieve en spirituele, roepen de religieuze geest op door het beeld van rots, put en bron.
In de loop der eeuwen hebben de 'geciviliseerde' godsdiensten, het christelijke en het islamitische geloof, erin gefaald om de oeraanbidding van de geest der aarde te vervangen door hun meer geschikte moralistische goden en ze hebben zich moeten verzoenen met de realiteiten van menselijke en goddelijke aard.
Het feit bestaat dus en zal blijven bestaan zolang er mensen in leven blijven om dit te erkennen, dat er een natuurlijke betrokkenheid bestaat tussen de aarde en haar afstammelingen, aangezien beiden worden bezield door dezelfde geest en verenigd door gemeenschappelijke belangen.

In de godsdienstige symboliek van later tijd, zoals in de ervaring van alle mensen vanaf het begin, bezielt de geest van de aarde in vele verschillende vormen en deze variëren volgens één factor: de relatie tussen deze ontvangende 'vrouwelijke' geest en haar gezel en polaire tegenbeeld, de positieve 'mannelijke' kracht van de zon.
De oudst bekende door mensen vervaardigde beeldjes zijn monsterlijke, gedrongen voorstellingen van de zwangere aardgodin, dat wil zeggen monsterlijk voor het esthetisch oog, waarvoor deze voorwerpen echter niet zijn bedoeld, omdat ze gevormd werden voor een meer praktisch doel. Ze worden vaak gevonden in grotten en onderaardse heiligdommen en symboliseren duidelijk genoeg de toestand van de aardgodin na haar huwelijk met de god des hemels. Haar andere vormen als maagd, bruid, matrone of gerimpelde heks komen overeen met de seizoenen en dus uiteindelijk met de staat van haar kosmische verwantschap.

Het samentrekkende en het uitbreidende, jin en jang
Karakteristiek voor de geest van de aarde en in overeenstemming met haar vrouwelijke natuur is de neiging om zich terug te trekken, zich te verbergen binnen de duistere diepten van de aarde. In tegenstelling daarmee neigt de positieve kracht er in hoofdzaak toe om uit te breiden en te activeren. Daardoor zijn er in de natuur twee tegengestelde complementaire principes, het samentrekkende en het uitbreidende of, in de taal van de Chinese metafysica, het yin en yang, door wier wisselwerkingen het evenwicht van het universum en de levenscycli worden voortgezet. In hun talloze vormen zijn yin en yang duidelijk waarneembaar in de hele schepping, maar in wezen zijn ze niet waarneembaar omdat ze niet meer zijn dan de opvattingen over het goddelijke van de menselijke geest.
Uitgaande van één bron is yin-yang onverbreekbaar; de ene term impliceert de andere precies als de negatieve en positieve polen van een magneet. Om hen te zien als seksuele tegenstellingen is onvoldoende, want de seksualiteit is slechts één aspect van hun functie. De zuil, de berg, de opgerichte steen, de hoge boom zijn ongetwijfeld fallische symbolen maar, zoals Jung opmerkt, dat is de penis ook. De fallus die zij alle symboliseren is de bron van de scheppende kracht in het heelal, humoristisch voorgesteld als het orgaan van God de Vader. Dit functioneert uitstekend zonder menselijke tussenkomst en de eerste mensen waren er tevreden mee toe te zien en zichzelf aan te passen bij de stemmingen van de geest van de aarde, zoals die daardoor werd geconditioneerd.

Pas veel later, toen de kunstmatige manieren van het gevestigde leven de steun van een technologie vereisten, werd de yang-kracht opgeroepen door het oprichten van 'fallische' zuilen en de vergoddelijking van de zon. In 1889 publiceerde de stoere radicaal Edward Carpenter een boek met de provocerende titel Civilization: its Cause and Cure (Beschaving: oorzaak en genezing) waarbij in het eerste hoofdstuk de beschaving werd aangeduid als 'een soort ziekte waar alle verschillende mensenrassen doorheen moeten'. Het boek werd door de socialisten van de Fabian Society en de critici in het algemeen aangevallen met een venijnigheid, die normaliter werd bewaard voor ketters die de grondbeginselen van een gevestigde godsdienst ontkennen.
En inderdaad, tegen het einde van de negentiende eeuw had de wonderbaarlijke rijkdom die werd geschapen door industrie, wetenschap en woeker, en geheiligd door de kosmogonie van het Darwinisme, het gangbare geloof in de vooruitgang verheven tot de status van een religieus geloof. Carpenters suggestie dat de omschrijving 'beschaving' liever een historische dan een ideale betekenis moest krijgen, schokte de redelijke mensen van die tijd even diep als de wetenschappelijke benadering der Christuslegendes het ouderwetse dominees deed.
Sindsdien zijn de opvattingen natuurlijk wel veranderd; het geloof in de vooruitgang loopt terug en het is mogelijk de beschaving te beschouwen als een historisch fenomeen in plaats van het goddelijk vastgestelde doel van de menselijke ontwikkeling. Verre van een bedreiging voor de beschaving kan deze veranderde houding wel eens haar redding blijken te zijn, want het meest opvallende, maar toch veronachtzaamde kenmerk van de geciviliseerde staat is zijn kunstmatigheid.
De beschaving wordt geschapen door de mens in tegenstelling tot de menselijke natuur. Ze is een artefact, op kunstmatige wijze gemaakt en in stand gehouden, en als die kunst niet bedreven wordt, moet zij noodzakelijkerwijs vervallen. Daarom is het in het belang van de beschaving om de omstandigheden te onderzoeken waaronder zij voor het eerst opkwam en de methoden die gebruikt zijn om haar in stand te houden.

De oorsprong van de beschaving is prehistorisch, stammend uit een tijd zonder schriftelijke berichten, dus de enige, toegankelijke bron van informatie is het verslag van de 'gewijde geschiedenis', die afwijkt van de profane variëteit, doordat deze veel verder teruggaat in het verleden en zijn materiaal ontleent aan mythe en traditionele kosmogonie. Veranderingen in de ordening van de menselijke gemeenschap, worden in de gewijde geschiedenis voorgesteld als veranderingen in de hiërarchie der goden.
De eerste revolutie van de Olympos geeft zo de eerste afwijking aan van de oergewoonten der mensen. Het gouden tijdperk van de Griekse mythologie werd beheerst door Kronos, anders gezegd Saturnus. Hij was een uiterst conservatieve heerser, vastbesloten de stabiliteit van zijn rijk zonder verandering te laten voortbestaan en dit bereikte hij door alle kinderen te verslinden die zijn gemalin Rhea, de dochter van aarde en hemel, kreeg; want er was voorspeld dat hij op een dag zou worden verdreven door een zoon. De tijd brak aan dat Rhea genoeg kreeg van die gewoonte en toen ze Zeus baarde verborg ze hem in een grot op Kreta, terwijl ze de vader in plaats van de baby een in een doek gerolde steen gaf.
Te zijner tijd werd Kronos overwonnen door Zeus en hij trok zich volgens Hesiodos terug naar de eilanden der Gelukzaligen of volgens Plutarchus naar een eiland bij de kust van Britannie (een van de Scilly eilanden wordt als zodanig aangewezen), waar hij op de wijze van geeclipseerde goden en helden slaapt in het gezelschap van zijn volgelingen.

Kronos maakte dus plaats voor. Zeus en een pantheon van aard- en hemelgoden in een revolutie, die wijst op een dergelijke revolutie in menselijke zaken en een verandering in de relaties tussen goden en mensen. De zwervende stammen uit de tijd van Kronos, de eenvoudige jagers en voedselverzamelaars, hadden nieuwe goden om nieuwe activiteiten te beschermen. De technologie begon met de diefstal van het vuur van de handwerksman door Prometheus; Hestia, de godin van de huiselijke haard, moedigde de gewoonte van zich te vestigen aan en het oude, cyclische leven van de nomaden maakte plaats voor een economie van herders en landbouwers. Natuurlijk is er materieel veel te winnen door een dergelijke ontwikkeling, maar de moeilijkheid is dat de menselijke aard gevormd of in ieder geval behoorlijk geconditioneerd werd door de millennia van een bestaan, dat werd beheerst door de ritmen van de godin van de aarde en de hemellichamen.
Vestiging betekent ook het verlies van contact met de goden die vroeger alles hadden beheerst; het ontneemt het leven zijn diepste realiteit en zekerheid en frustreert de menselijke natuur. De mens wordt een Adam, verdreven uit de tuin van Eden. Nadat ze van de boom der kennis hebben gegeten, gaat het hen er in de eerste plaats om hun nieuw verworven kundigheden toe te passen bij het vormen van een afbeelding van die tuin, een modelparadijs met alle elementen van hun vorige ervaring. Zo ontwikkelen alle vestigingen zich als kosmologische schema's, die in een microkosmos de ordening van de hemelen voorstellen, overeenkomend met de orde van het leven en het patroon van de menselijke geest.

De tekens die mensen op de grond maken weerspiegelen de filosofie van die tijd. Voor de opkomst van de filosofie als compensatie voor de ontoereikendheid van het beschaafde leven, wordt de aarde onveranderd bewaard zoals ze uit de handen van haar schepper kwam; iedere latere ontwikkeling van de filosofie wordt door de mensen getrouw afgebeeld op haar oppervlakte, of dat nu bewust gebeurt of niet. De heilige wouden en tempels van Arcadië, de uitwaaierende lanen van het keizerlijk centrum, het keurig geordende gemeentepark, de vernielingen en het rioolwater van de industriele hebzucht, zijn allemaal het produkt van een zekere kosmologie, een zekere beschouwing van de aard van het universum en de verhouding ervan tegenover de mens.
Aan het oppervlak van het landschap kunnen we het effect waarnemen van het voormalige gewijde inzicht betreffende de aarde en het daarmee contrasterende standpunt dat nu geldt. De filosofie die past bij de levenswijze van de zwervende mens, is die van Herakleitos: "Alles vloeit." Iedere rivier is even heilig als de Ganges volgens het zeggen der Indiërs, want de aarde is in al haar delen doordrenkt van geest en de paradijstuin van de nomade strekt zich uit over de gehele oppervlakte.

De gevestigde mens
Het uitzicht van de gevestigde mens is beperkter. Zijn territorium blijft beperkt tot zijn naaste omgeving. Door het zwervende leven op te geven heeft hij zichzelf beroofd van het hele scala aan ervaring, dat door de menselijke aard wordt vereist en als compensatie tracht hij op kleine schaal het heilige landschap van zijn voorouders te reproduceren. Zijn ingerichte paradijs, dat de plaats inneemt van het echte, is bewust geheiligd; de goden, in heiligdommen ondergebracht, worden op de juiste seizoenen opgeroepen door magie en ritueel want hun natuurlijke toegankelijkheid is verdwenen.
Terwijl vroeger ieder deel van de aarde bewoond werd door geesten en door hen rechtstreeks werd geregeerd, zijn ze nu in 'reservaten' gezet opdat de buitenwereld vrij kan zijn voor het heiligschennende openbreken van de aarde voor landbouw, bouwen en mijnbouw. Toch worden deze activiteiten uitgevoerd, wetend dat ze aanstotelijk zijn voor de geest van de aarde en de goden uitdagen. Ze moeten dus worden begeleid door rituelen, die de bescherming der goden aantrekt. Het jaar van de boer wordt geregeld door de oude godheden Zon en Maan en de fasen worden geheiligd met feest en offerande; de ligging van graven, tempels, huizen en alle kunstmatige kenmerken van het landschap zijn gelokaliseerd met betrekking tot de paden en centra van de geest van de aarde, met een bezwerend offer bij de stichting.

Het aanleggen van een mijn, een bijzonder vermetele onderneming, eist de meest voorzichtige benadering van de geest der aarde; de details hiervan vinden wij in Mircea Eliade's The Forge and the Crucible, waarbij het gaat om rituele zuivering van mijnwerkers en magische ceremonieën om de gunst der goden te verwerven. Het leven van nomadische volken, dat geregeerd werd door de strenge wetten der natuur, verloopt op rituele wijze en de rituele cyclus van het jaar dat zo verstrijkt, wordt herhaald in gevestigde samenlevingen; het verschil is dat het eerst spontaan was, maar onder gevestigde mensen verloopt het volgens het woord van de priester. Vestiging leidt tot de instelling van sociale hiërarchieën, specialisatie, het ontwikkelen van kunsten en wetenschappen, het bouwen van tempels en huizen.

Miljoenen jaren lang hadden de mensen, in wezen dezelfden als wij nu zijn, zonder al die zaken geleefd en blijkbaar had men de noodzaak ervan niet gevoeld. In tegenstelling tot vele dieren is de mens door de natuur niet voorzien van het instinct om huizen te bouwen. Met de woorden van het Nieuwe Testament: "De vossen hebben holen en de vogels van de lucht hebben nesten; maar de zoon des mensen heeft niets om zijn hoofd neer te leggen." En nog altijd bestaan er mensen die ermee tevreden zijn om zo te leven. Tacitus beschrijft een Duitse stam die geheel en al zonder kunstmatige beschutting leefde en een andere was zo trots, dat de leden ervan minachting koesterden voor persoonlijk bezit. Zelfs nu leeft in het bevroren Patagonië het Onavolk buitenshuis, ofschoon ze ceremoniële heiligdommen voor hun goden maken zoals Lord Raglan opmerkt.

Hoe en wanneer de eerste vestigingen ontstonden is een mysterie; maar omdat grotten het onderdak van de geest van de aarde waren, eer ze door mensen werden bewoond, lijkt het dat er eerst tempels werden gebouwd en pas veel later huizen. Het is veelzeggend dat de oudst in de archeologie bekende stad: Jericho, werd gesticht op de plaats van een heilige bron en het oorspronkelijke gebouw uit ongeveer 8000 v.Chr., dat onder vele lagen puin van latere gebouwen ligt, is geïdentificeerd als een heiligdom voor
een lokale godheid.
De I Ching zegt: steden mogen komen en gaan, maar de bron blijft waar deze altijd was. Zo wordt het verschijnsel verklaart van elkaar opvolgende steden, die rond dezelfde heilige plaats werden gebouwd; de geest ervan werd de stichtingsgodheid, ontving de offers die werden gegeven om de misdaad van de vestiging te verzoenen en schonk de wet volgens welke de stad werd geregeerd. Onvoorwaardelijk verbonden aan deze wet was het contract tussen mens en god waardoor de eerste werd toegestaan voorwaardelijk het land te gebruiken voor landbouw en bouwen in ruil voor plichten en religieuze gebruiken die aan de tweede moesten worden bewezen. Zo werd dit opgevat door de stichters cler antieke steden.
Maar naarmate steden groeien worden deze beperkingen lastig en dus steeds meer verwaarloosd, met het gevolg dat in de taal van de apocalyps de heilige stad een Babylon wordt, een parasitaire hoer en wat leidt tot vernietiging. Dit gelovend had het conservatieve element in het antieke Rome bezwaren tegen keizerlijke expansie buiten de oorspronkelijke stadsmuren; men beschouwde het als inbreuk op het stichtingscontract. Natuurlijk werden zulke raadgevingen verworpen en ten gevolge daarvan werd Rome, het verloop volgend van alle vorige keizerrijken, waarlijk een Babylon.

Plato, met zijn cyclische opvatting betreffende de geschiedenis, meende dat het burgerlijke leven reeds had bestaan gedurende 'een reusachtige en onvoorstelbaar lange tijd' waarin "vele duizenden steden ontstonden, terwijl hetzelfde aantal eindigde." Volgens deze opvatting keert de neiging om vestigingen te stichten steeds weer terug, terwijl de beschavingen zich ontwikkelen gedurende de geschiedenis, om dan ineen te storten als de toren van Babel door de waanzin en arrogantie van de inwoners, of als Atlantis door natuurrampen.
Dit traditionele standpunt van de geschiedenis is nu geen mode meer, maar er bestaan toch wel vele aanwijzingen dat er ontwikkelde beschavingen hebben bestaan in de verste oudheid. Misschien is het meest overtuigende feit voor iedereen die dit onderwerp wil bestuderen, het in de hele wereld bestaan van traditionele eenheden voor maten, die net als de modeme meter ongetwijfeld zijn afgeleid van belangrijke onderdelen van de maat van de aarde of, zoals in het geval van de nog steeds bestaande Engelse mijl, van een antieke kosmologische canon (details hiervan zijn te vinden in City of Revelation van de hand van de schrijver), een canon die voorzag in het grondplan van tempels sedert de bouw van Stonehenge tot aan de christelijke tijd.

Een voorbeeld, aangehaald in A.E. Barrimans Historical Metrology, is de Griekse 'furlong' (1/8 Eng. mijl = 201 meter) waarvan er precies 216.000 gaan in de omtrek van de aarde over de polen gemeten; het getal 216.000 is gelijk aan 60 x 60 x 60 en als zodanig is het een belangrijk getal in het Soemerische zestallige stelsel, dat ons de verdeling in 360 graden van de cirkel gaf en het uur van 60 minuten. Het is een feit dat de exacte wetenschappen die werden beoefend in het oude Egypte, Griekenland en Rome minder compleet waren dan die uit vroeger tijden; ze waren ook veel minder goed bekend.
Het is duidelijk dat de beschavingen van de historische oudheid het beter bekende deel van hun wetenschappelijke kennis ontleenden aan de tradities van een meer ontwikkeld, verenigd en ver verspreid systeem, dat behoorde tot een vorig, in de geschiedenis onbekend tijdperk. Diezelfde conclusie blijkt uit de studie van bepaalde middeleeuwse kaarten van zeelieden van professor C.H. Hapgood, beschreven in zijn Maps of the Ancient Sea Kings. De kaart van de Turkse admiraal Piri Reis bijvoorbeeld, gedateerd 1513 en gekopiëerd van vroegere kaarten uit de tijd van Alexander de Grote, toont met de juiste geografische lengten details van de Zuid-Amerikaanse kust, die onbekend was in Europa in de tijd waarin de kaart gewerd tekend. Andere kaarten tonen op accurate wijze delen van het Antarctische continent, die sinds lang met ijs overdekt zijn. Over een Chinese kaart uit de 12e eeuw schrijft professor Hapgood: "Het komt mij voor dat het bewijs van deze kaart op het bestaan in heel oude tijden toont van een over de hele wereld bestaande beschaving, waarvan de kaartentekenaars praktisch de hele aardbol in kaart brachten met een eenvormig algemeen niveau van technologie, met gelijke methodes, gelijke kennis van de wiskunde en waarschijnlijk hetzelfde soort instnlmenten." (10)

Dit kwam natuurlijk niet overeen met de moderne theorieen betreffende de geschiedenis, maar het versterkt wel de theorie van Atlantis, de 'anti-diluviaanse wereld' die vooraf ging aan alle volgende beschavingen en deze inspireerde. Tot nu toe is het debat tussen voor- en tegenstanders van Atlantis door gebrek aan archeologisch bewijs alleen verlopen in politieke en godsdienstige termen, waarbij zij die in de cyclische geschiedenis geloven Plato's verslag aannemen, terwijl zij die het evolutionaire standpunt huldigen dit verwerpen. Moderne historici zijn natuurlijk geneigd de beschavingsstandaard van antieke samenlevingen te beoordelen naar de onze, maar het bewijs van Stonehenge en andere megalitische terreinen tonen, dat er 4000 jaar geleden een gevorderde wetenschappelijke kennis bestond, gekombineerd met een natuurlijke, onopvallende technologie, hetgeen suggereert dat de huidige wereldbeschaving niet de eerste is, maar slechts de meest materieel gevorderde.
De raad die in Plato's Republiek wordt gegeven aan mensen die zich in een nieuw land gaan vestigen, is om eerst de heiligdommen en heilige plaatsen van de plaatselijke goden te ontdekken en die opnieuw te wijden aan de overeenkomstige principes van het geloof van de kolonisten, met feesten die op de passende dagen worden ingesteld; er behoren minstens 365 feesten in de loop van het jaar te zijn. Dit was in de oudheid het algemene gebruik; er schuilt het idee achter om een soort model gouden-tijdperk te scheppen door de feestcyclus van de voorouder-nomaden te imiteren.

Zo ontstaat de continuïteit van de heilige plaatsen verbonden aan de heilige kalender, die in iedere godsdienst te vinden is. En de heiligheid van de plaatselijke heiligdommen strekt zich uit tot de paden die erheen leiden en ertussen lopen. De god benadert zijn heiligdom langs een speciale weg. Eens werd hij begeleid door zijn priesters, de zwervende stam die hem was gevolgd vanaf zijn vorige verblijfplaats. Nu komt hij met een godsdienstige optocht, een rituele, gewijde reis als imitatie van de oude gang van zaken. De viering van de mysteriën van Eleusis werd voorafgegaan door een processie die een hele dag duurde, waarbij de pelgrims de stijl van het gouden tijdperk volgden met simpele offers van plaatselijke produkten bij de heiligdommen langs de weg, waarvan elk in verband stond met het verhaal van de daar gevestigde godin Demeter.

Op dezelfde wijze maken de Australische inboorlingen rituele reizen in de voetstappen der goden die het landschap schiepen; ieder kenmerk ervan herinnert aan een periode uit de kosmogonie en heeft ook een huidige betekenis voor het menselijke of dierlijke leven. Een rots kan een bron van vruchtbaarheid van vrouwen voorstellen, een boom de plaats waar een of ander dier of plant ontstond. Elke statie van de reis heeft een eigen dag van het jaar, een mythologische episode, de rituelen en liederen die erbij behoren en de eigenschappen die nuttig zijn voor mens of dier.
De wegen tussen dergelijke plekken hebben dezelfde associaties want dit zijn de wegen van de geest van de aarde; niet alleen wereldlijke wegen maar natuurlijke kanalen van energie, die eerst werden aangegeven door de scheppende goden en toen gevolgd door de zwervende oerstammen; in gevestigde tijden worden ze nog gebruikt tijdens religieuze processies of door pelgrims naar een heiligdom.
Per traditie zijn dit ook wegen van psychische activiteiten, van verschijningen, geesten van doden of elfen, vooral op één bepaalde dag van het jaar. De Ieren van het platteland herkennen bepaalde lijnen die niet op de grond staan aangegeven als de wegen van elfen, lijnen van een seizoensstroom van de geest die onder geen beding mogen worden versperd en ook niet bebouwd. Een huis op een van die lijnen zou zijn bewoners en de buurt ongeluk brengen en om dezelfde reden wordt een plek tussen twee 'raths' of heilige heuveltoppen ook vermeden.
De foto op bladzijde 89 toont de hoek van een Iers huis die werd verwijderd vanwege een elfenweg; hij is overgenomen uit een boek over moderne elfenkunde, 'The Middle Kingdom' van Dermot McManus, dat verschillende voorbeelden bevat van de geheimzinnige bewegende lichtjes die in verband staan met deze paden. Volgens de Keltische traditie zijn het de geesten van de doden, de dwaallichtjes of 'lijkkaarsen', die naar men zegt hangen boven bepaalde oude paden die naar de plaatselijke kerk leiden. (11)

Zelfs onder de Angelsaksers, die minder gevoelig zouden zijn voor geestelijke fenomenen dan hun Keltische buren, leeft de traditie van de geestenpaden voort in de huidige generatie, zoals wordt aangetoond door de talloze moderne verslagen over spookpaden, beschreven in Kathleen Wiltshire's Ghosts and Legends of the Wiltshire Countryside. Bijna ieder oud godsdienstig centrum en landhuis is volgens de plaatselijke opvatting verbonden met de andere door een netwerk van geheime paden of ondergrondse tunnels. "We hebben genoeg bewijzen om aan te tonen dat de legende van een ondergrondse tunnel een echte geheime weg bovengronds aangeeft," schrijft Dr. Winifred Haward en in haar boek 'Hide or Hang' over geheime kamers en tunnels in het noorden van Engeland vermeldt zij onder dergelijke legendes het geloof dat een spookachtige 'witte dame' de loop van een veronderstelde geheime tunnel volgt van Barnburgh Hall in Yorkshire naar de kapel van de heilige Helena daar dichtbij. Deze verschijning zou in Wales worden geïdentificeerd als Elen of Helena, de Keltische godin van de antieke wegen, die herinnert aan de eerste van alle godheden, de zwervende geest van de aarde.

In de Keltische delen van West-Europa hebben bepaalde rotsblokken en in het verleden opgerichte stenen tot op heden een reputatie behouden als centra van geestesactiviteit en ze zijn een toevluchtsoord voor kinderloze vrouwen vanwege hun vruchtbaar makende eigenschappen. In traditionele leefgemeenschappen over de hele wereld wordt erkend, dat zulke rotsen de vergaarplaatsen zijn voor de levende geest die de natuur bezielt. (Menhir in Bretagne)
[Door de opgerichte steen wordt de aarde met de hemel verbonden en daardoor jang en jin, Shiva en Shakti, lichaam en geest. De (bisschops)staf dient hetzelfde doel.]

De Griekse Hermes, de beschermer der reizigers, is dezelfde; zijn wegen worden aangegeven door rijen zuilen die leiden naar de centrale steen van de markt; in Cornwall worden oude gewijde wegen op dezelfde wijze aangegeven door menhirs en stenen kruisen. Al deze verschillende tradities, universeel voorkomend en duidelijk afstammend van een eens algemeen systeem van kennis betreffende de wegen van de geest van de aarde, verwijzen als het ware naar een magnetische stroming die vruchtbaar maakt en wordt begeleid door manifestaties van de geest, die door het land trekt volgens bepaalde wegen en op bepaalde dagen, waarbij de seizoenen worden bepaald door de stand der hemellichamen.
De heiligdommen langs deze weg werden gebruikt bij de gelegenheden waarop de plaatselijke god, die een bijzonder aspect van de geest der aarde verpersoonlijkte, er tijdelijk verblijf hield. De eigenschappen van bronnen, meren en rivieren, zegt Ovidius in de Metamorfosen, variëren met de seizoenen. In de vroegste tijd was het orakel van Delfi slechts eenmaal per jaar actief en zo is het met alle natuurlijke centra van de geest der aarde. Elk ervan heeft een bijzonder seizoen van werkzaamheid, wat wordt herdacht op de dag van de jaarlijkse kermis, spelen, markt of bijeenkomst, die altijd daar heeft plaatsgevonden.

Door deze gelegenheden werden de delen van het landbouwjaar geregeld en daardoor verliepen de levens van alle mensen in traditionele samenlevingen volgens een heilige kalender, die in verband stond met de plaatselijke topografie, lokale mythen en gebruiken en die tenslotte voortkwam uit de werkelijke ervaring met de geest van de aarde en de erkenning van haar gebruiken, seizoenen en invloedcentra.
Vreemdelingen kunnen het land veroveren en hun eigen goden en cultus opdringen aan de inwoners, maar de heilige plekken en de data van hun feesten blijven dezelfde als vroeger, de attributen van de nieuwe goden worden aangepast bij de oude en de invallers worden op hun beurt onderworpen aan de tradities van het land. Het was de politiek van de vroege christenen om in dit opzicht het antieke precedent te volgen, met het gevolg dat bijna iedere oude kerk een plaats inneemt met gewijde associaties, veel ouder dan het huidige gebouw, terwijl de feestdag van de heilige aan wie de kerk is gewijd in vele gevallen werd overgenomen van de god van een vorig geloof.
Deze continuïteit in de heiligdommen en seizoenen van de geest van de aarde heeft zowel een economische als een mystieke oorzaak, want het leven van het land wordt weinig beïnvloed door politieke of religieuze veranderingen; de seizoenen van het landbouwjaar gaan op dezelfde wijze voort en moeten nog steeds worden aangegeven door feesten op vaste data en plaatsen, hoe het regeringssysteem ook mag zijn. Alleen in recente tijd zijn er landen gekoloniseerd zonder dat de nieuwe inwoners de gewijde kalender en de topografie van het oude overnamen; het effect van deze nalatigheid kan men beoordelen als men het wereldlijk landschap van bijvoorbeeld Noord-Amerika vergelijkt met dat van andere continenten, waar zelfs nu nog de meeste gemeenschappen gelegen zijn op plaatsen, die oorspronkelijk werden uitgekozen met enige overwegingen over de geest van de aarde en die nog een binding met het verleden hebben door associaties met de gewijde plaatsen waarop ze gesticht werden. (12)

Het verschil tussen het moderne geïndustrialiseerde landschap, geschapen door een gemeenschap waarin commerciële waarden overheersen en de traditionele soort dat zich ontwikkelde voor een meer blijvende functie en volgens meer duurzame beginselen, toont zichtbaar het verschil tussen de modeme en de oude filosofie. In het eerste geval werden de gebouwen ontworpen en gesitueerd voor de onmiddellijke exploitatie van de rijkdommen van de aarde in het belang van materiële welvaart, met weinig overwegingen voor de menselijke natuur en geen enkele voor de juiste verhouding tussen doden en levenden.
In het tweede geval wordt de aarde beschouwd als een levend wezen welks leven, gezondheid en vruchtbaarheid verbonden zijn met die van de bewoners. Volgens deze denkwijze zijn de geest van de aarde en de geest die alle levende wezens bezielt, in wezen gelijkwaardig, zodat de belangen van de mensen, niet alleen voor het ene leven, maar voor alle tijden, het best gediend worden door het bestuderen van de belangen van de geest.

Feng-shui
Het praktisch resultaat van deze politiek is duidelijk zichtbaar in het landschap van China, waar duizenden jaren lang gedurende alle revoluties en veranderingen van dynastie, dezelfde houding tegenover de geest van de aarde en dezelfde methode om haar zaken in overeenstemming te brengen met die van de mensen, werd volgehouden. Met het oog op het gevestigde leven, werden deze methoden vastgelegd in het wetenschappelijke en magische systeem van de 'waarzeggerij', bekend als feng-shui, hetgeen letterlijk 'wind en water' betekent en dat, aangezien het eens over de hele wereld schijnt te zijn toegepast, naar aangenomen wordt eeuwig en universeel werd gebruikt; het verdient meer serieuze aandacht dan het tot nu toe van westerse geleerden heeft gehad.
Die zal het zeker krijgen als de symptomen van de aardse ziekte zo duidelijk zijn geworden, dat ze niet langer kunnen worden genegeerd en de noodzaak ontstaat opnieuw de voorwaarden van de banden tussen mensen en goden te bestuderen, waardoor vestiging en beschaving kunnen voortbestaan. De oude, eens universele 'waarzegkennis' van het landschap (feng-shui) kan alleen bestaan, verbonden met de traditionele vorm van filosofie waarnaar hierboven werd verwezen, volgens welke de aarde een levend wezen is, bezield door geest. Deze geest is de natuurlijke omgeving van de geesten der doden en is ook verwant aan de geestelijke aard van de mens.

Evenals de energie in het menselijke lichaam vloeit de geest van de aarde door de oppervlakte middels kanalen of aders; tussen de twee energiestromen van mens en aarde bestaat een natuurlijke affiniteit, die de mensen in staat stelt de aanwezigheid en het plaatselijke karakter van de geest van de aarde te voorspellen, aan te voelen hoe men het beste de menselijke daden daarmee in overeenstemming kan brengen en zelfs, door het oefenen van de wil en de fantasie, de stroming ervan te beïnvloeden.
Een andere instelling die verworven moet worden daar, waar de 'waarzeggerij' wordt toegepast, is dat de heersende kosmologische opvatting de idee moet uitdrukken van een organisch, in 'blijvende toestand' verkerend heelal, een opvatting die als orthodox wordt beschouwd gedurende het grootste deel van de geschiedenis, liever dan de moderne evolutionaire theorie van het 'zich uitbreidende universum'.
De eerste van deze twee kontrasterende wereldbeschouwingen, dus de traditionele, legt de nadruk op de permanente aspecten van het menselijke leven op aarde, het feit dat de mensen altijd onderworpen zijn aan dezelfde wetten van het universum en van hun eigen aard. Onder die omstandighede is het doel van de wetenschap het leven der mensen, zoals het altijd is en zoals het wezenlijk zal blijven zolang de levensbronnen op aarde dezelfde blijven, ten goede te komen.

Zoals professor Abercrombie zegt, was de bedoeling en het effect van feng-shui in China "het aanleggen van een landschap dat bepaalde geestelijke waarden moest bewaren, maar ook het vervullen van het praktische doel om een dichte bevolking te onderhouden." De Chinezen wantrouwden alle nieuwe ideeën die niets met dit doel te maken hadden; merkend dat dergelijke vernieuwingen voor hun eigen gemak meestal worden voorgesteld door de handelsklasse, ontmoedigden zij die klasse om de macht te verkrijgen waarmee zij hun eigen waarden aan anderen konden opdringen.
Een andere veiligheidsmaatregel was, dat als een handelaar zo rijk en gevestigd was geworden dat hij ernaar zou verlangen de levensstijl van zijn meerderen te imiteren, hij dan het leven van de teruggetrokken geleerde zou kiezen als de beste levenswijze. De moderne en tegenovergestelde neiging is meer waarde toe te kennen aan kunstmatige dan aan natuurlijke bronnen van rijkdom; nieuwigheden te eerbiedigen als tekenen van het menselijk vernuft; de handelsbelangen te identificeren met de belangen van het volk als geheel en dit laatste de schuld te geven van ieder verweer tegen sociale veranderingen, die door de eersten worden bevorderd. Een dichte plaatselijke bevolking wordt nu eerder beschouwd als een destructieve dan als een creatieve macht in verband met de harmonie met de eigenschappen van het landschap. Vervreemd van de geest van de aarde en de plaatselijke goden, is die dat dan ook geworden.

Vergeleken met het huidige filosofische systeem lijken de twee doelen van de waarzegger; het behouden van het landschap uit het gouden tijdperk en er een bestaansmiddel van maken voor een grote gevestigde bevolking, onverenigbaar en dat zal het inderdaad ook zijn zolang dat systeem blijft bestaan. Men heeft feng-shui gedefinieerd als "de kunst om de woningen van levenden en doden zo aan te passen, dat ze samenwerken en harmoniëren met de plaatselijke stromingen van de kosmische adem."
In Science and Civilization in China geeft Joseph Needham een goed, beknopt verslag van die functie: "Iedere plek had zijn eigen topografische kenmerken, die de plaatselijke invloed (Hsing shih) van de verschillende ch'i van de natuur matigden. De vormen van de heuvels en de richting van de waterlopen, het resultaat van de boetserende invloeden van wind en water, waren het belangrijkst, maar daarnaast waren hoogte en vorm van de gebouwen, en de richting van wegen en bruggen een machtige factor.
De kracht en aard van de onzichtbare stromen veranderden van uur tot uur door de positie der hemellichamen, zodat men rekening moest houden met hun aspecten gezien vanaf de plaats in kwestie. Al was het kiezen van een plaats van het grootste belang, een verkeerde plaats was toch niet onherstelbaar, want en konden greppels en tunnels worden gegraven of andere maatregelen worden getroffen om de situatie van feng-shui te veranderen…"
"De twee stromingen yang en yin in de oppervlakte van de aarde werden geïdentificeerd met de twee symbolen die betrekking hebben op de oostelijke en de westelijke kwartieren van de hemel, de Groene Draak (Ching Lung) van de lente in het eerste geval, de Witte Tijger (Pai Hu) van de herfst in het tweede. Elk hiervan werd gesymboliseerd door de vorming van de grond.
In ieder graf moest de eerste altijd links liggen en de tweede rechts en iedere woning die er bij voorkeur door beschermd moesten worden als in de buiging van een elleboog. Maar dit was nog maar het begin van de ingewikkeldheid omdat hoge en steile aarden wallen als yang werden beschouwd en ronde heuvels als yin. Zulke invloeden (shan ling) moesten zo mogelijk in evenwicht worden gebracht door de keuze van de plek, zodat men drie-vijfde yang verkreeg en twee-vijfde yin."

Needham gaat voort met feng-shui de eer te geven van "de grote schoonheid van de ligging van zovele boerderijen, huizen en dorpen in heel China." De lange duur van de Chinese beschaving, waaraan feng-shui zo belangrijk heeft meegewerkt, heeft de methoden van die wetenschap bewaard tot op de dag van vandaag; zo werd ons een erfenis geschonken vanuit de gouden oertijd. Niet dat die vroege zwervende volken een of ander vormelijk systeem van feng-shui bezaten, maar omdat die principes op natuurlijke wijze in hun levens werd geïntegreerd en omdat zij leefden en bewogen onder de rechtstreekse invloeden van de subtiele energieën van de aarde.
Als alle wetenschappen is feng-shui een bevordering van de beschaving, een techniek om de menselijke aard te verzoenen met de grenzen, die werden gesteld door het zich vestigen. Maar de opvatting van de waarzegger is die van een vroeger tijdperk, de opvatting van de geest van de aarde als het leidende beginsel in het leven. Hij is er verantwoordelijk voor dat er geen veranderingen worden aangebracht in vorm of voorkomen van het landschap, die plaatselijk de harmonische stroming van de vitale energie van de aarde zouden kunnen verstoren. Meer dan dat, hij zou zelfs het landschap kunnen verbeteren door de latente krachten aan de dag te leggen en het patroon van het energieveld nog meer te doen aansluiten bij de ideaal-eisen van de bewoners. Dit doet hij door oordeelkundig alle gebouwen, graven, muren en wegen te plaatsen, met de toevoeging van zuilen, tempels en monumenten, op plaatsen die door de natuur zijn aangewezen om deze te ontvangen.

Hier is de beschrijving van het Chinese landschap zoals het wordt gevormd door feng-shui uit Ernst Borschmanns mooie fotoboek Picturesque China: "Sommige toppen van de omliggende bergen, vaak de hoogste top, zijn bekroond met pagodes, kleine tempeltjes of paviljoentjes die harmoniëren met de magische krachten van hemel en aarde. Deze gedachte is bijvoorbeeld verwant aan onze opvatting betreffende de uitstroming van magnetische kracht uit een puntige bliksemafleider. En de Chinese waarzegger beschouwt ook de vormen van de natuur als een magnetisch veld."
Het veld van het aardmagnetisme, evenals het energieveld van een plant of dier, bestaat alleen in verbinding met een levend lichaam en zoals de traditionele Chinese geneeskunst van de acupunctuur het menselijk lichaam behandelt door het regelen van de stromingen van de vitale energie die door de huid stroomt, zo behandelt de Chinese waarzegger het lichaam van de aarde.

Tekstboeken betreffende feng-shui beschrijven het karakter van de aardse stroom; geven voorbeelden van de energiepatronen die het vormt in verband met verschillende soorten landschappen en toont manieren om die natuurlijke stroming aan te passen bij het gemak van de mens. In sommige districten, vooral in woeste, steile, rotsachtige streken, zijn de wegen van de geest van de aarde snel en heftig, en als het land bewoonbaar moet worden gemaakt, moet die energie worden getemd en geleid door meer gelijkmatig stromende kanalen. Waar ze in een vlak en saai landschap te sloom bewegen, met een neiging tot blijven stilstaan, kan men hen stimuleren door lange, rechte lanen en waterlopen te maken en verticale punten toe te voegen aan het landschap. Zo worden grillige spleten waardoor energiestromen langs de bergen storten, opgenomen en gedomesticeerd in de valleien, door stenen muren om de akkers die een vestiging omgeven.
Een geïnspireerd voorbeeld van feng-shui-principes in Engeland is de hoge spits van de kathedraal van Salisbury (een gebouw dat volgens zeggen door waarzeggerij werd gesitueerd op de plaats die werd aangegeven door een lange pijl, afgeschoten vanaf de heuvel Old Sarum), die oprijst boven de op gezette tijden overstroomde weiden langs de Avon.

In feng-shui worden de wetten van de dynamica en de esthetica verenigd door de ene canon die beide dient; het resultaat is een landschap dat verrukkelijk is voor het oog van dichter en filosoof, en het best geschikt om aan de praktische behoeften van het volk te voldoen. Een belangrijke factor in het manipuleren met de subtiele energieen is de invloed van de hemellichamen, in het bijzonder de zon en de maan, die in de loop van de dag door hun verschillende posities de getijden en stromingen binnen het aardse magnetische veld verwekken.
Zo volgen de patronen op aarde de patronen aan de hemel en het is de taak van de waarzegger het landschap zodanig te vormen, dat het nadruk legt op deze overeenkomst. Zijn vakbekwaamheid verenigt kennis van de traditionele wetenschappen, astronomie, astrologie, geometrie, getal, verhouding en landmeten, met de directe gevoeligheid van de waarzegger voor de stroming van aardse energieën. Zijn instrument is het magnetische kompas dat volgens Needham het eerst werd gebruikt voor feng-shui. Het waarzeggerskompas zit in het midden van een ronde houten plank met daarin aangegeven een aantal concentrische cirkels; ieder cirkel is verdeeld in segmenten, gemerkt met letters en symbolen, waaruit de waarzegger de eigenschappen van ieder stuk grond en de invloeden waaraan het onderworpen is, kan aflezen; daardoor ontdekt hij of het al dan niet een gunstige plaats is voor het doel dat hij in gedachten heeft.

Er bestaat een gedetailleerde interpretatie van de verschillende stellen symbolen op het waarzeggerskompas in Feng-shui van E.J. Eitel, een wonderlijk boek dat honderd jaar geleden werd uitgegeven, en nu weer herdrukt wordt, door een preutse dominee van het London Missionary Society in China. Als vertegenwoordiger van de westerse beschaving moest Eitel de Chinese wetenschap natuurlijk ongunstig achten tegenover het Europese systeem, maar desondanks geeft hij een sympathiek verslag van feng-shui als een kracht die het Chinese landschap behoedt voor de excessen van de negentiende-eeuwse industrialisatie. Hij schrijft dat er "gretig gebruik van wordt gemaakt door staatsministers als een voldoend excuus voor hun eigen onwil om handel en beschaving te bevorderen." Maar toch gaat hij als volgt voort: "God gave dat onze eigen wetenschapsmensen hadden bewaard... die kinderlijke eerbied voor de levende natuurmachten, die heilige eerbied en bevende angst voor de mysteries van het ongeziene, dat vaste geloof in de realiteit van de onzichtbare wereld en haar voortdurende onderlinge gemeenschap met het zichtbare en het tijdelijke, die dit Chinese zoeken naar een natuurlijke wetenschap kenmerkt."

Een gebruik van feng-shui dat steeds belangrijker werd naarmate het Chinese rijk groeide, was het assisteren bij de machtsconcentratie in de keizerlijke hoofdstad door de natuurlijk kronkelende stromen van de aardenergie in lange rechte kanalen te leiden en deze op de keizer te richten, de zetel der regering in Peking. Deze kanalen waren de keizerlijke drakenpaden (lung mei) van China, zorgvuldig in stand gehouden tot in onze eeuw door het regeringsbureau voor riten; geen ander gebouw of graf dan dat van de keizer en zijn familie mocht daar worden geplaatst. Sommige delen ervan waren geplaveid en werden als wegen gebruikt; andere liepen onzichtbaar dwars door het land, hun loop aangegeven door obelisken, ceremoniële bruggen en tempels, waarvan de voornaamste as overeenkwam met de ligging van de loop.
Op die manier steunden de geestelijke energieën van de aarde, opgewekt in bergtempels en kloosters, hun loop geregeld door gewijde staties onderweg, de keizer, zoals hij ook werd gesteund door de diensten van zijn volk. Middels diezelfde kanalen verspreidde de zonnestroom, uit den hoge gedistilleerd door de keizer en zijn hiërarchisch en kosmologisch geordend hof, de vruchtbaarmakende invloed door het rijk. Aangezien ze deze symbolische en magische functie hebben en vanuit het keizerlijke centrum naar alle richtingen van het land lopen, hebben rechte wegen ook een duidelijker nut voor de heerser als een middel dat voorziet in controle en communicatie.

Zo wordt als altijd het mystieke gecombineerd met het praktische. Hitler merkte op dat rijken werden gebouwd middels rechte wegen en door zijn architect Albert Speer liet hij dus de ceremoniele centra bij de stichting van het Derde Rijk als zodanig aanleggen. De invloed van Rome werd door het imperium verbreid middels een netwerk van wegen, ontworpen als uitstralend van het midden. Hetzelfde gold voor de macht van de rijken van Midden- en Zuid-Amerika van voor de verovering. Versailles, met de lanen gericht op de zetel van de Zonnekoning, is het volmaakte toonbeeld van een koninklijke zonnehoofdstad. In Engeland kapten of plantten de grootgrondbezitters van de zestiende eeuw lange lanen, die zich uitstrekten van hun paleizen naar verre torens en kastelen, die vaak ver buiten hun eigen bezittingen lagen; zo symboliseerden ze hun controle over het omliggende land en verkegen zij er magisch toezicht op.
Deze vinding was ook erg handig voor de edele bezigheid van de hertenjacht en als zodanig hadden die lange lanen door de bossen hun wereldlijke nut; maar in principe was hun functie mystiek, om een stroming van de geest in twee richtingen te verkrijgen tussen de plaatselijke heerser en het volk, met het paleis als controlecentrum en punt van samenkomst.

Vele andere architectonische kenmerken, nu algemeen alleen beschouwd in hun praktische aspecten, hebben een dergelijke mystieke oorsprong; ze beginnen als middelen voor een feng-shui doel. Mircea Eliade schrijft: "Het is zeer goed mogelijk dat de fortificaties van bewoonde plaatsen en steden begonnen als magische verdedigingen, want fortificaties, loopgraven, labyrinthen, wallen, enz. werden ontworpen om invallen van demonen en de geesten der doden af te weren, eerder dan aanvallen van menselijke wezens."
De Grote Muur van China diende kennelijk een militair doel, maar werd ook gebouwd volgens feng-shui principes om het rijk te beschermen voor de ongunstige invloeden, die traditioneel uit het noorden kwamen. Of dit nu werd gemanifesteerd door invallende legers of demonen was van weinig praktisch belang. De Muur hield beiden buiten het land op dezelfde manier als een muur rond een park of systeem, functionerend als de zon tussen de planeten, geladen met zonnekracht en deze doorgevend aan zijn volk, was een algemene instelling, bekend in het hele oosten, in de Afrikaanse koninkrijken en zelfs op zo verre afstand en zo recent als in het Amerika van de achttiende eeuw.

In Natchez heerste een zonnekoning vanuit een tempel-observatorium op de hoge heuvel en alleen hij mocht deze binnengaan. Hij werd de Grote Zon genoemd, ging gekleed in een mantel van veren en mocht tijdens zijn hele regering de aarde niet beroeren; daarom werd hij in een draagstoel rondgevoerd, want men was bang dat hij de zonnemacht zou uitstralen die hem verleend was. De Grote Zon, zijn hiërarchie van mindere zonnen en de mooi geconstrueerde samenleving die hij diende, werden in 1729 door de Fransen uitgeroeid. Een paar overlevenden zochten een schuilplaats tussen Indianen in de buurt, die hen respecteerden vanwege hun magische krachten.
Dergelijke instellingen waren ongetwijfeld zeer kunstmatig, maar, zoals we reeds benadrukten, dat is de beschaving ook. De zonnekoning was niet slechts een symbool, een ornament of een belastingverslinder, maar een werkzaam instrument, een soort elektrische generator of conductor van de positieve stroom, waardoor de geest van het volk en de vruchtbaarheid van de aarde zelf werd gewaarborgd. Als in sommige gevallen de koning niet 'werkte', als de natuurkrachten niet reageerden op zijn invloed, dan kon hij worden afgezet. Het was de gewoonte der Assyriërs om hem te straffen voor iedere catastrofe die het volk overkwam.

In China werden zowel natuurrampen als sociale troebelen toegeschreven aan zorgeloosheid van de keizer bij het uitvoeren van het ritueel of aan verkeerde relaties binnen het hof; ieder soort catastrofe had zijn eigen bijzondere oorzaak en van de keizer werd verwacht dat hij die zou genezen. Sommige ervan staan vermeld in 'De Grote Wet', een hoofdstuk uit de Chinese Analen, die in 1050 v.Chr. werden uitgegeven, aangehaald door Raphael Patai in zijn Man and Temple: "Als de natuur gewoon haar gang gaat, is dat een teken dat de regering goed is, maar als er stoornissen zijn in de natuur is het een teken dat er iets fout is met de regering. Met de hulp van vastgestelde tabellen is het mogelijk te vernemen welke zonde die stoornis in de natuur heeft verwekt. Iedere stoornis in de zon beschuldigt de keizer. Een stoornis rond de zon: het hof en de ministers; een stoornis in de maan: de keizerin en de harem. Goed weer dat te lang aanhoudt, toont dat de keizer te weinig actief is. Dagen die te bewolkt blijven, tonen dat het de keizer ontbreekt aan initiatief. Teveel regen toont, dat hij onrechtvaardig is. Storm dat hij lui is. Een goede oogst bewijst, dat alles in orde is; een slechte oogst, dat de regering schuldig is. "Aan de andere kant is het extreme aroma van een goede regering zo geurig, dat dit intelligente en onzichtbare wezens beinvloedt." Aldus staat het beschreven in de Shu-king.

Hier wordt het wezenlijke verschil tussen antieke en moderne regeringstheorieën aangetoond: volgens het eerste systeem kreeg de regering de schuld van moeilijkheden onder het volk, omdat men aannam dat de menselijke aard gunstig reageert op de kosmische harmonie en daardoor een getrouwe weerspiegeling is van het gedrag der heersers. Als dat gedrag niet in overeenstemming is met het hemelse patroon, wordt het volk natuurlijk en zeer terecht rebels. De moderne tendens, bevorderd door het afwijzen door de evolutionisten van de menselijke natuur als blijvende standaard, is het vaststellen van een of andere wereldlijke sociale theorie, een staatswet, men eist van de mensen dat ze deze opvolgen en dwingt hen als zij er hun houding niet bij aanpassen.
Wat betreft de 'intelligente en onzichtbare wezens', de geesten van de aarde en de dood - wier belangen voor alles werden erkend door de antieke wetgevers - hebben onder het materialisme geen stem en ze worden dus niet geraadpleegd. Ondanks de waarschuwingen der profeten en de pogingen van alle verstandige mensen om dit proces tegen te houden, is de beschaving geneigd steeds ingewikkelder te worden en steeds grotere eisen te stellen aan de aarde die haar onderhoudt.

Er komt een tijd waarin de oude, natuurlijke devotie tegenover de geest van de aarde, tezamen met het traditionele ideaal van het bewaren van de aarde, zoals de goden haar hebben gemaakt, (18) wordt ingewisseld voor een nieuw object: het verlangen om de producten van de aarde te doen toenemen, door haar vruchtbaarheid kunstmatig te stimuleren. Dit stadium wordt in de gewijde geschiedenis aangegeven door het verschijnen van zonnegoden, de heroïsche godheden van rede, intellect en een gecentraliseerde regering, wier legenden altijd verwijzen naar hun overwinningen op draken of slangen, heilige emblemen van de voormalige orde.
In Delfi werden in de archaïsche tijd de orakels gegeven in naam van de godin Aarde; de zonnegod Apollo doodde Python, de slang van de godin, en nam het heiligdom over, gelijk met de functie van het orakel. Zeus doodde Typhon, de drakentelg van Aarde, en nam het orakel bij Dodona over; de aartsengel Michael bewaakte de heiligdommen op heuveltoppen en had een reputatie als drakendoder, die hij vroeger al had genoten als Keltische zonnegod. In de terminologie van feng-shui stelt de draak de vluchtige stromingen van de geest van de aarde voor, voortglijdend als slangen in kanalen onder de aardkorst, de yin-kracht in de natuur. Het is deze macht waarnaar Plutarchus, die in de eerste eeuw priester was in Delfi, verwijst in zijn Ondergang der Orakels: "De mensen worden beïnvloed door stromen van wisselende kracht, die uit de aarde voortkomen. Sommige ervan maken de mensen waanzinnig of veroorzaken ziekte of dood; het effect van andere is goed, sussend, weldadig."

De factor, die uit één bron deze verschillende gevolgen verwekt, in de complementaire yang-kracht, de kracht van de zon. Verwijzend naar de macht tot orakelspraak van de geest van de aarde, haalt Plutarchus het oude geloof aan dat "de zon in de aarde de juiste condities en de juiste temperatuur schept om de dampen voort te brengen die het profeteren inspireren." Dit begrip was de basis voor de zonnetechnologie, die in verschillende tijdperken revolutionaire veranderingen heeft veroorzaakt in de levens en idealen van de mensen over de hele wereld.
Toen de slangenstroom van de geest van de aarde werd doorboord door de lans van de drakendoder, kon zij zich niet langer vrijelijk over de aarde bewegen, want de energie was nu vastgclegd en geconcentreerd op één plaats. Toen Apollo Python doodde, verrichtte hij een daad, die wordt herhaald in het feng-shui ritueel, waar ook de eerste steen van een huis of tempel wordt gelegd. De Indiase gang van zaken wordt door Eliade beschreven in zijn The Sacred and the Profane: Eer de metselaars de eerste steen leggen, toont de astronoom hun de plaats waar deze moet worden geplaatst; men neemt aan dat deze plaats ligt boven de slang die de Wereld draagt.
De meestermetselaar maakt een scherpe punt aan een stok en drijft die in de grond, precies op het aangegeven punt, om de kop van de slang vast te leggen. Dan wordt de eerste steen boven de slang gelegd. Daardoor ligt deze hoeksteen precies in het midden van de wereld.' De heilige Jozef van Arimathea zou hetzelfde hebben gedaan bij de stichting van het christelijke Glastonbury door zijn staf in de aarde te steken; deze bloeide toen uit tot de heilige doomboom; ook elders bestaan vele van dergelijke legenden.

Door in Delfi de slang te doorsteken en zo haar energie vast te leggen, vergrootte Apollo de productiviteit van het orakel dat, nadat het vroeger slechts éénmaal per jaar door de bezielende geest werd bezocht, nu het hele jaar door actief was, met uitzondering van drie maanden als de god afwezig was en Dionysius, die in zijn plaats regeerde, tijdelijk de wildere en meer elementaire riten van het verleden herstelde. Diezelfde politiek van het kunstmatig vermeerderen van de vruchtbaarheid der aarde en het vermenigvuldigen van de gaven van de geest, in plaats van te accepteren wat de aarde geeft, blijkt duidelijk waar ook de zonnegoden de archaïsche heiligdommen van de aardgodin overnemen.
Het verschijnen van de zonnegod signaleert het invoeren van een technologie, die erop is gericht de natuurlijke kanalen van de geest van de aarde te veranderen en de energieën te stimuleren voor het welzijn van een steeds groeiende, gevestigde bevolking. Deze vernieuwing wordt natuurlijk tegengewerkt door reactionaire en godsdienstige mensen en daarom schreeuwen in de Eumenides van Aischylos de furiën, de dienaressen van de oude Delfische godin: "Hij voerde de weg der mensen over de plaats van de wegen van de god en vernielde de eeuwenoude verdeling van de macht." (19)
In de tempel van Apollo in Delfi stond de omphalos-steen, die voor de Grieken het midden van de wereld aangaf. Men beweerde ook dat deze boven het graf van Python stond, wat betekent dat op deze plaats de staak door de kop van de slang werd gedreven voor de eerste steen van het heiligdom van de zonnegod. Daarom diende deze om de machtige aardse energieën te concentreren op die ene plaats, en om de plaatselijke macht van de geest van de aarde te versterken om zo profetieën tot stand te brengen. De 'oeroude verspreiding van de macht' werd verstoord en de profetische invloed afgeleid van de plek, waar deze vroeger opwelde bij de Castalische bron en de rots van de Sybille, naar een nieuw vertrek, waarin de omphalos in Apollo's tempel stond.

Met de omschrijving van de handelingen van de priesters der zonnegoden als een technologie, wordt niet bedoeld te suggeren dat hun wetenschap mechanisch was en beperkt bleef tot natuurkunde; het was wetenschap van een meer subtiele, metafysische soort. Het onderwerp van hun aandacht was de animistische geestenwereld, de krachten der natuur die de Chinezen Kwei Shin noemden en die alle volken van de hele wereld onder andere namen kennen. De attributen van deze dualistische geest, de Kwei en de Shin, zijn yin en yang respectievelijk; de eerste vertegenwoordigt het samentrekkende principe zoals dat wordt uitgedrukt in de lares rustici; de nymfen van heuvels en stromen, de grovere geesten der doden. De tweede bezit een uitbreidende macht: de geesten van de bovenste luchtlagen en de fijnere delen van de geest van de mens. Deze twee hebben in zekere zin verschillende karakteristieken want de Kwei reageert bijvoorbeeld op rituelen, terwijl de Shin juist wordt opgeroepen door muziek. Maar in de praktijk zijn ze niet te scheiden; ze zijn complementaire tegendelen van dezelfde orde en bij magische ceremonieën worden ze samen toegesproken als Kwei Shin.

Geesten worden opgeroepen in tempels; elke ervan is uniek omdat hij bedoeld is om een bepaalde god of een aspect van een god aan te trekken; daarom moeten zijn bijzondere lokale attributen erin voorkomen. In zijn natuurstaat roept de mens geen goden aan omdat hij tevreden is met wat de natuur hem schenkt. Het bestuderen van de Kwei Shin; het opmerken van hun manier van doen, hun zwakheden en potentieel; het gebruik van die kennis bij het bouwen van heiligdommen om hun energieën binnen zekere grenzen te houden, is een vorm van technologie, die in het verleden tot zeer hoge volmaaktheid is gebracht.
Archeologen zijn er tot op zekere hoogte in geslaagd de fysieke levenswijze te reconstrueren van de mensen, die grote delen van het moderne Europa bewoonden, met hun monumentale bouwwerken van stenen kringen, zuilen en dolmen van ongeveer vier- tot vijfduizend jaar geleden; maar voor die monumenten zelf hebben zij geen verklaring, afgezien van vage suggesties van een ritueel doel in verband met een of andere dodencultus.
Inderdaad is dat zo, maar astronomen erkennen nu dat al die grote stenen, van de reusachtige uitgebreide opstellingen op één lijn van Carnac en de zon-maantempel van Stonehenge tot de verre monumenten op de noordelijke eilanden van Schotland, zuiver waren gebouwd in verband met de hemellichamen en de natuurlijke kenmerken van het landschap. Uit alles dat in de laatste tijd werd ontdekt over de wetenschappelijke kennis en de methoden van de megalithische bouwers, blijkt hun systeem zich te bevinden in de synthetisch-magische traditie van Egypte, Babylon en het oude oosten; het staat zeker in nauw verband tot de grondslagen van feng-shui, want dezelfde astronomische en geologische factoren die de Chinese waarzeggers gebruikten om de plaatsen voor tempels en graven vast te stellen, zijn ook zichtbaar toegepast om de plaatsen vast te stellen voor dergelijke monumenten in Europa.

Sinds vele jaren hebben ervaren wichelroedelopers, met inbegrip van Merle en Diot in Frankrijk en Guy Underwood, Reginald Smith en vele anderen in Britannië, het feit opgemerkt dat iedere megalithische vindplaats ligt boven een centrum of kanaal van de aardstroom, waarvan de uitstralingen worden gevoeld door de roede van de wichelaar. Alle antieke graven en stenen werden zo geplaatst dat ze samenvielen met de stroming van de bezielende energie van de aarde, haar 'geest' en deze accumuleerde; dit houdt in dat de 'dodencultus', waarvan allen zeggen dat dit een belangrijke motivering was voor de bouwers met de grote stenen, niet alleen de vrome en bijgelovige hoop op een eeuwig leven was, zoals wilden zouden koesteren en ook vaak christenen, maar een heel exacte wetenschap van het oproepen van geesten met een zo bewezen waarde in termen van verkregen gunsten, dat tegen het begin van het tweede millennium v.Chr. het grootste deel van de fysieke en intellectuele hulpbronnen van de volken in heel Europa zich moet hebben gewijd aan het in stand houden ervan.

Het aantal en de grootte van prehistorische monumenten in aarde en steen, het voorkomen ervan gevoegd bij de woonplaatsen van hun menselijke tijdgenoten op de verre eilanden en in verlaten delen van Europa die nu niemand meer wenst of weet te bevolken, dit alleen al geeft een beeld van de talrijke en ver verspreide bevolking, die werd onderhouden door de subtiele technologie van de grote steenbouwers in West-Europa, zoals feng-shui het deed in China.
"Ze verbouwden graan op de hellingen van heuvels die wij tegenwoordig nooit meer trachten te bewerken," zei William Cobbett tijdens zijn reizen in het begin van de negentiende eeuw, toen hij de dammen en terrassen van neolitische boeren zag in de verlaten streken van de 'downs' in Zuid-Engeland. Als uiteindelijk bewijs voor de ontwikkelde geest, voortgebracht door de antieke wetenschap, hoeft men alleen maar de huidige melancholieke, ontvolkte toestand van de hoogvlakten en districten langs de westkust van Engeland en Europa te vergelijken met dezelfde streken, zoals zij moeten zijn geweest toen ze bevolkt waren door het antieke volk, waarvan de heroïsche stand der ervaring wordt onthuld in de mythen en overleveringen van barden, die hen hebben overleefd en wier magische prestaties voortleven in de folklore die in verband staat met hun monumenten.

Een merkwaardig overblijfsel uit het prehistorisch verleden is het geheel aan plaatselijke tradities, die in heel Europa en daarbuiten steeds te vinden is en die aan iedere oude steen en gewijde plaats sommige van die verschillende kwaliteiten toekent, die de traditionele functies van de geest van de aarde zijn. In de vele gevallen waar megalitische monumenten werden opgericht bij of boven heilige bronnen of bij andere natuurlijke heiligdommen, is het duidelijk dat hun plaatselijke reputatie als instrument van genezing of vruchtbaarheid, of als centra van geestelijke activiteiten door hen, werd overgenomen door de grond waarop ze zich bevonden. Een steen die bijvoorbeeld bij een geneeskrachtige put staat kan dienst doen als permanent onderkomen, als een soort batterij, voor de geest die vroeger het water bezielde gedurende een kort seizoen van het jaar.
Iedere antieke, staande steen lijkt op de omphalos in de tempel van Apollo, gedreven in de kop van de aardslang-stroming, waardoor de energieën die daar vroeger toe- en afnamen, werden gefixeerd en vermeerderd. Maar tenslotte werd dit systeem moeizaam en weinig effectief en eiste minstens evenveel van de mensen als het hun schonk. Sint Patrick zou Ierland hebben bevrijd van de laatste excessen van een gedegenereerd priesterdom, wier altaren steeds meer offerbloed eisten, eer ze antwoord konden krijgen van de daar wonende geesten.
De Keltische heiligen waren erop uit om de vroegere evocaties van de geest van de aarde terug te voeren tot de natuurlijke bronnen, liever dan in de tempels en stenen monumenten, waar hun voorouders die hadden geplaatst; hun opvatting leeft voort in de geestelijke, niet-conformistische sekten van de moderne Kelten, voortgekomen uit de protestantse reformatie.

Waarom dit moest gebeuren, waarom de geesten die in stenen en tempels huisden, deze moesten verlaten en zo ongevoelig werden voor oproepingen, is een vraag die de Grieken uit de klassieke tijd diep bewoog. Plato verwees naar dichtere bevolking en grotere vruchtbaarhcid van het land in vroegere tijden, toen de inheemse geest bezield was en overal stromen profetie door de orakels werden uitgegeven. Tegen het begin van het christelijke tijdperk waren de sinds lang corrupte orakels bijna allemaal uitgestorven. Vele mensen meenden dat de goden stierven omdat zij het einde van de wereld voorvoelden.
Plutarchus poneerde een alternatieve, minder hysterische theorie om een verklaring te geven voor het terugtrekken van de geest van de aarde uit de oude vertrouwde heiligdommen: dat "het met betrekking tot de met de aarde geassocieerde machten heel waarschijnlijk is, dat deze van verblijfplaatsen veranderen en dat hun stroming, daartoe aangezet vanuit een of andere richting, hun verloop zou veranderen en er binnen de aarde in de ganse loop der tijden vele revoluties zouden plaatsvinden door dergelijke cyclische gebeurtenissen... En deze zelfde beschouwing moet zeker worden aangenomen met betrekking tot de geesten van de profetie; hun macht moet men niet zien als eeuwig en tijdloos, maar als onderhevig aan veranderingen."

Hier zien we het onvermijdelijke verraad door ieder officieel geworden technologisch systeem, tegenover het volk dat er afhankelijk van is geworden. De geest van de aarde is, zoals Plutarchus opmerkt, blijkbaar alleen constant gedurende de jaargetijden, want gedurende lange periodes en soms onverwacht ten gevolge van aardbevingen, natuurrampen, enz. verandert de richting, evenals de beddingen van rivieren. Hierin volgt dit de langzame banenvariaties van de hemellichamen. De vroege nomadische volken, die leefden door de geest van de aarde en haar manier van doen imiteerden, konden zich aanpassen bij die langzame veranderingen. Maar de gevestigde mensen wensten dat hun goden zich met hén zouden vestigen en plaatsen hen dus in heiligdommen, die werden bezocht in de juiste seizoenen, vastgesteld door de kalender der priesters. En tenslotte werden die heiligdommen versierd met tempels als een permanente behuizing van de geest.
Het land bracht meer op, het volk werd rijker en talrijker, totdat onder de invloed van de cyclische veranderingen aan de hemel de stroom van de geest zich begon terug te trekken uit de tempel om andere wegen te zoeken. De priesters uit de natijd, die de principes van de oude astronomische wetenschap hadden verwaarloosd, volgens welke tempels eerst werden geplaatst en ontworpen, en die niet langer gevoelig warenrvoor de aardse energieën van de geest, konden slechts hun toevlucht nemen tot nog waanzinniger evocaties, tezamen met steeds toenemende offeranden in een poging om de vroegere resultaten te herkrijgen. En zo gebeurde het, zoals bij zoveel gelegenheden en op zoveel plaatsen ter wereld, dat er een reactie kwam tegen de kunstmatige en steeds futielere handelingen van de tovenaars en de terugkeer tot eenvoudiger manieren.

In dit korte verslag over de ontwikkelingen van de eeuwige relatie tussen mensen en aarde werd in hoofdzaak verwezen naar de geest van de aarde, die met verschillende synoniemen wordt genoemd: de 'slangestroom', de 'aardse kracht' en 'de subtiele energieën van de aarde'. Er zijn legio namen. Het is de 'prana' of 'mana' van de oosterse metafysici, de 'vril', het 'universele plastische medium' van de occultisten, de 'anima mundi' der alchemisten. De moderne 'ontdekkers' ervan hebben er allemaal hun eigen namen aan gegeven: animaal magnetisme, odyle, orgone, energie, od-kracht.
Dr. Wilhelm Reich trachtte haar te vangen in dozen van hout en metaal; de toneelschrijver August Strindberg jaagde erop met een fles vloeibaar loodacetaat op het kerkhof van Montparnasse. De eigenschappen ervan worden al zo lang besproken als er mensen bestaan, die alles kunnen bespreken, en het scala van de manifestaties is zo uitgebreid en tegenstrijdig dat ze variëren van 'Satan, die oude slang' tot 'Bruid van Christus'.

Voor de ouden was het algemeen bekend dat ze twee gezichten bezat en deze eigenschap werd weerspiegeld in de goden, die haar vele aspecten verpersoonlijkten. Als Mercurius is ze verwant aan alle bezielde geest, want die god 'rent over de hele wereld en geniet van het gezelschap van zowel goed als kwaad'. Hij is zowel een god van het leven als van de dood, van inwijding, inspiratie, profetie en begoocheling, de vriend van de reiziger, maar voor zijn ernstige en kritiekloos toegewijde volgelingen een moedwillige bedrieger en een 'dwaallicht'.
Alle trotse mensen met alle soorten temperament zoeken zijn gezelschap en het te bestuderen is een populair pad naar de waanzin. Evenals Kundalini, de vitale slangestroom die levende lichamen bezielt, is de geest van de aarde alleen merkbaar in haar uitwerkingen en niet door analyse. Daarom is ze niet belangrijk voor de fysische wetenschap en mag ze niet worden ingelijfd bij de wetenschappelijke canon van bestaande fenomenen. Toch werd haar invloed vroeger geacht ieder facet van het leven op aarde te beheersen en zoals reeds werd aangestipt zijn er heldhaftige pogingen gedaan door zowel enkelingen als priesters en wetenschapsmensen van grote naam, om haar geheimen te leren kennen en zo haar meer sociaal gewenste eigenschappen tevoorschijn te brengen.

De alchemisten wilden de geest van Mercurius vangen als de bewegelijke agens in hun ondernemingen; ze spraken er over deze 'vast te leggen', waarbij zij het beeld gebruikten van de staak die door de aardslang werd gedreven waardoor hun voorgangers, alchemisten met elementaire kosmische krachten, hadden getracht de subtiele geest van de aarde op te wekken. Al deze brave lieden deelden de edelste ambitie: het weer op aarde doen terugkeren van het gouden tijdperk. Ongetwijfeld deden zij in hun tijd veel om het menselijk gemak en het comfort te bevorderen; beschavingen werden door dergelijke pogingen menselijker gemaakt, maar daardoor werd hun ondergang alleen maar uitgesteld. Want de menselijke geest is evenals de geest van de aarde een zwerver van nature en neemt niet voor eeuwig de huiselijkheid aan.
Pogingen om het vluchtige beginsel van de natuur vast te leggen zullen altijd worden ondernomen; een tijdlang zal de geest misschien de manier van doen accepteren, die haar wordt opgelegd door de menselijke aard in zijn materialistische aspect. Maar vroeg of laat zal ze toch aan haar eigen manieren de voorkeur geven en daar toe overgaan welke obstakels haar ook in de weg worden gelegd.
Achter deze bezielde stroom ligt het mysterie, waarop wordt geduid in de catacomben van Eleusis, dat niet geheel en al mag worden begrepen binnen de natuurlijke grenzen van de menselijke ervaring. Hetzelfde geldt voor feng-shui, vertaald als 'wind en water' omdat, zoals dominee E.J. Eitel verteld werd door zijn Chinese huisjongen "het iets is als wind die je niet kunt begrijpen en als water dat je niet kunt grijpen."


terug naar het literatuuroverzicht






^