Een verzameling artikelen over Het ontstaan van het Nederlands


Inhoud

1 Was er ooit één oertaal?
2 Meeste Europese talen afkomstig uit Turkije?
3 Het Nederlands komt uit Turkije
4 Eigenlijk spreken we allemaal Turks
5 Hoe het Nederlands is ontstaan
6 Geschiedenis van het Nederlands


1 Was er ooit één oertaal? (De Pers 20-06-2011)
Vooraanstaande wetenschappers beantwoorden vragen van lezers.

Maarten Mous van het Leiden University Centre of Linguistics:
"Gaan alle menselijke talen terug op één oertaal? Nee. Gebarentalen en gesproken talen hebben een verschillende oorsprong.
Gaan alle gesproken talen terug op één oertaal? Ook niet: sommige talen zijn nieuw en geen directe afstammeling van hun voorgangers. Slavenkinderen creëerden bijvoorbeeld een nieuwe taal met woorden uit de dominante taal maar met een heel andere structuur. Zo ontstonden talen als Papiamento en Sranan.
Kunnen we dan de meeste andere talen reconstrueren tot één oertaal? Nee. We kunnen wel verwante talen vergelijken, maar daarmee komen we maar tot zo'n 10.000 jaar geleden. We weten bijvoorbeeld dat Nederlands en Sanskriet verwant zijn binnen het Indo-Europees en dat is misschien verwant met het Afro-Aziatisch van o.a. Hebreeuws en Berber.
Maar taal is minstens 200.000 jaar geleden ontstaan. Of taal op één moment is ontstaan is nu nog onduidelijk, maar we krijgen steeds meer inzicht in hoe de mens anders dan zijn mede-apen een systeem heeft ontwikkeld waarin we alles (ook nieuwe zaken) kunnen communiceren."

terug naar de Inhoud


2 Meeste Europese talen afkomstig uit Turkije?
KIJK. Geschreven op 23 augustus 2012 door JPK

Nieuw onderzoek wijst erop dat de zogenoemde Indo-Europese talen zich samen met de landbouw duizenden jaren geleden vanuit het huidige Turkije hebben verspreid.
Onder andere bijna alle Europese talen worden ertoe gerekend: de Indo-Europese talen, die met bijna 3 miljard sprekers de grootste talenfamilie ter wereld vormen. Maar waar komt deze familie vandaan? Dat denken wetenschappers, waaronder de in Nieuw-Zeeland werkende Nederlander Remco Bouckaert, te hebben achterhaald met een methode uit de biologie.

Koergan of Anatolië?
Over de herkomst van de Indo-Europese talen bestaan twee theorieën. De eerste, die de meeste aanhangers heeft, stelt dat deze talen zich door Europa en het nabije Oosten verspreidden vanuit een gebied ten noorden van de Zwarte en Kaspische Zee. Hiervoor zouden de Koergan verantwoordelijk zijn geweest, een volk van veetelers dat vijf- à zesduizend jaar geleden begonnen rond te reizen.
De tweede theorie houdt daarentegen in dat de talen afkomstig zijn uit Anatolië (het Aziatische deel van Turkije). Van daaruit zouden die zich, samen met de landbouw, hebben verspreid. Dat proces zou dan al 9500 tot 8000 jaar geleden zijn begonnen.

Moeder, mother, madre
Om te bepalen welk van beide theorieën het dichtst bij de waarheid ligt, leenden Bouckaert en collega's een model uit de evolutionaire biologie. Dit model wordt normaal gesproken ingezet om op basis van DNA te bepalen hoe bijvoorbeeld een virusuitbraak is verlopen. Het team van Bouckaert keek echter niet naar DNA, maar naar woorden die in de verschillende Indo-Europese talen hetzelfde klinken en dus duidelijk verwant zijn, zoals moeder (mother, Mutter, madre) of drie (three, drei, tres).
Daaruit bleek dat de tweede herkomsttheorie het aannemelijkst is, oftewel: de wortels van het Nederlands en heel veel andere talen liggen waarschijnlijk in het Turkse binnenland. Die conclusie bleef bovendien overeind toen de onderzoekers de verspreiding van de talen realistischer maakten, door te stellen dat verspreiding over zee minder aannemelijk was dan over land.
Wel merken de onderzoekers in hun artikel op dat de landbouw waarschijnlijk niet het enige 'voertuig' is geweest waarmee de voorloper van de Indo-Europese talen zich over Europa en het Nabije Oosten verspreidde. Het kan dus wat hen betreft best zo zijn dat bijvoorbeeld de Koergancultuur enkele duizenden jaren later óók een grote invloed had.

Bron: Remco Bouckaert et al.; Mapping the Origins and Expansion of the Indo-European Language Family; Science 24 August 2012: Vol. 337 no. 6097 pp. 957-960

terug naar de Inhoud


3 Het Nederlands komt uit Turkije
Door Maarten Muns, gepubliceerd in Kennislink op 27 augustus 2012

Nederlands, Engels, Frans en andere talen die tot de Indo-Europese taalfamilie behoren hebben zoveel overeenkomsten dat er sprake moet zijn van één gezamenlijke oertaal. Waar deze oude taal ooit gesproken werd is al lang onderwerp van discussie. Nieuw-Zeelandse taalwetenschappers denken een antwoord te hebben.
Het Nederlands is hoorbaar verwant aan het Duits en aan het Engels, maar ook aan het Grieks en zelfs aan het Perzisch. Samen met nog zo'n 400 andere talen maken ze deel uit van de Indo-Europese talen, de grootste taalfamilie ter wereld. Taalkundigen vermoeden dat de Indo-Europese talen terug te voeren zijn op één oertaal, het zogenaamde Proto-Indo-Europees. Hoe dat precies klonk is moeilijk te achterhalen, omdat er geen geschreven bronnen bestaan. Wel zijn er redelijk betrouwbare reconstructies gemaakt.
Goede dag/nacht!
Dieum/nokwtm h'sum!
(Bron: Alain Corbeau, Hoe en wat in het Proto-Indo-Europees)

Op de vraag waar het Proto-Indo-Europees ooit werd gesproken zijn twee mogelijke antwoorden. Vaak wordt aangenomen dat deze taal zijn wortels heeft op de steppen ten noorden van de Zwarte Zee. Maar een rivaliserende theorie zegt dat de bron van deze oertaal in Anatolië, het huidige Turkije ligt. Dit is een langlopende discussie die nog niet definitief in het voordeel van een van de kampen beslecht is. Een groep Nieuw-Zeelandse, Belgische en Nederlandse taalkundigen hebben met een nieuwe methode beide mogelijkheden nog eens getest.


Verschillende 'cognaten' van het woord 'moeder' in Europa en Azië Afbeelding: © Image courtesy of Q.D. Atkinson

De groep, onder leiding van Remco Bouckaert van de Universiteit van Auckland, leenden voor hun onderzoek een methode waarmee biologen de verwantschap tussen verschillende virussen bepalen op basis van gelijkenissen in hun DNA. Door veranderingen in DNA terug te volgen in de tijd kunnen biologen de 'oervariant' van zo'n virus vaststellen. In plaats van soorten vergeleken de taalkundigen talen en in plaats van gelijkenissen in DNA zochten de taalkundigen naar gelijkenissen in woorden.
Deze gelijkenissen heten 'cognaten'. Het zijn verschillende woorden met een gemeenschappelijke herkomst. In hoeverre verschillende talen cognaten delen zegt iets over hun verwantschap. Door in kaart te brengen hoe cognaten ontstaan en weer verdwijnen is de ontwikkeling terug te volgen tot een enkele oertaal. Ongeveer op de manier als in een familiestamboom.
Een van de betrokken taalwetenschappers is Michael Dunn van Max Planck Institute for Psycholinguistics in Nijmegen. "Wat nieuw is aan ons onderzoek is dat we niet alleen konden achterhalen wanneer het Proto-Indo-Europees ontstaan moet zijn", zegt hij. "Door gegevens te verzamelen over waar de verschillende talen gesproken worden – of gesproken werden, in het geval van uitgestorven talen – konden we voor het eerst ook de geografische herkomst van de oertaal herleiden. Die geografische data wijst er overduidelijk op dat het Proto-Indo-Europees in Anatolië ontstaan is."

Volgens de Koergan-hypothese komt het Proto-Indo-Europees uit het blauw omcirkelde gebied. Volgens de concurrerende Anatolië-hypothese uit het gele gebied. Waar de rode stippen zich concentreren ligt volgens het recente onderzoek de meest waarschijnlijke herkomst van de oertaal.


Meeliften met de landbouw
De oorsprong van het Proto-indo-Europees ligt volgens deze onderzoekers in het hedendaagse Turkije. De oertaal zou daar 7000 tot 10.000 jaar geleden gesproken. Duidelijke steun voor de Anatolië-hypothese dus. Onderdeel van de hypothese is dat de verspreiding van de Indo-Europese taalfamilie parallel liep met de verspreiding van de landbouw, die zich ook in die tijd via Anatolië over Europa verspreidde.
Dat is ook niet onwaarschijnlijk, want bij de verspreiding van veel andere grote taalfamilies ging het precies zo, schrijven de onderzoekers. Ook komen de resultaten van de taalwetenschappers overeen met archeologische vondsten die de verspreiding van de landbouw in kaart brengen.
De oude hypothese dat onze taalfamilie van de steppen rond de Zwarte Zee komt mag voorlopig niet helemaal overboord. De onderzoekers maken weliswaar aannemelijk dat het Proto-Indo-Europees in Anatolië ontstaan is, ze wijzen er ook op dat de landbouw niet de enige manier kan zijn waarop de taalfamilie zich vervolgens over heel Europa heeft uitgebreid. In West-Europa begonnen Indo-Europese talen zich bijvoorbeeld pas 2000 tot 4500 jaar geleden te ontwikkelen. Dat is lang nadat de landbouwrevolutie zich voltrok. En uit de archeologie blijkt dat juist in die periode steppenvolken uit het oosten richting Europa trokken.

Bron: Remco Bouckaert et al., Mapping the Origins and Expansion of the Indo-European Language Family, Science (24 augustus 2012).

terug naar de Inhoud


4 Eigenlijk spreken we allemaal Turks
Door Bruno van Wayenburg, gepubliceerd in Natuurwetenschap en Techniek op 13 december 2005

Talen zijn net levende wezens: ze leven, krijgen nakomelingen en sterven, ze hebben zusjes (Nederlands en Duits), verre achterneven (Nederlands en Russisch) en zelfs complete stambomen, zoals de Indo-Europese taalfamilie die nu over de hele wereld gesproken wordt.
Talen lijken zelfs zo erg op levende wezens, stelt een kleine groep biologen en taalkundigen, dat je hun familiegeschiedenis uit kunt pluizen met de allerlaatste DNA-analysetechnieken, die eigenlijk bedoeld zijn om de evolutie van biologische soorten in kaart te brengen. De resultaten zijn opmerkelijk: de Indo-Europese oertaal zou drieduizend jaar ouder zijn dan altijd gedacht, en niet uit de Oekraïne, maar uit het huidige Turkije komen. In zekere zin spreken alle Europeanen dus eigenlijk Turks, wat de huidige discussie over het Turkse EU-lidmaatschap weer eens in een heel ander licht plaatst.
'Cladistische' methoden kunnen misschien nog wel verder dan 10.000 jaar terug in het verleden van een taal kijken. Deze ruwe grens wordt door historisch taalkundigen meestal aangehouden omdat verwante woorden nog verder in het verleden onherkenbaar gemuteerd zijn. Daarom is de vraag, of alle grote taalfamilies van de wereld zijn terug te voeren op één enkele oertaal, waarschijnlijk nooit te beantwoorden.


Stamboom van de Indo-Europese taalfamilie.

De grens van tienduizend jaar is al ruim, gezien het feit dat woorden binnen enkele eeuwen grondig kunnen veranderen of verdwijnen. Dat het Nederlandse 'wiel' en het Engelse 'wheel' verwant zijn hoort een kind nog, maar andere familieleden zijn het Oud-Indische 'chakra' en het Oud-Griekse 'kuklos' (vanwaar ons 'cyclisch'). Al deze woorden hebben in de gereconstrueerde oertaal Proto-Indo-Europees (PIE) dezelfde stamvader, het woord *kwekwlos (het sterretje geeft aan dat het om een hypothetische, gereconstrueerde vorm gaat).
Een ander alsmaar voortschrijdend proces is het verdwijnen en vervangen van woorden, nog een reden dat wij Nederlanders een Rus zoveel slechter verstaan dan een Duitser. De Russische vertaling voor vader is bijvoorbeeld 'otets', dat voorzover bekend niet verwant is aan ons 'vader'. 'Vader' en 'father' zijn terug te voeren op een zelfde Proto-Indo-Europese wortel, *ph2ter (waarbij h2 een bepaalde keelklank is), en 'otets' niet.
Cladistische methoden om stambomen te maken testen duizenden tot een miljoen mogelijke stambomen om te kijken welke het best past bij de bekende gegevens. Eén criterium om ze allemaal te beoordelen is bijvoorbeeld mutatiezuinigheid, ofwel 'maximum parsimony'.
Stel, de talen A en B hebben twee verwante woorden ('vader' en 'father'), waar talen C en D ook twee verwante woorden hebben (het Russische 'otets' en het Poolse 'ojciec'). Dan is het waarschijnlijker dat A en B zusjes zijn, en C en D ook, terwijl A en C hoogstens nichten zijn. Een dergelijke stamboom is te verklaren met maar één woordvervanging ergens op de takken. Een alternatieve stamboom (A en C zijn zusters, beiden nichten van zusters B en D) kan alleen verklaard worden met minstens twee woordvervangingen van vader/father naar otets/ojciec of andersom. In het algemeen geldt: hoe eerder twee talen uit elkaar zijn gegaan, hoe minder verwante woorden ze hebben.

Stamboom
Door het vergelijken van talen en achterhalen van veranderingen, de 'comparatieve methode', hebben taalkundigen de afgelopen tweehonderd jaar oertalen als het PIE in groot detail gereconstrueerd. Alleen de oudste regionen van de stamboom zijn in details nog onduidelijk. Zo weet men niet of Grieks en Armeens (of Romaans en Keltisch) apart zijn afgesplitst van de stamboom, of dat ze nog een poosje samen verder zijn gegaan.
En passant wordt er veel duidelijk over de prehistorische geschiedenis van de volken die deze talen spraken. De herkomst van de Roma ('zigeuners') uit India is bijvoorbeeld alleen ontdekt doordat ze een van oorsprong Indische taal bleken te spreken. Armeense, Iraanse, Griekse en Slavische leenwoorden illustreren hun lange trektocht naar het westen. Een handvol leenwoorden uit het Burushaski, alleen gesproken in een klein gebied in de Noord-Indiase Hindu Kush, pint één pleisterplaats op hun reis wel heel nauwkeurig vast.
"De stambomen en het evolueren van talen deden me erg denken aan mijn eigen werk", zegt bioloog Russell Gray van Auckland University in Nieuw-Zeeland. Dat werk was het reconstrueren van de evolutionaire geschiedenis van de pinguïn aan de hand van DNA-gegevens.
Net zoals woorden, muteren DNA-codes in de loop van de tijd, iets wat vooral in het niet-coderende DNA ongestraft door kan gaan. Soms worden zelfs vreemde stukken in een genoom opgenomen, bijvoorbeeld als virussen DNA inbouwen in dat van hun gastheer.
Dat is vergelijkbaar met een taal die leenwoorden overneemt. Door van twee verwante soorten (of van hele stambomen) te traceren op welke manier bepaalde stukken DNA gemuteerd zijn, kunnen biologen stambomen reconstrueren die een goed idee geven van de evolutie van de soorten. Weliswaar is het vaak lastig om de stamboom precies te reconstrueren, maar de hoofdlijnen, en vaak ook belangrijke details, zijn met hoge waarschijnlijkheid vast te stellen.
Aangezien de hoeveelheden gegevens daarbij enorm zijn, en de 'woorden' in het DNA zeer lang, wordt daarbij veelvuldig gebruik gemaakt van computers en geavanceerde rekentechnieken. In de afgelopen decennia is deze tak van DNA-rekenen uitgegroeid tot een compleet vakgebied: de bio-informatica.

Hittitisch kleitablet. Het Hittitisch is vermoedelijk de eerste afgesplitste Indo-Europese taal.

Maximale zuinigheid
Gray en zijn collega Fiona Jordan besloten eens te kijken wat het bioinformatica-arsenaal zou doen met het Austronesisch, de enorme familie van Stille-Zuidzeetalen waartoe ook het Maori behoort.
Van een taalkundige kregen de onderzoekers een database van 5185 Austronesische woorden in 77 talen, van Hawaiiaans en Maori tot het Taiwanese Paiwan en het Javaans, inclusief verwantschapsinformatie. Het ging om basiswoorden als 'vader' of 'water', van het genre dat vermoedelijk niet al te snel vervangen wordt door leenwoorden.
Uit de bioinformatica-receptendoos haalden de Nieuw-Zeelanders vervolgens de maximal parsimony (maximale zuinigheid) rekenmethode. Vertaald naar de taalkunde kwam dat neer op een stamboom waarin het aantal malen dat een woord vervangen wordt door een niet-verwant woord minimaal was, de eenvoudigste verklaring dus.
Enigszins tot zijn verbazing kreeg Gray een heel behoorlijke talenboom die in grote lijnen overeenkwam met de in de taalkunde geaccepteerde indeling, maar die wel op een andere, tamelijk objectieve manier was samengesteld.
Daarnaast vormde de boom een duidelijke ondersteuning van de 'expressetrein'-theorie voor de kolonisatie van de eilanden rond en in de Stille Oceaan. Volgens deze theorie, ook ondersteund door archeologisch bewijsmateriaal en genetische gegevens van de Austronesiërs zelf, kwamen de oorspronkelijke Austronesiërs uit Taiwan. Geholpen door de uitvinding van de landbouw verspreidden ze zich vanaf 4000 v. Chr. in sneltreinvaart over de eilanden in de Stille Oceaan, door de Filippijnen, Indonesië, Oceanië, om uiteindelijk uit te komen in Hawaii, Nieuw-Zeeland en Paaseiland.
De onderverdelingen van Grays familiestamboom kwamen mooi overeen met de eilandengroepen waar de huidige talen nog gesproken worden, wat dit beeld bevestigde. "Het was geen controversieel resultaat", zegt Gray.
Controverse kwam er pas in 2003, toen hij een analyse publiceerde van het Indo-Europees, paradepaard van historisch-taalkundigen en de comparatieve methode, en met Engels, Spaans, Russisch en Frans de meest wijdverbreide taalfamilie op aarde.

Verdwijnkans
Gray gebruikte een vernieuwde rekenmethode, die meer op een statistisch model van taalevolutie was gebaseerd. In plaats van een zo zuinig mogelijke boom streefde de rekenmethode een boom na die het best klopte met de aanname dat woorden per jaar een bepaalde kans hebben om uit de taal te verdwijnen. Deze verdwijnkans mocht over de loop van de stamboom wel variëren, omdat sommige talen conservatiever zijn dan andere, maar al te wilde fluctuaties kostten een getoetste boom 'strafpunten', zodat hij weer onwaarschijnlijker werd.
De exercitie eindigde met een verzameling van de meest plausibele stambomen van 87 talen. Deze bomen verschilden in de oudste details, maar waren allemaal min of meer acceptabel voor taalhistorici.
Revolutionairder was dat Gray hieraan ook een dateringsmethode koppelde, geijkt aan bekende tijdsvensters als het uitsterven van het Latijn tussen 450 en 800 n. Chr. of het oudst bekende Grieks, vóór 1500 v. Chr. Hij kwam daarmee uit op een leeftijd van 7800 tot 9800 jaar voor het Proto-Indo-Europees, in plaats van de geaccepteerde leeftijd van ongeveer 6000 jaar.
Deze gangbare datering hangt samen met de theorie dat het Indo-Europees zijn oorsprong heeft op de steppen ten noorden van de Zwarte Zee. Het Kurgan-ruitervolk, waarvan de archeologische sporen ruimschoots voorhanden zijn, zou vanaf het vierde millennium v. Chr. uitgezwermd zijn over Europa en Zuid-West-Azië tot India, met medeneming van hun taal en de technologie van het wiel en de wagen.

Scythen, die gezien worden als sprekers van het Indo-Europees, afgebeeld op een stalen kom gevonden in een Scytisch graf in de buurt van de Zwarte Zee.

De veel eerdere datering van Gray spoort daar niet mee, en wijst eerder op de concurrerende 'Anatolische hypothese' van de Britse archeoloog Colin Renfrew. Volgens die versie werd het PIE gesproken door een volk in Anatolië, in het huidige Turkije, in de 'vruchtbare halve maan' waar circa 9000 jaar geleden de landbouw uitgevonden werd. Het succes daarvan zou de taalfamilie hebben opgestoten in de vaart der volkeren. In plaats van een krijgshaftig ruitervolk zouden de eerste boeren aan de wieg gestaan hebben van de Indo-Europese expansie. "De reacties waren gemengd, om het vriendelijk uit te drukken", zegt Gray onderkoeld, "een van de meest publiceerbare was junk science. Het was een nachtmerrie. "
"Volstrekt belachelijk", vindt ook Indo-Europeanist Alexander Lubotsky van de universiteit Leiden het idee om biologiemethoden op taal toe te passen. "Het is duidelijk dat taal volgens heel andere mechanismen verandert dan DNA, dat toch min of meer mechanische slijtage ondergaat." Wat ook niet hielp om de harten en geesten van de taalkundigen te winnen, was dat een half jaar daarvoor het Amerikaanse tijdschrift Proceedings of the National Academy of Science een slecht onderbouwd artikel publiceerde over een door biologen bepaalde stamboom van het Keltisch, met talloze fouten en taalkundige slordigheden.
"Disciplines hebben hun eigen stijl, en taalkundigen kunnen nogal... agressief zijn in hun debat", weet Michael Dunn van het Max Planck-instituut in Nijmegen, een Australische taalkundige die met cladistische methoden werkt aan een groep eilandtalen van Papoea- Nieuw-Guinea. Bovendien wordt de taalkunde geplaagd door goedbedoelende maar fanatieke amateurs met onzinnige theorieën, en enig professioneel wantrouwen is wel verklaarbaar. "Zelf was ik ook extreem sceptisch."
Dunn beschouwt Gray nu als een van de biologen die taalkundige vragen met de nodige omzichtigheid en respect voor prestaties van de historische taalkunde aanpakken.


Migratie van het Indo-Europese volk vanuit Anatolië.

Glottoklok
Toch zijn de taalkundige bezwaren wel begrijpelijk. De gedachte om statistische technieken te gebruiken in plaats van de moeizame, maar degelijke comparatieve methode is al in de jaren vijftig gelanceerd door de Amerikaanse taalkundige Morris Swadesh, onder de naam glottochronologie. Dat is een soort taalkundige koolstof-14-methode, waarbij van een korte lijst met basiswoorden van het genre 'vader', de zogenaamde Swadesh-lijst, gekeken wordt hoeveel twee talen nog gemeen hebben. Onder de 'glottoklok'-aanname dat talen per duizend jaar circa tweederde procent van hun gezamenlijke woordenschat verliezen, kun je zo de datum berekenen waarop de twee talen uit elkaar gingen.
Na aanvankelijk enthousiasme bleek de methode niet echt betrouwbare resultaten te geven. Ten eerste bleek de basisaanname eenvoudigweg niet te kloppen. Sommige talen, zoals het Fins, IJslands of Baskisch, zijn veel conservatiever dan andere, zoals Engels. "Daarnaast gooi je een heleboel informatie weg als je alleen met paarsgewijze overeenkomstpercentages werkt", zegt Gray. Zijn methode vermijdt dat door hele stambomen door te rekenen, en bouwt variatiemogelijkheden voor de glottoklok in.
Lubotsky blijft onverminderd kritisch: "De dateringen zijn gewoon veel te vroeg", zegt hij. Eén van de doeltreffendste argumenten voor die stelling is wel het feit dat er een PIE-woord voor 'wiel' bestond, terwijl nergens 9000 jaar oude wielen zijn aangetroffen. De oudst bekende afbeelding van een wiel, uit het antieke Soemerië, is van 3500 v. Chr. Ook 'as', 'disselboom', 'juk' en 'wagen', andere technische termen voor mensen die met door paarden aangedreven wagens werken, zijn duidelijk te onderscheiden in het PIE-vocabulair. "Dat zijn woorden voor een manier van leven die 9000 jaar geleden nog niet bestond", zegt Lubotsky. Daarentegen zijn de aanwijzingen voor specifieke landbouwtermen, namen van granen, 'zaaien' of 'oogsten' in het PIE niet zomaar aan te wijzen.
Gray vindt het argument maar half overtuigend. Het woord voor 'wiel' kan best als leenwoord meegelift zijn met de technologie, denkt hij. Weliswaar zijn recentere leenwoorden vaak te herkennen omdat ze niet alle klankwisselingen hebben ondergaan, maar hoe langer het lenen geleden is, hoe moeilijker het verschil te herkennen is. Een alternatieve verklaring is dat het woord in verschillende talen is afgeleid van een wortel die 'draaien' betekent. Dat verklaart overigens nog niet waarom landbouwwoorden in het PIE zo ondervertegenwoordigd zijn.

De Kurgan- en de Anatolische hypothese hoeven elkaar niet helemaal uit te sluiten, omdat ook in Grays plaatje de meeste takken zich pas 6000 jaar geleden afsplitsten, wat ook zou kunnen corresponderen met de Kurgan-cultuur.
De Indo-Europeanist Don Ringe van Pennsylvania State University was aanvankelijk zeer kritisch over de datering. Ringe experimenteert, met informaticus Tandy Warnow, met manieren om theorieën over taalafstamming met de computer te toetsen, maar dan zonder de statistische aanpak die grote aantallen verschillende stambomen toetst. Ringe gaat uit van een handvol plausibele stambomen, en test een beperkt aantal mogelijke mutaties hierop, een soort tussenvorm van de comparatieve en cladistische methoden.
Hij noemde statistici die zich met taalkunde bemoeien ooit 'de bezitters van een klein aantal hamers waarmee ze de wereld afzoeken naar schroeven waar ze op kunnen hameren', maar is inmiddels iets positiever. In een recente vergelijking van verschillende cladistische technieken, waaronder die van hemzelf en Gray, beveelt hij ze aan om 'op een maximaal rigoureuze manier de consequenties van hun oordelen uit te werken. '
Veelbetekenender is misschien nog wel het recente werk van Ringe aan de evolutionaire geschiedenis van een lintwormsoort: als biologen zich met talen mogen bemoeien, waarom dan niet andersom?
Ook bij andere wetenschappers lijkt de biologen-aanpak gewoner te worden. Een vergelijkbare exercitie, door Clare Holden die de Afrikaanse Bantoe-taalfamilie ordende, ondersteunde ook een geleidelijke verspreiding door het continent, door archeologen weer toegeschreven aan de uitvinding van de landbouw.
Ook antropologen en handschriftdeskundigen besteden inmiddels aandacht aan cladistische methoden uit de biologie, om stambomen van tradities of (overgeschreven) manuscripten te reconstrueren.
Vragenformulier
Vernieuwend is de opzet van taalkundige Michael Dunn van het Max Planck-instituut in Nijmegen, en collega's. Zij gebruikten cladistische technieken juist om een verwantschap aan te tonen tussen vijftien talen van eilanden ten oosten van Papoea-Nieuw-Guinea, met fraaie namen als Rotokas en Lavukaleve. Deze 'Papoeatalen' horen niet bij de Austronesische taalfamilie waardoor ze omringd worden, maar een onderlinge verwantschap kon ook niet aangetoond worden. "Er zijn niet genoeg geloofwaardige woordovereenkomsten om te laten zien dat het een familie is, al zijn er wel opvallende structurele overeenkomsten", zegt Dunn.

Papoea-Nieuw-Guinea.
Hij en collega's besloten daarom grammaticale eigenschappen en cladistische methoden te gebruiken, en stelden een soort vragenformulier samen voor alle vijftien talen waarin 108 eigenschappen worden aangevinkt, zoals 'de taal heeft een bepaald lidwoord', 'de taal heeft een aparte dualis', of 'de taal kent een verschil tussen "inclusief wij (ik en jij/jullie)" en "exclusief wij (ik en hij/zij)"'.
Een voordeel van deze methode is dat er geen aannamen nodig zijn over het al of niet verwant zijn van woorden. Een taalkundige moet altijd besluiten of twee woordvormen op elkaar lijken door afstamming of ontlening (met inachtneming van de juiste klankveranderingen), dan wel door toeval. "Grammaticale eigenschappen kun je, hoewel het heel veel werk is, tamelijk objectief coderen", zegt Dunn, die gebruik maakte van publicaties over de Papoeatalen en eigen onderzoek van zijn vakgroep.
Op de resulterende eigenschappenmatrix lieten de taalkundigen een 'zuinige' cladistische stamboomgenerator los en zie: de hoofdtakken van de resulterende stamboom klopten keurig met de geografische verspreiding van de talen, zo meldden zij in Science van 23 september. Eén tak wordt op Bougainville gesproken, één op de Lousiade-archipel, één op de Solomon-eilanden en één op de Bismarck-archipel. 'De structuur die we vonden was niet willekeurig maar geografisch plausibel', zegt Dunn, dus is een taalkundige verwantschap in ieder geval aannemelijk.
Het idee, dat ook klopt met archeologische vondsten, is dat de Papoeatalen afstammen van een oertaal die in de regio gesproken werd vóór de invasie door sprekers van het Austronesisch, die vanaf 4000 jaar geleden plaatsvond.
Aangezien er vrijwel geen verwante woorden zijn, is de aangetoonde verwantschap vermoedelijk zeer oud, misschien zelfs voorbij de magische grens van 10 duizend jaar waarin woorden onherkenbaar eroderen. Als grammaticale structuren verwantschap kunnen laten zien voorbij deze grens, concludeert Dunn in zijn artikel hoopvol, 'wordt ook de mogelijkheid geopend om relaties te vinden tussen de 300 andere taalfamilies en geïsoleerde talen van de wereld'. Want, zoals de meeste taalkundigen vermoeden maar niet kunnen bewijzen, eigenlijk was er ooit, ver voorbij de 10 duizend jaar-grens, één oertaal. Eigenlijk spreken we allemaal Afrikaans.

Bronnen:
David Searls, 'Trees of life and language', Nature, 27 november 2003
Russell Gray, 'Pushing the Time Barrier in the Quest for Language Roots', Science, 23 september 2005

terug naar de Inhoud


5 Hoe het Nederlands is ontstaan (Kennislink 11-03-2009)
Door Steven Hagers, gepubliceerd door de Universiteit Leiden op 11 maart 2009

Om te begrijpen hoe het Nederlands is ontstaan, moet je kijken naar teksten in het Oudnederlands. Met het verschijnen van het Oudnederlands Woordenboek is dit een stuk eenvoudiger geworden. De Leidse onderzoeker dr. Michiel de Vaan gaat zich hier de komende jaren mee bezig houden.
Het Standaardnederlands is een van de varianten die er bestaan in het Nederlandse taalgebied. Om de samenhang tussen alle varianten te kunnen begrijpen, moet je verder terugkijken dan het Middelnederlands. Dr. Michiel de Vaan gaat dat de komende jaren doen met een Vidi-subsidie.

Consensus
Dat verder terugkijken dan het Middelnederlands is veel makkelijker geworden door de recente publicatie van het Oudnederlands Woordenboek. Lange tijd werd alleen het beroemde zinnetje Hebban olla vogala... beschouwd als Oudnederlands. Onder specialisten was al wel bekend dat er in verschillende andere bronnen meer te vinden was, maar die waren nog niet systematisch beschikbaar. "Door het Oudnederlands Woordenboek bestaat er nu meer consensus over wat tot het Oudnederlands gerekend moet worden", zegt De Vaan. "Door het woordenboek beschikken we nu over zo'n 42.000 woorden en zinnen uit bronnen als de Wachtendonckse Psalmen en de Leidse Willeram."


De oudste bron is de Salische Wet die zelfs uit de 6e eeuw stamt.
Twee bladzijden uit het 6e eeuwse handschrift van de Lex Salica (Salische Wet).

Turbulent
De Vaan is taalwetenschapper en gespecialiseerd in het Indo-Europees. Hij deed eerder vergelijkend onderzoek naar het Avestisch, de oudst bekende Iraanse taal, het Albanees en het Latijn. Hij wil nu graag een antwoord vinden op de vraag hoe het Nederlands zijn eigen onderscheidende taalkundige kenmerken heeft verkregen. "De sleutel tot deze vraag moet gezocht worden in juist de periode van het Oudnederlands, ruwweg tussen 500 en 1200", vertelt hij. "Dat was een turbulente periode waarin de Lage Landen een proces van taalcontact en taalverandering beleefden. Het resultaat was het ontstaan van de Nederlandse dialecten, waaruit na 1600 de standaardtaal is voortgekomen."

Met de verbeterde toegang tot het bronnenmateriaal zijn nog lang niet alle horden genomen. De Vaan: "Van het Oudnederlands is vaak niet bekend waar het is geschreven. Door daar systematisch met een nieuwe blik naar te kijken, kun je verbanden zien die je eerst niet kon zien." Het bronnenmateriaal van het Oudnederlands is echter bij lange na niet het enige dat moet bijdragen aan het antwoord. Ook vergelijkend onderzoek aan de taalfasen die voorafgaan aan en volgen op het Oudnederlands - het Proto- en Westgermaans, de dialecten van het Middelnederlands en het moderne Nederlands - maken onderdeel uit van het project.


De Nederlanden rond 800

Umlaut
"Er bestaan grote verschillen tussen het West- en het Oost-Nederlands", vertelt De Vaan. "Die zitten in de woordenschat en met name in het wel of niet hebben van een umlaut." De umlaut is het best bekend van het Duits, maar ook in verschillende Oost-Nederlandse dialecten komt hij voor. Bijvoorbeeld: het Standaardnederlandse woordpaar huis - huisje is in het Roermonds hoes - huuske, waarbij de uu van huuske de umlaut van de oe van hoes is. Beide vormen gaan terug op het Westgermaanse woordpaar *hûs - *hûsikîn. De i in *hûsikîn is weggevallen, maar heeft in het Roermondse dialect een spoor achtergelaten in de vorm van de umlaut van huuske. (De * voor de Westgermaanse vormen, betekent dat het hier gaat om reconstructies.)


De Nederlanden rond 1200

Taalswitch
Een belangrijke vraag van het project is welke interne variatie de Oudnederlandse bronnen vertonen. De Vaan: "Aan het begin van de middeleeuwen werd in het Westen van het land een vorm van het Kustgermaans of het West-Fries gesproken. Rond 1100 kwam daar het Frankisch voor in de plaats. De taalswitch die rond Leiden werd ingezet met de ontginning van het veengebied, liet echter zijn sporen na." Zo krijgen woorden met de Westgermaanse klank *ai normaal gesproken een ee, zoals in het (Frankisch) Hollandse kleed, twee enzovoort. Maar er bestaan uitzonderingen die een oo krijgen, zoals in boot en (vis)moot uit Westgermaans *bait en *mait. Deze uitzonderingen zijn te verklaren door de invloed van het Fries, dat de Hollanders daarvoor spraken.

De Vaan is in februari begonnen met zijn project en in september komt daar een aio bij. De taak van de aio wordt het om het bronnenmateriaal van het Oudnederlands systematisch te categoriseren. De Vaan zelf zal voornamelijk werken aan de reconstructies vanuit de Middelnederlandse en moderne dialecten, die dan weer getoetst kunnen worden aan het Oudnederlandse materiaal.

terug naar de Inhoud


6 Geschiedenis van het Nederlands (30 jaar Taalunie)
In 2010 bestaat de Nederlandse Taalunie 30 jaar.

107 - Vada(m)
Tacitus noemt in boek 5 van zijn Historiae (Geschiedenissen) het eerste woord van het Nederlandse grondgebied: de plaatsnaam Vada(m), nu Wadenoijen, een plaats in Gelderland. Dit is de voorloper van het huidige Nederlandse wad, en kan als het oudste geschreven 'Nederlandse' woord gelden. 
481 - Het Frankische Rijk
Het Frankische Rijk, bestaande uit het huidige Frankrijk, Nederland, België, Duitsland en Noord-Italië, staat onder leiding van de familie van de Merovingen. Deze familie is afkomstig uit de Lage Landen. De taal die ze spreken noemen we Oudnederfrankisch of Oudnederlands.
(Het Merovingische koningshuis dankt zijn naam aan Merovech, een min of meer legendarische koning van de Salische Franken van 447 tot 457. Zijn kleinzoon, Chlodovech, kon het grootste deel van Gallië ten noorden van de Loire verenigen. Chlodovech liet zich in 496 dopen, waardoor het christendom de staatsgodsdienst van het Frankische Rijk werd. Chlodovech verdeelde zijn rijk na zijn dood over zijn vier zonen overeenkomstig de Salische wetten. Bron: Wikipedia)
776 - Oudste Nederlandse tekstje
Het oudste Nederlandse tekstje wordt geschreven: de Utrechtse doopbelofte, met een lijstje van heidense praktijken. De tekst bestaat uit vragen van een priester en antwoorden van een bekeerde dopeling. De tekst luidt:
Forsachistu diabolae. (respondeat.) ec forsacho diabolae.
end allum diobol gelde (respondeat.) end ec forsacho allum diobolgelde.
end allum dioboles uuercum (respondeat.) end ec forsacho allum diaboles uuercum and wordum
thunaer ende uuoden ende saxnote ende allvm them unholdum the hira genotas sint.
ofwel (de tekst 'hij geve ten antwoord' staat in het Latijn, niet in het Nederlands):
Verzaak je de duivel? (en hij geve ten antwoord:) ik verzaak de duivel.
en alle duivelsdienst? (hij geve ten antwoord:) en ik verzaak alle duivelsdienst.
en alle werken van de duivel? (hij geve ten antwoord:) en ik verzaak alle duivelswerken en -woorden, Donar en Wodan en Saksnoot en alle demonen die hun gezellen zijn.

1100 - Beroemd liefdesversje
Rond 1100 wordt in Engeland het beroemde liefdesversje geschreven:
hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi[c] [e]nda thu uu[at] unbida[t] g[h]e nu
(Alle vogels zijn met hun nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wacht gij nog op?)
Het is een pennenprobeersel, geschreven om nieuwe pennen en inkt te testen, en de schrijver was waarschijnlijk een West-Vlaamse monnik uit een abdij te Rochester, Kent. Het is niet het oudste Nederlands, maar wel het oudste literaire zinnetje. Over het zinnetje zijn diverse theorieën geopperd. Niet iedereen erkent dat het Oudnederlands zou zijn.
1171 - Eerste Nederlandse ridderroman
Hendrik van Veldeke schrijft de oudste Nederlandse literaire tekst, het dichtwerk Sente Servas, over de bisschop van Maastricht, Sint-Servatius. In 1183 dicht Veldeke de Eneit, de eerste Nederlandse ridderroman. Veldeke schrijft zijn teksten zowel in Limburgs getint Middelnederlands als in middeleeuws Duits: hij is tweetalig. Hij is de oudst bekende Nederlandse dichter.
1236 - De statuten van de Leprozerij
De statuten van de Leprozerij, het ziekenhuis voor lepralijders, in Gent (Vlaanderen) vormen de eerste zuiver Nederlandstalige tekst.
1250 - Beatrijs van Nazareth
De non Beatrijs van Nazareth schrijft Van seven manieren van heileger minne. Beatrijs is de eerste mystieke schrijfster in de volkstaal, de eerste Nederlandse prozaschrijver en de tweede bij naam bekende auteur (de eerste was Veldeke).
1260 - Dierenepos Vanden vos Reynaerde
Een zekere 'Willem' schrijft in de omgeving van Gent het dierenepos Vanden vos Reynaerde. Het verhaal draait om de streken die de vos de andere dieren rond het hof van koning Nobel levert. De Reinaard blijft lang populair, langer dan de toen ook populaire ridderromans. Terwijl dit laatste genre in de loop van de veertiende eeuw uit de belangstelling verdwijnt, wordt het verhaal van de vos tot in de vijftiende eeuw regelmatig uitgegeven. Het wordt nog steeds beschouwd als het beste verhaal uit de Middelnederlandse literatuur.
1285 - Rijmbijbel
Jacob van Maerlant schrijft de Rijmbijbel, waarin naar een Latijns voorbeeld het Oude en Nieuwe Testament in versvorm verteld worden. Het komt hem op forse kritiek te staan: de Bijbel dient volgens sommigen niet in de volkstaal te worden vertaald.
1287 - Der naturen bloeme
Publicatie van het eerste encyclopedische werk over de natuur, Der naturen bloeme door Jacob van Maerlant.
1300 - Uitvinding van de leesbril.
1302 - Opstand van de Bruggelingen
De Bruggelingen komen in opstand tegen de Franse overheersing en vermoorden verschillende leden van het Franse garnizoen. Omdat de Fransen de opstand van de Bruggelingen niet accepteren, vindt op 11 juli in hetzelfde jaar de Guldensporenslag bij Kortrijk plaats. Het Vlaamse voetleger overwint het veel sterker geachte Franse ruiterleger. Na de slag worden de gulden sporen van de Fransen opgeraapt en aan het gewelf van de Kortrijkse Lievevrouwekerk opgehangen. De Vlaamse overwinning stuit de Franse annexatiepolitiek. De slag wordt nog steeds herdacht. 11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.
1350 - Eerste leerboekjes Frans-Nederlands
Eerste leerboekjes Frans-Nederlands, die bewijzen dat men al vroeg moeite deed om Frans te leren. Leerboeken voor andere moderne talen worden pas een kleine twee eeuwen later geschreven.
1390 - Gruuthuse-handschrift
Het Gruuthuse-handschrift wordt geschreven. Het bevat allerlei liederen en gedichten, zoals Egidius, waer bestu bleven (Mi lanct na di, gheselle mijn), Aloeette, voghel clein en het zogenoemde Kerelslied.
1400 - Karel ende Elegast
Uit deze periode dateren de oudste fragmenten van de ridderroman Karel ende Elegast, die waarschijnlijk aan het eind van de twaalfde eeuw door een onbekende dichter is geschreven. Het eerste vers luidt 'Fraeye historie ende al waer'. Dit is de eerste succesrijke Nederlandse ridderroman, die als schoolvoorbeeld geldt van de middeleeuwse ridderverhalen.
1441 - Camer van Rhetorica
In Oudenaarde wordt voor het eerst een rederijkerskamer, Camer van Rhetorica, genoemd. De rederijkerskamers vormen de eerste puur literaire beweging in het Nederlands. De rederijkers houden zich bezig met poëzie en toneelstukken.
1450 - Ontstaan van de Latijnse school
Ontstaan van de Latijnse school in de Nederlanden. Op deze scholen wordt - uitsluitend aan jongens - onderwijs gegeven over en ín het Latijn. De Latijnse school vormt het hoogste onderwijsniveau en dient als voorbereiding op de universiteit. De scholieren volgen eerst onderwijs aan de Duitse of Nederduitse school, waar ze leren lezen en schrijven in het Nederlands.
1477 - Heersing Habsburgse huis
Het Habsburgse huis heerst over de Nederlandse gewesten. Het bepaalt dat alle overheidsbesluiten in de Nederlandse gewesten (ook Vlaanderen) in het Nederlands dienen te worden gesteld. Het Frans behoudt in de hoogste hofkringen tot in de twintigste eeuw een sterke positie. In de ambtenarij verliest het steeds meer terrein aan het Nederlands.
1485 - Toneelstuk Elckerlijc
De Brabander Pieter van Diest krijgt op het landjuweel van Antwerpen de eerste prijs met het toneelstuk Elckerlijc (volledige titel Den Spyeghel der salicheyt van Elckerlijc, hoe dat elckerlijc mensche wert gedaecht Gode rekeninghe te doen), een van de hoogtepunten van het geestelijk toneel.
1544 - Antwerps Liedboek
Publicatie van het 'Antwerps Liedboek' (Een schoon liedekens Boeck), met onder andere de bekende, anonieme en niet eerder gevonden ballade die begint met de regels: Het daghet inden oosten, Het lichtet overal, Hoe luttel weet mijn liefken, Och waer ick henen sal. In dezelfde bundel staat, in een eveneens anoniem lied, de regel: 'Die winter is verganghen'.
1548 - De Nederlandse geweesten onder in het Duitse rijk
Karel V deelt de Nederlandse geweesten onder in het Duitse rijk. In deze periode ontstaat de benaming 'de Nederlanden'. Net als zijn opvolger Filips II en landvoogdes Margaretha van Parma kijkt hij neer op de taal van zijn volk. Volgens het verhaal zou Karel V gezegd hebben: 'Ik spreek Spaans tegen God, Italiaans tegen vrouwen, Frans tegen mannen en Duits tegen mijn paard'.
1550 - Hollands
De benaming Hollands wordt voor het eerst gebruikt. Er wordt mee bedoeld: het dialect van Holland. (Zie ook 1610).
1555 - Nederlands versus Spaans
Karel V legt vast dat alle ambtenaren in Holland en West-Friesland Nederlands moeten kennen. In hetzelfde jaar neemt zijn zoon Filips II het bestuur over de Lage Landen over. In de praktijk laat Filips het bestuur over aan zijn halfzuster Margaretha van Parma, die met harde hand de Spaanse wil probeert door te drukken.
1564 - Kerkelijk verbod om de Bijbel te lezen
Voor de katholieken wordt een kerkelijk verbod uitgevaardigd om de Bijbel te lezen.
1568 - Het Wilhelmus
Het Wilhelmus, sinds 1932 officieel het Nederlandse volkslied, wordt geschreven als propagandalied voor Willem van Oranje. Door wie en wanneer precies is niet bekend.
1569 - Schilder Pieter Bruegel de Oude overlijdt
De schilder Pieter Bruegel de Oude overlijdt. Hij heeft onder andere schilderijen gemaakt met spreekwoorden. Uitgebeelde spreekwoorden zijn bijvoorbeeld de grote vissen eten de kleine, de duivel op het kussen binden, de kat de bel aanbinden.
1582 - Simon Stevin
Simon Stevin doet een groot aantal natuurwetenschappelijke uitvindingen en bericht hierover in het Nederlands. Hiermee geeft Stevin het gebruik van het Nederlands binnen de wis- en natuurkunde een theoretisch fundament, hij verleent het met zijn goede wetenschappelijke reputatie gezag, en bovendien bewijst hij in de praktijk dat het Nederlands als wetenschapstaal prima bruikbaar is.
1584 - Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunst
De oudste gedrukte Nederlandse grammatica verschijnt in Amsterdam: de Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunst van H.L. Spiegel. Een groot deel is gewijd aan de spelling. Uitgangspunt hiervan vormen de beschaafde Hollandse uitspraak en het criterium van gelijkvormigheid (god met d vanwege goden). Deze twee beginselen hanteren we nog altijd.
1605 - Eerste gedrukte nieuwsberichten
De eerste gedrukte nieuwsberichten (tijdingen) verschijnen in Antwerpen, in 1621 in de vorm van een geregeld verschijnende krant (zie 1618).
1610 - Hollands wordt Nederlands
De benaming Hollands wordt gebruikt in de algemene betekenis 'Nederlands'. Dat hangt samen met het ontstaan van een bovenregionale standaardtaal in de grote Hollandse steden.
1612 - Klucht van de koe
Gerbrand Adriaensz. Bredero schrijft de Klucht van de koe. Hij zet zich af tegen de gekunstelde Brabantse rederijkerstaal. En met veel succes, want het publiek smult ervan. Bredero maakt veel (Hollandse) volkstaalwoorden en oude Nederlandse woorden populair. Aan hem danken we ook de spreuk ''t Kan verkeren'.
1617 - P.C. Hooft
In de proloog van zijn toneelstuk Warenar gebruikt P.C. Hooft als eerste de uitdrukking de spraakmakende gemeente. Deze uitdrukking is gevleugeld geworden om aan te geven dat het volk in de taal de hoogste wetgever is. Hooft getroost zich veel moeite om een mooi, sierlijk Nederlands te gebruiken. In zijn werk komen heel weinig leenwoorden voor, maar de stijl is geheel op Latijnse leest geschoeid. Hooft vindt namelijk dat het Nederlands opgebouwd moet worden volgens de Latijnse grammaticale regels.
1628 - Emigratiegolf van Nederlanders naar de Amerikaanse oostkust
Eerste emigratiegolf van Nederlanders naar de Amerikaanse oostkust, de huidige staten New York en New Jersey. De Nederlanders drijven handel met de indianen die langs de rivieren wonen. Daarvoor moeten ze elkaars taal kennen, en de indianen leren dan ook diverse Nederlandse woorden, die zij als leenwoorden opnemen in hun taal. Zo hebben diverse Indianentalen Nederlandse woorden zoals appel, boter, fles, kan, kip, koe, mesje, pannenkoek en zout overgenomen.
1632 - 'Vadertje' Jacob Cats
'Vadertje' Jacob Cats publiceert een verzameling opvoedkundige spreuken: Spiegel van den ouden en nieuwen tyt, waarin bijvoorbeeld 'Al is de leugen wonder wel, de waarheid achterhaalt ze wel'. Cats schrijft bij voorkeur gewone omgangstaal zonder vreemde of ongebruikelijke woorden.

1634 - Nederlanders veroveren de Antillen
Nederlanders veroveren de Antilliaanse eilanden op de Spanjaarden: Aruba, Bonaire en Curaçao (de Benedenwindse Eilanden), en Sint-Eustatius, Saba en Sint-Maarten (de Bovenwindse Eilanden). In de zeventiende eeuw ontstaat op de Benedenwindse Eilanden het Papiaments, een creooltaal die het resultaat is van het contact tussen de uit Afrika aangevoerde negerslaven, de oorspronkelijke indianenbevolking en de Europese nieuwkomers.
1637 - Protestantse Bijbelvertaling
De protestantse Bijbelvertaling, Biblia, dat is de gantsche H. Schrifture, verschijnt in Leiden. De vertaling is gefinancierd en goedgekeurd door de Staten-Generaal, vandaar dat ze de Statenvertaling of Statenbijbel wordt genoemd.
1652 - Kaap de Goede Hoop
De Nederlanders richten een verversingsstation op bij Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika, dat ze gebruiken voor een tussenstop tijdens hun reizen tussen de Indische Archipel en het vaderland. Dit station groeit uit tot een permanente vestiging. Het Nederlands dat daar gesproken wordt, maakt vanaf ongeveer 1700 een aparte ontwikkeling door. Zo ontstaat het Afrikaans, aanvankelijk een plaatselijke variant van het Nederlands, tegenwoordig een dochtertaal of zelfs een zustertaal. Het is onder invloed van vreemde talen (Maleis, Portugees, Arabisch, Frans, Duits en Afrikaanse talen) geëvolueerd en het heeft in de negentiende en twintigste eeuw ook invloed ondergaan van het Standaardnederlands.
1667 - Plantagekolonie Suriname
De plantagekolonie Suriname gaat uit Engelse handen over in Nederlandse. Het Nederlands wordt de officiële taal - de enige, ondanks de grote verscheidenheid onder de bevolking qua ras, herkomst en ook taal. Dat Nederlands moet zich in snel tempo aanpassen aan de daar heersende, voor de nieuwe kolonisten nieuwe omstandigheden.
1678 - Frans-Vlaanderen komt onder Frans bestuur
De omgeving van Rijsel en Calais, die we tegenwoordig Frans-Vlaanderen noemen, komt onder Frans bestuur. Hier worden Nederlandse, namelijk West-Vlaamse, dialecten gesproken. Vanaf dat moment wordt Frans in Frans-Vlaanderen de dominante taal. Toch worden er nog steeds Vlaamse dialecten gesproken.
1706 - Grammatica van Arnold Moonen
Grammatica van Arnold Moonen: Nederduitsche spraekkunst, waarin de huidige dt-spelling van werkwoorden wordt gepropageerd. Daarentegen schrijft hij, net als de meesten van zijn voorgangers, het voltooid deelwoord nog fonetisch met -t, bijvoorbeeld gehoort, afgeleidt.
1708 - Groot Woordenboek der Nederduytsche en Engelsche Taalen
Willem Sewel publiceert het vele malen herdrukte Groot Woordenboek der Nederduytsche en Engelsche Taalen. Hij neemt diverse volkstaalwoorden op.
1720 - Russisch-Nederlands
In Rusland wordt een tweetalig, Russisch-Nederlands, Zeereglement gepubliceerd. De bezoeken van Peter de Grote aan Nederland hebben ertoe geleid dat het Russisch in deze periode veel Nederlandse leenwoorden overneemt, onder meer rang, admiral, bakbort, blok, bocman 'bootsman', bugsprit 'boegspriet', buj 'boei', forsteven 'voorsteven', matros en passazir.
1744 - Benedenwindse Eilanden
Er wordt bepaald dat op de Benedenwindse Eilanden gerechtelijke stukken in het Nederlands moeten worden geschreven of vertaald.
1761 - Nieuwe Nederduytsche spraekkonst
Publicatie van de Nieuwe Nederduytsche spraekkonst van de Hagenaar Jan (Jean) des Roches, inspecteur-generaal van de Belgische scholen. Hij neemt het Antwerps als norm. In 1777 wordt dit het officiële leerboek Nederlands in de Oostenrijkse Nederlanden. Des Roches ontwerpt een spellingsysteem, waarin hij ae verkiest boven aa en accenten hanteert op sommige klinkers.
1777 - ik brand, hij brandt, hij keert, hij heeft gekeerd
In Vertoog over de tegenwoordige spelling der Nederduitsche taal formuleert Adriaan Kluit de thans gangbare spellingregels; hij komt dus op: ik brand, hij brandt, hij keert, hij heeft gekeerd.

1778 - Proeve van kleine gedigten voor kinderen
Hiëronymus van Alphen schrijft een moraliserende dichtbundel Proeve van kleine gedigten voor kinderen, die in vele talen wordt vertaald. Hieruit zijn spreekwoordelijk geworden 'Jantje zag eens pruimen hangen,/ o! als eieren zo groot [...] Aan een boom, zo vol geladen,/ mist men vijf zes pruimen niet'.
1780 - Voyage en Hollande
De Franse schrijver Denis Diderot publiceert Voyage en Hollande, waarin hij opmerkt: 'De Nederlandse taal is het Vlaams, een van de dialecten van het Duits. Ze heeft zoveel woorden gemeen met het Engels dat ik op straat bijna alle uithangborden kon begrijpen. De taal wordt in iedere provincie en zelfs in iedere stad anders gesproken. De uitspraak leek mij lastig. De taal is rijk, ze heeft verkleinwoorden. Begaafde Hollanders schrijven in het Latijn.'
1785 - Spellingberegeling voor drukkers en in het onderwijs
Anoniem verschijnt in Dendermonde een Inleyding tot de grondregels der Vlaemsche spraek- en spelkonste, aentoonende De Verwarring, verschillig Gebruyk en Misbruyk dezer Taelbeschryvers, waarin de regering wordt opgeroepen om te komen tot een spellingberegeling die van hogerhand verplicht moet worden voor drukkers en in het onderwijs.
1788 - Afschaffing van het Frans
De Brusselaar Jan Baptist Verlooy pleit in zijn Verhandeling op d'Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden voor aansluiting bij het Noord-Nederlands en voor de afschaffing van het Frans op de lagere school in Vlaanderen.
1795 - Oprichting Bataafse Republiek
Oprichting in het Noorden van de Bataafse Republiek, feitelijk een vazalstaat van Frankrijk.
1796 - Frans enige officiële taal
Frans wordt de enige officiële taal in bezet Zuid-Nederland. Het onderwijs wordt in het Frans gegeven en Nederlandstalige dagbladen zijn verboden of moeten van een Franse vertaling worden voorzien. Die maatregelen gelden niet voor de Bataafse Republiek.
1806 - Het Koninkrijk Holland
Het Koninkrijk Holland wordt opgericht onder Lodewijk Napoleon. De Nederlandse taal blijft gehandhaafd als officiële taal naast het Frans. Er komt in 1809 een (Nederlandstalig) Wetboek Napoleon, dat geïnspireerd is door het Franse voorbeeld, maar veel eigen vaderlandse wetgeving kent.
1814 - Napoleon verslagen
Nu Napoleon is verslagen, komen geleidelijk in West-Europa de nieuwe staatsgrenzen vast te liggen. Met de staatvorming steken nationalistische gevoelens de kop op. Met de taal kan men zich van andere volken onderscheiden De bovengewestelijke standaardtalen worden uitgeroepen tot staatstaal.
1815 - Willem I koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Willem I roept zich uit tot koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe Nederland, België, Luxemburg en de koloniën behoren. De koning roept het Nederlands uit tot landstaal en administratieve taal van het rijk, onder het motto: één land, één taal. In het Zuiden ontstaat veel verzet tegen het Nederlands bij de Franstalige bovenlaag en ambtenaren. Bovendien onstaat er een discussie over wélk Nederlands er gebruikt moet worden: het Nederlands zoals gesproken in het Noorden of Nederlands met een eigen zuidelijke inbreng.
1819 - Nederlands officiële voertaal op de Antillen
Nederlands geldt als de officiële voertaal in het onderwijs op de Antillen; men laat Papiaments in het lager onderwijs oogluikend toe.
1828 - Leidse medische faculteit
De Leidse medische faculteit verklaart dat het Nederlands ongeschikt is voor het onderwijs in de ontleedkunde, en dat medische examens in het Nederlands in plaats van in het Latijn de grootste kwakzalverij bevorderen.
1838 - De Leeuw van Vlaanderen
(B) Hendrik Conscience publiceert de historische roman De Leeuw van Vlaanderen, over de strijd van Vlaanderen tegen Frankrijk in de periode van de Guldensporenslag. Dit boek steekt de Vlaamse natie een hart onder de riem. Weinig historische romans hebben een zo grote invloed uitgeoefend als dit werk.

1844 - Vaststelling van een officiële Vlaamse spelling
(B) Vaststelling van een officiële Vlaamse spelling, de Commissiespelling, die dicht bij die van Siegenbeek staat.
1847 - Vreemde woorden verklaren
(NL) Jacob Jz. Kramers publiceert de Algemeene Kunstwoordentolk bevat¬tende de vertaling en verklaring van alle vreemde woorden en zegswijzen. Hij is de eerste die geen puristisch doel nastreeft maar uitsluitend vreemde woorden wil verklaren. Vanaf 1848 worden verkorte versies van het woordenboek van Kramers gepubliceerd onder de titel Kramers' woordentolk verkort, tot ver in de twintigste eeuw, vanaf 1910 onder de titel Kramers' Woordentolk.
1860 - Tweetalige opschriften
(B) Er komen tweetalige opschriften in de stations in geheel België.
1863 - Oprichting van de hbs
(NL) Oprichting van de hbs, waarbij voor het eerst Nederlands als schoolvak zijn intrede doet, en instelling van m.o.-examens, waarin akten voor Nederlandse, Franse, Duitse en Engelse taal- en letterkunde behaald kunnen worden.
1864 - Woordenboek der Nederlandsche Taal
(NL) De eerste aflevering van het Woordenboek der Nederlandsche Taal verschijnt.
1865 - Zaak-Coucke en Goethals
(B) Zaak-Coucke en Goethals: twee Vlamingen die geen Frans kennen worden onschuldig veroordeeld voor moord omdat zij zich niet kunnen verdedigen.
1872 - Nieuw Woordenboek der Nederlandsche Taal
(NL) Publicatie van het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche Taal van J.H. van Dale, later de Grote Van Dale genoemd, dat na de dood van Van Dale in 1872 door zijn assistent Jan Manhave is voltooid. In dit woordenboek worden vele Nederlandse woorden voor het eerst lexicografisch beschreven, zelfs heel gewone woorden. Met Van Dale en (in 1897) Koenen verschijnen voor het eerst eentalige en eendelige handwoordenboeken van het Nederlands, die een lange reeks van bewerkingen doormaken.
1873 - Westvlaamsch Idioticon
(B) De particularist Leonard De Bo publiceert het Westvlaamsch Idioticon.
1874 - Particularist
(B) De naam particularist wordt voor het eerst gebruikt. Hij duidt op een groep West-Vlamingen die zich inzet voor de rechten van het West-Vlaams in een algemene Nederlandse taal.
1875 - Introductie van de schrijfmachine
(NL) Introductie van de schrijfmachine, waardoor schriftelijke stukken veel sneller en netter geproduceerd kunnen worden.
1876 - Het Nederlands wordt op scholen weer facultatief
(B) Het Nederlands wordt op scholen weer facultatief.
1883 - De spelling van De Vries en Te Winkel wordt officieel
(NL) De spelling van De Vries en Te Winkel wordt officieel.
1887 - Redevoering van Leopold II
(B) Eerste Nederlandstalige redevoering van Leopold II te Brussel.
1895 - Oprichting van het Algemeen Nederlands Verbond
(B/NL/ZA) Oprichting van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV), een internationale vereniging die streeft naar samenwerking op het gebied van taal en cultuur in het Nederlandse taalgebied: Nederland, Vlaanderen inclusief Brussel en Frans-Vlaanderen, Zuid-Afrika, de Nederlandse Antillen en Suriname.
1898 - Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche Taal
(NL) Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt als eerste handwoordenboek het woord neuken, met als eerste betekenis '(gemeen.) beslapen, vleeschelijke gemeenschap met eene vrouw hebben' en als tweede betekenis 'zaniken' (met als voorbeeldzin: lig toch niet te neuken). Bij het schoolwoordenboek van Koenen zou het tot 1974 duren voordat dit taboewoord werd opgenomen.
1902 - Godverdomme
(B/NL) Theologen discussiëren over de vraag of de krachtterm godverdomme een godslastering is. De aartsbisschop van Mechelen laat zijn standpunt vanaf alle kansels voorlezen. Sindsdien is godverdomme in België geen doodzonde.
1906 - Aap-noot-mies
(FR/NL/ZA) Het aap-noot-mies-leesplankje van M.B. Hoogeveen, met illlustraties van Cornelis Jetses, wordt ingevoerd in het lager onderwijs. Het wordt gebruikt in combinatie met de leesboekjes over Ot en Sien, geschreven door Jan Ligthart en H. Scheepstra. Omstreeks 1905 introduceert de Tilburgse frater E. Becker een 'katholieke' variant van de leesplank, die begint met aap-roos-zeef. In 1960 verschijnt een gemoderniseerde versie: boom-roos-vis.
1914 - Onderwijs in het Afrikaans
(ZA) In Zuid-Afrika wordt het onderwijs in het Afrikaans erkend.
1917 - Afrikaanse woordelys en spelreëls
(ZA) Publicatie van de eerste gestandaardiseerde woordenlijst van het Afrikaans: Afrikaanse woordelys en spelreëls. Het motto is 'skryf soos jy praat', waardoor het Afrikaans veel fonetischer spelt dan het Nederlands.
1925 - Kruiswoordenpuzzle
(NL) Het kruiswoordraadsel wordt als genre geïntroduceerd in het Algemeen Handelsblad onder de naam kruiswoordenpuzzle.
1929 - Gemeentenamen in Nederlandstalig België worden omgespeld
(B) De gemeentenamen in Nederlandstalig België worden omgespeld. Passchendaele wordt Passendale, Dixmude wordt Diksmuide, Iseghem wordt Izegem, Schaerbeek wordt Schaarbeek. Maar in het tweetalige Brussel behouden de Franstaligen de oude Vlaamse spelling Schaerbeek als de zogenaamd Franse vorm. In Nederland daarentegen worden gemeentenamen nog altijd ouderwets gespeld: Cadzand, Zutphen, Roosendaal.
1931 - Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB)
(NL) Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) onder leiding van A. Mussert. Deze partij heeft een geheel eigen taalgebruik, met woorden als bloed en bodem, levensruimte, ondermens, onmens, ophitsen. De NSB'ers vervangen in de oorlog de namen van de maanden, die zijn ontleend aan het Latijn, door de 'goed-Dietsche maand-benamingen' louwmaand, sprokkelmaand, lentemaand, grasmaand, bloeimaand, zomermaand, hooimaand, oogstmaand, herfstmaand, zaaimaand of wijnmaand, slachtmaand en wintermaand.
1932 - Oprichting van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht
(B) De moedertaal moet de voertaal van het lager en middelbaar onderwijs zijn. Het lager en het middelbaar onderwijs in Vlaanderen worden eentalig Nederlands. Er komt een regeling voor het taalgebruik in bestuur en overheid. Oprichting van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
1934 - Universiteit Brussel
(B) Aan de Universiteit Brussel wordt ook onderwijs in het Nederlands gegeven; in 1969 wordt de universiteit gesplitst in een Franstalig en een Nederlandstalig deel (Vrije Universiteit Brussel).
1938 - Nederlands mag gebruikt worden in het leger
(B) Nederlands mag gebruikt worden in het leger.
1941 - Tom Poes en Heer Bommel
(NL) In De Telegraaf beginnen Marten Toonders stripavonturen van Tom Poes en Heer Bommel. Woorden van Toonder die in het dagelijks taalgebruik zijn doorgedrongen, zijn breinbaas 'zeer knappe man' (1949), denkraam 'denkvermogen' (1950), dorknoper 'saaie, strenge ambtenaar' (1951), bovenbaas 'iemand die het voor het zeggen heeft' (1963), minkukel 'dom persoon' (1963) en grofstoffelijk 'ruw, onbehouwen' (1975). Naar J. Grootgrut, handelaar in comestibles, die vanaf 1953 optreedt, is grootgrutter als benaming voor de winkelketen Albert Heijn opgekomen.
1945 - Suske en Wiske
(B) In De Nieuwe Standaard verschijnt de stripserie over Suske en Wiske, met als andere belangrijke personages tante Sidonia, Lambiek, professor Barabas, de krachtpatser Jerom of Jerommeke, en de pop Schalulleke, sinds 1965 Schanulleke. Deze personages zijn een begrip geworden tot ver buiten de strip. Opvallend is de voorkeur voor allitererende titels, zoals De zingende zwammen, De wilde weldoener, De sissende sampam.
1946 - Nederlands-Belgisch Cultureel Akkoord
(B/NL) Het Nederlands-Belgisch Cultureel Akkoord wordt gesloten (vernieuwd in 1995). Het eerste boekenbal wordt gehouden.
(NL) De journalist en schrijver Simon Carmiggelt schrijft van 1946 tot 1984 in Het Parool een vast 'cursiefje', een column genaamd Kronkel (zijn pseudoniem), die opvalt door zijn bondige en ironische formuleringen. 
1946 - Vereenvoudigde spelling-Marchant
(B/NL) De vereenvoudigde spelling-Marchant wordt in 1946 in België bij wet ingevoerd; in Nederland gebeurt dit in 1947.
1947 - Het Achterhuis
(NL) Publicatie van Het Achterhuis, het dagboek van de Joodse onderduikster Anne Frank, die in 1944 in het concentratiekamp Bergen-Belsen stierf; het boek is in vele talen vertaald en het meest verkochte Nederlandstalige boek van de twintigste eeuw.
1950 - Nieuw groot woordenboek der Nederlandse taal
(B/NL) C. Kruyskamp bezorgt samen met F. de Tollenaere de herziene zevende druk van Van Dale's Nieuw groot woordenboek der Nederlandse taal. Kruyskamp verzorgt hierna nog enkele grondig herziene uitgaven, tot en met de tiende druk (1976). Bij het grote publiek is vooral zijn eigenzinnigheid bekend: zo weigerde hij om 'onzinwoorden' als boterberg en boerenmetworst op te nemen, en omschreef hij kosmonaut als 'een ietwat hyperbolische benaming voor personen die een klein sprongetje in de kosmische ruimte doen door zich b.v. naar de maan of een planeet van ons zonnestelsel te laten schieten'. De meest geciteerde definitie in dit verband is die van pop(muziek), 'ben. voor zekere oorspr. op de rock-'n-roll gebaseerde, bij jeugdige en onrijpe personen in de smaak vallende, hedendaagse amusementsmuziek.
1950 - Nederlands in Indonesië
(NL) Het Nederlands wordt in Indonesië afgeschaft als voertaal in het lager onderwijs.
1951 - Nederlands in Indonesië (2)
(NL) Het Nederlands wordt in Indonesië afgeschaft als voertaal in het middelbaar onderwijs.
1952 - Donald Duck
(NL) Het striptijdschrift Donald Duck verschijnt in het Nederlands, met uit het Engels vertaalde verhalen over Donald Duck en andere figuren uit de Walt-Disneystal, getekend door Carl Barks, en later door vele Nederlandse tekenaars. Uit deze verhalen zijn verschillende woorden en uitdrukkingen overgenomen in het dagelijks gebruik, met een figuurlijke betekenis, zoals Willie Wortel '(wereldvreemde) uitvinder', Guus Geluk 'geluksvogel' en Dagobert Duck 'zeer rijk persoon'. In het begin van de jaren zeventig introduceert een van de vertalers of schrijvers in Donald Duck de term Verweggistan 'denkbeeldig ver land'.
1954 - Groene Boekje
(B/NL) De Woordenlijst van de Nederlandse taal, bijgenaamd het Groene Boekje, wordt samengesteld in opdracht van de Nederlandse en de Belgische regering. De ingrijpendste vernieuwing is de keuze voor dubbelvormen: een voorkeurspelling (cultuur, documentatie, fabricatie) en een toegelaten spelling (kultuur, dokumentatie, fabrikatie). De reden hiervoor is dat de Woordenlijstcommissie niet tot een eensluidend oordeel was gekomen: de Nederlandse leden wilden de oorspronkelijke spelling van bastaardwoorden behouden, maar de Vlaamse leden wilden ze vernederlandsen. Al in 1956 wordt de toegelaten spelling bij Koninklijk Besluit in Nederland afgeschaft; ambtenaren en onderwijzend personeel moeten de voorkeurspelling gebruiken. In België gebruiken kranten de toegelaten spelling.
1954 - Suriname en de Antillen krijgen een autonome status
(NL) Suriname en de Antillen krijgen een autonome status binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Nederlands is er de officiële taal in onderwijs en bestuur. Aruba, Bonaire en Curaçao spreken overwegend Papiaments; Saba, Sint Maarten en Sint-Eustatius spreken Engels; in Suriname blijft het Sranantongo de meest gesproken taal. Net als in Suriname ontstaat er op de Antillen een speciale variant van het Nederlands, het Antilliaans- of Curaçaos-Nederlands, met invloed van het Papiaments in de uitspraak (hil voor 'geel'), de woordenschat (bolitaslikker 'bolletjesslikker', knoek 'platteland', onderstander 'bijstandtrekker', schubappel 'kaneelappel', waaiboom 'dividiviboom') en de zinsbouw (hij opende deze raam, voor de boeg komen met het geld).
1960 - Oprichting van de Belgische Radio en Televisie (BRT)
(B) Oprichting van de Belgische Radio en Televisie (BRT). Een speciale medewerker houdt toezicht op het taalgebruik. Een van de toezichthouders, die de functie het langst, vijfentwintig jaar, heeft bekleed, is Eugène Berode.

1962 - Vastlegging van de taalgrens in België
(B) Vastlegging van de taalgrens in België, zodat taalhomogene gebieden ontstaan; er ontstaan faciliteitengemeenten, waar minderheden als overgangsmaatregel voor integratie hun taal kunnen gebruiken voor contacten met de overheid.
1964 - Popmuziek breekt door
(NL) De Beatles komen naar Nederland en de popmuziek breekt door. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten drukken een zwaar stempel op de popmuziek, vandaar dat het Nederlands in de twintigste eeuw uit het Engels woorden heeft geleend als acid house, bebop, boogie-woogie, bop, break-dancing, country, funk, gospel, gospelsong, hardrock, heavy metal, hip hop, house, jitterbug, latin, metal, middle of the road, muzak, negro-spirituals, new wave, quick-step, rappen, rock-'n-roll, soul en tapdans. Vanaf 1970 is ook sprake van nederpop.
1965 - Heerlijk duurt het langst
(NL) Annie M.G. Schmidt schrijft de musical Heerlijk duurt het langst. In 1971 schrijft ze voor de musical En nu naar bed op muziek van Harry Bannink het liedje 'Vluchten kan niet meer', waarvan de titel spreekwoordelijk wordt. Haar werk is in veel talen vertaald.
1966 - Johan Cruijff
(NL) Johan Cruijff debuteert in het Nederlandse betaald voetbal; hij wordt befaamd om zijn geheel eigen versie van het Nederlands, met uitspraken zoals 'Ieder nadeel heb z'n voordeel', 'Je gaat het pas zien als je het doorhebt', 'Je moet schieten, anders kun je niet scoren'. Voorts geldt hij als voorbeeld voor de hun hebben-spreker.
1967 - Oprichting van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL)
(B/NL) Oprichting van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), verantwoordelijk voor het verzamelen van woordmateriaal en het schrijven van wetenschappelijke woordenboeken van verschillende taalfasen van het Nederlands. Belangrijke taakstelling is het voltooien van het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
1970 - België in vier taalgebieden ingedeeld
(B) België wordt officieel in vier taalgebieden ingedeeld: Franstalig Wallonië (ca. 3,2 miljoen mensen), Nederlandstalig Vlaanderen (ca. 5,6 miljoen mensen), tweetalig Brussel (983.000 mensen) en een Duitstalig gebied (66.000 mensen).
1973 - Eigen vlag, eigen volkslied
(B) De Belgische Cultuurraad van de Nederlandse Culturele Gemeenschap voert een eigen vlag, eigen volkslied (de Vlaamse Leeuw) en een eigen feestdag in (11 juli, de verjaardag van de Guldensporenslag van 1302). Er wordt bepaald dat de officiële taal van Vlaanderen het Nederlands is. De Belgische Cultuurraad schrijft voor dat Nederlands de taal is voor alle contacten in het Vlaamse bedrijfsleven.
1977 - Oerend hard
(NL) De in Achterhoeks dialect zingende popgroep Normaal heeft landelijk een hit met 'Oerend hard'; hierdoor wordt nederpop populair en volgen vele groepen en zangers die in het Nederlands, Fries of een dialect zingen: Doe Maar, Van Dik Hout, Bløf (Zeeland), Rowwen Hèze (de Peel), Mooi Wark en Skik (Drenthe), De Kast (Friesland) en Ede Staal (Groningen). Dit betekent het begin van een 'dialectrenaissance': er verschijnen veel publicaties in en over het dialect, er zijn radio- en tv-uitzendingen in het dialect, er worden kerkdiensten in dialect gehouden, en cabaretiers gebruiken stadstalen en bereiken daarmee een groot publiek. In sommige dialecten wordt zelfs lesgegeven, er worden leerboeken en gebruikswoordenboeken van dialecten geschreven en spellingsystemen ontworpen. Overigens gaan door de dialectrenaissance niet meer mensen dialect spreken of hun kinderen erin opvoeden; Het dialectverlies blijft dus doorgaan. De invloed van het Standaardnederlands op de dialecten is in de twintigste eeuw groot en structureel. De bijzondere dialectwoordenschat verdwijnt geleidelijk en van het dialect blijft hoogstens de typerende uitspraak over.
1980 - Asielzoekers
(B/NL) Asielzoekers uit allerlei landen komen naar Nederland en België: Vietnam, Sri-Lanka, Pakistan, Midden-Oosten, Afrika. Zij worden verplicht te integreren en hun moedertalen hebben daardoor geen invloed op het Nederlands, anders dan die van de oude 'gastarbeiders', die op termijn wel enige invloed hebben.

1989 - Verkavelingsvlaams
(B) De Vlaamse schrijver Geert van Istendael munt de term Verkavelingsvlaams 'gesproken Nederlands in België tussen dialect en standaardtaal'. Een neutralere benaming is 'tussentaal'. Dit is een omgangstaal die zich ontwikkelt naast het (zuidelijke) Standaardnederlands, en die hiervan duidelijk afwijkt. Opvallend is het gebruik van voornaamwoorden, en het weglaten van eindmedeklinkers, bijvoorbeeld 'k hem ekik da gezien.
1989 - Vlaamse Televisie Maatschappij
(B) Eerste uitzendingen van de commerciële Vlaamse Televisie Maatschappij, de VTM, waarin veel tussentaal gebruikt wordt. Door de opkomst van de VTM gaan steeds minder Belgen naar Nederlandse televisieprogramma's kijken. Door de kloof tussen de Belgische en de Nederlandse spreektaal vindt men het nodig om Nederlandse televisieseries voor uitzending in België te ondertitelen en andersom.
1989 - Tien voor Taal
(B/NL) Het zeer succesvolle televisieprogramma Tien voor Taal, waarin een Nederlands en een Vlaams team tegen elkaar spelen, wordt voor het eerst uitgezonden. In hetzelfde jaar begint het even populaire woordspelletje Lingo.
1990 - Vertaalhulp op internet
(B/NL) Dankzij de toenemende rekenkracht van personal computers beleeft het vertalen met behulp van software, waar al decennia zonder veel succes aan was gewerkt, een opbloei. Sinds omstreeks 2000 bieden grote internetdienstverleners op hun websites eenvoudige vertaalhulp aan.
1990 - Nationaal Dictee der Nederlandse Taal
(B/NL) Tv-uitzending van het eerste Nationaal Dictee der Nederlandse Taal.
1990 - Jiskefet
(NL) De VPRO start met de absurdistische serie Jiskefet van Kees Prins, Michiel Romeyn en Herman Koch. De personeelsleden van één van de items groeten elkaar steevast met goeie 's morgens, goedemorgen deze morgen en goedemorgen heren van het goede leven, wat op vele kantoren is overgenomen.
1991 - World Wide Web
(B/NL) Het World Wide Web, www of internet wordt geboren en levert in de volgende jaren een groot aantal Engelse leenwoorden, zoals attachment, bookmark, browser, chatten, cookie, cyberspace, e-mail, homepage, hyperlink, junkmail, netiquette, nieuwsgroep, provider, spam, webcam, weblog, website.
1991 - Gabberhouse
(NL) In Rotterdam ontstaat een nieuwe housestroming, die gabberhouse of gabber wordt genoemd. De gabbercultuur waait na een tijdje ook over naar het buitenland. De keiharde gabba-house (of gabber house) slaat aan in Zwitserland, Duitsland, België, Australië en de Verenigde Staten.
1997 - Fryslân
(FR) De provincienaam Friesland wordt officieel veranderd in Fryslân.
1997 - Burgers en bestuur
(NL) Een wetsvoorstel om het gebruik van de Nederlandse taal in het verkeer tussen burgers en bestuur in Nederland bij grondwet te regelen wordt door de Tweede Kamer verworpen.
1997 - Straattaal
(NL) Eerste beschrijving van de zogeheten 'straattaal' door René Appel. Veel taalkundigen gaan vervolgens onderzoek doen naar het verschijnsel.
1997 - Poldernederlands
(NL) Poldernederlands wordt gemunt door de taalkundige Jan Stroop. Poldernederlands is een nieuwe variëteit van het Nederlands die wordt gekenmerkt door de uitspraak van de tweeklanken ij/ei, ui en ou (in woorden als tijd, huis, koud) als /aai/, /ou/ en /aau/. Het verschijnsel komt voor sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw en is waarschijnlijk begonnen bij jonge, hoogopgeleide vrouwen.
1997 - Reisinformatie
(NL) Reisinformatie over het openbaar vervoer wordt voortaan door een interactieve spraakcomputer gegeven. In 1998 gaat KPN Telecom inlichtingen over telefoonnummers geven via een spraakcomputer.
1998 - Corpus Gesproken Nederlands
(B/NL) Start van het Corpus Gesproken Nederlands: een databank van het Standaardnederlands zoals gesproken door volwassenen in Nederland en Vlaanderen.

2003 - Suriname treedt toe tot de Nederlandse Taalunie
(NL) Suriname treedt als geassocieerd lid toe tot de Nederlandse Taalunie.
2005 - Nieuw Groen Boekje
(B/NL) Er verschijnt een nieuw Groen Boekje met een enigszins aangepaste spelling, waaraan alle woordenboekuitgevers zich, anders dan in 1995, conformeren. Hoewel de veranderingen relatief gering zijn, ontstaat er in de Nederlandse pers veel rumoer, en diverse kranten scharen zich achter het initiatief van het Genootschap Onze Taal, dat een zogenoemde Witte Spelling publiceert.
2006 - Gerd Leers rap
(NL) De Maastrichtse burgemeester Gerd Leers pleit in een rap met de rockgroep De Heideroosjes voor een experiment met de legalisering van de wietteelt: 'Illegale kwekers hebben wij niet in de hand/ Verbieden helpt niet, er is geen wet tegen bestand/ Ik zeg reguleer dan kun je wetten maken/ En besparen we de samenleving vele dure knaken.' Minister Donner reageert hierop met een tegen-rap.
2006 - Negerzoenen
(NL) Koekfabrikant Van der Breggen in Tilburg besluit eind maart de naam van zijn populaire negerzoenen te veranderen in 'Buys Zoenen'. De Stichting Eer en Herstel Betalingen Slachtoffers van Slavernij in Suriname had opgeroepen de naam negerzoen te wijzigen, omdat die discriminerend zou zijn.
2006 - Wet inburgering buitenland
(NL) Na uitstel van een jaar gaat de Wet inburgering buitenland in. Kandidaat-migranten moeten vanuit hun vaderland op een Nederlandse computer inbellen om aan te tonen dat ze in ieder geval een elementaire kennis van het Nederlands bezitten.


terug naar het literatuuroverzicht






^