Teksten van apostel Paulus
Rom. 1:9 God dien ik met mijn geest.
Rom. 6:5 Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding.
Rom. 6:6 Onze oude mens is mede gekruisigd, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou worden ontnomen.
Rom. 6:10 Want wat zijn dood betreft is hij voor de zonde voor eens en voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft hij voor God.
Rom. 6:11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Jezus Christus.
Rom. 6:13 ... stel u ten dienst van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven.
Rom. 8:7 De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God.
Rom. 8:9 Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans indien de Geest Gods in u woont.
Rom. 8:13 Indien gij door de Geest de werking van het lichaam doodt, zult gij leven.
Rom. 8:14 Allen die door de Geest Gods worden geleid, zijn zonen Gods.
Rom. 8:28 God doet alle dingen meewerken ten goede voor hem, die God liefheeft.
Rom. 8:31 Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Rom. 14:17 Het Koninkrijk Gods bestaat uit rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest.
Rom. 14:18 Wie door deze Geest een dienstknecht is van Christus, is welgevallig bij God.
I Kor. 2:11 Wie toch onder de mensen weet wat in de mens is, dan des mensen eigen geest?
I Kor. 3:16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en dat de geest Gods in u woont?
I Kor. 4:1 Wij zijn dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd.
I Kor. 4:7 Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt?
I Kor. 6:17 Wie zich aan de Here hecht, is één in Geest met hem.
I Kor. 6:19 Weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige geest, die in u woont? Die gij van God ontvangen hebt en dat gij niet van uzelf zijt?
I Kor. 12:13 Door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt ... en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.
I Kor. 15:53 Want het vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.
II Kor. 1:22 God heeft zijn zegel op ons gedrukt en heeft de geest als onderpand in onze harten gegeven.
II Kor. 3:17 De Heer nu is de Geest en waar de Geest des Heren is, is de vrijheid.
II Kor. 4:4 Christus is het beeld van God.
II Kor. 4:6 De God, die gesproken heeft: Licht schijne in het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.
II Kor. 4:11 Want voortdurend worden wij, die leven, aan de dood overgeleverd, om Jezus wil, opdat ook het leven van Jezus zich in ons sterfelijke lichaam openbare.
II Kor. 5:5 God is het die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand heeft gegeven.
II Kor. 5:14 Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht zijn gekomen, dat een voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is hij gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem, die voor hen is gestorven en opgewekt.
II Kor. 6:16 Wij zijn de tempel van de levende God.
II Kor. 7:1 Laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes en zo onze heiligheid volmaken in de hoogachting voor God.
Gal. 1:15 God heeft zijn zoon in mij geopenbaard.
Gal. 2:20 Met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik; dat is: niet meer ikzelf, maar Christus leeft in mij.
Gal. 4:6 God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten.
Gal. 4:18 Het is goed dat er ijver getoond wordt in het goede, te allen tijde, totdat Chistus in u gestalte verkregen heeft.
Gal. 4:19 Christus moet in u gestalte verkrijgen.
Gal. 5:24 Want wie Jezus Christus toebehoren hebben het vlees met zijn hartstochten en begeren gekruisigd. (m.a.w. 'vlees' is een bepaalde geestesgesteldheid)
Gal. 6:5 Ieder moet zijn eigen last dragen.
Gal. 6:7 Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.
Efez. 1:23 Christus is het, die alles in allen volmaakt.
Efez. 2:14 Want hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen en de twee, tot één lichaam verbonden, weer met God te verzoenen door het kruis, waaraan hij de vijandschap gedood heeft.
Efez. 2:22 ... ook gij wordt gebouwd tot een woonplaats voor God in de Geest.
Efez. 3:16 ... opdat hij u geve, met kracht te worden gesterkt door zijn geest in de inwendige mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning make.
Efez. 3:19 ... opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods.
Efez. 4:6 ... één God en vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.
Efez. 4:22 ... gij moet de oude mens afleggen die ten verderve gaat met zijn misleidende begeerten, opdat gij verjongd wordt door de geest van uw denken en de nieuwe mens aandoet, die naar de wil van God geschapen is.
Efez. 5:31 Daarom zal een man zijn vrouw aanhangen en die twee zullen één vlees zijn.
Efez. 5:32 Dit geheim is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente.
Filip. 4:13 Ik vermag alle dingen door God, die mij kracht geeft.
terug naar het literatuuroverzicht
^