Ruud van Wees - De ecologische crisis en de materialistische geestverduistering in wetenschap en maatschappij


Gepubliceerd in het tijdschrift Civis Mundi, #2, 16 december 2010, en in
Gamma, Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin

De door de westerse mens ontketende industrieel-technische krachten overspoelen momenteel de Aarde in een zoektocht naar maximale winsten. Veel schade aan natuur en mensen wordt niet in de kostenberekening van producten opgenomen, maar afgewenteld op de maatschappij, ontwikkelingslanden en latere generaties. De Aardse minerale en biocapaciteit worden inmiddels overbelast en uitgeput. De ecosystemen zuchten onder de hoge en (straks weer) groeiende bruto nationale producten (BNP's) waarnaar alle regeringen nog steeds streven. Toch wordt steeds duidelijker dat dit nauwelijks nog iets toevoegt aan de levenskwaliteit en het levensgeluk van de rijkeren, het omgekeerde is eerder waar, terwijl de noden van de armen worden genegeerd en de ecologische grenzen in zicht of inmiddels overschreden zijn. 1) In verband met de mogelijkheid (werkelijkheid?) van afnemend welzijn vanwege al het economische geweld spreekt de Nederlandse econoom Goudzwaard van oneconomische groei. 2) Aan het door de economische wetenschap zelf gestelde doel van welvaartsvermeerdering (in brede zin, dus incluis welzijn) wordt namelijk voorbijgestreefd, onder meer omdat men in de praktijk nog steeds aan het misleidende prestatiecriterium van productiegroei (BNP) hanteert. Dit alles om mensen en geld maar aan het werk te kunnen houden.

De materiële welvaart van de westerse landen laat zich niet op ecologisch duurzame wijze veralgemeniseren tot de gehele, huidige wereldbevolking. De niet-vernieuwbare minerale voorraden slinken zienderogen en de - vernieuwbare maar beperkte - biocapaciteit van de Aarde wordt nu al met een factor 1,3 overschreden, volgens de berekening van de Ecologische Voetafdruk. 3) Laat staan dat een duurzame verhouding met onze moederplaneet houdbaar is wanneer zowel de welvaart per capita als de wereldbevolking blijven groeien zoals nagestreefd respectievelijk verwacht wordt. We zullen voor de voorziening van natuurlijke hulpbronnen moeten uitkijken en uitwijken naar andere planeten, indien deze weg voor ons openstaat. Gezien het exponentiële karakter van de drijvende factoren lijkt mij dit een horrorscenario, waarin de mensheid wanhopig plunderend rondgaat in het heelal om in haar materiële behoeften te voorzien. Maar waarschijnlijk zullen de kosten van een dergelijke onderneming de baten verre overtreffen, voorop gesteld dat we ooit nog eens zullen kunnen reizen met snelheden die de lichtsnelheid enigszins benaderen.


In de populaire film Avatar uit 2009 is deze mogelijkheid uitgewerkt. Daarin proberen mensen de planeet Pandora te koloniseren vanwege een kostbare grondstof. Voor de autochtone bewoners, de Na'vi, vormen de Aardlingen de aliens, die hun bestaan in harmonie met de Pandoriaanse natuur bedreigen. De Na'vi worden in hun verzet bijgestaan door enkele Aardse wetenschappers die, vermomd in een Na'vi-achtig lichaam, hen waarschuwen en proberen te beschermen tegen de Aardse militaire overmacht. Tijdens de film worden we meegenomen in de schitterende Pandoriaanse natuur en deelgenoot van de spirituele cultuur van de Na'vi, waarin we moeiteloos de cultuur van schriftloze Aardse volken kunnen herkennen, met natuur- en voorouderverering. De film eindigt met een happy ending, voor de Na'vi althans. Met hulp van het Pandoriaanse dierenrijk verslaan de Na'vi de indringers en dwingen hen om terug te gaan naar de door hun eigen toedoen totaal ontboste Aarde.

De film bevat een niet mis te verstane les. Als wij ons afgescheiden wanen van onze planetaire natuur en deze slechts kunnen zien als grondstof en afvalbak voor onze economie, dan veroordelen we onszelf tot een Alleingang als soort en zal ons winstbejag leiden tot onmenselijkheid, natuurvernietiging en zelfvernietiging. Natuurlijk kun je je afvragen of de natuurromantiek van Avatar de weg is die we als mensheid moeten begaan. Is dat geen regressie, geen terugval in een natuurparadijs? Moeten we niet zoeken naar technische oplossingen om ons beslag op de Aardse natuur te verminderen onder gelijktijdige instandhouding of verbetering van onze individuele en collectieve welvaart? Nu verwachten we inderdaad alles van technologie. Echter, zonder een in toom gehouden leefstijl en/of bevolking is dat dweilen met de kraan open. Maar waarom ploeteren voor nog meer materiële welvaart als deze ons als mens misschien wel uiterlijk maar niet innerlijk verrijkt en gelukkiger maakt? Waarom werk en materiële welvaart niet meer delen met elkaar en genoegen nemen met minder spullen, waardoor we meer tijd hebben voor andere waardevolle, niet-materiële doelen? Dit streven naar meer, grotere en duurdere spullen, terwijl onze basisbehoeften toch al zijn bevredigd, noem ik hierna het 'materialisme als maatschappelijke ideologie en praktijk' of kortweg ook wel ons 'maatschappelijk materialisme,' vanwege de onderliggende tendens om de materiële middelen en de materiële dimensie van het leven te verabsoluteren, tot doel te maken.

De verstrikking in en globalisering van het materialisme als maatschappelijke ideologie en praktijk acht ik, naast de stijging van de wereldbevolking tot minimaal 9 miljard mensen midden deze eeuw, het meest belangrijke en toch veronachtzaamde probleem waarvoor de mensheid momenteel is gesteld. Zij vormt de kern van de moderne en postmoderne maatschappij(wereld, mens)beschouwingen, waartoe ook de neoliberale ideologie op economisch politiek vlak behoort. Maar eveneens de marxistische en keynesiaanse opvattingen over economie zijn getekend of in gijzeling genomen door de materialistische overtuiging, zoals die bijvoorbeeld tot uiting komt in het groeidogma: de opvatting dat de economie in tijd en ruimte onbegrensd kan en moet groeien. Groei van de (wereld)bevolking is daarvoor een van de argumenten, want daarmee groeit immers de afzetmarkt waardoor de economie kan groeien, en neemt het aantal te voeden monden toe dat maakt dat die groei ook moet. Deze overtuiging heeft geleid tot de huidige ongebreidelde economische expansie waarmee we onze eigen bestaansbodem ondergraven en - door ongelijke toegang tot hulpbronnen en verdeling van welvaart - sociale spanningen en oorlogen uitlokken. Het feit dat de ecologische bestaansbasis van mens, dier, plant en zelfs van de planetaire geosfeer in het geding is, maakt dat het maatschappelijk materialisme tot een zaak van de evolutionair belang is uitgegroeid.

Zal de homo sapiens een doodlopende tak van de evolutie worden en veel andere soorten of zelfs een hele planeet in zijn val meeslepen? Of zal onze soort op tijd de weg naar harmonie en samenwerking vinden, met elkaar en met de natuur. Lukt het ons om onze materiële en reproductieve verlangens aan banden te leggen, ter wille van een duurzame samenleving waarin meer evenwicht is tussen materiële middelen en immateriële waarden en doelen?
De mensheid staat op een beslissend punt in haar geschiedenis. Kunnen wij de evolutie op Aarde bewust ter hand nemen en een gunstiger afloop verzinnen en bewerken dan deze waarschijnlijk krijgt bij doorgaan met business as usual? Daarmee zouden wij de evolutie (op Aarde) een expliciet doel geven, bijvoorbeeld 'algemeen menselijk welzijn binnen ecologische grenzen' of 'planetaire bloei' - altijd in voorlopigheid natuurlijk, maar toch. Maar zijn wij mensen hiertoe wel in staat, kunnen wij onze ideologische veren zo gemakkelijk afschudden? Is de evolutie van het menselijke zelfbewustzijn al zo ver gevorderd, dat wij deze problemen met succes het hoofd kunnen bieden?

Naar mijn mening zal het niet eenvoudig zijn ons van het materialisme als maatschappelijke, en vaak ook individuele ideologie en praktijk te ontdoen. Dat komt ten eerste omdat veel mensen zich nauwelijks van de ideologische trekken van hun economisch en economisch-politiek denken en handelen bewust zijn. De meesten menen dat economische groei, die men - zoals we eerder zagen - klakkeloos vereenzelvigt met het vergroten van de productie, een soort natuurnoodzaak is, of de enige weg naar meer of behoud van werk of opheffing van armoede. Door de onbewustheid ten aanzien van het ideologische karakter van het maatschappelijk materialisme, bevorderd door de alomtegenwoordigheid ervan in de westerse wereld en de ondersteuning vanuit het wetenschappelijk materialisme (zie hierna), wordt dit als levensbeschouwelijk neutraal ervaren. Daardoor heeft het in de westerse publieke ruimte vrij spel gekregen en is het erin geslaagd de andere levens- en maatschappijbeschouwingen naar het privédomein te verbannen of als idealistische luchtfietserijen weg te zetten.
Ook het bevolkingsprobleem is aan het zicht onttrokken en de laatste twee decennia een taboe-onderwerp, terwijl niet moeilijk te begrijpen valt dat beperking van de (wereld)bevolking een ecologisch duurzame maatregel is.

Op de tweede reden waarom we naar mijn mening met deze - dus vaak niet als zodanig herkende - materialistische maatschappelijke ideologie zo moeilijk kunnen afrekenen zal ik wat dieper ingaan, omdat die het onderwerp van deze publicatie van Civis Mundi betreft. Die reden is namelijk dat zij wortelt in en voortdurend gevoed wordt door een sinds enkele eeuwen in filosofie en wetenschap overheersend wereldbeeld dat eveneens 'materialisme' heet (ook wel eens fysicalisme genoemd), maar dat ik het 'materialistische wetenschappelijke wereldbeeld' of het 'wetenschappelijk materialisme' zal noemen, ter onderscheid van de zojuist besproken maatschappelijke variant. De relatie is zo opvallend dat sommigen wel spreken van een WTK- of WTE-complex: een verknoping van wetenschap, technologie en kapitaal/economie. 4) Het materialisme in wetenschappelijke gedaante, als wereldbeeld, meent dat alle aspecten en processen van de werkelijkheid, ook leven en bewustzijn, uiteindelijk zijn te reduceren tot aspecten en processen van 'dode materie'. Hierbij is nog meestal de corpusculaire opvatting (atomisme) van de klassieke natuurkunde maatgevend, waarbij materie primair gezien wordt als een verzameling geïsoleerde deeltjes, kleine biljartballetjes, die pas in tweede instantie (causaal) op elkaar reageren. Deze opvatting heeft geresulteerd in succesvolle onderzoeksprogramma's waardoor ons begrip van de materie en de werkelijkheid is toegenomen, en heeft aldus methodische waarde. Maar als ontologie is ze eenzijdig en raakt ze momenteel uitgeput als bron van interpretatie en inspiratie voor de wetenschappen. De op haar gebaseerde onderzoeksprogramma's raken aan hun grens.

Deze uitputting heeft te maken met haar zucht om de werkelijkheid slechts vanuit haar delen en mechanistisch te willen begrijpen. Daardoor negeert zij de intrinsieke en a-causale verbondenheid van de delen in het geheel. Ook kwaliteiten van het geheel die niet tot eigenschappen van de delen zijn te herleiden worden ontkend, dan wel verwrongen tot zij op het procrustesbed van haar model passen. Juist levens- en bewustzijnsverschijnselen ontgelden het in haar oefening, omdat zij samenhangen met de bouw en functies van een fenomeen als geheel en er a-causale momenten van onzekerheid, vrijheid en doelmatigheid (-gerichtheid en -bewustheid) in de onderzochte entiteiten in het oog springen die niet te rijmen zijn met de causale geslotenheid van haar theorie. Dit maakt de tegenstelling tussen materie enerzijds en, leven, geest en bewustzijn anderzijds uiterst scherp, wat er de oorzaak van is dat de eigenschap of het fenomeen 'leven' hooguit geduld wordt, maar dat 'geest' en 'bewustzijn' op de afvalhoop van de wetenschapsgeschiedenis zijn gedumpt. Mijns inziens beperken veel wetenschappers zich onnodig tot dit klassieke materiebeeld, gezien ontwikkelingen in de moderne fysica, waarin de eenheid en verbondenheid van alle materie, energie, tijd en ruimte primair zijn en de (spontane of mogelijk bewustzijnsgerelateerde) verdichting tot deeltjes secondair. Ondertussen lijdt een aanzienlijk deel van het wetenschapsgebouw onder de materialistische eenzijdigheid vanwege de voorbeeldwerking van de fysica op de andere empirische wetenschappen.

Door deze stand van zaken in de wetenschap kan er geen of onvoldoende rekenschap worden gegeven van de geestelijke, ideële 'helft' van de werkelijkheid. 5) Dat de materiële werkelijkheid een geestelijke oorsprong of 'binnenkant' 6) kan hebben wordt meestal genegeerd en anders wel regelrecht ontkend. Dierlijk en menselijk (zelf)bewustzijn valt hetzelfde lot ten deel of wordt op zijn best tot epifenomeen gebombardeerd, een bijverschijnsel, weliswaar met een eigen sfeer, maar in alles afhankelijk van de hersenen en zonder het (causale?) vermogen om hersenprocessen te initiëren en sturen. Het wetenschappelijk materialisme gaat gepaard met een geestverduistering in de empirische en andere wetenschappen en deze twee kanten van dezelfde zaak werken door naar de maatschappij langs verschillende, sterk reductionistisch getinte, wegen:

-  De nadruk op het atomisme in het klassieke materiebeeld heeft zijn pendant gekregen in de opvatting en beleving van het individu als maatschappelijk atoom en de samenleving als een verzameling van losse individuen. Door het kwijnen van het besef dat een samenleving meer is dan een som van individuen, namelijk een leef - en waardegemeenschap, zijn de maatschappelijke cohesie en het onderlinge vertrouwen onder druk komen te staan.
-  De causale geslotenheid in combinatie met de gepretendeerde volledigheid van het materialistische wetenschappelijke wereldbeeld stelt de idee en menselijke ervaring van richting, doel, betekenis en zin van evolutie, geschiedenis en leven als onzin te kijk. Daarmee samenhangend heeft zij elke verwijzing naar een mogelijke geestelijke oorsprong, dimensie, of bestemming van de natuur (in brede zin) de deur gewezen.
-  Ze heeft ook in de neurologie en neuropsychologie postgevat en ondergraaft daar de idee en menselijke ervaring een geestelijk wezen te zijn, zelf- en omgevingsbewust. Met name menselijke vrijheid als mogelijkheid van het doelbewuste initiëren van fysieke handelingen staat ermee op gespannen voet, maar ook de vrijheid van het initiëren van gedachten, het komen tot besluiten en het sturen van gevoelens.
-  Het wetenschappelijk materialisme laat ook geen ruimte voor waarden. Schoonheid, waarheid, rechtvaardigheid, altruïsme en andere culturele waarden kunnen niet meer worden gefundeerd; niet in God, een geestelijke wereld of in de natuur als objectieve, intrinsieke waarden en niet in het menselijk subject en de geschiedenis als (inter)subjectieve waarden. Dit heeft een erosie van deze immateriële waarden tot gevolg gehad en een bijna noodgedwongen aftocht naar eigenbelang en materiële waarden. De met laatstgenoemde waarden corresponderende basisbehoeften worden door de meesten nu eenmaal dringender gevoeld en zijn daarom moeilijker te ontkennen.
-  Ook de idee van of bijvoorbeeld bijna-dood- en mystieke ervaringen met een God, geestelijke wezens, een geestelijke wereld, een voortbestaan na de dood of een preëxistent bestaan, kunnen in het kader van het wetenschappelijke materialisme op niets anders dan illusies, waanbeelden of hallucinaties berusten. Religie als omgang met de geestelijke dimensie (wat niet per se het geloof in God impliceert!), in al zijn mogelijke facetten, vertegenwoordigt niet de hoogste menselijke gedachte, streving en bestemming, maar is een metafysisch overblijfsel van een premoderne cultuur of een uiting van psychopathologie.

Samenvattend gezegd werpt het wetenschappelijk materialisme de mens terug op dit ene leven, waarin alles, liefst nu, moet gebeuren, op het lichaam met zijn materiële behoeften en zijn dwingende processen die van hem een consumptierobot maken, op zichzelf met zijn eigenbelang en zonder hogere waarden, doelen en bestemmingen, eenzaam in een platte wereld die eveneens ontbloot is van richting, doel en zin.

Vanzelfsprekend zijn er wetenschappers en wetenschappelijke disciplines (bijv. rechtswetenschap, waar de idee van vrijheid nog een belangrijke rol speelt), of stromingen daarbinnen (bijvoorbeeld in de psychologie) die nog niet, althans minder, door het materialistische wetenschappelijke wereldbeeld zijn geïnfecteerd, of die er slechts lippendienst aan bewijzen om niet de ernstige verdenking op zich te laden met 'metafysica' bezig te zijn. Maar als wetenschapsideaal spiegelt men zich maar al te graag aan de werkwijze van de exacte natuurkunde. De niet-materialistische termen en theorieën staan onder druk en gaan vaak onder het teken van voorlopigheid, tot ze in het nagestreefde materialistische eindvocabulaire kunnen worden uitgedrukt. Vanuit de universiteiten en hogere beroepsopleidingen en door de aan deze kennisinstituten opgeleide mensen, die vaak sleutelposities in de maatschappij innemen, wordt er in alle samenlevingen onophoudelijk zogeheten 'objectieve' kennis verspreid die gestempeld is door het wetenschappelijk materialisme. Dit vormt een belangrijke voedingsbron van het maatschappelijke materialisme in onze maatschappij en is mede oorzaak van haar alibi van neutraliteit, want immers steunend op objectieve kennis. Niet-westerse samenlevingen laten zich tot op heden òf minder gelegen liggen aan deze westerse invloeden òf stellen zich er juist op passieve of actieve wijze tegen teweer, omdat ze - mijns inziens terecht - de ideologische trekken ervan aanvoelen of doorzien. Trekken die haaks staan op hun religie, wereldbeschouwing en waardepatroon.

Het is mijn stelling dat, zolang de geestverduistering vanwege de kongsi van wetenschappelijk en maatschappelijk materialisme in stand blijft, het vrijwel onmogelijk zal zijn om een ecologische ramp te vermijden. Globalisering van het maatschappelijk materialisme, in navolging van de geslaagde globalisering van het wetenschappelijke materialisme, zal dit proces versnellen. Zij bieden mensen namelijk geen enkel uitzicht op een alternatief voor de gedachte dat het gaat om - ieder voor zich - zoveel mogelijk spullen te produceren en verwerven ter leniging van onze materiële behoeften. In de koopgoot realiseren wij de zin van ons leven. Voorbij die horizon is er niets. Dit heeft een proliferatie van middelen door economisch noodzakelijke 'groei om de groei' als gevolg, zonder oog of tijd voor de realisatie van immateriële waarden en corresponderende verlangens en doelen, zonder hogere zin . Dit verklaart ook waarom politici, en niet slechts degenen met een neoliberale inslag, niet of nauwelijks in staat zijn om een verder reikende visie te ontwikkelen die stand houdt: elk 'groot verhaal,' dat meer omvat dan een economisch essay, is onvermijdelijk gebouwd op grond die wij in dit postmoderne tijdvak al snel ontmaskeren als rulle zandgrond en impliceert een langetermijnvisie, ter uitvoering waarvan ons het geduld, de eensgezindheid en zogenaamd het geld ontbreekt. In feite zegt dit, dat ook politici door hun horigheid aan de tijdgeest niet in staat zijn de problemen als gevolg van overbevolking en overconsumptie duurzaam op te lossen.

Onze Aardse omgeving en niet-menselijk leven staan ons - volgens de materialistische opvatting - in ons economische streven als materiaal ter beschikking, tot ons nut, want een eigen, intrinsieke waarde kennen zij niet. Zij zijn immers ook maar, net als wijzelf trouwens, door toeval geëvolueerd tot wat ze nu zijn. We voelen ons geen deel en niet afhankelijk van of verantwoordelijk voor onze moederplaneet en andere Aardse levensvormen, want als de Aarde 'op' raakt staan alleen technologische en economische overwegingen mogelijk in de weg om andere planeten als hulpbron voor materialen te exploiteren of als habitat te gebruiken, geen principiële. Dat is de strekking van het materialisme dat heden ten dage steeds verdergaand over alle samenlevingen wordt 'uitgerold' en waarvan het eindstadium zo krachtig in Avatar is verfilmd.

Het materialisme als maatschappelijke ideologie en praktijk heeft een ecologische kaalslag ten gevolge waardoor wij de tak dreigen door te zagen waarop we zitten. Als de hierboven geschetste visie, namelijk dat de maatschappelijke variant een wetenschappelijke bodem heeft van waaruit ze via verscheidene thema's wordt gevoed, juist is, roept dat vooral de vraag op of deze bodem en voedingslijnen onbetwistbare standpunten en kennis betreffen. Dat is volgens mij niet het geval! Het is van groot belang te beseffen dat het materialistische wetenschappelijke wereldbeeld een beschrijving is van de ervaringswerkelijkheid en niet die werkelijkheid zelf. Veel ervaringen van mensen, van doel, zin, vrijheid, waarden, et cetera, worden daarin niet verdisconteerd of op eigen waarde geschat. Wetenschap zou alle fenomenen en ervaringen in haar streven naar kennis en waarheid dienen te betrekken en niet slechts de materiële 'helft' van de menselijke ervaringswerkelijkheid. Het gekortwiekte wereld-, maatschappij- en mensbeeld in filosofie en wetenschap heeft mede gezorgd voor een insnoering van de dagelijkse ervaring en praktijk van mensen. Filosofen en wetenschappers zijn daarom medeverantwoordelijk voor de huidige materialistische geestverduistering, welke eenzijdigheid onze soort noodlottig kan worden en veel andere soorten reeds noodlottig is geworden.

Als dit allemaal zo is, dan is het van het grootste belang dat filosofen en wetenschappers het verband tussen de beide ismen aan de orde stellen en alternatieven voor het materialistische wereldbeeld eindelijk serieus gaan onderzoeken. Dat zij onderzoeksprogramma's in meerdere wetenschappen starten, of tenminste aanvaarden, die hun basis hebben in een niet-materialistisch visie. En waar mogelijk met voorstellen komen voor cruciale experimenten. Mijn ervaring als onderzoeker van bijna-doodervaringen is dat zulk onderzoek niet gemakkelijk van de grond komt of gepubliceerd wordt, omdat de reguliere kanalen ter financiering en publicatie van wetenschappelijk onderzoek ook zijn geïnfecteerd met het materialistische wereldbeeld.

En dan is het - ten slotte - ook van groot belang dat er meer samenwerking komt tussen krachten, mensen en stromingen die het heersende materialisme, in zijn wetenschappelijke zowel als in zijn maatschappelijke gedaante, willen weerspreken en er de strijd mee willen aangaan. Mensen dus die durven opkomen voor de idee en ervaringen met de geestelijke dimensie en een onafhankelijk en oorzakelijk werkzaam bewustzijn. Want zoveel is wel duidelijk: het materialistische wereldbeeld en dito maatschappelijke ideologie gaan de wereld rond als een briesende leeuw en zijn het belangrijkste, en tevens meest destructieve exportartikel van de westerse, seculiere samenleving. Gezien de huidige mentaliteit van verabsolutering van de economische en technische dimensie, waarin mensen slaaf gemaakt worden aan de productie en consumptie van middelen of anders worden gemarginaliseerd, is kolonisatie van andere planeten ten behoeve van hulpbronnen, uitbreiding van de bevolking en nieuwe afzetmarkten niet meer dan een logisch, maar waarschijnlijk onhaalbaar, vervolg. Een onzalig vervolg, wat mij betreft. Daarom wil ik eindigen met het uitspreken van de hoop dat wij tijdig de geestkracht, eendracht en visie zullen vinden om deze donkere bladzijde van de geschiedenis om te slaan en een nieuw tijdperk te beginnen, gericht op evenwicht tussen de geestelijke en materiële dimensies, waarden en strevingen.

Literatuur
1) Zie J. Rockström e.a., Planetary boundaries: exploring the safe operating space for humanity, Ecology and Society, 14 (2), 2009
2) Zie B. Goudzwaard en H.M. de Lange, Genoeg van te veel, genoeg van te weinig. Wissels omzetten in de economie, Ten Have , Baarn, 1991
3) De Ecologische Voetafdruk (ook Mondiale Voetafdruk of kortweg Voetafdruk) voor een bepaald jaar is een getal dat weergeeft hoeveel biologisch productieve grond- en wateroppervlakte een bepaalde bevolkingsgroep in dat jaar gebruikt om zijn consumptieniveau te kunnen handhaven en zijn afvalproductie te kunnen verwerken. Aangezien deze maatstaf ook werkt met een limiet aan bruikbare oppervlakte, geeft de Voetafdruk ook weer in welke mate de regeneratieve capaciteit van een bepaalde productieve oppervlakte, of van de Aarde in haar geheel, wordt belast. Zo kan de Voetafdruk nuttig zijn als integrale indicator voor de duurzaamheid van bepaalde consumptiepatronen. (Wikipedia, enigszins aangepast)
4) De aanduiding WTK-complex is van de Vlaamse filosoof Max Wildiers. Zie ook G.A. van der Wal, die hiervoor de term WTE-complex gebruikt, in: Moderniteit en duurzaamheid, een problematische relatie, Civis Mundi 41(3), 2002
5) K. van Egmond beschrijft in zijn boek Een vorm van beschaving (Christofoor, 2010) hoe wereldbeelden, annex waardeoriëntaties, kunnen worden ingedeeld in kwadranten volgens de in empirisch onderzoek gevonden assen deel-geheel en materialistisch-geestelijk. Ook hij ziet een te eenzijdige benadrukking van elementen van de materialistisch getinte moderne en postmoderne wereldbeelden en waardeoriëntaties als belangrijke oorzaak van de huidige ecologische (en sociale) crisis.
6) Deze uitdrukking is van Teilhard de Chardin (Ned. Vert.: Het verschijnsel mens, 1969), die er het bewustzijn mee bedoelde, dat in de kosmische evolutie toeneemt, parallel met de toenemende complexiteit van de materie.


Drs. R. van Wees is psycholoog en heeft onderzoek gedaan naar bijna-doodervaringen (BDE'n) onder gereanimeerde patiënten, waarover hij met anderen heeft gepubliceerd in The Lancet (dec. 2001).
Hij is medeoprichter van Stichting Merkawah (1988), ten behoeve van BDE'ers, BDE-onderzoek en -voorlichting.
Momenteel is hij secretaris van de SPR: de Nederlandse wetenschappelijke vereniging voor parapsychologie, en lid van WVN: de werkgroep ter promotie van quotering op basis van de Ecologische Voetafdruk.


terug naar het literatuuroverzicht






^